• No results found

Annotation: Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2002-07-31

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Annotation: Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2002-07-31"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Annotation: Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2002-07-31

Heerma van Voss, G.J.J.

Citation

Heerma van Voss, G. J. J. (2002). Annotation: Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2002-07-31. Or

Informatie, 11, 56-57. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/14765

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Leiden University Non-exclusive license

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/14765

(2)

GUUS HEERMA DE

vas

Hoogleraar sociaal recht atn

de Universiteit Leiden

!

Opties en instemmingsrecht

Feiten

In maart2001 besloot Philips Electronics nv dat de groep personeelsleden aan wie stockopties worden toegekend zou worden uitgebreid. De kantonrechter verklaarde op verzoek vande cor dat het besluit instemmingsplichtig was (zie

OR-Informatie18april 2002, p. 48-49). Philips ging tegen dit besluit in hoger beroep bij het Gerechtshof's-Hertogenbosch.

In dit hoger beroep voerde Philips drie argu-menten aan:

het besluit is onvoldoende concreet het besluit bevat geen regeling in de zin van art. 27 WOR

het besluit valt niet onder de onder-werpen genoemd in art. 27 WOR. Philips steldedat sprake was van een principe-besluit, dat neg nietconcreet is uitgewerkt. Het besluit liethet management toeom opties toe te kennen. Het management kreeg daarin veel vrij-heid, omdat de gegeven criteria weinig gede-tailleerd en vaag zijn. Zo mochten de managers zelf bepalen wanneer medewerkers een

bijzon-recht gesproken

56

4 september2002

dere waarde voor de onderneming vertegen-woordigen en hoeveel aandelenopties zij kregen. HetHofyond echter dat noch uithet besluit zelf, noch uit de feitelijke gang van zaken daarna bleek dat er slechts sprake was van een princi-pebesluit. Nadere uitwerking was niet meerno-dig en het besluit werd zondere nadere uitwer-king uitgevoerd.

Daamaast voerde Philips aandat het besluit geen betrekking had op een groep werknemers, zo-alsartikel27 WOR eist. De groep medewerkers was niet duidelijk omlijnd. De toekenning van opties vindt jaarlijks plaats aaneen beperkt aan-tal medewerkers die individueel een bijzondere waarde voor de ondememing hebben. Bovendien moeter jaarlijks worden beslist of er weI opties worden toegekend en aan welke medewerkers. HetHofoordeelde daarover dat demanagement-instructies voldoende duidelijk maakten op wel-kegroep de regeling betrekking had. Bovendien bleek ook uit de uitvoering van het besluit dat de groep waarop de regeling betrekking had, vol-doende duidelijk was.

Van een beloningssysteem kan volgens Philips slechts worden gesproken als een systeem

belo-ningen berekent en aan bepaalde functies toe-kent. Deaandelenopties zijn echternietvolgens een systeem met bepaalde functies verbonden. Bovendien rekent Philips dit tot de primaire ar-beidsvoorwaarden waarvoor het instemmings-recht niet geldt. Het hof meende dat het toe-kennen van aandelenopties als beloning moet worden gezien. Het toekennen van eentegen

prestatie voorarbeidbehoeft nietafhankelijk tc zijnvande functie. Ook als onzeker is of de op-ties uiteindelijk tot financieel voordeel zullen lei-den kan van een beloning worlei-den gesproken. Het besluit heeft geen betrekking op primaire arbeidsvoorwaarden omdathet slechts aangeeft welke werknemers voor opties in aanmerkiug komen.

Conclusie

De conclusie is dat de uitspraak van de kan-tonrechterwordt bevestigd en dat Philips even-tueel nog in cassatie kan proberen het besluit bij de Hoge Raad ter discussie te stellen. Voor

(3)

ondememingsraden moetde conclusie nogiets verder reiken. Niet alleen is van belang dat een regeling voor de toekenning van opties onder het instemmingsrecht kan vallen als belo-ningssysteem. Ook vormt deze zaakeen goed voorbeeld van het feit dat veel regelingen die onder het instemmingsrecht vallen in het ge-heel niet voor instemming aande or plegen te worden voorgelegd. Soms beseft de ondeme-mer niet eens dat het instemmingsrecht van toepassing kan zijn, soms probeert hij er on-der uit te komen. AIleen een actieve or (zoals in dit geval de cor van Philips) kan bewerk-stelligen dat dit recht dan vervolgens toch kan worden uitgeoefend. Soms is daarvoor eenpro-cedure nodig. Maarhet belangrijkste is dat een or actief optreedt en zelf signaleert wat er in de onderneming gebeurt. Het instemmings-recht kan creatief worden gebruikt om greep te krijgen op allerlei regelingen voorpersoneel binnen de onderneming.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De stelling van Steinz dat zij op het grote bedrijf Kluwer ver- trouwde en dat zij niet kon verwachten dat de diensten van Kluwer zo zouden falen als hier het geval is, kan Steinz

Gerelateerd aan het (ver- hoogde (hier heeft de deskundige voet- noot 7 ingelast waarin is opgenomen: ‘Ook hier is uitgegaan van de maximale bandbreedte als aangegeven bij

Daarmee werd Mol uirgesloren van alle werkzaamheden van de 0 R voor de duur van zijn lidmaarschap tot

In dar geval kunnen ze niet tussen- tijds worden opgezegd door een van de partijen, tenzij dar uitdruk- kelijk is afgesproken.. Wel kunnen de partijen gezamenlijk de over-

Kwetters heeft terecht bij brief van 10 december 2002 de buitenge- rechtelijke ontbinding ingeroepen, zo- dat de door Kwetters gevorderde ver- klaring voor recht dat de tussen

Laatstgenoemde omstandigheid biedt grond om aan te nemen dat de appel- rechter op basis van hetzelfde criterium, name- lijk de belangenafweging als bedoeld in HR 29 november 1996,

Daarnaast heeft Pirouette in de proce- dure voor de voorzieningenrechter gesteld dat het in strijd zou zijn met de redelijkheid en bil- lijkheid om haar een beroep op verrekening

Op 22 december 2005 heeft minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie (V en I) bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) een aanvraag als bedoeld in artikel