DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE ROTTERDAM IN SCHOOLJAAR 2015-2016
Onderzoeksnummer : 286408 Datum vaststelling : 13 juli 2016
Inhoud
Voorwoord ... 5
1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen ... 7
2 Inleiding ... 9
3 Vve in de gemeente Rotterdam ... 11
4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen ... 19
5 Conclusies ... 33
6 Reactie van de gemeente ... 35
Voorwoord
In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in de kleine en middelgrote gemeenten in werking getreden.
Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze
afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de inspectie in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Rotterdam aan het einde van de monitorperiode in schooljaar 2015-2016.
De hoofdinspecteur primair onderwijs, Dr. A. Jonk
Pagina 6 van 36
1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen
In de gemeente Rotterdam is de kwaliteit van het gemeentelijk beleid voor voor- en vroegschoolse educatie grotendeels op orde.
De kwaliteit van het gemeentelijk vve-beleid kenmerkt zich door een duidelijke ontwikkeling op het gebied van:
Toeleiding
Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
De kwaliteit van de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie in de voor- en vroegscholen laat het volgende beeld zien:
Kwaliteitsverbetering ten opzichte van 2013-2014
Verdiepte samenwerking tussen gemeente en instellingen en schoolbesturen
De voor- en vroegscholen hebben van tevoren de kwaliteit van hun eigen voor- of vroegschoolse educatie ingeschat. Daaruit volgen de volgende waarderingen:
Succesfactoren van groep nul hebben verder uitwerking gekregen.
2 Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Rotterdam in schooljaar 2015-2016. Voor meer informatie hierover zie
www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/voor-en-vroegschoolse-educatie.
De opbouw van het rapport is als volgt:
Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Rotterdam (paragraaf 3.1) Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 3.2) en van de door de gemeente aangeleverde vve- documenten (paragraaf 3.3). Tevens geven wij in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 3.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. Wij hebben deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente.
Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld.
De inspectie heeft in de gemeente Rotterdam 16 voorschoollocaties
(5 kinderdagverblijven en 11 peuterspeelzalen) en 9 vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden op de vragenlijsten te verifiëren. De resultaten van de
locatiebezoeken worden in hoofdstuk 4 toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Deze staan in paragraaf 4.2 in de vorm van overzichtstabellen met daarin de waarderingen op basis van eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst)
Hoofdstuk 5 bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente
Rotterdam. In hoofdstuk 6 geeft de gemeente een reactie op de bevindingen van de inspectie.
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig.
Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen.
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
3 Vve in de gemeente Rotterdam
De gemeente Rotterdam heeft een digitale vragenlijst ingevuld.
De digitale vragenlijst levert de volgende informatie:
Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 3.3
Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid : zie paragraaf 3.4.
3.1 Ontwikkeling van vve in Rotterdam sinds 2013
Sinds twee jaar is er in Rotterdam een transitie gaande met als doel de voorschoolse voorzieningen te harmoniseren, waarbij er een basisvoorziening komt voor alle Rotterdamse peuters. Hiermee beoogt de gemeente enerzijds dat alle Rotterdamse peuters op kwalitatief goed niveau worden voorbereid op de basisschool en
anderzijds de integratie tussen doelgroepkinderen en niet- doelgroepkinderen en tussen kinderen van werkende ouders en kinderen van niet-werkende ouders te bevorderen. Eén van de doelen is het helemaal wegwerken van de wachtlijsten.
De ontwikkeling van de groepen nul heeft er toe geleid dat de uitgangspunten en werkwijze nu doorgevoerd zullen worden in het algehele beleid op het gebied van vve. Groep nul is een constructie, waarbij een welzijnsorganisatie formeel
verantwoordelijk is, maar uitvoering en de kwaliteit van vve bij de bijbehorende basisschool ligt. Het concept groep nul kent aanvullende kwaliteitscriteria voor de doorgaande leerlijn op het gebied van zowel het onderwijsaanbod als van de zorg, het kwaliteitsniveau van de leidsters, de uren die peuters aanwezig zijn en de meer intensieve betrokkenheid van ouders.
Ook de afdeling Onderwijs van de gemeente Rotterdam heeft een reorganisatie doorgemaakt. De sector is nu onderverdeeld in zes kleinere teams, waarvan het team ‘Jonge kind’ er één is. Dit team, dat naast een teamleider, bestaat uit verschillende beleidsmedewerkers en accountmanagers, heeft onder andere als opdracht de harmonisatie ‘Voorschoolse voorzieningen’ vorm te geven. Daarnaast werkt het aan het verbeteren van de kwaliteit van het gemeentelijk beleid en op de locaties.
3.2 Overzicht van de bezochte voor- en de vroegscholen in Rotterdam Voorafgaand aan de digitale vragenlijst hebben wij de gemeente gevraagd naar een overzicht met de vve-peuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de
voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen).
Alle locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en onderstaande (voor)scholen zijn ook bezocht.
Tabel 3.1: Overzicht van de bezochte voor- en vroegscholen in de gemeente Rotterdam.
Voorschool:
Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf
Vroegschool:
Basisschool
KDV Boezemvrienden Agnes basisschool
KDV De Kleurdoos basisschool Shri Saraswatie KDV Kiddoozz - Sliedrechtstraat PCB Westpunt
PSZ Agnes Ukkies basisschool Emmaus PSZ Dwarka Juliana van Stolbergschool
PSZ Dribbel basisschool Mozaïek
PSZ Mini Maus De Goede Herderschool
PSZ Villa Lila El Ghazali
Pagina 12 van 36
PSZ Muizefant Obs De Slinger
KDV Spetters KDV Margriet PSZ Kastanjeplein KDV DruPPels PSZ Zeemeermin PSZ Slingertje PSZ Do Re Mi
3.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd Ter onderbouwing van de antwoorden van de vragenlijst heeft de gemeente de volgende beleidsdocumenten toegestuurd of aangereikt tijdens of na het gesprek met de inspectie:
Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2015-2016
Leren Loont! Rotterdams onderwijsbeleid 2015-2018
Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015
Feitenkaart VVE-monitor 2013
Feitenkaart VVE-monitor 2014
Rapport Kostprijsonderzoek VE Rotterdam maart 2015
Dagvlinders checklist ob
BDH Ouderbeleid 2015 PSZ De Dagvlinders
Aanleveren gegevens observatiesysteem BOSOS gemeente
Aanleveren gegevens observatiesysteem KIJK! gemeente
Verzamelblad Kijk! Observaties
Verlening CJG teamleider peuterconsulent t.b.v. toeleiding vve 2016
Functiebeschrijving teamleider peuterconsulenten
Leveringsvoorwaarden CJG – JO
Werkwijze tool vve incl. JGZ 15-4 2015
Beleidslan NRJ 2015-2018
Factsheet kinderopvang plus
Factsheet smi
Factsheet VSMW
Zorgstructuur voorschoolse veld
Implementatieplan Harmonisatie voorschoolse voorzieningen
Verwijsbrief CJG instelling vve
Rotterdamse Leraren cao
Procedure overleg lokaal onderwijsbeleid Rotterdam
Werkwijze Sectorkamer
Kwarap 3 2015 toeleiding vve J en O
Afgesloten trajecten zonder inschrijving 3 2015
Toetsresultaten Rotterdam 1415 groepen 012
Voorstel A-kwaliteit in voorschoolse voorzieningen in Rotterdam
3.4 Het gemeentelijke vve-beleid
In deze paragraaf geven wij onze bevindingen weer over het gemeentelijk vve- beleid.
Per domein wordt weergegeven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar wij nog verbeterpunten zien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten wij de gemeente als een voorbeeld voor anderen zien (‘4’). Het kan voorkomen dat wij voor een bepaalde indicator geen oordeel geven (GO).
Wij baseren onze bevindingen op onze verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar onze bevindingen afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente, wordt dit vermeld en onderbouwd.
Tabel 3.2: De beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid
Het gemeentelijk vve beleid Rotterdam 1 2 3 4 GO
1A1 Definitie doelgroepkind x
1A2 Bereik x
1A3 Toeleiding x
1A4 Ouders x
1A5 Integraal vve-programma x
1A6 Externe zorg x
1A7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen x
1A8 Doorgaande lijn x
1A9 Resultaten x
1B Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau x
1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau x
2A GGD-rapport x
2B Gemeentelijk subsidiekader x
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang.
Toelichting:
‘1’ Verbeterpunten met een afspraak Er zijn geen verbeterpunten met een afspraak.
’2’ Verbeterpunten 1A2 Bereik
Naar schatting waren er op 1 oktober 2014 8.400 twee- en driejarigen (4.200 tweejarigen en 4.200 driejarigen) in de bevolking van Rotterdam die tot de doelgroep van het vve-beleid worden gerekend.
Ruim 80 procent van deze doelgroep bezoekt inmiddels een vve locatie. Doordat sommige niet-vve locaties geen gegevens aanleveren, kan het zo zijn dat er in het verleden doelgroepkinderen geplaatst zijn op niet-vve locaties in verband met wachtlijsten.
Op dit moment is er een wachtlijst van ruim 1000 kinderen. Dit is de gemeente een doorn in het oog. Er is een analyse gemaakt van de kinderen die er op een wachtlijst staan. De langste wachtlijsten zijn te vinden bij vve-locaties in de deelgemeenten Feijenoord, IJsselmonde, Charlois en Delfshaven.
De gemeente verwacht met de harmonisatieregeling de wachtlijsten te kunnen terugdringen. Op dit moment zijn de effecten van deze regeling voor de inspectie nog onvoldoende in te schatten.
Pagina 14 van 36
1A4 Ouders
In het beleidsplan Leren Loont! zijn afspraken opgenomen met betrekking tot de ouderanalyse en ouderbeleidsplannen van de voor- en vroegschoolse educatie. Er moet een jaarlijkse analyse van de ouderpopulatie plaatsvinden, op basis van een aantal verplichte elementen. Ook staat beschreven dat iedere locatie een
ouderbeleidsplan heeft, bestaande uit een aantal door de gemeente vastgestelde onderdelen en wordt er een onderbouwing gevraagd van de consequenties van de jaarlijkse analyse voor aanpassingen in het ouderbeleidsplan van de betreffende instelling en/of school. De gemeente ontvangt deze documenten. Zij geeft aan dat de grootste uitdaging ligt in het afstemmen van de acties van de locaties op wat de analyse van de ouderpopulatie in het ouderbeleidsplan aangeeft.
Hiermee stuurt de gemeente heel gericht op de bewustwording van instellingen en scholen van welke kinderen hun locaties nu feitelijk bezoeken, wat zij nodig hebben en wat dat vraagt van de instellingen en scholen.
De gemeente is voornemens de conclusies uit deze locatie specifieke plannen op gemeentelijk niveau te bundelen en hier conclusies uit te trekken met betrekking tot gemeentelijk (ouder)beleid. Zo wil zij ouders betrekken als partners bij het
voorkomen van achterstanden bij peuters. Omdat dit op dit moment nog niet aan de orde is, en de gemeente nog geen eigen beleid heeft vastgelegd op basis van een analyse, is dit onderdeel opgenomen als verbeterpunt.
‘3’ Voldoende
1A1 Definitie doelgroepkind
Bij de bekostiging van vve gaat het rijk uit van de gewichtenregeling. Op basis van het aantal kleuters van 4 en 5 jaar met laag opgeleide ouders in een gemeente wordt een verdeelsleutel (schoolgewicht op basis van leerlinggewicht) gehanteerd voor het toekennen van een specifieke uitkering aan gemeenten voor het realiseren van onderwijs-achterstandenbeleid (waar voorschoolse educatie aan peuters onder valt). De gemeente Rotterdam geeft aan veel belang te hechten aan speciale ondersteuning met betrekking tot taalontwikkeling, vanwege het feit dat kinderen die thuis geen Nederlands spreken en kinderen waarvan ouders een laag
opleidingsniveau hebben risico lopen om met een taalachterstand aan de basisschool te beginnen. Deze ondersteuning wordt geboden in de vorm van voor-en
vroegschoolse educatieprogramma’s, die worden gegeven op verschillende vve peuterspeelzalen, vve kinderdagverblijven en basisscholen met een groep nul.
Als definitie voor doelgroepkinderen hanteert deze gemeente: ‘Er is sprake van een doelgroepkind voor de vve wanneer een kind verschenen is op consult bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het CJG heeft vastgesteld dat:
- de thuistaal van het kind niet de Nederlandse taal is, of
- beide ouders/verzorgers of de ouder/verzorger die met de dagelijkse zorg zijn/is belast een opleidingsniveau hebben/heeft van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg.’ (Bron: Werkwijze toeleiding VVE CJG Rijnmond versie 15-4-2015)
Het CJG heeft als taak hier strak op te sturen. De gemeente geeft aan dat de vve- instellingen in een aantal gevallen bij of na inschrijving constateren dat een aantal kinderen wel tot de doelgroep voor vve behoort, maar geen indicatie vve van het CJG heeft gekregen. In overleg met het veld heeft de gemeente vervolgens een concept-verwijsbrief opgesteld waarmee de vve-instellingen ouders terug kunnen verwijzen naar het CJG om nogmaals een vve-indicatie uit te voeren.
1A5 Integraal vve-programma
Tijdens de vorige monitor is al vastgesteld dat de gemeente Rotterdam afspraken gemaakt heeft met de instellingen en schoolbesturen over de keuzes van
programma’s. Leidend hierbij is dat voor- en vroegschool hetzelfde programma
gebruiken. Ook met betrekking tot het volgsysteem is nu afgesproken dat er een lijn moet zitten tussen het volgsysteem van de voorschool en van de vroegschool.
De mate waarin dit gerealiseerd is, verschilt. De voorscholen, gekoppeld aan een vroegschool (oude groepen nul) hebben dit over het algemeen goed op orde. De voorscholen die niet gekoppeld zijn aan een vroegschool moeten dit in de komende periode, onder aansturing van de gemeente, gaan realiseren.
1A6 Externe zorg
In april 2015 is er een plan van aanpak ontwikkeld waarmeede gemeente Rotterdam, samen metverschillende partners, meer samenhang wil aanbrengen tussen de externe zorg en het onderwijs en/of voorschoolse opvang. Hiertoe heeft zij samen met het voorschoolse veld, samenwerkingsverband PPO Rotterdam en de Jeugdgezondheidszorg van het CJG een platform gevormd.
Dit platform richt zich op de praktische uitwerking van de signalering van
zorgbehoefte, de toeleiding naar de jeugdhulpverlening en hoe deze hulpverlening ingezet kan worden in de voorschool. Het (voorschools) schoolmaatschappelijk werk heeft hierbij een verbindende rol waarbij pedagogisch medewerkers ondersteund worden bij gesprekken met ouders, het opbouwen van dossiers van kinderen en het toeleiden naar het wijkteam.
Daarnaast ontwikkelt dit platform een werkwijze van overdracht van kinddossiers van de voorschool naar de basisschool. In dit plan staat tevens beschreven wat de plaats van de wijkteams is/kan zijn met betrekking tot de externe zorg en hoe de toeleiding vanuit de voorschool naar het wijkteam structureel geborgd wordt.
Voor kinderen waar ernstige zorgen over zijn vanwege gedrags- en/of
ontwikkelingsproblemen en die om die reden niet zomaar naar de reguliere opvang kunnen, is er de Plusopvang ontwikkeld. Deze opvang is bedoeld voor kinderen van 0-13 jaar en worden door de Plusopvang gemeld in het SISA.
De inspectie waardeert dit raamwerk van externe zorg en de onderlinge samenhang.
Deze moet er in de toekomst voor gaan zorgen dat snelle signalering van
zorgbehoefte en adequate toeleiding naar eventuele jeugdhulp vanzelfsprekend is in de gemeente Rotterdam.
De evaluatie op individueel kind niveau is doordacht. De gemeente geeft aan dat het van belang is bij plaatsing een gezamenlijk gesprek te voeren tussen de
zorgcoördinator van de plusopvang/kinderopvang, ouder(s) en gezinscoach om een plan van aanpak op te stellen binnen de plusopvang. Daarnaast zullen er
verschillende contactmomenten per jaar moeten zijn om de hulp rondom het kind onderling af te stemmen en gestelde doelen binnen de plusopvang te evalueren.
Nog niet duidelijk is wanneer de gemeente tevreden is met betrekking tot de evaluatie op gemeentelijk niveau.
1A7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen
In tegenstelling tot wat de monitor van 2013-2014 aantoonde, heeft de gemeente Rotterdam inmiddels met de besturen en voorschoolhouders afspraken gemaakt over de wijze waarop zij haar eigen kwaliteit van vve evalueert, verbetert en borgt.
In het beleidsplan Leren Loont! is vastgelegd dat het opbrengstgericht werken hier uitgangspunt voor is. Op basis van de indicatoren vanuit het vve-kader van de inspectie van het onderwijs, dienen instellingen en scholen zicht te hebben op de differentiatie van aanbod en aanpak, de mate van planmatig werken, de
kwaliteitszorg en de evaluatie van de inhoudelijke kwaliteit van vve. Dit zijn vooralsnog inspanningsgerichte afspraken die nog niets zeggen over het effect van de inspanningen.
Deze effectmeting zal de gemeente afleiden uit de evaluatie van de ontwikkelde beleidscyclus. Deze wordt in april 2016 voor de eerste keer uitgevoerd met gegevens van alle instellingen en scholen.
Pagina 16 van 36
Daarnaast zal de gemeente informatie vanuit het toezicht door de inspectie van het onderwijs gebruiken in haar eigen kwaliteitsmonitor, die gericht is op de
implementatie en uitvoering van de bestuursafspraken
1A8 Doorgaande lijn
In het bestuurlijk overleg jonge kind zijn afspraken vastgelegd omtrent de informatieoverdracht van voor- naar vroegschool. De afspraken betreffen de (warme) overdracht, de coördinatie, het programma, de zorg en begeleiding.
Daarnaast is afgesproken dat in de uitvoering te zien moet zijn dat de pedagogisch medewerkers en leraren de activiteiten afstemmen op de verschillen in de
ontwikkeling van de individuele kinderen. Tevens is afgesproken dat er minimaal zeven momenten (drie momenten in de voorschool en vier momenten in de
vroegschool) zijn waarop de ontwikkeling op drie van de vier ontwikkelingsdomeinen in beeld gebracht wordt (taal/geletterdheid, rekenen, en sociaalemotionele
ontwikkeling).
Op het gebied van afstemmen van het educatieve en pedagogische handelen tussen voor- en vroegschool is er nog behoorlijk wat winst te boeken. De gemeente geeft aan dat de voorscholen, gekoppeld aan een vroegschool (oude groepen nul) dit over het algemeen goed op orde hebben. De voorscholen die niet gekoppeld zijn aan een vroegschool moeten dit in de komende periode, onder aansturing van de gemeente, gaan realiseren.
1A9 Resultaten
In vergelijking met de monitor van 2013-2014 heeft de gemeente Rotterdam op dit onderdeel belangrijke stappen gezet. De gemeente heeft op gemeentelijk niveau bepaald wat de gewenste inhoudelijke resultaten zijn van vve. In het bestuurlijk overleg jonge kind zijn deze resultaten op twee niveaus vastgesteld. Enerzijds zijn er inhoudelijke afspraken gemaakt met betrekking tot het inzichtelijk maken van de opbrengsten in de voorschool. Anderzijds zijn er resultaatafspraken gemaakt met betrekking tot de vroegschool. Beiden zijn gebaseerd op de SLO doelen. De inhoudelijke afspraken met betrekking tot de voorschoolse educatie betreffen met name een inspanningsverplichting, waarover verantwoording afgelegd wordt aan de gemeente. De afspraken met betrekking tot de vroegschool betreffen de volgende meetbare resultaatverplichtingen:
In 2015 scoort 60 procent van de vve-kinderen die naar groep 3 gaan van de basisschool voldoende op de domeinen sociaal-emotioneel, taal/geletterdheid en rekenen volgens de SLO-doelen (zie bijlage 2); Scholen die in 2015 nog geen observatiegegevens kunnen genereren formuleren hun doel op basis van de Cito-toetsen ‘Rekenen voor Kleuters’ en ‘Taal voor Kleuters’ E2.
Minimaal 50 procent van de vve-leerlingen scoort een III of hoger. Scholen mogen hun scores ook vertalen in vaardigheidsscores, waarbij het doel is dat 60 procent van de leerlingen een vaardigheidsscore haalt van 84 of hoger op ‘Rekenen voor Kleuters’ en 66 of hoger op ‘Taal voor Kleuters’.
Voor 2016 wordt op basis van de evaluatie van een analyse van de resultaten van 2015 een nieuwe ambitie geformuleerd die aansluit bij de gemiddelde groei van de leerlingen en de ambitie om zoveel mogelijk leerlingen de SLO-doelen te laten behalen. (Bron: 150116 Resultaatafspraken VVE Rotterdam)
In april 2016 worden deze resultaten voor de eerste keer verzameld. Of de gestelde doelen reëel zijn, zal blijken uit de eerste evaluatie. Naast inhoudelijke en
resultaatafspraken heeft de gemeente ook ambities geformuleerd voor de
middellange termijn. Deze geven aan dat de gemeente verwacht op termijn ook de groep 0-2 jarigen te betrekken in de inspanningen en dat er vanaf 2016
resultaatafspraken per school en per instelling gemaakt gaan worden die deel uit zullen maken van een gesprekscyclus.
2A GGD rapport
De gemeente Rotterdam geeft aan dat op 1 september 2015 de voorschoolse educatie beoordeeld is door de GGD op alle betreffende peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.
2B Gemeentelijk subsidiekader
De gemeente heeft een subsidiekader of subsidiebeschikking waarin voorwaarden zijn opgenomen conform de wet op de Kinderopvang en het Besluit
basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende voorwaarden opgenomen in haar subsidiekader om de kwaliteit van vve in de gemeente te vergroten.
Omdat de harmonisatie van de voorschoolse periode in 2016 gefaseerd wordt ingevoerd, heeft de gemeente een noodzakelijke aanvulling op de bestaande beleidsregel onderwijs 2015-2016 uitgewerkt, die voor de vve van toepassing is tot en met 31 december 2016.
‘4’ Voorbeeld voor anderen 1A3 Toeleiding
De gemeente heeft afspraken gemaakt met het CJG over de inzet van
peuterconsulenten. Zij zijn verantwoordelijk voor de toeleiding van doelgroeppeuters naar vve. De werkwijze is beschreven in het document ‘Werkwijze toeleiding vve’
v2.0.
De gemeente heeft nu ook inzicht in de effecten van deze werkwijze. Per kwartaal brengt de peuterconsulent in beeld hoeveel doelgroepkinderen zijn doorverwezen en of de doorverwijzing ook effect heeft gehad. In het derde kwartaal 2015 waren er bijvoorbeeld 655 doelgroepkinderen, waarvan er 596 kinderen ook daadwerkelijk zijn ingeschreven en er 59 kinderen nog niet zijn ingeschreven. Van de 59 niet ingeschreven doelgroepkinderen zitten er nog 46 doelgroepkinderen in een nazorgtraject. Ook is er een analyse gemaakt van 24 afgesloten dossiers.
Wanneer ouders niet wensen deel te nemen aan vve, wordt de reden hiervan centraal bijgehouden, waardoor er inzicht bestaat in de aard van het non-bereik.
Dit is verwoord in het document ‘CJG Rijnmond Toeleiding VVE door
peuterconsulenten, Kwartaalrapportage 3 2015 aantal afgesloten trajecten’.
Door deze nieuwe werkwijze krijgt de gemeente via de overlegorganen signalen dat de huidige papieren versie van de doelgroepverklaring nog wel eens zoek raakt bij ouders. Op dit moment werkt de gemeente aan een registratiesysteem om dit probleem op te lossen. Daarnaast is tijdens de locatiebezoeken gebleken dat niet ieder peuterconsulent op eenzelfde wijze uitvoering geeft aan dit beleid. Ook hier ligt voor de gemeente nog een kans.
Door de strakke sturing heeft de gemeente meer grip op de toeleiding van peuters die vve daadwerkelijk nodig hebben.
1B vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
Het gemeentelijke beleid rond voor- en vroegschoolse educatie is opgenomen in de Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015-2016 Leren Loont! 2015-2018. Dit behelst een programma dat tot stand gekomen is in samenwerking met
schoolbesturen, directeuren, leraren, ouders en andere partners. De Beleidsregel is het instrument dat de gemeente Rotterdam hanteert om middelen beschikbaar te stellen met als doel het behalen van hogere onderwijsresultaten en het verbeteren van de onderwijskwaliteit.
De afdeling Onderwijs van de gemeente Rotterdam heeft een reorganisatie doorgemaakt. De sector is nu onderverdeeld in zes kleinere teams, waarvan het team ‘Jonge kind’ er één is. Dit team, dat naast een teamleider bestaat uit
Pagina 18 van 36
verschillende beleidsmedewerkers en accountmanagers, heeft als opdracht de harmonisatie ‘Voorschoolse voorzieningen’ vorm te geven. Dit houdt in dat er een basisvoorziening gecreëerd wordt voor alle Rotterdamse peuters, aangevuld met een aanbod aan doelgroeppeuters.
Door middel van een kwaliteitsmonitor houdt de gemeente zicht op de ontwikkelingen rond vve in bij de verschillende instellingen en scholen. Deze gegevens, gecombineerd met het GGD rapport, vormen de basis van een overleg tussen de instellingscontactpersoon en de instelling en/of tussen de
schoolcontactpersoon en de school.
Maandelijks is er een klankbordoverleg. Dit is een bestuurlijk overleg waarin een aantal grote schoolbesturen, een aantal grote instellingen en een kleine instelling voor kinderopvang/peuterspeelzaal het veld vertegenwoordigen. Daarnaast worden er informatiebijeenkomsten voor managers van peuterspeelzalen/kinderopvang en schooldirecteuren georganiseerd.
In dit overleg worden besluiten voorbereid. Het uiteindelijk besluit wordt genomen in de zogenoemde sectorkamer, met vertegenwoordigers van alle sectoren. De
inspectie waardeert de wijze waarop de gemeente regie heeft genomen en de coördinatie van vve gestalte geeft. Om deze reden is dit onderdeel met het oordeel
‘4’ gewaardeerd.
1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau Om zicht en grip te krijgen en te houden heeft de gemeente Rotterdam samen met de instellingen een methodiek ontworpen om de kwaliteit van vve op systematische wijze te evalueren en waar wenselijk te verbeteren. Periodiek worden er gegevens aangeleverd die gebaseerd zijn op het inspectiekader vve, aangevuld met eigen voorwaarden van de gemeente Rotterdam. Deze zogenoemde kwalitatieve monitor zal op termijn jaarlijks een beeld geven van de kwaliteit van vve op instellingsniveau en in het verlengde daarvan op gemeentelijk niveau. De monitor richt zich op de landelijke en gemeentelijke subsidievoorwaarden, maar ook op de
kwaliteitsindicatoren, waaronder ouderbetrokkenheid, integraal vve-beleid, de doorgaande lijn, de zorgstructuur en de resultaten.
De monitor is op dit moment eenmaal afgenomen. Deze meting zal gelden als startmeting. Vanaf oktober 2016 zal de monitor jaarlijks in deze maand worden uitgevoerd.
Hoewel deze methodiek zich nog in de startfase bevindt, waardeert de inspectie de wijze waarop de kwaliteitsmonitor tot stand is gekomen en heeft zij positieve verwachtingen van de uitvoer ervan. Om die redenen heeft zij het oordeel ‘4’
gegeven.
4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen
De voor- en vroegscholen hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen hebben betrekking op het vve- waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een zelfrapportage
teruggekregen.
In paragraaf 4.1 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie toegelicht. Paragraaf 4.2 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst.
Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd.
4.1 Resultaten inspectiebezoek
Wij hebben ter verificatie van de vragenlijsten 25 voorscholen en vroegscholen bezocht. Het gaat om ongeveer de helft van het aantal locaties dat in 2013 is bezocht. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.
In onderstaande tabellen staan onze oordelen in percentages van het totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Onder iedere tabel wordt een inhoudelijke toelichting gegeven op de oordelen.
In de onderstaande tabellen betekent ‘go’‘geen oordeel’ omdat dit tijdens het onderzoek niet te beoordelen was. ‘N‘ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben. De waarderingen worden weergegeven in een percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100 uit te komen.
Tabel 4.1a De beoordeling van de indicatoren: Condities Tabel oordelen
inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N A0.1 Er is een recent GGD-
rapport beschikbaar
0 0 100 0 0 16 0 0 0 0 100 9
A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool)
0 0 0 0 100 16 0 0 0 0 100 9
A3 Pedagogisch medewerker - kind ratio ("dubbele bezetting")
0 0 0 0 100 16 0 33 67 0 0 9
A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool
0 0 0 0 100 16 0 0 0 0 100 9
A5.2 Alle pedagogisch medewerkers zijn toereikend
0 0 0 0 100 16 0 0 11 0 89 9
Pagina 20 van 36
gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle pedagogisch
medewerkers spreken voldoende Nederlands
0 6 0 0 94 16 0 0 0 0 100 9
A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve- geschoold
0 6 0 0 94 16 0 44 33 0 22 9
A5.5 Er is een jaarlijks vve- opleidingsplan
0 0 13 0 88 16 0 0 0 0 100 9
Op alle locaties van de voorscholen heeft de GGD recent onderzoek gedaan. In de meeste gevallen zijn daarbij ook de onderdelen van het achtste domein opgenomen.
De gemeente Rotterdam heeft de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de noodzaak van relevante (taal)scholing van pedagogisch medewerkers. Inmiddels is slechts een klein percentage nog bezig de juiste kwalificatie te behalen.
Tabel 4.1b De beoordeling van de indicatoren: Ouders Tabel oordelen
inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N B1 Gericht vve-ouderbeleid 0 6 75 19 0 16 0 11 56 33 0 9 B2 Ouders zijn vooraf
adequaat geïnformeerd
0 13 88 0 0 16 0 11 89 0 0 9
B3 Intake 0 6 88 6 0 16 0 0 89 0 11 9
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen
0 50 31 19 0 16 0 33 56 11 0 9
B5 Participatie in vve- activiteiten in de voorschool/vroegschool
0 25 56 19 0 16 0 11 89 0 0 9
B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind
0 19 69 13 0 16 0 0 89 11 0 9
B7 Rekening houden met thuistaal
0 6 56 0 38 16 0 11 67 0 22 9
De locaties zijn zich in vergelijking met 2013 meer bewust van de kenmerken van de ouderpopulatie en wat dit betekent voor de uitvoering van kwalitatief goede vve.
De inspectie heeft mooie voorbeelden van gericht ouderbeleid gezien. Dit heeft ook effect op de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van het stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen en de participatie van ouders in vve activiteiten. Locaties proberen deze zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij behoeften en mogelijkheden van de ouders. Desondanks blijkt het voor veel
voorscholen een uitdaging om de juiste manier te vinden om deze betrokkenheid en participatie zo optimaal mogelijk te krijgen.
Tabel 4.1c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve
Tabel oordelen Voorschool Vroegschool
inspectiebezoek Rotterdam
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N C1.1 Een integraal vve-
programma
0 0 88 13 0 16 0 11 67 22 0 9
C1.2 Werken met een doelgerichte planning
0 6 88 6 0 16 0 0 100 0 0 9
C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de
taalontwikkeling is voldoende dekkend en geconcretiseerd
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
0 31 69 0 0 16 0 11 89 0 0 9
C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers/leerkrachte n is respectvol
0 0 88 13 0 16 0 11 89 0 0 9
C2.2 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n structureren en
hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
C2.3 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
C2.4 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n bevorderen de
zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de autonomie van het kind
0 0 94 6 0 16 0 0 100 0 0 9
C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend
0 19 69 13 0 16 0 11 56 33 0 9
C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch medewerkers/leerkrachte n is goed op elkaar afgestemd
0 6 88 6 0 16 0 11 89 0 0 9
C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte
0 0 94 6 0 16 0 11 89 0 0 9
Pagina 22 van 36
activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n bevorderen de
interactie met en tussen kinderen
0 13 81 6 0 16 0 11 89 0 0 9
C3.4 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken
0 0 94 6 0 16 0 11 89 0 0 9
C3.5 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n bevorderen de
ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen
0 19 75 6 0 16 0 0 100 0 0 9
C3.6 Het gedrag van de pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n met de kinderen is responsief
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
C3.7 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachte n stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
0 25 75 0 0 16 0 22 78 0 0 9
In de monitor van 2013-2014 was vastgesteld dat de kwaliteit van de uitvoering van vve over het algemeen van voldoende niveau was. Uit het onderzoek van 2016 blijkt dat deze basiskwaliteit zich verder ontwikkeld heeft. Zo gebruikt vrijwel iedere locatie een integraal vve programma en heeft de taalontwikkeling een prominente plaats in het aanbod. Er is een groei waargenomen in de mate waarin pedagogisch medewerkers en leerkrachten structureel aandacht besteden aan effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling en het stimuleren van actieve betrokkenheid van de kinderen.
Daarnaast blijkt dat de voorscholen in toenemende mate gebruik maken van de kennis van vroegscholen op het gebied van het maken van een doelgerichte planning en van differentiatie. Zo worden er bijvoorbeeld op deze voorscholen dezelfde instrumenten gebruikt om de planning en het aanbod vorm te geven als die de vroegschool gebruikt. Op locaties die niet gekoppeld zijn aan een vroegschool is dit minder teruggezien.
Hetzelfde geldt feitelijk voor de inrichting van de ruimte. Wanneer deze doordacht en rijk is, passend bij het aanbod en nadrukkelijk uitnodigend tot spel en
ontwikkelen, draagt dit in positieve zin bij aan de beoogde effecten van vve. Evenals in 2013 zijn er (grote) verschillen geconstateerd tussen de inrichting van de ruimte.
Tabel 4.1d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg
Tabel oordelen inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N D1.1 Volgen van de brede
ontwikkeling van alle kinderen
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine
(tutor)groep en het individuele kind
0 63 38 0 0 16 0 22 78 0 0 9
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg
0 50 44 6 0 16 0 33 67 0 0 9
D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling bij begeleiding en zorg
0 44 50 0 6 16 0 0 89 0 11 9
D2.1 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp.
vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
0 0 88 6 6 16 0 0 78 22 0 9
D2.2 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
0 0 94 6 0 16 0 0 89 11 0 9
D2.3 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
0 6 88 6 0 16 0 0 89 11 0 9
In 2013 heeft de inspectie geconcludeerd dat de planmatigheid van de zorg met name op de voorscholen nog de nodige aandacht vroeg. Hoewel er zeker
verbeteringen geconstateerd zijn, is dit nog steeds een belangrijk aandachtspunt.
Dit geldt met name voor de voorscholen die niet gekoppeld zijn aan een
vroegschool. De voorscholen die wel gekoppeld zijn aan een vroegschool zijn in de meeste gevallen opgenomen in het zorgplan van de basisschool. Veelal is de intern begeleider van de basisschool ook betrokken bij de analyse van observaties en het uitdenken en uitvoeren van passende zorg.
Pagina 24 van 36
De voorscholen die niet gekoppeld zijn aan een vroegschool worden in dit proces in de meeste gevallen bijgestaan door iemand vanuit de organisatie zoals bijvoorbeeld een didactische coach. Hier zijn mooie ontwikkelingen zichtbaar. Tegelijkertijd liggen hier ook nog kansen om kinderen met risico’s op ontwikkelingsachterstanden tijdig te signaleren en die (taal)ondersteuning te bieden die nodig is om deze
achterstanden te voorkomen.
De organisatie van de externe zorg is een belangrijk onderdeel van de harmonisatie zoals de gemeente Rotterdam deze aan het uitrollen is. Zoals eerder aangegeven belooft dit een sluitend en dekkend netwerk te worden. Veel locaties zijn goed in staat zicht te houden op de externe hulp die kinderen krijgen, maar geven echter ook aan niet op de hoogte te zijn van de gemeentelijke structuren en verschillende partners. De oorzaak van deze discrepantie kan liggen in de fase van ontwikkeling.
Er is wellicht meer tijd nodig om de beoogde gemeentelijke organisatie van de externe zorg te internaliseren bij alle betrokkenen.
Tabel 4.1e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool
Tabel oordelen inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N E1 Er is vve-coördinatie
op de voor- resp.
vroegschool
0 0 81 19 0 16 0 0 89 11 0 9
E2 De voor- resp.
vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig
0 25 75 0 0 16 0 22 78 0 0 9
E3 De voor- resp.
vroegschool evalueren de resultaten van vve
0 38 63 0 0 16 0 11 89 0 0 9
E4 De voor- resp.
vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen
0 25 69 6 0 16 0 11 67 22 0 9
E5 De voor- resp.
vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie
0 6 88 6 0 16 0 11 78 11 0 9
E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken
0 0 0 0 100 16 0 11 89 0 0 9
Het is duidelijk merkbaar dat de organisaties van kinderopvang en peuterspeelzalen op een professionele wijze sturen op kwaliteitsontwikkeling op de locaties.
Op het merendeel van de locaties is namelijk gebleken dat er periodiek inhoudelijke gesprekken plaatsvinden tussen een vertegenwoordiger van de organisatie en de locatieleider- of manager. Hiermee is een belangrijke stap gezet.
Dit zal er in de toekomst voor zorgen dat de kwaliteit van vve regelmatig geëvalueerd zal worden en dat er op planmatige wijze gewerkt wordt aan verbeteractiviteiten. In een aantal locaties was dit nu al zichtbaar.
Op voorscholen die gekoppeld zijn aan een vroegschool is hier al vaker sprake van.
Tabel 4.1f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn Tabel oordelen
inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N F1 Er is vve-coördinatie
tussen de voor- en vroegschool
0 6 75 6 13 16 0 0 89 11 0 9
F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool
0 6 69 0 25 16 0 0 0 0 100 9
F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht
0 13 88 0 0 16 0 0 100 0 0 9
F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar
afgestemd
0 19 44 13 25 16 0 11 67 22 0 9
F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd
0 50 19 6 25 16 0 56 33 11 0 9
F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd
0 6 63 6 25 16 0 0 89 11 0 9
F7 De interne
begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
0 13 56 6 25 16 0 11 78 11 0 9
Pagina 26 van 36
Met betrekking tot de doorgaande lijn stelt de inspectie vast dat er regelmatig overleg is tussen voor- en vroegschool. Vrijwel alle locaties hebben iemand aangesteld die verantwoordelijk is voor de coördinatie van vve. In het geval van extra zorg voor kinderen is er vrijwel altijd sprake van een warme overdracht. Dit geldt veelal ook voor kinderen waarover niet direct zorg is.
Veel vroegscholen zijn op de hoogte van wat de voorschool aangeboden heeft. Voor een gedegen doorgaande lijn is het echter wenselijk het onderlinge overleg meer op samenwerking en doorgaande lijn en minder op informatieniveau te richten.
Wat minder vaak gebeurt is dat er gesproken wordt over de manier waarop de voorschool en de vroegschool vormgeven aan het pedagogisch en het educatief / didactisch handelen.
Ook de wijze waarop de voor- en de vroegschool met ouders omgaan is geen regulier onderwerp van gesprek. Hier liggen mooie kansen, zodat er voor kinderen vaker sprake zal zijn van een soepele overgang tussen voor- en vroegschool.
Tabel 4.1g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve Tabel oordelen
inspectiebezoek Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N G1 De resultaten worden
gemeten conform de gemeentelijke afspraken
0 0 100 0 0 16 0 0 100 0 0 9
G2 De resultaten zijn van voldoende niveau
0 0 44 0 56 16 0 11 67 0 22 9
G3 Verlengde kleuterperiode
0 0 0 0 100 16 0 0 100 0 0 9
In de uitwerking van de harmonisatie heeft de gemeente doelen geformuleerd voor de voorschool en voor de vroegschool. Voor de meeste van de onderzochte locaties bleken de gestelde doelen ook haalbare doelen te zijn.
4.2 Resultaten vragenlijst
De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de inspectie vertaald naar eigen waarderingen van een indicator.
Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze eigen waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Bij de tabellen volgt een
toelichting.
In de onderstaande tabellen betekent ‘gw’ ‘geen waardering’ omdat één of meer onderliggende vragen met ‘onbekend’ of ‘niet van toepassing’ is beantwoord. ‘N‘ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben. De waarderingen worden weergegeven in een percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100 uit te komen.
Tabel 4.2a De waardering van de indicatoren: Condities Tabel waarderingen
vragenlijsten Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N
A2 De groepsgrootte 2 98 198
voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Pedagogisch
medewerker - kind ratio ("dubbele bezetting")
1 99 198 23 77 89
A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool
99 1 198
A5.2 Alle pedagogisch medewerkers zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)
100 198
A5.3 Alle pedagogisch medewerkers spreken voldoende Nederlands
22 76 2 198
A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve- geschoold
19 19 61 1 198 37 15 48 89
A5.5 Er is een jaarlijks vve- opleidingsplan
4 94 2 198
In de waarneming van de 198 bevraagde voorscholen wordt aan nagenoeg alle condities vanuit de GGD-rapportage voldaan. Daarnaast blijft de dubbele bezetting in de vroegschool en de relevante scholing met betrekking tot vve voor de voor- en de vroegschool nog aandachtpunt. Eén op de vijf locaties geeft zelfs aan dat de scholing op het gebied van vve aan verbetering toe is (A3, A5.4).
Tabel 4.2b. De waardering van de indicatoren: Ouders Tabel waarderingen
vragenlijsten Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N B1 Gericht vve-ouderbeleid 14 4 79 3 198 35 3 58 3 89 B2 Ouders zijn vooraf
adequaat geïnformeerd
9 90 1 198 15 3 72 10 89
B3 Intake 12 88 198 32 2 65 1 89
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen
34 1 56 9 198 40 51 9 89
B5 Participatie in vve- activiteiten in de voorschool/vroegschool
19 9 70 2 198 47 2 46 5 89
B7 Rekening houden met 24 1 72 3 198 20 3 72 5 89
Pagina 28 van 36
thuistaal
Met name de voorscholen geven aan dat er inmiddels gericht ouderbeleid ontwikkeld is. Dat is een forse vooruitgang ten opzichte van het onderzoek van 2013 waarin het merendeel aangaf dat hier geen sprake van was.
Wat verder opvalt zijn de uiteenlopende waarderingen op de verschillende indicatoren. Op het gebied van stimuleren van ontwikkelingsstimulerende activiteiten, participatie van ouders en rekening houden met de thuistaal geven locaties aan óf dit nog niet op orde te hebben, óf dit heel erg goed op orde te hebben.
In tegenstelling tot wat de inspectie tijdens de locatiebezoeken geconstateerd heeft, geven de voorscholen aan dat zij er redelijk goed in slagen ouders te laten
participeren in vve activiteiten. Dat wijst erop dat er in hun beleving voldoende relevante ouderactiviteiten, zoals informatiebijeenkomsten over vve,
themabijeenkomsten, inloopuren en koffieochtenden georganiseerd worden, dat de ouders gestimuleerd worden om hieraan deel te nemen. In hun waardering geven ze tevens aan dat voldoende ouders (minimaal 50%) participeren in de activiteiten.
Hierin verschilt de waardering van de locaties van de oordelen van de inspectie.
Tabel 4.2c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve Tabel waarderingen
vragenlijsten Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N C1.1 Een integraal vve-
programma
49 20 31 198 5 28 34 33 89
C1.2 Werken met een doelgerichte planning
3 96 1 198 16 81 3 89
C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
15 82 3 198 16 74 10 89
C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend
40 3 57 198 51 49 89
Er zijn nauwelijks locaties die aangeven geen integraal programma te gebruiken.
Opvallend gegeven is het aantal locaties dat geen waardering aangeeft. Dit zou nader onderzocht kunnen worden.
Het grootste deel van de voorscholen geeft aan te werken met een doelgerichte planning, waarbij 16% van de vroegscholen dit onderdeel nog als onvoldoende waardeert.
Van de locaties geeft 40% van de voorscholen en 51% van de vroegscholen aan dat het inrichten van een rijke en uitdagende (leer)omgeving onvoldoende is. Met onvoldoende geven zij aan dat het ontbreekt aan een rijke uitnodigende leeromgeving met veel verschillende echte materialen en materialen waarmee peuters en kleuters ontdekkingen kunnen doen. Er zijn in onvoldoende mate
verschillende hoeken terug te vinden in de groepsruimte (zoals huishoek, bouwhoek, kunsthoek, taal- en denkhoek, water-/zandtafel, computerhoek, leeshoek en
ontdekhoek) die aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
Daar staat tegenover dat 57% van de voorscholen en 49% van de vroegscholen dit onderdeel als goed waardeert. Dit beeld van grote verschillen wordt herkend in de oordelen van de inspectie.
Tabel 4.2d. De waardering van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg Tabel waarderingen
vragenlijsten Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N D1.1 Volgen van de brede
ontwikkeling van alle kinderen
4 7 89 198 14 79 7 89
D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine
(tutor)groep en het individuele kind
49 51 198 30 70 89
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg
24 1 73 2 198 5 6 89 89
D2.1 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp.
vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
99 1 198 6 94 89
D2.2 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
10 6 77 7 198 10 3 86 1 89
D2.3 De pedagogisch
medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
3 10 84 3 198 5 93 2 89
Het planmatig begeleiden van kinderen met zorg, wordt door voorscholen vaker met onvoldoende gewaardeerd dan door de vroegscholen. Dit komt overeen met hetgeen de inspectie geconstateerd heeft tijdens de locatiebezoeken. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de zorg voor kleuters deel uitmaakt van de gehele
zorgstructuur, die al langere tijd functioneert.
Hoewel uit zowel de waarderingen door de locaties als de oordelen van de inspectie blijkt dat hier nog verbetering nodig is, is hier wel sprake van een vooruitgang ten opzichte van 2013. Op het gebied van het evalueren van de zorg waardeert 24 % van de locaties deze indicator als onvoldoende. Daarmee geven zij aan dat effect van de begeleiding en extra zorg onvoldoende geëvalueerd en vastgelegd wordt.
Daarbij leiden de evaluaties volgens de locaties in onvoldoende mate tot conclusies
Pagina 30 van 36
waarop vervolgstappen voor het stimuleren van de ontwikkeling van de zorgpeuters volgen.
Tabel 4.2e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool
Tabel waarderingen vragenlijsten
Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N E1 Er is vve-coördinatie
op de voor- resp.
vroegschool
5 1 93 1 198 3 8 86 3 89
E2 De voor- resp.
vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig
83 16 1 198 73 1 25 1 89
E3 De voor- resp.
vroegschool evalueren de resultaten van vve
43 1 55 1 198 26 72 2 89
E4 De voor- resp.
vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen
22 75 3 198 27 63 10 89
E5 De voor- resp.
vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie
32 1 65 2 198 32 1 64 3 89
E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken
19 12 68 1 89
De coördinatie van vve is inmiddels volgens de waardering van de locaties goed geregeld. Het evalueren van de kwaliteit van vve, het planmatig verbeteren en het borgen van de kwaliteit wordt echter door veel locaties nog als onvoldoende gewaardeerd. Dat geeft aan dat zij vinden dat er in onvoldoende mate inhoudelijk geëvalueerd wordt, dat dit niet jaarlijks plaatsvindt en/of dat deze evaluatie niet vastgelegd wordt. Dit geldt voor 43% van de voorscholen en voor 26% van de vroegscholen.
Met betrekking tot het planmatig verbeteren geven de locaties met hun waardering aan dat zij van mening zijn dat er in onvoldoende mate concrete verbeterpunten vastgesteld worden op basis van de evaluatie van de kwaliteit en de resultaten van vve. Ook ontbreekt het aan een concreet verbeterplan, dat door de voor- en vroegschool daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
Op het gebied van de borging van de kwaliteit toont de waardering aan dat de locaties vinden dat er in onvoldoende mate regelmatige groepsbezoeken en/of klassenconsultaties plaatsvinden om de kwaliteit van vve te borgen. Daarbij vinden zij dat de afspraken en procedures voor het aanbieden van vve niet voldoende vastliggen.
Dit beeld komt overeen met het beeld dat de inspectie heeft.
Tabel 4.2f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn Tabel
waarderingen vragenlijsten Rotterdam
Voorschool Vroegschool
1 2 3 4 nvt gw N 1 2 3 4 nvt gw N F1 Er is vve-
coördinatie tussen de voor- en vroegschool
6 94 198 1 97 2 89
F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten
doorstromen naar een vroegschool
26 10 58 6 198
F3 De voor- en
vroegschool zorgen voor een warme overdracht
19 15 67 198 21 6 73 89
F4 Het aanbod van de voor- en
vroegschool is op elkaar afgestemd
9 4 69 19 198 1 6 89 3 1 89
F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd
10 8 51 19 12 198 19 11 59 3 8 89
F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd
6 4 59 19 12 198 10 10 69 3 8 89
F7 De interne
begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
6 8 55 19 12 198 8 9 72 3 8 89
Op het gebied van de doorgaande lijn waarderen de vroegscholen zichzelf positiever dan de voorscholen. Daarnaast valt op dat locaties zich op deze indicator relatief vaak met goed waarderen en dat een behoorlijk deel aangeeft geen waardering te kunnen geven.
De afstemming van het aanbod en de zorg wordt door de meeste locaties met goed gewaardeerd. Daarmee geven zij aan dat zij werken met hetzelfde vve-programma of hun aanbod aantoonbaar op elkaar hebben afgestemd. Op het gebied van de zorg
Pagina 32 van 36
geeft dit aan dat de voor- en de vroegscholen de zorgstructuur op elkaar afstemmen.
Van de voorscholen geeft 26% aan dat er geen concreet beleid is om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk peuters doorstromen naar een vroegschool (vve-school), conform het gemeentelijke beleid. Dit kan veroorzaakt worden door het feit dat ze niet met één, maar met meerdere vroegscholen samenwerken.
Daarnaast geven voorscholen relatief vaak aan dat dit voor hen niet van toepassing is. Ook dit kan veroorzaakt worden door het feit dat ze niet met één, maar met meerdere vroegscholen samenwerken.
Een tabel G Resultaten van vve ontbreekt omdat deze indicatoren niet in de vragenlijst voor locaties opgenomen zijn.
5 Conclusies
Wij hebben zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Rotterdam beoordeeld.
De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van beschikbaar gestelde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd.
Conclusies gemeentelijk vve-beleid
De gemeente Rotterdam heeft na de monitor 2013-2014 stevig beleid ontwikkeld om de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in Rotterdam op een hoger plan te brengen. Een middel daartoe is de harmonisatie, waarmee de gemeente enerzijds alle Rotterdamse peuters op kwalitatief goed niveau wil voorbereiden op de basisschool. Anderzijds streeft de gemeente de integratie na tussen
doelgroepkinderen en niet- doelgroepkinderen en tussen kinderen van werkende ouders en kinderen van niet-werkende ouders. Ten tijde van de monitor van 2015- 2016 is deze harmonisatie in volle gang. Om deze reden heeft de inspectie de theoretische uitgangspunten nog maar voor een deel terug kunnen zien in de dagelijkse praktijk op de locaties.
Datgene wat gezien is, bevestigt de uitgangspunten van het beleid. Zowel de gemeente, alsook de besturen van de organisaties voor peuterspeelzalen en primair onderwijs hebben aantoonbaar regie genomen in het gezamenlijk ontwikkelen van kwalitatief goede voor- en vroegschoolse educatie. Dat dit gepaard gaat met aanloopproblemen is vanzelfsprekend. De gemeente onderneemt waar nodig actie om alle verbeterprocessen te stroomlijnen.
Verbeterpunten 1A2 Bereik 1A4 Ouders
Voldoende oordelen
1A1 Definitie doelgroepkind 1A5 Integraal vve-programma 1A6 Externe zorg
1A7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen 1A8 Doorgaande lijn
1A9 Resultaten 2A GGD rapport
2B Gemeentelijk subsidiekader
Voorbeelden voor anderen 1A3 Toeleiding
1B vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de vragenlijsten
Zowel de locaties zelf als de inspectie benoemen de inrichting van de ruimtes als aandachtspunt. Een rijke en doordachte ruimte draagt bij aan de - planmatige - ontwikkeling van jonge kinderen. Hierbij zouden zowel de ontluikende geletterdheid
Pagina 34 van 36
als de ontluikende gecijferdheid een duidelijke plaats moeten krijgen. Als daarnaast veel gebruik gemaakt wordt van echte materialen die een duidelijke relatie hebben met het thema waaraan gewerkt wordt, zorgt dit voor het koppelen van al
aanwezige kennis aan nieuwe informatie en voor een verdieping van het ervarend leren.
De inspectie heeft geconstateerd dat vroegscholen (wellicht door de uitgangspunten van de groepen nul) een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van
voorscholen. Met name bij de inrichting van een goede en effectieve zorgstructuur maken voorscholen dankbaar gebruik van de kennis en ervaringen van
vroegscholen.
Op het gebied van pedagogisch handelen kunnen voorscholen een positieve invloed hebben op vroegscholen. Tijdens de locatiebezoeken kwam regelmatig ter sprake dat zowel pedagogisch medewerkers als leerkrachten heel graag (weer) willen aansluiten bij de wijze waarop jonge kinderen leren en zich ontwikkelen. Omdat dit wezenlijk anders is dan bij oudere kinderen sluiten sommige vroegscholen graag aan bij de kennis en ervaring van de voorscholen.
Op het gebied van kwaliteitszorg ligt de grootste uitdaging in het ontwikkelen van een constructief kwaliteitsbeleid voor vve. Het op planmatige wijze evalueren en in kaart brengen van alle kwaliteitsaspecten van vve, hier conclusies aan verbinden en vervolgens passende verbeterplannen opstellen is op slechts enkele locaties van voorscholen vanzelfsprekend en geborgd. De vroegscholen hebben veelal een structuur voor cyclus van kwaliteitszorg die verankerd ligt in de gehele basisschool.
In toenemende mate krijgt ook vve daar een structurele plaats in.
Dit beeld komt overeen met het beeld dat de organisaties zelf hebben van deze indicator.
Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de locaties
De beleidsontwikkelingen, zoals ingezet tijdens de periode van Beter Presteren, zijn met Leren Loont! verder geconcretiseerd. Doordat er een intensieve samenwerking is tussen gemeente, instellingen en schoolbesturen is er sprake van een behoorlijk draagvlak. Er is gekozen voor een getrapte invloed van gemeentelijk beleid via de houderorganisaties en schoolbesturen naar de locaties. Ieder neemt daarbij eigen kwaliteiten en accenten mee.
Tijdens de locatiebezoeken bleek dat op die locaties waar een intensieve samenwerking is tussen de voor- en de vroegschool middels de zogenoemde groepen nul, dit goed zichtbaar was. Deze locaties zijn vaak in eenzelfde gebouw gehuisvest. Hierbij bleek dat het (kwaliteits)zorgsysteem vanuit het primair onderwijs invloed heeft op de zich ontwikkelende (kwaliteits)zorg van de voorscholen.
Ontwikkeling van kwaliteit tussen meting 2015-2016 en die van 2013 Zoals aangegeven waardeert de inspectie de voortvarende wijze waarop de
gemeente Rotterdam de ontwikkelingen met betrekking tot vve sinds het onderzoek van 2013-2014 opgepakt heeft.
De grootste verandering is dat de regie nu aantoonbaar en merkbaar bij de gemeente ligt en dat er dientengevolge ontwikkelingen in gang zijn gezet voor vve aan kinderen in risico-situaties. Hiervan was in 2013 in onvoldoende mate sprake.
Vervolgafspraken:
Wij zullen vanaf 2016 de kwaliteit van vve in de gemeente Rotterdam via het reguliere signaalgestuurd toezicht volgen.
6 Reactie van de gemeente
Dit rapport beschrijft de oordelen van de inspectie over de kwaliteit van de voor en vroegschoolse educatie in gemeente Rotterdam.
Daarnaast hebben wij de gemeente gevraagd haar eigen kwaliteit te beoordelen en dat samen met de oordelen van de inspectie te vertalen naar de
ontwikkelingsrichting van het vve-beleid.
Hieronder geeft de gemeente haar reactie:
Op 5 juli 2017 heb ik uw rapport ontvangen met de bevindingen van het onderzoek naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Rotterdam in het schooljaar 2015/2016.
Allereerst wil ik u hartelijk danken voor het uitvoerige rapport en uw aanbevelingen.
De Rotterdamse organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, schoolbesturen en de gemeente zijn overtuigd van het belang van een goede
voorschool voor de ontwikkeling van kinderen. De afgelopen jaren hebben wij, mede naar aanleiding van uw vorige rapport, gezamenlijk zowel op beleidsniveau als op de locaties, hard gewerkt om verbeteringen tot stand te brengen. Ik ben verheugd dat u die inspanningen heeft teruggezien, zowel op gemeentelijk niveau als in de uitvoering en ben trots op de vooruitgang die we op alle niveaus hebben geboekt.
Zoals ambtelijk besproken herkennen we het beeld dat u van de Rotterdamse situatie schetst u in uw rapport. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd, op vrijwel alle indicatoren in uw rapport. De verbetering van de gemeentelijke regie op vve en van evaluatie van vve op gemeentelijk niveau zijn beide vormgegeven in nauw overleg met het veld, waardoor in het veld draagvlak voor het beleid bestaat.
Door de oprichting van een zogenaamde sectorkamer jonge kind eind 2015 wordt het gemeentelijk beleid met betrekking tot vve inmiddels met álle voorschoolse partners ontwikkeld. Dit brede draagvlak draagt zeker bij aan de vooruitgang op de andere indicatoren, ook als het gaat om de uitvoering op de locaties. Daarbij wil ik de pedagogisch medewerkers, managers en (school)directeuren ook de credits geven die zij verdienen: de kwalitatief goede uitvoering in de praktijk is hun verdienste!
Zoals u tijdens uw bezoeken hebt gezien, hebben we ons in 2015 in Rotterdam een ambitieus doel gesteld: de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, in combinatie met de introductie van een basisvoorziening, een uitbreiding van het aantal voorzieningen met vve en een kwaliteitsslag in deze voorzieningen. Al met al leidt dit tot een stevige stelselwijziging, die op alle niveaus van beleidsmakers en besturen tot uitvoering een grote inzet en betrokkenheid vraagt. Een belangrijke uitdaging in deze transitie is het vasthouden en versterken van de kwaliteit, die we met de introductie van groep nul in 2011 hebben ingezet. We bouwen op de betrokkenheid vanuit het veld, mede door de gezamenlijke vormgeving van het stelsel.
De uitkomsten van het rapport bieden daarnaast voor organisaties voor
peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, schoolbesturen en de gemeente een mooi handvat voor het verder ontwikkelen van vve in Rotterdam, zowel wat betreft gemeentelijk beleid als wat betreft de uitvoering op locaties. Wij hebben daarbij verschillende ambities, zeker ook met betrekking tot de twee indicatoren die u beoordeeld met een 2: bereik en ouderbetrokkenheid. Zo leidt de introductie van de basisvoorziening in maart 2016 tot ruimte voor meer peuters in de bestaande
Pagina 36 van 36
voorzieningen. De verwachting is dat door deze maatregel in oktober 2017 de wachtlijsten voor de Rotterdamse voorschoolse voorzieningen zijn opgelost.
Daarnaast is het ons voornemen om 2017 in de Rotterdamse voorschool het jaar van de ouderbetrokkenheid te maken. Veel voorscholen erkennen het belang van ouderbetrokkenheid, maar de praktijk is vaak weerbarstig, zeker met de
Rotterdamse populatie. In 2017 willen wij in overleg met het veld en de wetenschap onderzoeken wat nu echt werkt als het gaat om het betrekken van ouders en handvatten ontwikkelen om dit op de locaties effectief vorm te geven.
Wij willen de successen van groep nul verder ontwikkelen in 2017. U heeft
geconstateerd dat in de Rotterdamse groepen nul onder meer een versterking van de doorgaande zorgstructuur in de voorschool plaatsvindt en een versterking van het pedagogisch handelen in de vroegschool. Dergelijke constateringen zijn een bevestiging van nut en noodzaak van groep nul én een mooie opmaat naar de doorontwikkeling.
Ten slotte is de samenwerking met uw Inspectie van het Onderwijs op het gebied van vve het afgelopen jaar versterkt. Dit heeft bijgedragen aan de positieve ontwikkelingen in Rotterdam in het afgelopen jaar. Ik spreek de wens uit deze contacten voort te zetten, ook bij het signaalgestuurde toezicht, dat u met ingang van heden inzet.
H.M. de Jonge
Wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg