• No results found

Complex project Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen Westelijke Ontsluiting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Complex project Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen Westelijke Ontsluiting"

Copied!
146
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Complex project

‘Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen’

Westelijke Ontsluiting

Type onderzoek

Projectonderzoeksnota

3 april 2020

(2)

DOCUMENTINFORMATIE

Naam project Complex project ‘Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen’ (CP ECA) – Westelijke Ontsluiting Rapporttitel Complex project ‘Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit

in het havengebied Antwerpen’

Opdrachtgevers Departement Mobiliteit en Openbare Werken Havenbedrijf Antwerpen

Maatschappij Linkerscheldeoever Contactpersoon opdrachtgevers Dr. Reginald Loyen

Programmadirecteur CP ECA

Reginald.loyen@mow.vlaanderen.be

Opdrachtnemer Maatschap SHIP

Arenbergstraat 13, bus 1 1000 Brussel

Contactpersoon opdrachtnemer Filip Lauryssen en Jeroen Bastiaens

Projectnummer 6121650002

VERSIEBEHEER

Versiedatum Auteur(s) document Doc.verantwoordelijke Doc.screener

21 april 2020 Team SHIP Filip Lauryssen Jeroen Bastiaens

(3)

INHOUDSTAFEL

INHOUDSTAFEL ...3

INLEIDING ...8

Procedure Complexe Projecten ... 8

Voorgaande Onderzoeksfase... 10

Start uitwerkingsfase met opmaak projectonderzoeksnota’s ... 12

Overzicht projectbesluiten en omgevingsvergunningen ... 12

Doel en inhoud van de projectonderzoeksnota ... 14

Samenstelling van het team van onderzoekers ... 17

DOELSTELLINGEN, RANDVOORWAARDEN EN ONTWERPEISEN ... 18

Doelstellingen complex project ECA ... 18

Projectdefinitie als startpunt voor de uitwerkingsfase ... 19

Prioritaire randvoorwaarden Westelijke Spoor- en Ontsluitingsweg ... 20

Kwaliteitseisen en ontwerpprincipes ... 20

Functionele eisen en ontwerpprincipes wegontsluiting ... 20

Functionele eisen en ontwerpprincipes fietsroutes ... 22

Functionele eisen en ontwerpprincipes spoorontsluiting ... 22

Functionele eisen ruimtelijk-landschappelijk concept ... 23

Fasering ECA-projecten in relatie met andere projecten ... 24

BESTEMMINGSWIJZIGINGEN ... 25

Doelstelling van het voorgenomen plan ... 25

Bestemmingswijzigingen in functie van realisatie Westelijke Ontsluiting en buffer ... 26

Herbestemming Putten Weiden naar natuurgebied ... 26

Reikwijdte en detailleringsgraad van het onderzoek naar de herbestemmingen ... 27

PROJECTBESCHRIJVING ... 28

Alternatieven ... 28

Nulalternatief ... 28

Locatiealternatieven ... 28

Inrichtingsalternatieven en -varianten ... 28

Te vergunnen projecten ... 37

Westelijke Ontsluiting (primaire weg, erfontsluitingsweg, spoor, fietspad) ... 38

Lokale ontsluitingsweg en fietsverbinding naar polder ... 46

Bufferdijk tussen haven en polder ... 46

Inrichting Putten Hoog ... 49

Aanpassing en afbraak wegenis in polder om verstoring te milderen ... 50

Spoorbundel Verrebroek ... 51

Actieprogramma ... 52

Acties gericht op doorwerking van milderende maatregelen en acties noodzakelijk in het kader van autonome en gestuurde ontwikkelingen ... 52

(4)

Acties volgend uit andere onderzoeken op strategisch niveau (nautisch onderzoek,

operationaliteit, externe veiligheid, s-MKBA, andere) ... 56

BELEIDSKADER EN JURIDISCHE CONTEXT ... 57

Relatie met Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ... 57

Strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ... 57

Overzicht juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ... 58

AANPAK GEÏNTEGREERD ONDERZOEK ... 73

Milieueffectenonderzoek als onderdeel van het geïntegreerd onderzoek ... 74

Selectie van de significante milieudisciplines ... 76

Afbakening studiegebied ... 76

Beschrijving referentiesituatie ... 77

Onderzoeksmethodiek en effectbeoordeling ... 77

Milderende maatregelen en aanbevelingen... 78

Situaties beschouwd in het geïntegreerd onderzoek ... 79

Bestaande of huidige situatie ... 80

Referentiesituatie korte termijn en 2030 ... 80

Toekomstige of geplande situatie korte termijn en 2030 ... 80

Ontwikkelingsscenario CCL 2030 ... 81

ONDERZOEKSMETHODIEK MOBILITEIT... 82

Studiegebied ... 82

Referentiesituatie ... 83

Ingreep effectschema ... 83

beoordelingskader en methodologie effectbeoordeling ... 84

Functioneren van het verkeerssysteem ... 84

Mobiliteitsaspecten verkeersleefbaarheid ... 88

ONDERZOEKSMETHODIEK GELUID EN TRILLINGEN ... 91

Studiegebied ... 91

Huidige situatie (= referentiesituatie korte termijn) ... 91

Referentiesituatie 2030 ... 93

Ingreep effectschema ... 98

Beoordeling Geluid en Trillingen en beoordelingskader ... 98

Aanlegfase ... 98

Exploitatiefase... 99

Beoordelingskader ... 100

Milderende maatregelen ... 101

ONDERZOEKSMETHODIEK LUCHT ... 102

Afbakening van het studiegebied ... 102

Geografische afbakening ... 102

Inhoudelijke afbakening ... 102

(5)

Vastlegging relevante parameters ... 103

Methodiek ... 104

Beschrijving van de door te rekenen situaties ... 104

Effectbeoordeling in de geplande situatie (beoordelingskader) ... 106

Milderende maatregelen en postmonitoring ... 108

ONDERZOEKSMETHODIEK BODEM ... 109

Afbakening studiegebied ... 109

Referentiesituatie ... 109

Ingreep effectschema ... 109

Effectbeoordeling bodem en beoordelingskader ... 110

Structuurwijziging ... 110

Profielwijziging ... 110

Bodemzetting ... 110

Wijziging bodemkwaliteit ... 111

ONDERZOEKSMETHODIEK WATER (GRONDWATER EN OPPERVLAKTEWATER) ... 112

Studiegebied ... 112

Referentiesituatie ... 112

Methodiek ... 112

Ingreep effect schema ... 113

Effectbeoordeling water en beoordelingskader ... 114

Wijziging grondwaterkwetsbaarheid ... 114

Wijziging grondwaterkwantiteit ... 114

Wijziging grondwaterkwaliteit ... 114

Wijziging grondwaterstroming en geohydrologische opbouw ... 114

Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit ... 114

Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit ... 115

Elementen van de watertoets... 115

ONDERZOEKSMETHODIEK BIODIVERSITEIT ... 116

Studiegebied ... 116

Referentiesituatie ... 116

Ingreep effectschema ... 116

Effectbeoordeling en beoordelingskader ... 117

Ecotoop- en habitatwijziging: verlies en –creatie ... 117

Versnippering en barrièrewerking ... 118

Verstoring ... 120

Ecotoopwijziging door wijziging van de hydrologie ... 120

Verontreiniging ... 120

Natuurtoets gericht op het soortbeschermingsprogramma Antwerpse Haven ... 121

VEN-toets ... 121

Passende beoordeling ... 121

ONDERZOEKSMETHODIEK LANDSCHAP EN BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE .... 122

Studiegebied ... 122

(6)

Referentiesituatie ... 122

Methodiek ... 122

Ingreep effectschema ... 122

Effectbeoordeling en beoordelingskader ... 123

Structuur- en relatiewijzigingen ... 123

Wijziging erfgoedwaarde ... 123

Wijziging perceptieve kenmerken ... 125

ONDERZOEKSMETHODIEK MENS – RUIMTELIJKE ASPECTEN ... 126

Studiegebied ... 126

Referentiesituatie ... 126

Ingreep effectschema ... 126

Beoordeling en significantiekader ... 127

Wisselwerking met de ruimtelijke context ... 127

Ruimtegebruik ... 128

Gebruikskwaliteit ... 128

ONDERZOEKSMETHODIEK MENS – GEZONDHEID ... 130

Studiegebied ... 130

Referentiesituatie ... 130

Chemische stressoren ... 130

Fysische stressoren ... 131

Ingreep effectschema ... 131

Beoordeling en significantiekader ... 132

Chemische stressoren ... 132

Fysische stressoren ... 133

GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ... 135

AFKORTINGENLIJST ... 136

VERKLARENDE WOORDENLIJST ... 139

BIBLIOGRAFIE ... 140

BIJLAGEN ... 141

Kaartenbundel ... 142

Westelijke Ontsluiting. Startnota - SBE ... 143

Visuele landschapsbuffering Waaslandhaven-West. Concept en inrichtingsprincipes - OMGEVING ... 144

Landschappelijke inpassing en ontwerpen onderzoek. Uitvoeringsvarianten Westelijke Ontsluiting – OMGEVING ... 145

Bijlagen lucht... 146

(7)
(8)

INLEIDING

Op 31 januari 2020 stelde de Vlaamse Regering het Voorkeursbesluit van het complex project ‘Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen’ (CP ECA) definitief vast en rondde hiermee de onderzoeksfase conform het decreet complexe projecten af.

PROCEDURE COMPLEXE PROJECTEN

1

De Vlaamse overheid zet met de procesaanpak voor complexe projecten in op de realisatie van projecten binnen een aanvaardbare termijn en met een zo groot mogelijk draagvlak. Via het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe pro- jecten is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

Het decreet maakt het mogelijk om via één geïntegreerd proces voor een complex project zowel de noodza- kelijke bestemmingswijziging door te voeren als de benodigde vergunningen te verlenen. Het decreet defini- eert complexe projecten als projecten van groot maatschappelijk en ruimtelijk-strategisch belang die om een geïntegreerd vergunningen- en ruimtelijk planproces vragen.

Het proces is uitgetekend in de ‘routeplanner’, een handleiding die beschikbaar is op de website www.com- plexeprojecten.be. Deze nieuwe aanpak beoogt een efficiënt en kwaliteitsvol proces, dat gericht is op de realisatie van een project binnen een aanvaardbare termijn en met een zo groot mogelijk draagvlak. De nieuwe procesaanpak is gestoeld op volgende principes:

-

Open communicatie en transparantie;

-

Participatie;

-

Maatwerk;

-

Oplossingsgericht samenwerken;

-

Geïntegreerde aanpak;

-

Procesregie in handen van actoren.

De procesaanpak onderscheidt vier fasen: verkenningsfase, onderzoeksfase, uitwerkingsfase en uitvoerings- fase. Er zijn drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit en twee formeel vastgelegde openbare onderzoeken: ter voorbereiding van het voorkeurs- en projectbesluit. De pro- jectonderzoeksnota kadert in de start van de uitwerkingsfase.

1 Voor meer info: zie http://www.complexeprojecten.be/

(9)

Verkenningsfase (= afgerond) Een complex project vertrekt vanuit een probleemstelling of opportuniteit. Tijdens de verkenningsfase worden de probleemdefinitie en projectdoelstellingen geformu- leerd. Ook worden de grote lijnen van het proces in kaart gebracht. De doelstellingen worden opgenomen in de startbeslissing (genomen op 15 juli 2016), die het enga- gement inhoudt van de bevoegde overheid om een pro- ces op te starten.

Onderzoeksfase (= afgerond) De onderzoeksfase van een complex project gaat van start als de startbeslissing, met een duidelijke projectde- finitie en doelstellingen, is genomen. Het doel van de on- derzoeksfase is om de beste oplossing te filteren uit een brede waaier van mogelijkheden. Daarvoor moeten de verschillende oplossingen op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden. De beste oplossing wordt geformuleerd in het voorkeursbesluit (genomen op 31 januari 2020). Dit besluit leidt tot de uitwerkings- fase van het complexe project.

Uitwerkingsfase (= huidige fase) De uitwerkingsfase van een complex project volgt op de goedkeuring van het voorkeursbesluit, die één mogelijke oplossing naar voor schuift. Het doel van de uitwerkings- fase is om dit voorkeursbesluit verder te concretiseren tot een realiseerbaar project en om de uitvoeringswijze te bepalen. Het resultaat is een geïntegreerd projectbe- sluit over het geheel van vergunningen en machtigingen, het bestemmingsplan en het actieprogramma. Dat leidt tot de uitvoeringsfase van het investeringsproject.

Uitvoeringsfase De uitvoeringsfase volgt op de goedkeuring van het pro- jectbesluit. Het doel van de uitvoeringsfase is enerzijds om de werken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. An- derzijds worden ook de nodige stappen wat betreft het beheer, de monitoring en de evaluatie van het project uit- gevoerd.

(10)

VOORGAANDE ONDERZOEKSFASE

De verkenningsfase werd op 15 juli 2016 afgerond met het nemen van de startbeslissing door de Vlaamse Regering. Deze beslissing gaf de start voor de onderzoeksfase waarin gezocht werd naar het meest aangewe- zen alternatief op strategisch niveau met het oog op het bereiken van een driedelige doelstelling: (1) extra containerbehandelingscapaciteit creëren, (2) bijhorende industriële/logistieke terreinen ontwikkelen op het havenplatform en (3) de aanleg van een multimodale ontsluiting op het hoofdverkeersnet.

De onderzoeksfase van het complex project ‘Realisatie van extra containerbehandelingscapaciteit in het ha- vengebied Antwerpen’ ging van start met de startbeslissing genomen op 15 juli 2016. Het doel van de onder- zoeksfase was om de beste oplossing te selecteren uit meerdere mogelijkheden. Daarvoor werden tijdens de onderzoeksfase verschillende oplossingen op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen, op basis van dezelfde informatie en basisgegevens. Tijdens deze fase werden alle actoren die dat wensten en het brede publiek betrokken.

Het geïntegreerd onderzoek bevatte volgende aspecten:

-

Optimalisatie van de verdere scope van het project

-

Veiligheidsstudie

-

(Strategische) Milieueffectbeoordeling (s-MER)

-

Passende beoordeling overeenkomstig de Europese richtlijnen,

-

Onderzoek naar het effect op mobiliteit in de ruime regio

-

(Strategische) Maatschappelijke kosten-batenanalyse (s-MKBA)

-

Nautisch onderzoek, onderzoek naar de capaciteit van de vaarweg

-

Onderzoek naar de operationele aspecten van de uitbreiding van de container behandelingscapaciteit

-

Onderzoek naar de externe veiligheidsaspecten van extra scheepvaart op de Westerschelde.

Van bovenstaande studies vormen MER, passende beoordeling, onderzoek naar de effecten op landbouw, erfgoed en landschap en onderzoek naar de effecten op mobiliteit één geheel, dat het strategisch MER ge- noemd wordt. De andere onderzoeken volgden een parallel traject en de besluiten ervan werden samenge- bracht in de synthesenota, wat later de basis voor het voorkeursbesluit werd.

De eerste versie van de alternatievenonderzoeksnota (december 2016) gold als kennisgeving voor de start van het onderzoek en werd voorgelegd aan zowel het publiek als aan diverse officiële adviesinstanties om (sectorale) bekommernissen en randvoorwaarden te capteren en mee te nemen in het verdere proces. Het publiek en de adviesinstanties werden daarbij ook uitgenodigd om andere alternatieven en eventuele voor- stellen met betrekking tot de methodologie van het geïntegreerd onderzoek mee te delen. Omdat mogelijk effecten op mens of milieu verwacht worden in een andere Europese lidstaat (met name Nederland) werd de alternatievenonderzoeksnota aan de Nederlandse bevoegde autoriteiten overgemaakt. Ook het team MER, bevoegd voor milieueffectrapportage, vertaalde de adviezen en inspraak in richtlijnen voor het MER.

Op die manier werd, net zoals tijdens de verkenningsfase, invulling gegeven aan de principes van complexe projecten: open communicatie en transparantie, participatie, maatwerk, oplossingsgericht samenwerken, geïntegreerde aanpak en een door actoren gedragen procesregie.

Hierop volgde een tussennota (20/09/2018) die de procedurele stap tussen enerzijds de beschikbare ont- werp-onderzoeksresultaten en anderzijds het voorontwerp voorkeursbesluit vormt. Deze nota had onder meer als doel, onderbouwd door de ontwerpresultaten van het geïntegreerd onderzoek, een vernieuwd onderzoeksvoorstel te doen binnen het ruimtelijk kader van de reeds onderzochte alternatieven. Verder werd in deze nota aangegeven hoe de reeds onderzochte alternatieven tot stand zijn gekomen op basis van de in de Alternatievenonderzoeksnota voorgestelde bouwstenen, en wat die alternatieven precies inhou- den. Ook de methodologie van het te voeren onderzoek werd in deze nota op een klein aantal punten scherp gesteld. In het kader van deze nota werden op het vlak van inspraak dezelfde rechten toegekend als het geval was bij de alternatievenonderzoeksnota. Dit houdt in dat de tussennota zowel voor advies werd

(11)

Adviesinstanties en publiek spraken in (10/07/2018 – 19/08/2018) op de volledige inhoud van deze tussen- nota. Het team MER maakte aanvullende richtlijnen op.

Op basis van de resultaten van het geïntegreerde onderzoek werd gekozen voor een voorkeursalternatief, wat samen met de milderende maatregelen en het flankerend beleid het onderwerp vormt van het voor- keursbesluit. Het ontwerp voorkeursbesluit werd aan een openbaar onderzoek onderworpen. De ingespro- ken reacties werden behandeld in een antwoordennota. Dit resulteerde conform artikel 26 van het decreet complexe projecten in bijsturingen en aanvullingen en een door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld voorkeursbesluit op 31 januari 2020. Hiermee werden de locaties vastgelegd (binnen welbepaalde grenzen) voor het bewerkstelligen van de extra containercapaciteit. Uiteraard is een essentieel onderdeel daarvan de Westelijke Ontsluiting, wat het onderwerp vormt van deze projectonderzoeksnota. Het voorkeursbesluit ver- valt van rechtswege, als binnen zes jaar2 na de inwerkingtreding ervan geen eerste projectbesluit definitief is vastgesteld. De overheid die het voorkeursbesluit heeft vastgesteld kan het door haar definitief vastgestelde voorkeursbesluit opheffen, toch zolang er geen definitief vastgesteld projectbesluit is.

2De vervaltermijn van zes jaar wordt geschorst zolang een beroep tot vernietiging van het voorkeur aanhangig is bij de Raad van State.

(12)

START UITWERKINGSFASE MET OPMAAK PROJECTONDER- ZOEKSNOTA’S

In de uitwerkingsfase wordt het voorkeursbesluit verder geconcretiseerd tot realiseerbare en vergunbare projecten waarbij ook de uitvoeringswijze bepaald wordt.

Het resultaat van deze fase zijn enerzijds meerdere omgevingsvergunningen en anderzijds projectbesluiten met telkens een geheel van vergunningen en machtigingen, een bestemmingsplan en actieprogramma. Ook bestaat de mogelijkheid dat sommige van de projecten verder uitgewerkt en vergund zullen worden via de omgevingsvergunningsprocedure. Tot slot voorziet het onteigeningsdecreet de mogelijkheid om het open- baar onderzoek van een mogelijk onteigeningsbesluit gelijktijdig te laten lopen met het openbaar onder- zoek van het projectbesluit. Dit is alleen mogelijk indien de timing van beide samenvalt.

Overzicht projectbesluiten en omgevingsvergunningen

Omdat de Westelijke Ontsluitingbelangrijk is voor het functioneren van het geheel van containerterminals en logistieke terreinen in de haven wordt deze in een apart traject behandelt. Op die manier kan dit project sneller worden gerealiseerd vooraleer het nieuwe dok in werking treedt. Omwille van fasering wordt daarom geopteerd om het complex project ECA verder uit te werken en te vertalen in verschillende parallelle vergun- ningstrajecten die worden weergegeven in Figuur 1-1.

-

Voorliggende projectonderzoeksnota, gerelateerd aan het projectbesluit Westelijke Ontsluiting (pro- jectbesluit WOW);

-

Een projectbesluit voor de Containercluster Linkerscheldeoever (projectbesluit CCL) ): een cluster van projecten op de Linkerscheldeoever (Tweede Getijdendok, Noordelijk Insteekdok, Vlakte van Zwijnd- recht, Drie Dokken en bijhorende buffer, Doeldok binnenvaartterminal, Waaslandkanaal west (= zone S11), natuurcompensaties, en specieberging in deze projectgebieden). Het bergen van specie buiten deze gebieden gebeurt op basis van aparte omgevingsvergunning(en).

-

Een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de Noordzeeterminal (geen herbestemming vereist);

-

Een omgevingsvergunning voor realisatie van het logistieke/industrieel terrein op het oostelijke deel van de Vlakte van Zwijndrecht en het logistieke/industrieel terrein (= Bieshoek) en de bijhorende boscom- pensaties.

Figuur 1-1: Situering projectbesluit Westelijke Ontsluiting binnen uitwerking van het complex project Extra Containerbe- handelingscapaciteit in het havengebied Antwerpen (ECA)

(13)

Figuur 1-2 situeert geografisch de verschillende projectonderzoeknota’s en omgevingsvergunningen in de Haven. Opvallen hierbij is dat het projectbesluit CCL met behulp van twee kleuren wordt aangegeven:

-

Rode volle kleur voor de projecten die in het projectbesluit terecht zullen komen.

-

Gearceerde rode kleur voor de zoekzone van de natuurcompensaties.

Dit onderscheid wordt gemaakt omdat er nog geen exacte locatie is vastgelegd voor het realiseren van de natuurcompensaties. Het gaat hier slechts over een zoekzone.

Figuur 1-2: Geografische weergave Projectbesluiten en Omgevingsvergunningen

(14)

Doel en inhoud van de projectonderzoeksnota

De uitwerkingsfase volgt op de goedkeuring van het voorkeursbesluit (31 januari 2020). Het doel van de uitwerkingsfase is om dit voorkeursbesluit verder te concretiseren tot een realiseerbaar project en om de uitvoeringswijze te bepalen. Daar waar het onderzoek in de vorige fase zich op een strategisch niveau af- speelde, zal de focus in deze uitwerkingsfase op het planniveau (herbestemmingen) en projectniveau (ver- gunningen) liggen. Ook tijdens deze fase zullen alle actoren en het brede publiek worden betrokken om een open proces en gedragen project te bekomen. De aanpak hiervan wordt verder uiteengezet in de procesnota van het Complex Project ECA.

(15)

Voorliggende projectonderzoeksnota focust op de verdere uitwerking van een onderdeel van het gekozen voorkeursalternatief, meer bepaald de Westelijke Ontsluiting. Het gaat meer bepaald om de uitwerking van de herbestemming en realisatie van de Westelijke Ontsluitingsweg, met bijhorende spoor- en fietsinfrastruc- tuur en aanpalende buffering tussen havengebied en polder, inclusief herbestemming Putten Weiden als na- tuurgebied. Een overzichtskaart met aanduiding van deellocaties is opgenomen in Figuur 1-3. De herbestem- mingen en realisatie van het nieuwe Tweede Getijdendok en terreinen voor containerbehandeling en logis- tiek/industrie met bijhorende buffers en natuurcompensaties behoren niet tot deze nota. Voor het Tweede Getijdendok worden twee inrichtingsalternatieven beschouwd, zoals weergegeven op Figuur 1-3, zoge- naamde alternatieven ‘Winkelhaak’ (grote figuur) en ‘Boemerang’ (kleine figuur). Hiervoor wordt verder ver- wezen naar de projectonderzoeksnota voor de Containercluster Linkerscheldeoever.

Figuur 1-3 Weergave Complex Project ECA met twee alternatieven

(16)

Zoals 4 weergeeft vormt voorliggende projectonderzoeksnota het startpunt van de uitwerkingsfase. De nota beschrijft enerzijds het project en de bijho- rende flankerende maatregelen die opgenomen zijn in het voorkeursbesluit.

Anderzijds bepaalt de nota wat er nog onderzocht dient te worden en hoe dit zal gebeuren. Het gaat hier over welke alternatieven op uitvoeringsniveau re- delijkerwijze onderzocht worden en op welke wijze de effecten van het pro- ject, de flankerende maatregelen en de redelijke alternatieve bekeken en be- oordeeld worden in het licht van het projectbesluit.

1° het project en de flankerende maatregelen die opgenomen zijn in het voor- keursbesluit;

→ zie hoofdstuk 4.2 en hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevon- den.

2° de op uitvoeringsniveau redelijkerwijs te onderzoeken alternatieven;

→ zie hoofdstuk 4.1

3° de wijze waarop de effecten van het project, de flankerende maatregelen en de redelijke alternatieven zullen worden onderzocht en beoordeeld in het licht van het te nemen projectbesluit.

→ zie hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.

Het doel van de projectonderzoeksnota is tweeledig: al de betrokken partijen op de hoogte brengen van het project en de uitwerking ervan, alsook zorgen dat overheden, stakeholders en burgers advies kunnen verlenen in het debat over de verdere uitwerking van het project. In de uitwerkingsfase geven de adviesinstanties advies over zowel de projectonderzoeksnota, de onder- zoeksrapporten, als het voorontwerp projectbesluit. Er zal daarnaast een pu- blieksraadpleging worden georganiseerd, die niet decretaal verplicht is. De projectonderzoeksnota omvat conform artikel 18 §1 van het decreet com- plexe projecten een beschrijving van :

Net zoals in de onderzoeksfase, zijn het ruimtelijk en milieu gerelateerd on- derzoek essentieel in de projectonderzoeksnota. Daar waar het onderzoek in de vorige fase zich eerder op strategisch niveau afspeelde, ligt de focus nu op het projectniveau. Voor de onderzoeken uitgevoerd in de vorige fase wordt verwezen naar het voorkeursbesluit. Op basis van de projectonderzoeksnota kunnen een aantal diepgaande effectenonderzoeken geïntegreerd worden uitgevoerd. De verschillende onderzoeken worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en gelijktijdig uitgevoerd. Hiermee start tevens de concretisering van het project

Op basis van de afgewerkte onderzoeken en hun resultaten wordt een syn- thesenota en een voorontwerp van projectbesluit opgemaakt. De belang- rijkste conclusies uit het geheel van onderzoeken komt hier naar voren, wor- den tegen elkaar afgewogen en een concrete uitvoeringswijze wordt gefor- muleerd en gemotiveerd. Hierop volgt een adviesverleningsronde met ad- viesinstanties.

Het ontwerp van projectbesluit dat hieruit volgt, zal aan het publiek worden voorgelegd via een openbaar onderzoek. De bezwaren worden behandeld en het dossier wordt waar nodig bijgestuurd conform artikel 26 va het decreet Complexe Projecten. Vervolgens wordt het definitief projectbesluit ter goed- keuring voorgelegd aan de bevoegde overheid. Indien deze goedkeuring geeft, is het resultaat een geïntegreerd projectbesluit bestaande uit:

-

een geheel van vergunningen, en machtigingen en toelatingen

-

een bestemmingsplan

-

het actieprogramma.

(17)

Figuur 1-4 Procedure Uitwerkingsfase (bron: http://www.complexeprojecten.be)

SAMENSTELLING VAN HET TEAM VAN ONDERZOEKERS

De projectonderzoeksnota wordt opgemaakt door een multidisciplinair team.

Tabel 1-1: Multidisciplinair Team

Functie Verantwoordelijke

Projectleider WOW Thomas Maes, dep MOW

Programmateam

Vertegenwoordigers van het Departement Omgeving, MOW, het Havenbedrijf van Antwerpen en Maatschappij Linkerscheldeoever Studiebureau Sweco

Projectmanager Jeroen Bastiaens MER Coördinator Filip Lauryssen

Tabel 1-2: Erkende MER Deskundigen

Onderzoeksdiscipline Naam Deskundige Erkenning Geldig tot

Biodiversiteit Guy Geudens EDA-709 Onbepaalde duur

Mobiliteit Stijn Van Pee EDA-813 Onbepaalde duur

Mens Ruimte Charlotte Verlinden LNE/ERK/MER/201 8/00004

Onbepaalde duur

Mens Gezondheid Coördinator (Ulrik Van Soom)

Bodem Filip Lauryssen EDA-654 Onbepaalde duur

Water Filip Lauryssen EDA-654 Onbepaalde duur

Geluid & Trillingen Nele Ransschaert EDA-748 Onbepaalde duur Landschap, onroerende

erfgoed en archeologie Charlotte Verlinden LNE/ERK/MER/201 8/00004

Onbepaalde duur

Lucht Johan Versieren EDA-059 Onbepaalde duur

(18)

DOELSTELLINGEN, RANDVOORWAARDEN EN ONTWERPEISEN

DOELSTELLINGEN COMPLEX PROJECT ECA

Het volledige complex project ECA beoogt een drieledige doelstelling: (1) extra containerbehandelingscapa- citeit creëren, (2) bijhorende industriële/logistieke terreinen ontwikkelen op het havenplatform en (3) de aanleg van een multimodale ontsluiting op het hoofdverkeersnet.

Het projectbesluit Westelijke Ontsluiting is gericht op de aanleg van een multimodale ontsluiting op het hoofdverkeersnet, meer bepaald:

-

Een vlotte ontsluiting voor vrachtwagenverkeer van de havenactiviteiten in de omgeving van het Deur- ganck- en Tweede Getijdendok naar het hoofdwegennet door de realisatie van een primaire ontsluitings- weg tussen het complex Deurganckdok-West en het Complex Watermolen. De realisatie van een verbe- terde aansluiting vanaf het Complex Watermolen naar de E34 behoort tot het project ‘Haventracé, clus- ter E34-West’

-

De spoorontsluiting voor de containerterminals en bedrijven in dit deel van de haven die een recht- streekse spoorontsluiting van de nieuwe terminals aan het Tweede Getijdendok en Noordelijk Insteek- dok mogelijk maakt;

-

Het vervolledigen van gewenste fietsverbindingen in de routenetwerken van de haven (het ondersteu- nen van een modal shift naar fiets voor werknemers en het uitbouwen van een recreatief fietsnetwerk);

Figuur 2-1: Situering project (Bron: ‘Westelijke Ontsluiting: startnota’, 2020, SBE; zie bijlage 20.2)

(19)

PROJECTDEFINITIE ALS STARTPUNT VOOR DE UITWERKINGS- FASE

Rekening houdend met de resultaten van geïntegreerd onderzoek uit de voorgaande onderzoeksfase en het overlegtraject wordt het op het strategisch niveau gekozen alternatief in de uitwerkingsfase verder uitge- werkt met milderende en flankerende maatregelen. In het voorkeursbesluit is een projectdefinitie met kernelementen opgenomen om als input te gebruiken bij de start van de uitwerkingsfase.

Volgende kernelementen zijn relevant voor het projectbesluit Westelijke Ontsluiting en voorliggende pro- jectonderzoeksnota:

Multimodale ontsluiting tot op het hoofdnet

-

Westelijke Ontsluiting, waarbij de ontwerper zoekt naar een minimale ruimte-inname, inclusief fietsin- frastructuur;

-

Een rechtstreekse spoorontsluiting

De kernelementen die betrekking hebben op het project Containercluster Linkerscheldeoever of te realiseren zijn via een andere omgevingsvergunning zijn:

Uitbreiding van de containerbehandelingscapaciteit

-

Uitbreiding van de Noordzeeterminal aan de zijde van de Zandvlietsluis (circa 0,9 miljoen TEU/jaar);

> te realiseren via omgevingsvergunning Noordzeeterminal

-

Realisatie van een containerterminal door demping van het Noordelijk Insteekdok (NID) (circa 0,9 mil- joen TEU/jaar); > te realiseren via projectbesluit CCL

-

Realisatie van een containerterminal langs het Waaslandkanaal en het Doeldok (ten westen van de Kiel- drechtsluis) en een getijdendok dat aantakt op het Deurganckdok, waarbij enkel de zuidwestelijke kant ontwikkeld wordt (een gezamenlijke capaciteit van circa 5,3 miljoen TEU/jaar); > te realiseren via Pro- jectbesluit CCL

Industriële/logistieke terreinen

-

Realisatie van het terrein in de onmiddellijke omgeving van het Tweede Getijdendok (Zone “Drie Dok- ken”); > te realiseren via Projectbesluit CCL

-

Vlakte van Zwijndrecht (65 hectare). > te realiseren via Projectbesluit CCL

-

Voldoende dedicated binnenvaartplaatsen op de terminals; > te realiseren via Projectbesluit CCL

-

Voldoende laad- en loscapaciteit voor spoor in de directe nabijheid van de terminals > te realiseren via Projectbesluit CCL en latere omgevingsvergunning van de concessionaris

Alle containerbehandelingscapaciteit wordt volledig multimodaal ontsloten (binnenvaart, spoor- en wegver- voer). Maatregelen om de vooropgestelde modal split voor containervervoer van 43% vrachtwagens, 15%

spoorvervoer en 42% binnenvaart te realiseren, worden in de uitwerkingsfase verder uitgewerkt en veran- kerd in Projectbesluit CCL.

Verder is in de projectdefinitie het volgende opgenomen: “Om geen betekenisvolle aantasting van de natuur- lijke elementen van de beschermingszones te veroorzaken zal een reductie met 20% van de NOx emissies van de aangemeerde schepen (ten opzichte van de geplande situatie in 2025) en een reductie met 80% van de NOx emissies van de terminalexploitatie (ten opzichte van de geplande situatie in 2025) moeten gerealiseerd worden. Tenzij dat uit meer gedetailleerde berekeningen tijdens de uitwerkingsfase kan aangetoond worden dat een lagere reductie zou volstaan.

(20)

De maatregelen die na verder en meer gedetailleerd onderzoek noodzakelijk zijn om aan de projectdefinitie te voldoen, zullen in het projectbesluit of in de vergunningen die later in het traject tot stand zullen komen, opgelegd worden. Op die manier worden er garanties geboden om te voldoen aan de modal split doelstellin- gen, de Vlaamse doelstellingen inzake lucht en wordt er zorg voor gedragen dat het project de ambities inzake klimaat niet hypothekeert.”

PRIORITAIRE RANDVOORWAARDEN WESTELIJKE SPOOR- EN ONTSLUITINGSWEG

Volgende prioritaire randvoorwaarden worden bij het behalen van de vooropgestelde doelen gesteld:

-

een functionele bedrijfsontsluitingsweg op het tracé van de Blikken (haveninterne weg);

-

een functionele verbinding tussen de dorpskernen en de haven (woonwerk pendel);

-

een performante buffering en landschappelijke inpassing van de haven aan haar westelijke grens met de open ruimte en de polderdorpen;

-

een zeer verkeersveilige infrastructuur voor vrachtwagens, personenwagens, treinen en fietsen;

-

het maximaal respecteren van de concessiegrenzen van de aanpalende bedrijven;

-

het maximaal vermijden van impact op de omliggende polder (minimale inname van landbouwgrond en beperken van inname compensatiewaardige natuur).

-

het vermijden van inname van de leidingstrook

KWALITEITSEISEN EN ONTWERPPRINCIPES

Functionele eisen en ontwerpprincipes wegontsluiting

De functionele eisen en ontwerpprincipes voor de wegontsluiting splitsen op in (1) de Westelijke Ontslui- tingsweg, (2) de verbinding tussen N451 en Westelijke Ontsluitingsweg en (3) de erfontsluiting bedrijvigheid langs de Blikken.

Voor de (1) Westelijke Ontsluitingsweg worden een aantal functionele eisen en ontwerpprincipes opgesteld:

-

Wegcategorie: primair type II

-

Moet, in combinatie met een geoptimaliseerde aansluiting aan de E34, zorgen voor een vlotte en vei- lige ontsluiting voor vracht- en autoverkeer van de verschillende projectonderdelen van ECA-Tweede Getijdendok (TGD), Noordelijk Insteekdok (NID), Doeldok (DD), Waaslandkanaal west (WLK) en Drie Dokken (3DK) naar het hoger wegennet (E34 en R2) waardoor vrachtverkeer niet in de dorpskernen komt

-

Moet zorgen voor vlotte en veilige ontsluiting van de bestaande bedrijven in de omgeving van het Deurganckdok, Doeldok, Verrebroekdok en Waaslandkanaal naar het hoger wegennet (E34 en R2)

-

Uitzonderlijk vervoer: brugklasse 360/30; gabarit G4

Ontwerpprincipes:

-

Ontwerpsnelheid: 70km/u

-

2x1 rijstroken

-

Breedte rijstroken: 3,25m

-

Vluchtstroken waar mogelijk

-

Breedte vluchtstroken: 3,00m

(21)

-

Breedte bermen langs weerszijden van wegenis: minimum 3m, 4,50m waar mogelijk (voor signalisatie en langsgrachten)

-

Maximum helling: 4%

-

Minimum bochtstraal: 229m (bij 70km/u), 97m (bij 50km/u)

-

Vrije ruimteprofiel: hoogte 5m70 (indien G4)

-

Aansluiten op wegenis Kieldrechtsluis (ca. +13,325mTAW)

-

Noordoostelijke hoek Doeldok: minimum +10,50mTAW

-

Afwatering: streven naar maximale infiltratie en buffering

-

Concessiegrens bedrijven respecteren

-

Grens Europese beschermde natuur niet overschrijden

-

Behoud westelijke teen bestaande bufferdijk

-

Gabarit spoor

Modeldwarsprofiel met vluchtstroken:

Modeldwarsprofiel zonder vluchtstroken:

Voor de (2) de verbinding tussen N451 en Westelijke Ontsluitingsweg worden een aantal functionele eisen opgesteld:

(22)

-

Ontsluiting voor autoverkeer (woon-werk) vanuit Saftingen, Kieldrecht, Doel en de kerncentrale Doel naar de haven

-

Havenverkeer in de polder dient vermeden te worden

Voor de (3) Erfontsluiting bedrijvigheid langs Blikken worden een aantal functionele eisen en ontwerpprin- cipes opgesteld:

-

Erfontsluiting van aanpalende havenbedrijven: toegang geven tot het wegennet en fietsnetwerk

-

Faciliteren van bewegingen tussen havenbedrijven voor haveninterne voertuigen

Ontwerpprincipes:

-

70km/u

-

2x1 rijstroken

-

Breedte rijstroken (indien Blikken vernieuwd wordt): 4,20m (Dit geldt niet voor de Westelijke Ont- sluiting)

Functionele eisen en ontwerpprincipes fietsroutes

Voor de fietsverbindingen worden een aantal functionele eisen en ontwerpprincipes opgesteld:

-

Bovenlokale functionele fietsroute tussen de Engelsesteenweg (N451) (richting Saftingen, Kieldrecht en Doel) en de R2

-

Lokale functionele fietsroute tussen Kieldrecht, Complex Hogendijk en Complex Watermolen

-

Fietsontsluiting van de bedrijven langsheen Blikken

-

Fietsverbinding naar tewerkstellingscluster Tweede Getijdendok / Drie Dokken Ontwerpprincipes:

-

Dubbelrichtingsfietspaden

-

Breedte: 4m waar mogelijk (elders minimum 3m)

-

Conflictvrije kruisingen met wegenis en spoor waar mogelijk

-

Maximum helling volgens het fietsvademecum

Functionele eisen en ontwerpprincipes spoorontsluiting

Voor de spoorontsluiting worden een aantal functionele eisen en ontwerpprincipes opgesteld:

-

Vrijwaren van de functie die momenteel door spoorlijn 211 en 211C wordt vervuld, zowel richting zui- den (spoorlijn 10) als richting oosten (spoorbundel Kalishoek, Ketenis,…)

-

Efficiënte spoorontsluiting van de verschillende projectonderdelen van ECA (Tweede Getijdendok, Noordelijk Insteekdok, Doeldok, Waaslandkanaal west en Driedokken) richting spoorlijn 10 (Lief- kenshoekspoortunnel en spoorcorridor naar het westen):

▪ biedt toegang tot de spoorterminal(s) van het Tweede Getijdendok

▪ biedt voldoende capaciteit voor het realiseren van een ambitieuze modal split

▪ is geschikt voor 750 m konvooien

Ontwerpprincipes:

-

Dubbel spoor

(23)

-

Gabarit:

-

Vrije ruimte langsheen spoor (gemeten vanaf buitenste rail): 4m

-

Vrije ruimte langsheen spoor in ophoging (gemeten vanaf buitenste rail): 4m

-

Het ontwerp dient ruimte te vrijwaren voor een mogelijke elektrificatie van het spoor

-

Minimum bochtstraal: 250m

-

Maximum helling: 0,6%

-

Minimum straal top- en dalbogen: 5000m

-

Niveaus:

▪ Maximum: +12,70mTAW

▪ Dam Doeldok: +12mTAW (spoorhoogte) (spoorzate: +11,30mTAW)

▪ Logistieke zone toekomstig Tweede Getijdendok: +12mTAW (spoorhoogte) (spoorzate:

+11,30mTAW)

▪ Spoorhoogte t.h.v. tunnel MPET naar de binnenvaartkaai Doeldok: +11,20mTAW

▪ Aansluiting spoor richting Kieldrechtsluis: +11,70mTAW

-

Rechtstreekse spooraansluiting richting nieuwe Tweede Getijdendok (dubbel spoor)

-

Minimaal aantal kruisingen met het spoor en andere verkeersstromen

-

Ongelijkvloerse kruisingen

Functionele eisen ruimtelijk-landschappelijk concept

Gelijktijdig met het onderzoek naar de Westelijke Ontsluitingsinfrastructuur werd een onderzoek gedaan naar de landschappelijke inpassing en inrichting van de Westelijke Ontsluitingsweg (Bijlage 20.3).

Het uitgangspunt hierbij is dat er tussen de spoorinfrastructuur en de aangrenzende zones een gebied wordt ingericht waarbinnen maatregelen moeten genomen worden voor de buffering van de haven-, weg-, en spoorinfrastructuur ten opzichte van haar omgeving en voor de kwalitatieve landschappelijke inpassing van de infrastructuur in de omgeving. De voorwaarden waaraan deze buffering moet voldoen zijn:

-

de buffering moet bijdragen aan een visuele afscherming en landschappelijke inpassing

-

de buffering mag de natuurdoelstellingen in het gebied niet hypothekeren

-

een constante zorg voor ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde

Waarbij wordt gestreefd naar:

-

het versterken van herkenbaarheid en oriëntatie

-

het gebruik van landschaps-typische elementen die historisch verankerd zijn

-

het beperken van grondverwerving/onteigening en inname van in concessie gegeven of te geven terrei- nen

-

het vermijden van grondinname van bestaande natuurgebieden (o.a. behoud buitengrens van de buf- ferdijk)

-

het tegengaan van verstoring en lichthinder van woon- en natuurgebieden door de havenactiviteiten

Naast de (heraanleg van de) bestaande bufferdijk werd er in de driehoekige ruimte Putten Hoog gezocht naar een invulling van dit terrein, waarbij rekening dient te worden gehouden met volgende randvoorwaarden:

-

de continuïteit van de dijk, in al zijn gedaanten, als landschappelijk kader van zuid naar noord staat voorop

-

de dijk heeft een belangrijke taak als visuele en geluidsbuffer.

(24)

FASERING ECA-PROJECTEN IN RELATIE MET ANDERE PRO- JECTEN

De vergunning (via projectbesluit) en realisatie van de Westelijke Ontsluiting (voorwerp van voorliggende onderzoeksnota) is vroeger voorzien dan deze voor het Tweede Getijdendok. Het is essentieel om deze ont- sluiting vroeger te realiseren, vooraleer de aanleg van TGD kan starten. Deze ontsluiting zal namelijk de aan- leg van TGD faciliteren. Ook zullen de werken voor TGD de bestaande ontsluiting onmogelijk maken. Het goed afstemmen van de werken, de fasering, en minder hinder maatregelen tijdens de werken van de verschillende ECA onderdelen zijn van groot belang.

Het projectbesluit voor de Westelijke Ontsluiting is voorzien voor 2022-2023. De volledige uitvoering ervan is voorzien tegen 2025. Onderstaande opsomming situeert de timing van het project Westelijke Ontsluiting (in het zwart) in de timing van het project Containercluster Linkerscheldeoever (in het grijs).De timing van de realisatie en ingebruikname van de projecten is onderhevig aan heel wat verschillende factoren (o.a. afstem- ming met andere ECA-projecten). Op dit moment is het dus niet mogelijk om op dit moment een exacte timing te geven. Indicatief gaan we voorlopig uit van volgende timing:

• 2020 - 2023 Voorbereiding, studiewerk, ontwerp projectbesluit CCL en projectbesluit CCLVlaamse Regering

• 2020 – 2023 Voorbereiding, studiewerk, ontwerp Projectbesluit WOW en projectbesluit WOW Vlaamse Regering

• 2023 Aanbesteding van de werken CCL

• 2023-2025 Aanleg en volledige uitvoering van het project WOW

• 2023 – 2030 Aanleg van de vergunde ingrepen (inrichtingswerken Prosperpolder Zuid, dem- ping Noordelijk Insteekdok, aanleg Tweede Getijdendok

• 2028-2030 Bouw van de superstructuur (containerterminals) en opstart van de activiteiten

• 2030 - …

Operationale periode

Volgende infrastructurele werken, uitgevoerd tegen 2030, spelen een belangrijke rol in het functioneren van het multimodaal mobiliteitssysteem dat door de Westelijke Ontsluiting versterkt wordt:

-

Extra Containercapaciteit Haven van Antwerpen 2030

-

Oosterweelverbinding 2030

-

Tweede Tijsmanstunnel (Haventracé) 2027

-

Aanpassing E34 (Haventracé) 2025 - 2030

-

Aanpassing knoop Zuid op de R1 2030

Voornamelijk de realisatie van de aanpassing van de E34 is belangrijk voor het project Westelijke Ont- sluiting, omdat de weg hier in het zuiden op zal aantakken. Mogelijk kan de ontsluiting tussen Watermolen en E34 (incl. aantakking op de E34) al eerder (2025) gerealiseerd worden. Een goede afstemming tussen beide projecten is noodzakelijk.

(25)

BESTEMMINGSWIJZIGINGEN

DOELSTELLING VAN HET VOORGENOMEN PLAN

Om de doelstellingen van het complex project te realiseren zijn een aantal bestemmingswijzigingen nodig.

Onderstaande Figuur 3-1 toont de vermoedelijk te herbestemmen zones. De bestemmingswijzigingen die worden doorgevoerd in het Projectbesluit WOW zijn tweeledig:

-

Bestemmingswijzigingen in functie van realisatie Westelijke Ontsluiting en buffer

-

Herbestemming Putten Weiden naar natuurgebied

Figuur 3-1: Situering bestemmingswijzigingen op bestaande juridische toestand (gewestplan en GRUP Waaslandhaven fase 1 en omgeving)

(26)

Bestemmingswijzigingen in functie van realisatie Westelijke Ont- sluiting en buffer

Met het oog op het vergunnen en realiseren van de geplande ingrepen voor de aanleg van de Westelijke Ontsluiting (zie §4.2) zijn een aantal herbestemmingen nodig. Grosso modo gaat het om:

-

Realisatie van een infrastructuurbundel met weg-, spoor-, fietsinfrastructuur, leidingen, nutsvoorzienin- gen

o Herbestemming van bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’ (cf gewestplan en GRUP Waasland- haven fase 1 en omgeving) naar bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’

o Werkhypothese: aanduiding zone verkeers- en vervoersinfrastructuur (bestemmingscategorie

‘lijninfrastructuur)

-

Realisatie van een kwalitatieve bufferdijk tussen het havengebied, inclusief infrastructuurbundel en de aanpalende polder- en natuurgebieden

o Herbestemming van bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’ (cf gewestplan en GRUP Waasland- haven fase 1) naar bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’

o Werkhypothese: overdrukaanduiding

Herbestemming Putten Weiden naar natuurgebied

Instandhoudingsmaatregelen in het kader van Natura 2000-programma in Putten Weiden

-

Instandhoudingsbeleid aanliggende natuurgebied Putten Weiden

o Herbestemming van bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’ (cf gewestplan en GRUP Waasland- haven fase 1 en omgeving) naar bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’

▪ Werkhypothese: zonale aanduiding ‘natuurgebied’

(27)

REIKWIJDTE EN DETAILLERINGSGRAAD VAN HET ONDERZOEK NAAR DE HERBESTEMMINGEN

Het onderdeel van het projectbesluit dat geldt als ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) omvat herbestemmingen voor twee gebieden (zie 4.1). De herbestemming naar infrastructuur en buffer wordt in het geïntegreerd onderzoek (incl. MER) op projectniveau bestudeerd ifv het onderdeel omgevingsvergunning van het project- besluit. Gezien het project dat men wil realiseren nauw aansluit bij de herbestemming en de stedenbouw- kundige voorschriften, volstaat het onderzoek op projectniveau om ook een correct beeld te hebben van de effecten op planniveau.

De bestemmingswijziging van Putten Weiden van bedrijvigheid naar natuurgebied dient wel op planniveau te worden onderzocht. Er zijn in dit gebied immers geen te beoordelen ingrepen gepland die vergund worden via het projectbesluit.

Hieronder beschrijven we de reikwijdte en detailleringsgraad van het plan. Het is belangrijk op te merken dat deze nog onderhevig zijn aan verder verfijning en aanpassing, dit aan de hand van verkregen inzichten en beoordeling van de programmaonderdelen in het lopende planningsproces. Dit is eigen aan het evolutieve en iteratieve karakter van het planningsproces.

De reikwijdte van het voorgenomen plan betreft maatregelen in de ruimtelijke ordening, in casu het wijzigen van de bestemming en het vastleggen van stedenbouwkundige voorschriften op vlak van bestemming, in- richting en/of beheer. Het is mogelijk dat voor de samenhang en de rechtszekerheid of door het werken op een kadasterplan als achtergrond bepaalde aangrenzende gebieden/percelen worden meegenomen in het plan.

De detailleringsgraad van het voorgenomen herbestemming vat zoveel mogelijk de percelen in één bestem- ming, en duidt grote gehelen aan. Voor de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften worden, waar mo- gelijk, de typevoorschriften (zie website: http://rwo.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=114) als ba- sis gehanteerd. Ze zullen worden aangevuld met gebiedsspecifieke bepalingen. Het opstellen van gedetail- leerde bouwvoorschriften zoals bouwwijze, voortuinstroken, keuze van beplanting, e.d. maakt geen deel uit van dit RUP, tenzij er goede redenen zijn vanuit het actorenoverleg, de milieubeoordeling of het ruimtelijk ontwerp om dit wel te doen. Voor het realiseren van milderende en flankerende maatregelen is het mogelijk om naast een herbestemmingsplan ook andere instrumenten (bv rooilijnplan, …) in te zetten. Het nut en de noodzaak van het inzetten van andere instrumenten zal op basis van het verder onderzoek worden bepaald.

(28)

PROJECTBESCHRIJVING

Dit hoofdstuk licht het project toe. In een eerste onderdeel wordt een overzicht gegeven van de alternatieven en varianten van toepassing voor het project. De redelijke en kansrijke alternatieven en varianten worden verder toegelicht in de projectbeschrijving die daarop volgt. In een laatste onderdeel komt het actiepro- gramma met projectgebonden en flankerende maatregelen aan bod.

ALTERNATIEVEN

Nulalternatief

Het nulalternatief wordt gelijkgesteld met een situatie zonder realisatie van de Westelijke Ontsluiting en zon- der bijkomende containerbehandelingscapaciteit en logistieke/industriële terreinen. Dit wil zeggen geen aan- gepaste ontsluitingsstructuur ter hoogte van dit gebied.

Het nulalternatief houdt rekening met autonome en beleidsgestuurde ontwikkelingen die momenteel gekend zijn, en komt in de verdere milieubeoordeling overeen met de beschrijving van de beschouwde referentiesi- tuaties (korte termijn en 2030).

Locatiealternatieven

In de voorgaande onderzoeksfase werden verschillende locatiealternatieven bestudeerd. Op basis hiervan werd door de Vlaamse Regering één locatiealternatief gekozen dat verankerd werd in het voorkeursbesluit.

In de uitwerkingsfase worden dan ook geen locatiealternatieven meer behandeld.

Alternatieven binnen de (indicatief) vastgelegde grenslijn van het gekozen locatiealternatief worden be- schouwd als inrichtingsalternatieven.

Inrichtingsalternatieven en -varianten

In het voorbereidende studiewerk van SBE (zie bijlage 20.2) werden verschillende mogelijke inrichtingen om de Westelijke Ontsluiting te realiseren onderzocht en afgetoetst aan de vooropgestelde doelstellingen en functionele eisen van het project.

Ook voor de inrichting van de buffer tussen de Westelijke Ontsluiting en de naastliggende polder werden een aantal mogelijke inrichtingen bekeken (OMGEVING, zie bijlagen 20.3 en 20.4).

In onderstaande paragrafen worden de mogelijke inrichtingen beschreven en wordt geduid of het al dan niet om alternatieven gaat, dan wel om varianten van het beschreven project. Deze kunnen als volgt getoetst worden3:

-

Een alternatief is een andere manier om de doelstelling van het plan of project te realiseren.

-

Een variant is een keuzemogelijkheid binnen een bepaald alternatief, en heeft betrekking op een beperkt aantal aspecten of elementen van dat alternatief. Varianten verschillen te weinig van elkaar om ze als aparte alternatieven te beschouwen.

3Definitie uit ‘Alternatieven in Milieueffectenrapportage, Handleiding’, Team Mer, 2015 (https://omgeving.vlaande- ren.be/sites/default/files/atoms/files/Handleiding%20alternatieven%20in%20mer%2020150818.pdf )

(29)

4.1.3.1 Niet-redelijke alternatieven en varianten

De afweging van de verschillende mogelijke inrichtingen met betrekking tot de Westelijke Ontsluiting in de voorbereidende studie van SBE werd opgesplitst in enerzijds de inrichting van de Westelijke Ontsluiting (van complex Watermolen tot complex Hogendijk) en anderzijds de inrichting van het complex Hogendijk.

Uit de afweging blijkt dat er slechts één oplossingsrichting is voor de Westelijke Ontsluiting die beantwoordt aan de vooropgestelde doelstellingen en bijhorende functionele eisen, namelijk de aanleg van een volledig nieuwe ontsluitingsweg ten westen van het spoor. De overige oplossingsrichtingen, zoals het uitbreiden van de bestaande rijweg Blikken, de aanleg van 2x1 ontsluiting met parallelweg met 1 rijstrook, starten van een blanco grondplan, een combinatie van uitbreiding Blikken en aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg, inname concessiegrond voor aanleg vluchtstroken en in- en uitvoegstroken ter hoogte van de bedrijfstoegangen (zie voorbereidende studie SBE resp. variant 1, 3, 4, 5 en 6) zijn als niet redelijk te beschouwen (de argumenten daarvoor zijn terug te vinden in de voorbereidende studie SBE in bijlage 20.2) en worden verder niet meege- nomen in het geïntegreerd onderzoek. Deze enige redelijke oplossingsinrichting werd in de voorbereidende studie verder uitgewerkt tot een ontwerp, en wordt meegenomen bij de verdere projectbeschrijving.

Voor het complex Hogendijk zijn er twee kansrijke oplossingsrichtingen, namelijk een noordelijke inplanting van het complex en een inplanting ten zuiden van het spoor. Ze worden beschouwd als inrichtingsvarianten (zie 4.1). Andere oplossingsrichtingen zoals een inplanting van het complex op Putten Hoog, een minimale inname van Putten Hoog, een inplanting ten zuiden van het spoor op concessiegrond, geen rechtstreekse aansluiting van Blikken of Blikken knippen (zie in bijlage voorbereidende studie SBE, resp. variant A, B, D, F en G) blijken niet te voldoen aan de doelstellingen en bijhorende functionele eisen en prioritaire randvoor- waarden (de argumenten daarvoor zijn terug te vinden in de voorbereidende studie SBE) en worden daarom als niet redelijk beschouwd.

4.1.3.2 Inrichtingsalternatieven Putten Hoog

Voor de inrichting van Putten Hoog werd de mogelijkheden onderzocht in een aparte studie (OMGEVING, zie bijlage 20.4). Op basis van de vooropgestelde randvoorwaarden, werden 2 opties uitgewerkt:

-

Havenberg

De volledige beschikbare ruimte wordt ingezet om een recrea- tieve invulling voor te stellen. De centrale ligging van Hogendijk is aanleiding om een uitzichtpunt te maken dat een 360° beeld geeft van de contrasterende landschappen die daar samenko- men. Het is een ideale plek om de haven van de toekomst in werking te zien, om de uitgestrektheid van het polderland te zien en om de natuurontwikkeling en Schelde te observeren. In deze variant hebben we onderzocht of het mogelijk is om er een befietsbare berg te maken. Boven op de berg wordt de recreant ontvangen op een beschutte plek met alle info over deze unieke site. Door het grote volume grond wordt de impact van het op- getilde spoor maximaal aan het zicht en het gehoor ontnomen.

De ingreep is op schaal van de haven, het is een robuust ant- woord op de schaalsprong van de haven. De berg markeert te- gelijkertijd de haven en het begin van het open polderland- schap.

(30)

-

Gradiënt:

Deze variant tracht de kwaliteiten van de omgeving en de func- tionele eisen samen te brengen, waarbij een combinatie wordt gezocht tussen de bufferende werking en natuur. Dit alternatief biedt een geleidelijke overgang tussen het natuurgebied Putten Weiden en een mogelijk oriëntatiepunt langs de nieuwe haven- ontsluiting, waarbij een overgang tussen nat en droog mogelijk wordt gemaakt. De landschappelijke buffering kan ingericht worden als attractiepunt op het snijpunt van contrasterende landschappen.

Aangezien deze mogelijke invullingen substantieel verschillen van elkaar en een invloed hebben op het vol- ledige natuurcompensatieverhaal en de grondbalans, kunnen ze beschouwd worden als alternatieven.

Onderstaande tabel geeft een scoping weer van de benoemde alternatieven, op basis van de kernthema’s en onderzoeksaspecten die relevant zijn voor het geïntegreerd onderzoek (zie §0). Hierin wordt nagegaan of er onderscheidende en/of aanzienlijke effecten kunnen zijn, relevant voor het verdere geïntegreerde onder- zoek. Tevens wordt nagegaan of deze onderscheidende effecten reeds voldoende bekeken werden in voor- genoemde voorbereidende studies, of deze verder dienen onderzocht te worden in het geïntegreerd onder- zoek.

(31)

Kernthema

Inrichtingsalternatieven Putten Hoog

Havenberg Gradiënt

Mobiliteit Niet onderscheidend en niet relevant Niet onderscheidend en niet relevant Biodiversiteit Onderscheidend

niet onderzocht in nota OMGEVING

Onderscheidend

beperkt onderzocht in nota OMGE- VING:

-Geleidelijke overgang tussen nat en droog

-groene, ingesloten restruimten als wateropvang en/of ecologische ver- bindingszone

Ruimtelijke kwaliteit Onderscheidend

Onderzocht in nota OMGEVING:

-landmark op snijpunt haven en pol- der

-recreatieve invulling: uitkijkpunt op het snijpunt van contrasterende land- schappen (haven – polder)

-toegankelijkheid wandelaars en fiet- sers

-visuele buffering

Onderscheidend

Onderzocht in nota OMGEVING:

-attractiepunt op het snijpunt van contrasterende landschappen (haven – polder)

-toegankelijkheid wandelaars - visuele buffering

Omgeving mens & mi- lieu

Onderscheidend

Beperkt onderzocht in nota OMGE- VING:

Geluidklimaat

Impact van het opgetilde spoor maxi- maal aan het gehoor ontnomen

Onderscheidend

Beperkt onderzocht in nota OMGE- VING:

Geluidklimaat

Geluidsdempende oostzijde

Uitvoerbaarheid en be- taalbaarheid

Onderscheidend

Onderzocht in nota OMGEVING:

Toevoegen grond (ca. 3 miljoen m³)

Onderscheidend

Onderzocht in nota OMGEVING:

Toevoegen grond (ca. 2 miljoen m³)

Uit de scoping blijkt dat er verschillende onderscheidende effecten kunnen optreden. Nog niet alle elementen zijn in de aangehaalde studie (OMGEVING, zie bijlage) voldoende uitvoerig onderzocht. Daarom worden deze

(32)

alternatieven voor de invulling van Putten Hoog meegenomen en zullen ze verder geïntegreerd onderzocht worden.

4.1.3.3 Inrichtingsvarianten bufferdijk

Op basis van vooropgestelde randvoorwaarden werd in de studie van OMGEVING ook ontwerpend onderzoek gedaan naar mogelijke inrichting van de bufferdijk tussen de haven en de Polder (zie bijlage 20.3), waarbij 3 mogelijke opties werden aangegeven:

-

Bufferdijklint:

Forse bomenrijen bovenop de hoge havenbufferdijk

-

Polderbos:

Bosstroken als zichtbuffer tussen haven en bebouwings- concentraties

-

Coulissen-principe:

Visuele filtering door middel van coulissewerking met bomenrijen doorheen het landschap

Deze kunnen beschouwd worden als varianten voor de inrichting van de bufferdijk.

Onderstaande tabel geeft een scoping weer van de benoemde varianten, op basis van de kernthema’s en onderzoeksaspecten relevant voor het geïntegreerd onderzoek (zie §0). Hierin wordt nagegaan of er onder- scheidende en/of aanzienlijke effecten kunnen zijn, relevant voor het verdere geïntegreerde onderzoek.

(33)

Tevens wordt nagegaan of deze effecten reeds voldoende bekeken werden in voorgenoemde studies, of dat deze verder dienen onderzocht te worden in het geïntegreerd onderzoek.

Kernthema Inrichtingsvarianten bufferdijk

Bufferdijklint Polderbos Coulissen-principe

Mobiliteit Niet onderscheidend en niet relevant

Niet onderscheidend en niet relevant

Niet onderscheidend en niet relevant

Biodiversiteit Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING :

nadeel: verstoringszone broedgebied weide- en watervogels in natuur- compensatiegebieden door bomen4

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING :

-mogelijk interessant ifv biodiversiteit

- verstoring van broedge- bied weide- en watervo- gels door bomen nabij na- tuurgebieden kan verme- den worden

- nadeel: compartimente- ring van het open land- schap is nadelig voor bruine kiekendief - nadeel: gebied tussen bos en haven niet gebuf- ferd

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- verstoring broedgebied weide- en watervogels door bomen nabij natuur- compensatiegebieden kan vermeden worden - nadeel: compartimente- ring van het open polder- landschap is niet overal landschapseigen en nade- lig voor bruine kiekendief

Ruimtelijke kwaliteit

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- efficiënte visuele buf- fering van de haveninfra- structuren, zowel ten op- zichte van de woonkernen als de natuurgebieden - landschapseigen, histo- risch verankerd (dijk met bomenrijen, gelijkaardig aan o.a. Pillendijk) - draagt bij aan de beeld- kwaliteit (herkenbaar

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- niet landschapseigen of historisch verankerd - nadeel: gebied tussen bos en haven niet gebuf- ferd

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING :

- gedeeltelijk landschaps- eigen (‘donkenlandschap’

Verrebroek) en historisch verankerd (Graaf de Fer- rariskaart)

- draagt bij aan de beeld- kwaliteit: herkenbaar dijk- patroon, oriëntatie, land- schapstypische elementen - landschapsbouw in rui- mer gebied

4Uit verder onderzoek blijkt echter dat de bomenrij geen bijkomende verstoring zal veroorzaken ten opzichte van de reeds bestaande verstoring afkomstig van de interne wegenis in de natuurgebieden, spoorlijn, Blikken en in mindere mate de bestaande dijk, zoals weergegeven onder projectbeschrijving §4.2.3 en in de bijlage 20.3. om de verstoringsbronnen weg te nemen of te milderen worden ontsnipperingsmaatregelen voorzien zoals beschreven onder §4.2.3.

(34)

dijkpatroon, oriëntatie, landschapstypisch ele- ment

- nadeel: compartimente- ring van het open polder- landschap is niet overal landschapseigen

Omgeving mens & milieu

Niet onderscheidend en niet aanzienlijk

Niet onderscheidend en niet aanzienlijk

Niet onderscheidend en niet aanzienlijk

Uitvoerbaar- heid en be- taalbaarheid

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- geen verdere grondver- werving/onteigening no- dig (kan snel gerealiseerd worden)

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- nadeel: aanzienlijke grondverwerving/onteige- ning noodzakelijk voor re- alisatie

Onderscheidend

Onderzocht in nota OM- GEVING:

- nadeel: op de meeste segmenten is grondver- werving/onteigening no- dig wegens smalle berm

Uit de scoping blijkt dat er mogelijk verschillende (beperkt) onderscheidende effecten zijn. De onderschei- dende effecten werden voldoende belicht in de studie van Omgeving met volgende conclusie:

‘Nadat alle drie de varianten uitvoerig onderzocht, afgewogen en besproken zijn met de bevoegde instanties werd een consensus gevonden voor de variant ‘Bufferdijklint’. Dit omwille van de efficiënte buffering (zowel ten opzichte van de woonkernen als de natuurgebieden), de sterke verankering in het landschapstype, de beperkte ruimtebehoefte en de snelle realisatiemogelijkheden. Er ontstaat geen compartimentering van het open polderlandschap.

De varianten ‘Polderbos’ en ‘Coulissen-principe’ kunnen op basis hiervan worden weggeschreven als minder kansrijk en worden dan ook niet verder meegenomen.

4.1.3.4 Inrichtingsvarianten Ontsluitingsinfrastructuur - Inrichting Complex Hogendijk

Zoals hoger beschreven zijn er voor de inrichting van het complex Hogendijk twee mogelijke inrichtingsvari- anten die voldoen aan de vooropgestelde doelstellingen.

-

Zuidelijke inplanting t.o.v. het spoor: bestaat erin om het knooppunt ten zuiden van het hoofdspoor in te planten en om buiten de concessiegronden te blijven. De rijweg vanuit Saftingen en Doel wordt niet rechtstreeks op het knooppunt aange- sloten, maar wordt reeds vroeger op de WO aan- gesloten m.b.v. slimme lichten, aangezien deze tak minimaal belast is. Dit brengt de vlotte door- stroom van de WO niet in het gedrang en dit zorgt tevens voor een compacter en minder complex knooppunt. De spoorwegen worden ongelijk- vloers gekruist via spoorbruggen. In de overige de- len ligt het spoor in ophoging met taluds van 6/4.

In totaal zijn er bij deze variant twee kruisingen met het spoor.

(35)

-

Noordelijke inplanting: bestaat erin om het knooppunt ten noorden van het hoofdspoor in te planten. Het knooppunt ligt dan tussen het afge- splitste spoor richting het Tweede Getijdendok en het hoofdspoor richting de R2. Doordat het spoor aan het Tweede Getijdendok langs de kant van de dijk loopt i.p.v. langs de waterkant van het dok, is hier de nodige ruimte beschikbaar om het knoop- punt in te planten. Bij deze variant wordt de rij- weg vanuit Saftingen en Doel niet rechtstreeks op het knooppunt aangesloten, maar wordt deze reeds vroeger op de WO aangesloten m.b.v.

slimme lichten, aangezien deze tak minimaal be- last is. Dit brengt de vlotte doorstroom van de WO niet in het gedrang en dit zorgt tevens voor een compacter en minder complex knooppunt. Bijko- mende is het mogelijk om een extra bypass te voorzien voor het verkeer vanuit Saftingen en Doel richting de E34. Dit heeft geen aanzienlijke ruimte-inname tot gevolg, maar zorgt wel voor een optimalisatie van de doorstroom van het ver- keer. Blikken wordt rechtstreeks op het knoop- punt aangesloten. De rechtstreekse aansluiting van Blikken op het knooppunt biedt een aantal voordelen. Een eerste voordeel is dat de huidige toestand van Blikken (tot enkele meters voor de laatste bedrijfsinrit) behouden kan blijven, zowel qua ligging als qua hoogte. Indien Blikken zou aan- sluiten op de Westelijke Ontsluiting t.h.v. de T- aansluiting richting Saftingen en Doel, dan zou Blikken plaatselijk verdiept moeten worden en dan zou er een extra spoorkruising nodig zijn en dus een extra kunstwerk. Blikken kan nu ter hoogte van de laatste bedrijfsingang op het hui- dige maaiveld blijven en moet pas voorbij deze in- rit dalen om onder het spoor te kruisen en vervol- gens aan te sluiten op het knooppunt. Een tweede voordeel van een rechtstreekse aansluiting van Blikken op het knooppunt is een beperking van de afstand waarover het spoor op +12.70mTAW moet blijven, want de spoorbruggen liggen dich- ter tegen elkaar. De spoorwegen worden ongelijk- vloers gekruist via spoorbruggen. In de overige de- len ligt het spoor in ophoging met taluds van 6/4.

In totaal zijn er bij deze variant 3 kruisingen met het spoor.

Deze kunnen beschouwd worden als varianten voor de inrichting van complex Hogendijk.

Onderstaande tabel geeft een scoping weer van de benoemde varianten, op basis van de kernthema’s en onderzoeksaspecten die relevant zijn voor het geïntegreerd onderzoek (zie §0). Hierin wordt nagegaan of er onderscheidende en/of aanzienlijke effecten kunnen zijn, die relevant zijn voor het verdere geïntegreerde onderzoek. Tevens wordt nagegaan of deze effecten reeds voldoende bekeken werden in voorgenoemde studies, of dat deze verder dienen onderzocht te worden in het geïntegreerd onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

stadsvernieuwingsproject Antwerpen, Nieuw Zuid, Smart City District, in het kader van de oproep 2014 toekende; Een concessie voor openbare werken in de nutssectoren voor het

De door de regering voorgestelde zelfreguleringsaanpak, waarbij filesharing vooral door ISP’s en rechthebbenden zou worden bestreden, vond geen steun in het veld, omdat niet

eerdergenoemde verdubbeling voor 2021 en voor de komende jaren naar een verdere verhoging tot ca. 1.500 te versterken adressen per jaar, mits voldoende bouwcapaciteit beschikbaar

zodra overeenstemming is bereikt over de genoemde punten het ontwerp wijzigingsplan conform artikel 3.6 Wro en afdeling 2.4 Awb zes weken ter inzage leggen;..

Voor de ontwikkeling in het aantal toevoegingen onder de gesubsidieerde rechtsbijstand en in het beroep op de advocatuur als geheel zijn, behalve wijzigingen in de

Als een leerling ondersteuning nodig heeft wordt eerst gekeken hoe de basisondersteuning op de eigen school daarbij kan helpen. Het niveau van basisondersteuning is in 2017

Retributies voor ligplaatsen worden geheven van zodra een binnenvaartuig, passagierschip (inclusief vaartuigen voor rondvaart) of pleziervaartuig een ligplaats in het

Het is mogelijk dat bewoners bepaalde identiteitsbepalende aspecten van een groter belang achten dan beleidsmedewerkers en andersom. In dit onderzoek wordt ook juist gezocht naar