Vraag nr. 41
van 15 december 2000
van mevrouw PATRICIA CEYSENS A2-verpleegkundigen – Brugopleiding A1
Verschillende scholen voor verpleegkunde organi-seren een brugcursus om de verpleegkundigen met een A 2-diploma de mogelijkheid te geven een A1-diploma te verwerven.
Verpleegkundigen met minder dan tien jaar erva-ring kunnen door twee jaar voltijds onderwijs te volgen A 1-verpleegkundige worden. Hierbij moe-ten zij ook bijkomende stages hebben voltooid van circa 400 uren. Verpleegkundigen met meer dan tien jaar ervaring kunnen door één jaar voltijds on-derwijs te volgen A 1-verpleegkundige worden. Hiertoe dienen zij ook 300 à 400 stage-uren te heb-ben voltooid. Verpleegkundigen met meer dan twintig jaar ervaring dienen 200 à 400 uren stage te doorlopen, willen zij een A1-diploma verwerven. 1. Meent de minister niet dat deze
overbruggings-jaren erg zwaar uitvallen voor de A 2-v e r p l e e g-kundigen – die in de meeste gevallen reeds fulltime werken – om een A 1-diploma te kun-nen verwerven ?
2. Is het aantal vooropgestelde stage-uren ook niet erg hoog wanneer rekening wordt gehouden met de zware werklast waarmee de verpleeg-kundigen reeds worden geconfronteerd ? 3. Moet in het kader van een betere harmonisatie
tussen gezin en arbeid niet worden overwogen het aantal stage-uren te reduceren ?
4. Is het opportuun aan de A 2-v e r p l e e g k u n d i g e n met meer dan twintig jaar ervaring een stagepe-riode op te leggen van 200 à 400 uren ?
5. Heeft de minister reeds overleg gepleegd met haar collega van Welzijn en Gezondheid met betrekking tot deze problematiek ?
6. Wordt er overwogen om deze stage-uren af te schaffen of te reduceren voor A 2-v e r p l e e g k u n-digen die een A 1-diploma wensen te verwer-ven ?
Wordt ten minste voor de A 2-v e r p l e e g k u n d i g e n met meer dan twintig jaar ervaring het aantal stage-uren herzien ?
Antwoord
Op 24 juni 2000 heb ik het convenant over de op-leiding van verpleegkundigen ondertekend, s a m e n met de federale minister bevoegd voor de volksge-zondheid en de ministers van de andere gemeen-schappen bevoegd voor het onderwijs.
Doel van dit convenant is het engagement om een brugopleiding te organiseren voor de gebrevetteer-de verpleegkundigen (gediplomeerd in het vroege-re ASBO = aanvullend secundair beroepsonder-wijs) en de gediplomeerde verpleegkundigen (gedi-plomeerd in de huidige vierde graad van het be-roepssecundair onderwijs), om hen de mogelijk-heid te bieden het diploma van gegradueerde ver-pleegkundige (hogescholenonderwijs van één cy-clus) te behalen. De bedoeling daarvan was natuur-lijk niet het aantal verpleegkundigen op te drijven, maar wel de mogelijkheid tot upgrading te bewerk-stelligen voor de beoogde doelgroep.
In de toekomst zullen de bijzondere beroepsbe-kwaamheden in de betrokken sector immers voor-behouden zijn voor de gegradueerde verpleegkun-d i g e n . Het kan ook een eerste stap zijn naar verpleegkun-de lei-dinggevende functies en vormt zeker een onder-deel van de mogelijke functiedifferentiatie. G e h e e l in deze optiek steun ik mijn federale collega van Volksgezondheid wanneer zij heel duidelijk stelt dat het er niet op aankomt zoveel mogelijk gebre-vetteerde of gediplomeerde verpleegkundigen voor deze brugopleiding te rekruteren. Ve e l e e r wensen wij de kwaliteit van de nieuwe gegradueer-den gewaarborgd te zien. Vandaar ook de eisen om de verkorting van het driejarig traject afhankelijk te maken van een recente nuttige beroepservaring. Op één na hebben alle hogescholen zich bereid verklaard om op zeer korte termijn en zonder enige tegemoetkoming deze brugopleiding te orga-n i s e r e orga-n . Er was absoluut geeorga-n tijd om orga-nog eeorga-n groot overleg te starten om tot een mogelijke con-sensus te komen over de opvatting van de brugop-l e i d i n g. De autonomie waarover de hogeschobrugop-len decretaal beschikken, laat overigens geen over-heidsingreep hierop toe. De relatie tussen de hoge-scholen en de overheid, als representant van de m a a t s c h a p p i j , concretiseert zich in een post factum publieke verantwoording en in een stelsel van in-terne en exin-terne kwaliteitszorg door de instellin-gen zelf, waarbij de overheid vooral in de rol van de meta-evaluator optreedt.
gestoeld op hun jarenlange ervaring, ook verschil-lend opgevatte brugopleidingen hebben opge-b o u w d . Wij heopge-bopge-ben daarvoor gekozen om de af-spraken van het convenant onmiddellijk na te k o m e n . Wel heb ik ten aanzien van de hogescholen de nodige stappen ondernomen om tot een eenvor-mige interpretatie van de bepalingen inzake de er-kenning van de nuttige ervaring te komen. Ook is de afspraak gemaakt dat wij na één jaar een eerste evaluatie zouden maken.
Alle vragen die de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger stelt, hebben betrekking op het belangrijke op-leidingsonderdeel "stage". Bij elke vraag zou ik na-genoeg dezelfde commentaar moeten geven. I k verkies daarom een algemene benadering.
Zoals ik reeds stelde, heeft minister Aelvoet heel sterk de nadruk gelegd op de kwaliteit van de op-l e i d i n g. Uit haar onderzoek is in ieder gevaop-l gebop-le- geble-ken dat het voor de vroegere opleiding van, en het actueel fungeren als gebrevetteerde of gediplo-meerde verpleegkundige niet als een evidentie kan worden beschouwd dat het al dan niet volledig weglaten van het praktische deel van de opleiding voldoende garanties biedt om te komen tot het sta-tuut van gegradueerde verpleegkundige. Ik respec-teer dan ook het oordeel van de verantwoordelij-ken van de sector.
De hogescholen kunnen uiteraard in elk individu-eel geval vaststellen in welke mate de opgedane er-varing verantwoordt de kandidaten van een groot deel van de stage vrij te stellen. De meeste hoge-scholen houden daar ook rekening mee.