de correlatiecoëfficiënt (r) grafiek a
0 0 , 2 0 , 4 0 , 6 0 , 8 1 1, 2 1, 4 1, 6 1, 8 2
0 1 2 3 4
grafiek b
0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 1,4 1,6 1,8 2
0 1 2 3 4
grafiek c
0 0 , 2 0 , 4 0 , 6 0 , 8 1 1, 2 1, 4 1, 6 1, 8
0 1 2 3 4
grafiek d
0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1 ,2 1 ,4 1 ,6 1 ,8
0 1 2 3 4
Met de correlatiecoëfficiënt (r) wordt aangegeven hoe goed punten op een rechte lijn liggen.
Dit gegeven is belangrijk bij kalibratiegrafieken. Als de
kalibratiepunten precies op een rechte lijn liggen is de uitkomst van de monsterwaarden betrouwbaarder.
Bij grafiek a is de correlatiecoëfficiënt ( r) gelijk aan 1.
r = 1.
De punten liggen prefect op een rechte lijn.
De punten van grafiek b liggen ook perfect op de lijn maar de lijn daalt. Dan geldt:
r = - 1.
r-waarden liggen altijd tussen –1 en 1.
Voor grafiek c geldt r = 0,98 en voor grafiek d geldt r = - 0,98.
Hoe r wordt berekend leren we nog.
De kwaliteit van de kalibratie is te zien aan het aantal negens achter de komma. r = 0,9996 is beter dan r = 0,96
Daarom moet je bij het opgeven van r-waarden altijd laten zien hoeveel negens er zijn door ervoor te zorgen dat het laatste getal geen 9 is.
Dus niet 0,999 maar 0,9994.
Grafiek e : voor deze punten geldt r =0. Er is geen samenhang tussen
de x- en y-waarden. grafiek e
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5
0 0,5 1 1,5 2 2,5