• No results found

Nota Lo-Reninge, Gravestraat 2 Deel 2: Programma van Maatregelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nota Lo-Reninge, Gravestraat 2 Deel 2: Programma van Maatregelen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BAAC Vlaanderen bvba Hendekenstraat 49 9968 BASSEVELDE info@baac.be

Nota

Lo-Reninge, Gravestraat 2

Deel 2: Programma van Maatregelen

BAAC Vlaa n de re n Progra mma va n maa tregele n

(2)

1 Administratieve gegevens ... 1

2 Gemotiveerd advies ... 2

2.1 Datering en interpretatie onderzoeksterrein ... 2

2.2 Waardering archeologische vindplaatsen ... 2

2.3 Impactbepaling ... 3

2.4 Bepalingen van de maatregelen ... 3

2.4.1 Kennispotentieel verder (voor)onderzoek ... 3

2.4.2 Volledigheid van het (voor)onderzoek ... 3

(3)

Programma van Maatregelen

BAAC Vlaanderen Rapport 1742

1

1 Administratieve gegevens

Algemeen

Naam site Lo-Reninge, Gravestraat 2

Ligging Gravestraat 2, Lo-Reninge, West-Vlaanderen

Kadaster Lo-Reninge, Afdeling 1, Sectie C, Percelen 234D

Projectnummer BAAC Vlaanderen 2021-0359

Reeds uitgevoerd vooronderzoek Bureauonderzoek (ID 17531)

Landschappelijk bodemonderzoek (2021B236)

Bewaarplaats archief BAAC Vlaanderen

Actoren

Auteur Delphine Saelens

Charlotte Desmet

Betrokken actoren Wendy De Winter

Betrokken derden Niet van toepassing

Plangebied

Oppervlakte plangebied 1.615 m²

Kartering gewestplan 0100 – woongebied

0901 – agrarisch gebied

(4)

BAAC Vlaanderen Rapport 1742

2 Gemotiveerd advies

2.1 Datering en interpretatie onderzoeksterrein

Het plangebied ligt aan de rand van de historische stadskern van Lo, op de grens met de zuidwestelijke stadsgracht. Hoewel menselijke occupatie ter hoogte van de stadskern reeds mogelijk is in de Romeinse periode zijn er pas vanaf de vroege middeleeuwen echte nederzettingssporen aangetroffen in de stadskern. De landschappelijk situatie van het plangebied, op een verhoging in het omliggende polderlandschap, doet vermoeden dat ook vroegere bewoning mogelijk was hoewel dit nog niet bevestigd is door archeologisch onderzoek.

Het plangebied zelf bevond zich in de periferie van de stadskern en werd volgens het historisch kaartmateriaal pas in de 19e eeuw in gebruik genomen. Het historische kaartmateriaal beeldt een kleine woning af ter hoogte van de huidige hoeve op het einde van de 19e eeuw die vervolgens verdwijnt en begin 20e eeuw plaatsmaakt voor de huidige hoeve. Later werden ook de overige structuren gebouwd.

Het landschappelijk bodemonderzoek kon over een grote zone van het terrein een sterk vergraven en verstoorde bodem registreren, wat overeenkomt met de kartering op de bodemkaart.

2.2 Waardering archeologische vindplaatsen

Op basis van het bureauonderzoek kon algemeen volgende verwachting opgesteld worden:

Op basis van de bodemkundige gegevens wordt de verwachting op het aantreffen van in situ steentijdartefactensites op laag tot matig geschat. De ligging in het dynamische kustlandschap van relatief recente oorsprong maakt de kans op het aantreffen van in situ steentijdsites laag. Ook tijdens de metaaltijden wordt de verwachting op eerder laag geschat.

Vanaf de Romeinse periode, hoewel de kustvlakte nog steeds een dynamisch landschap was, komen sporadisch bewoningssporen voor in de kustpolders. De landschappelijke ligging van het plangebied, op een verhoogd gebied in de polders met een vermoedelijk bos (etymologie Lo), maakt dit een geschikte locatie voor de eerste occupatie in de kustvlakte. Daarnaast wordt ter hoogte van Lo ook de loop van een Romeinse weg vermoed. In Lo zijn sporadisch vroegmiddeleeuwse sporen aangetroffen (Schaerdeke), maar vooral sporen uit de volle en late middeleeuwen of recenter (Grauwe Zusterklooster, Weststraat, Oude Eiermarkt) gerelateerd aan de voormalige stad Lo. Aangezien het plangebied in de periferie van de stad gelegen is, vlak bij de stadsgracht en dus niet op het centrale, hoogste deel van de stad, is de kans op het aantreffen van vroege nederzettingssporen uit de Romeinse en vroegmiddeleeuwse periode bijgevolg minder hoog dan in de stadskern. Echter, archeologische sporen kunnen niet uitgesloten worden, bijvoorbeeld gerelateerd aan randactiviteiten zoals ovens, afvalkuilen en mestkuilen.

Na afloop van het landschappelijke bodemonderzoek kon deze verwachting bijgesteld worden. In de meeste boringen werd een verstoringspakket herkend tot maximaal 120 cm diepte tot in de moederbodem. Enkel in boringen 1 en 3 werd een onverstoorde AC-overgangshorizont aangeduid op 70 tot 100 cm onder het maaiveld. In het kader van de geplande werken (met maximale verstoringsdiepte van 50 cm, inclusief buffer), zullen bijgevolg geen archeologische niveaus aangesneden worden.

(5)

Programma van Maatregelen

BAAC Vlaanderen Rapport 1742

3

2.3 Impactbepaling

Tabel 1: Impact ingrepen met verstoringsdieptes

ingreep oppervlakte Verstoringsdiepte onder maaiveld (exclusief buffer)*

garage 63 m² 30 cm

woning hoeve 120 m² 30 cm

nieuwe woning 128 m² 30 cm

schuur 96 m² 30 cm

oprit (kasseien) 157 m² 15 cm

terras (tegels) 95 m² 15 cm

groenaanplant 695 m² 0 cm

*Hierbij dient rekening gehouden te worden met een buffer van ca. 20 cm. Er moet rekening gehouden worden dat tijdens het uitvoeren van de geplande diepte van de ingreep steeds wat dieper verstoord wordt door de werken (compactie e.d.).

De maximale verstoringsdiepte van de geplande werken bedraagt 50 cm (inclusief buffer). Aangezien er ter hoogte van het plangebied enerzijds en verstoringspakket tot ca. 120 cm diepte vastgesteld werd tot in de moederbodem en anderzijds de intacte AC-profielen een bouwvoor hadden van 70-100 cm diepte, worden tijdens de werken geen archeologische niveaus verstoord. Er is bijgevolg geen impact op de mogelijk aanwezige archeologische waarden.

2.4 Bepalingen van de maatregelen

2.4.1 Kennispotentieel verder (voor)onderzoek

De resultaten van het landschappelijk booronderzoek hebben aangetoond dat het plangebied ter hoogte van boringen 1, 2 ,3 en 6 sterk vergraven en verstoord was tot lokaal maximaal 120 cm diepte tot in het moederbodem materiaal. Enkel ter hoogte van boring 1 en 3 werd een vermoedelijk onverstoorde AC-overgangshorizont aangeduid op 70 of 100 cm beneden het maaiveld. Gezien de toekomstige verstoring (inclusief een buffer van 20 cm) maximaal 50 cm diepte beperkt is, wordt de kans op het aantreffen van archeologie in het plangebied dus zeer laag tot onbestaand geacht. Er worden hierbij namelijk geen archeologische niveaus aangesneden, waardoor er geen kennispotentieel aanwezig is.

2.4.2 Volledigheid van het (voor)onderzoek

Volgens de beslissingsboom voor verder archeologisch vooronderzoek1 is er voldoende informatie over de aan- of afwezigheid van een archeologische site. Het kennispotentieel kon voldoende bepaald worden. Verder vooronderzoek is niet aangewezen.

1 ONROEREND ERFGOED VLAANDEREN 2019 fig.3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien het criterium voor sites met rurale context op 1000 m² wordt gesteld, betreft het hier een site met een te kleine oppervlakte om de sporen bij een opgraving op een

Tijdens het onderzoek werden, uitgezonderd van een gemetste ondergrondse riolering geen archeologisch relevante vondsten gedaan en sporen en/of structuren aangetroffen.

2,20m diep zijn en het diepste archeologische niveau slechts 1,30 m onder maaiveld is gelegen, kan worden geconcludeerd dat alle archeologisch relevante niveaus ter hoogte van

Een vergelijking van de impactzone van de geplande werken (zie hoofdstuk 1.2.2 in het verslag van resultaten), de geplande nulpas in rekening genomen, met de resultaten van

- Indien archeologische indicatoren 10 worden aangetroffen en indien de bodembewaring ter plaatse voldoende goed is: uitvoer waarderend archeologisch booronderzoek op deze

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,