• No results found

Bijlage 1 Referentiejaar TRY De Bilt.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage 1 Referentiejaar TRY De Bilt. "

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 1 Referentiejaar TRY De Bilt.

Figuur 1.1. 1e 24 uur van het referentiejaar TRY De Bilt.

(2)

Bijlage 2 Uitleg Model ELI.

Figuur 2.1. Beginscherm model ELI.

Dit is het beginscherm van het model ELI. (Enerco, Linthorst en Installect).

In het model is gewerkt met macro`s die voorgeprogrammeerde handelingen uitvoeren. Deze macro`s worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de bovenstaande drukknoppen in figuur 2.1. Hier wordt kan er doorgeklikt worden naar bijvoorbeeld het invulscherm voor de projectgegevens.Na het invullen van de projectgegevens is de bouwfysische constructie en het gebruik van het gebouw van groot belang om het warmteverlies te kunnen bepalen. In dit model is alles wat wit gelaten is een invulvak. De gekleurde cellen zijn berekend.

In figuur 2.2 is het invulscherm weergegeven voor de data van de bouwfysische constructie. Per hotel is er de mogelijkheid om het gehele complex in te delen in 25 zones. Hierin kan worden ingevuld:

-) de oppervlakten welke in contact staan met de buitenlucht of de grond om zo het warmteverlies tengevolge van transmissie te kunnen bepalen.

-) De te ventileren vertrekken met bijhorende ventilatiehoeveelheid. (Deze zijn afkomstig uit wettelijke normeringen uit het bouwbesluit 2004)12. -) De weerstandswaardes van de constructie in w/m2*K (Op te vragen bij architect).

-) De verdiepingshoogte en de Qv,10 waarde van de gevel (om het infiltratie verlies te kunnen berekenen).

(3)

Al deze gegevens worden gebruikt om het warmteverlies te bepalen zoals omschreven in hoofdstuk 4.2.1. en volgens calculatiemethoden uit ISSO publicatie 53. (Warmteverliesberekening voor utiliteitsgebouwen)9.

In de gebruikersanalyse (figuur 2,3) kan per zone worden ingevuld:

• De bedrijfstijden

• De gewenste temperaturen in en buiten de bedrijfstijd in de zomer en de winter. ( De gewenste temperaturen in de zomer wordt niet mee gerekend. Deze gegevens kunnen gebruikt worden voor invoer in koellast calculatieprogramma`s als VABI koellast berekening)

• Met Vin en Vuit kan worden aangegeven wat de gemiddelde ventilatiehoeveelheid is als de zone in en buiten bedrijf is.

• Met BG in kan worden aangegeven wat de bezettingsgraad op jaarbasis is. ( De grote zaal is bijvoorbeeld maar de helft van het aantal dagen per jaar in bedrijf. En als deze in bedrijf is wordt er op vol vermogen geventileerd en buiten bedrijf helemaal niet).

Er wordt aangenomen dat het hotel elke dag van het jaar open is. Daarom zijn er geen weekenden opgenomen in de berekeningen.

Alle warmteverliezen door transmissie, infiltratie en ventilatie kunnen nu bepaald worden per zone.

Om nu de warmteverliezen op een specifiek tijdstip te kunnen bepalen is het noodzakelijk om ongeveer de interne warmteproductie in te schatten. Deze kan naar eigen inschatting worden ingevuld per zone voor een gemiddelde dag in een jaar.

Voor een goede inschatting is wel kennis nodig over de bedrijfsactiviteiten in de verschillende zones en over de warmte producerende elementen in die zones. ( Hiervoor zijn kengetallen gebruikt uit ISSO publicatie 53)9.

Om nu de totale warmtebehoefte te kunnen bepalen wordt er gewerkt met een verkort referentiejaar voor buitencondities. (ISSO publicatie 12)7. Hierin is volgens statistische methoden een standaard jaar van 8.760 uur verkort weergegeven in 4 maal 2 weken ( 2 weken per seizoen).

Dit is gedaan om berekeningen zoals hier in Excel nog mogelijk te maken gezien de benodigde reken en geheugencapaciteit.

Deze 1344 uren met temperaturen worden gecombineerd met de gegevens uit de invulschermen “bouwfysische constructie”en

“gebruikersanalyse” en zo wordt per uur uitgerekend wat op dat moment de warmtebehoefte is voor het hotel.

Alleen de warmte behoefte ten behoeve van warm tapwater moet nog worden bepaald om de volledige warmtebehoefte te kunnen bepalen.

In figuur 2.4 is de warmtebehoefte voor tapwater in een hotel in Amsterdam gegeven. Deze data is afkomstig uit meetgegevens van Enerco. Deze meetgegevens zijn vrij uniek omdat deze warmtestromen eigenlijk nooit worden gemeten in de hotelbranche. Wel zijn in andere meetgegevens van hotels de pieken, zoals deze zijn te zien in de ochtenduren, waar te nemen in de totale warmtelast. Maar deze worden nooit apart gemeten.

Om nu en een patroon te maken van het referentiehotel wordt het patroon van het hotel in Amsterdam verschaald naar het referentieproject.

Uit dit onderzoek is gebleken dat een aanzienlijk deel van de totale warmteafname afkomstig is van warmteverliezen in de circulatieleidingen.

Deze wordt boven de 60ºC gehouden in verband met legionella bestrijding. De massastroom is overgenomen van een hotel van vergelijkbare grootte. De warmwatervraag is afkomstig van het NOVEM cijfers en tabellen document13 waarin per branche kengetallen vermeld staan.

(4)

Figuur 2.2 Invulscherm bouwfysische constructie.

(5)

Figuur 2.3 Invulscherm gebruikersanalyse en interne belasting.

(6)

Figuur 2.4 Verbruik tapwater.

(7)

Nadat de bouwfysische en gebruikersgegevens zijn ingevuld ontbreekt er nog één parameter volgens figuur 4.2.2 in het verslag om de werkelijke energiebehoefte te kunnen bepalen. En dat is de technische installatie. Vanuit de overzichtspagina ( figuur 2.5 ) wordt er doorverwezen naar de pagina`s waarin de technische ontwerpparameters meegenomen kunnen worden bij de bepaling van een optimaal installatieontwerp en

outsourcingsconcept.

In figuur 2.6 is de overzichtspagina voor de bepaling van de piekvermogens voor de warmtevraag. De piekvermogens worden bepaald bij een buitentemperatuur van -10ºC. De opwarmtoeslag wordt gehaald uit tabellen in ISSO publicatie 53.9

Ter controle van de berekeningen van het programma is er een berekening uitgevoerd met een speciaal hiervoor geschreven programma.

Hieruit blijkt dat het programma 469 KW berekend voor transmissie en ventilatieverlies en “VA 101 warmteverlies berekening” 459KW. Alleen in de opwarmtoeslag zit een verschil van 60 KW, maar door het continue gebruik van de installatie wordt hier een opwarmtoeslag van 10 W/m2 geveloppervlak aangehouden. Het totaal van 754 KW is zonder gelijktijdigheid, buffering effecten en interne warmtelasten.

Het piekvermogen voor koeling (figuur 2.7) is gedeeltelijk bepaald door een programma van VABI. ( VA 102 koellastberekening ).

Hierin worden de piekvermogens bepaald van de te koelen vertrekken. Aanvullend hierop wordt de koellast bepaald om de toevoerlucht te koelen tot 20ºC / 90% relatieve vochtigheid. Uitgaande van een maximale buitenconditie van 28ºC / 55% relatieve vochtigheid vergt het +/- 10 KJ/Kg lucht om terug te koelen naar 20ºC / 90%. (af te lezen uit een Molier diagram)5. Hiervoor is gekozen omdat nu de luchtkanalen niet geïsoleerd hoeven te worden en omdat er de mogelijkheid is tot decentrale nakoeling en ontvochtiging met de ventilatorconvectoren.

Aan de hand van ingeschatte equivalente vollasturen wordt nu de jaarlijkse koudevraag bepaald. Deze kengetallen zijn ervaringsgetallen van Installect BV.

Bij de knoppen bron dimensionering en LBK ( luchtbehandelingkast) dimensionering in figuur 2.5 wordt er doorverwezen naar figuur 2.8.

Hier wordt verwezen naar werkbladen waar de vermogens van de WP en de bronnen bepaald worden. Maar ook de warmteterugwinning in de luchtbehandelingskasten en de specificaties van de luchtbehandelingskasten worden hier bepaald.

Zo kan de warmtevraag worden beïnvloed door de wijze van warmteterugwinning en kan tevens de thermische balans, de maximum intredetemperatuur in de bron en de bronvermogens meegenomen worden in de calculatie.

(8)

Figuur 2.5 Overzichtspagina technische modellering.

(9)

Figuur 2.6 Warmtelast met controleberekening VA 101 warmteverlies berekening.

(10)

Figuur 2.7 Koellast met VA 102 koellastberekening.

(11)

Figuur 2.8 Geo thermic principe.

(12)

Specificaties bron en WP.

In Figuur 2.9 (Specificaties bron en WP) kan de bron gedimensioneerd worden.

Het maximale debiet van de bron is opgegeven door Installect BV. De gekoeldwater aanvoertemperatuur van 11ºC is een ervaringsgetal en wordt aan de hoge kant aangehouden. Met een retourtemperatuur van 21ºC wordt de tegenstroom warmtewisselaar in de bron meestal geselecteerd op een logaritmisch temperatuurverschil van 1,5ºC. In de referentiesituatie van het hotel zal de retourtemperatuur van de ventilatorconvectoren maximaal een retourtemperatuur halen van 19ºC. Deze wordt verhoogd door de warmteafvoer van de WP tot 22,3ºC. Door de gelijkblijvende massastroom en overdrachtscoëfficiënt van de warmtewisselaar zal het temperatuursverschil toenemen tot (388/292)*1.5= 2ºC. De hoge COP van 5 is hier haalbaar door de relatief lage retourtemperatuur uit het koudenet van 19ºC. Deze COP is afkomstig uit specificaties van geleverde offertes. Het is nu duidelijk te zien dat door de mogelijk hogere retourtemperatuur uit de koelbatterijen van de luchtbehandelingskasten het geleverde vermogen van de bron aanzienlijk toeneemt. Om deze reden is het ook noodzakelijk om de installatie zo te regelen dat de retourtemperatuur zo hoog mogelijk is.

LBK dimensionering.

In figuur 2.10 wordt de indeling gemaakt van de luchtbehandelingskasten. Er is de keuze uit maximaal 10 luchtbehandelingskasten welke links in de figuur kunnen worden toegewezen aan de betreffende zone. Nu is het van belang om te bepalen in welke kasten er koude wordt geladen in de winter. Dit om zo genoeg koude te kunnen laden voor in de zomer. Verder kan er per kast gekozen worden uit twee soorten warmteterugwinning.

Ten eerste het warmtewiel (WW) en ten tweede de kruisstroom warmtewisselaar (WTW). Het warmtewiel is een ronddraaiend wiel van

samengeperste lamellen welke afkoelt in de koude luchtstroom en daar warmte afgeeft uit het retourkanaal. Het heeft tevens als voordeel dat het vocht overdraagt aan de erg droge aanvoerlucht in de winter welke het in het retourkanaal opneemt. In de keuken en de kamers is het niet mogelijk om een warmtewiel toe te passen omdat hier via de retourlucht geuren en verontreinigingen meegegeven kunnen worden aan de

toevoerlucht. Daarom wordt er in het geval van de kamers gekozen voor een gesloten systeem. De retour van de keuken is te verontreinigd (zelfs na filtering) om hier nog warmte uit terug te kunnen winnen. Om deze reden is het ook verstandig om in ieder geval koude te laden in de kast van de keuken. Deze warmteterugwinning heeft grote effecten op de totale warmtebehoefte van het hotel. Om visueel inzichtelijk te maken wat de effecten zijn op het piekvermogen en de totale warmtelast is onder de tabel 2.10 een grafiek weergegeven van de belastingduurkromme.

Door op “BDK concept genereren” te drukken wordt deze grafiek opnieuw gemaakt.

Hoeveel koude er geladen wordt en tot welke temperatuur de lucht kan worden opgewarmd is afhankelijk van:

- De laadtemperatuur uit de bron - Het type laadbatterij.

- Aanvoer en retourtemperaturen lucht.

- Rendementen van de verschillende warmte terugwinopties.

De hoeveelheid koude welke er geladen wordt is ook afhankelijk van de buitentemperatuur tot wanner er geladen wordt. Bij een lage

buitentemperatuur kan er kouder opgeslagen worden. Echter de hoeveelheid opgeslagen koude neemt snel af bij een daling van deze temperatuur door het feit dat er veel meer uren zijn rond de 6ºC (+/- 500 uren) dan bijvoorbeeld bij 0ºC ( +/- 250 uren)(figuur 2.13).

(13)

Figuur 2.9 Specificaties bron en WP.

(14)

Figuur 2.10 LBK dimensionering.

(15)

Specificaties LBK`s.

Wat de uittredetemperatuur van de lucht is zoals gezegd ook afhankelijk van het contactoppervlak met de batterij. Deze is afhankelijk van de maatvoering van de luchtbehandelingkast en van het aantal rijen pijpen en lamellen in de kast. Omdat de vorm van de kast in deze theoretische vorm nog onzeker is zijn er onder normale omstandigheden ( snelheden lucht en water, weerstand in leidingnet en door kast, in en uittrede temperaturen water en intrede temperatuur lucht) calculaties uitgevoerd in het programma VACO select om de uittrede temperatuur te bepalen afhankelijk van het aantal rijen in de luchtbehandelingskasten en dit voor de temperaturen van -10ºC tot 8ºC.

In figuur 2.11 is nu te zien dat LBK1 geladen wordt met een 8 rijen laadbatterij en dat de uittredetemperatuur bij een aanvoertemperatuur van -10ºC een uittredetemperatuur van 9ºC geeft.

Door deze dikkere laadbatterijen kan er meer koude geladen worden en neemt het vermogen wat in extreme omstandigheden van de bron gevraagd wordt toe. Wat voor consequenties dit heeft voor de energiebalans en de capaciteit van de bronnen wordt berekend in sheet “laden en energiebalans”.

Laden en energiebalans.

In figuur 2.12 is te zien wat het vermogen is wat er gevraagd wordt van de bron onder extreme omstandigheden. Het maximale laadvermogen is afhankelijk van het maximale debiet van de bron en de warme brontemperatuur en de minimale laadtemperatuur in de koude bron.

In onze referentiesituatie is er 368KW aan vermogen beschikbaar. Het vermogen wat gevraagd wordt is 267KW. Hierdoor is er nog een restant van 101 KW. Hierdoor kan de WP bij buitentemperaturen van -10ºC nog vol meedoen in de warmtevraag omdat deze maar 80 KW vraagt.

Aangezien het als het al voorkomt maar een paar uur per jaar -10ºC of lager is kan de LBK teruggeregeld worden in toeren om warmte beschikbaar te houden voor de WP. Dit is in figuur 2 te zien bij de gekozen gelijktijdigheid van 60 % bij LBK 5.

De hoeveelheid aan opgeslagen warmte wordt bepaald door de warmte geproduceerd met de koeling door de bron en de WP bij elkaar op te tellen. Als er terug wordt geleverd in de zomer wordt er uitgegaan van het meest ongunstigste geval en zal de warmte van de WKK vernietigd worden met de bron. In totaal wordt er 350 MWh aan warmte opgeslagen.

Vervolgens wordt de geladen koudehoeveelheid bepaald. De 245 MWh welke geladen wordt met de LBK`s komt uit een calculatiesheet welke aan de hand van de klimaatfile TRY de Bilt, de geselecteerde laadbatterijen, het gebruikerspatroon van deze kasten en de maximale

laadtemperatuur van de buitenlucht de totaal geladen koudehoeveelheid bepaald. In figuur 2.13 is een Excel sheet weergegeven waarin de 8760 temperatuursgegevens uit de klimaatfile zijn gegroepeerd met behulp van een draaitabel in Excel. Hierin is nu te zien dat het in dat referentiejaar bijvoorbeeld de eerste 8 uur van elke dag 199 keer voorkomt dat het 5ºC is geweest. Door deze cumulatieve verdeling te maken is het nu

mogelijk aan de hand van de ingevoerde gebruikerstijden uit figuur 2.3 te bepalen hoeveel koude er geladen kan worden tijdens die specifieke bedrijfstijden.Door bij een bedrijfstijd van 6 tot 23 uur de kolom 0-6 af te trekken van de kolom 0-23 is de verdeling van de temperaturen tijdens deze bedrijfstijd verkregen.

Als de WP ook warmte levert slaat deze tevens koude op. De geselecteerde WP heeft een verwarmingsvermogen van 96KW, met een COP van 4.

De opgeslagen koude is dan ¾ *96*1500uur = 108 MWh. In totaal is er dus 339 MWh aan koude opgeslagen terwijl er 348 MWh nodig was.

Dit resulteert in een warmteoverschot van 9 MWh. De gekozen 1500 uur wordt geschat nadat de WKK geselecteerd is in figuur 2.14

(16)

Figuur 2.11 specificaties LBK`s.

(17)

Figuur 2.12 Laden en energiebalans.

(18)

Figuur 2.13 Referentiejaar TRY de Bilt.

(19)

WKK en buffering.

Hier kan de selectie bepaald worden van de WKK. Bovenin wordt het type WKK geselecteerd. De eigenschappen van de WKK worden dan vervolgens opgehaald uit de gegevensbestanden voor de verschillende WKK`s. In figuur 2.15 zijn deze WKK gegevens te zien.

Er is hier gekozen voor een GG122 machine. De thermische vermogens en elektrische en thermische rendementen worden uit deze tabel opgehaald en in het werkblad in figuur 2.14 gebruikt.

De buffering van warmte gebeurt op twee plaatsen; met het tapwater en met het verwarmingswater. De thermische inhoud van de buffering kan hier gekozen worden. Met een geschat temperatuurverschil tussen de WKK aanvoer en de retourtemperatuur naar de buffer kan dan de benodigde inhoud van die buffer bepaald worden.

In figuur 2.16 is een gedeelte te zien van de calculatie van de inzet van de WKK. De warmtevraag voor tapwater en overige warmtevraag bepalen de totale afname van het gebouw. Afhankelijk van de elektriciteitsvraag en het feit of het piek of daltarief is wordt de inzet van de WKK bepaald.

Ook wordt er rekening gehouden met het feit dat de WKK maximaal terug kan regelen tot 50% van zijn vermogen. Uit de tarievenstudie is gebleken dat de WKK zo veel mogelijk elektriciteit moet produceren in pieksituaties en de elektriciteitsvraag in dalsituaties moet volgen en niet moet terugleveren als het niet noodzakelijk is. De WKK zal in de pieksituaties bij een onvoldoende warmteafname de warmte nu gaan bufferen.

Om er voor te zorgen dat de Cv-ketel niet direct moet bijspringen in de ochtend bij het begin van de piekuren zal de buffer in de dalsituaties boven de 300 KWh thermische inhoud geregeld worden. Er kan ook worden aangegeven of er een mogelijkheid is tot terugleveren.

De warmte die de WKK kan leveren is afhankelijk van de elektriciteitsvraag en de opwekkingsrendementen voor elektriciteit en warmte. De warmtehoeveelheid welke de WKK kan produceren is weergegeven in de kolom “WKK nodig” in figuur 2.16. Er zijn hier twee winterse dagen weergegeven. Er hoeft daarom nog niet gebufferd te worden. Wel is er in het eerste uur te zien dat door de gekozen startvulling van de buffer er in dat uur nog niet geproduceerd wordt met de WKK. De elektriciteitsvraag wordt net als de tapwatervraag bepaald aan de hand van referentiegegevens van andere soortgelijke hotels. Naarmate een project in een meer definitieve fase komt kan er aan de hand van gedetailleerdere berekeningen een passender patroon bepaald worden. In figuur 2.17 is te zien dat aan de hand van een geschat aansluitvermogen een patroon van een overeenkomstig hotel wordt verschaald naar de situatie van dit project. Het geschatte vermogen in deze situatie is toch lager geschat door de besparende technieken welke er hier naar verwachting worden toegepast.

In de grafieken van figuur 2.14 is af te lezen wat de dekkingsgraad van de WKK is in de warmte en elektriciteitsvraag. En in het resultatenoverzichtje is te zien wat de resultaten zijn van verschillende WKK selecties. In figuur 2.18 zijn de Exploitatiekosten van drie situaties bepaald. Een conventionele situatie, een conventionele situatie met WKK en de conceptsituatie. Om de twee situaties te kunnen bepalen naast de conceptsituatie worden in het model eerst alle invoerwaardes aangepast voor de conventionele situatie. De laadbatterijen worden verwijderd, de warmteterugwinning in de LBK van de kamers, de WKK wordt op 0 gezet en eventuele weerstandswaarden kunnen worden veranderd. Nu moeten de waarde in figuur 2.18 gekopieerd worden naar de andere twee situaties. Nu kunnen de energiekosten worden bepaald van de drie opties en nadat de onderhoudskosten zijn ingevuld kan de totale besparing van de conceptvorm ten opzicht van de andere 2 opties bepaald worden.

(20)

Figuur 2.14 WKK en buffering.

(21)

Figuur 2.15 WKK gegevens.

(22)

Figuur 2.16 Programmering WKK inzet.

(23)

Figuur 2.17 Elektriciteitspatronen.

(24)

Figuur 2.18 Exploitatiekosten.

(25)

In de onderstaande figuren is de data samengevat die van belang zijn om de elektriciteit en gasrekeningen te kunnen bepalen. Bij de gas afname is er alleen nog een inschatting nodig van de hoeveelheid keukengas. Uit ervaringscijfers blijkt dit +/- 10% te zijn van de afname in

conventionele situaties.

Figuur 2.19 Verbruik elektriciteit

Figuur 2.20 Verbruik gas.

In figuur 2.21 is een overzicht gegeven van de energiekosten, door de verbruiken door te rekenen met de tarieven van gas en elektriciteit.

In figuur 2.22 is een tariefblad weergegeven voor de distributie van elektriciteit. Bij LS/MS ( laag spanning / midden spanning ) zijn de huidige distributietarieven weergegeven. In figuur 2.23 zijn de energie belastingen op gas en elektriciteit weergegeven. Het gasverbruik van de WKK is vrijgesteld van deze heffing. In figuur 2.24 zijn de leveringskosten van elektriciteit en de levering en transportkosten van aardgas weergegeven.

In figuur 2.24 is een grove schatting weergegeven van de tarieven na juli 2004. Er is hier te zien dat er geen WKK gasprijs, geen gestaffelde kostenstructuur en gescheiden levering en distributiekosten gehanteerd worden.

(26)

Figuur 2.21 Overzichtspagina energiekosten.

(27)

Figuur 2.22 tariefblad distributie elektriciteit.

(28)

Figuur 2.23 REB gas en elektra.

Figuur 2.24 Leveringsprijzen gas en elektra volgens verwachte tarievenopbouw gas.

(29)

Duurzaamheid.

Nu de besparingen op gas en elektra bepaald zijn wordt in figuur 2.25 de duurzaamheid van het concept weergegeven.

Hier wordt de totale uitstoot van Co2 door elektriciteit en gasverbruik bepaald. Er is bijvoorbeeld te zien dat in de conventionele situatie de centrale opwekking van elektriciteit al 643 ton Co2 produceert. Het concept heeft een totale uitstoot, inclusief het eigen gasverbruik, van 651 ton.

Er wordt dus maar 8 ton Co2 extra geproduceerd voor verwarmingsdoeleinden. Dit is een besparing van 98% ten opzichte van de conventionele situatie.

Opbrengsten energielevering in conceptvorm.

De eerste opzet van de dimensionering van het technische ontwerp is nu gemaakt. De Exploitatiekosten kunnen worden berekend en alle

belangrijke variabelen die van invloed zijn op het technische ontwerp zijn verwerkt in het model. In hoofdstuk 4.2.2 uit het verslag is aan de hand van de uitkomsten van dit model en een kostenanalyse van de systemen bepaald dat alleen de energie van de WKK verkocht wordt in een

conceptvorm. De mogelijke opbrengsten hiervan zijn te zien in figuur 2.26. In het voorbeeld is een lage korting van 10% gebruikt als voorbeeld.

Het concept is vergelijkbaar met het bestaande concept van Enerco zoals uitgelegd in hoofdstuk 4.1. Alleen er wordt geen korting meer gegeven op de warmte en de kortingen op de elektriciteitstarieven gelden alleen op de door de WKK geleverde elektriciteit.

Deze calculatie is ook gemaakt met de nieuw verwachte gastarieven. Dit is te zien in het feit dat er nu geen winst meer wordt gemaakt op het leveren van warmte. De kostprijs per m3 gas is door het wegvallen van de WKK gasprijs nu gelijk. Per KWh warmte verbruikt de WKK +/- 40%

meer gas (rendement CV van gemiddeld 0,8 / rendement van WKK van 0,57). Door het voordeel van de vrijstelling op de energiebelasting blijven deze verliezen nog beperkt.

De opbrengsten zijn +/- 38.000. Zonder mogelijke opbrengsten van teruglevering en exclusief de overige Exploitatiekosten van de WKK.

(30)

Figuur 2.25 Duurzaamheid.

(31)

Figuur 2.26 Opbrengsten energielevering in nieuwe conceptvorm.

(32)

Investeringen en financiering.

Om de prestaties van de conceptvorm en van de installatie in zijn geheel te kunnen beoordelen worden in figuur 2.25 de investeringen in de installaties meegenomen. In het onderzoek bleek ook dat er op het gebied van financiering veel voordelen te behalen zijn. Daarom kunnen in dit model ook verschillende financieringsconstructies worden meegenomen.

De klant betaalt in dit voorbeeld 1.135.000 voor de installatie en de 550.000 voor de bron, terwijl het ketelhuis wordt afgelost in termijnen.

Uitgangspunten analyse.

In figuur 2.28 kunnen de uitgangspunten voor de financiële analyse ingevuld worden. De leasebedragen en de rentelasten zijn afkomstig uit offertes van leasemaatschappijen en banken. De subsidiebedragen zijn vastgesteld door de overheid. Het gewenste rendement op het kapitaal van de klant en van de concepthouder kunnen naar eigen inzicht ingevuld worden.

Resultaten concepthouder.

In figuur 2.29 zijn de resultaten van de concepthouder te zien. In deze situatie is de gehele installatie geleasd. Naast de leasekosten heeft de concepthouder onderhoudskosten en overheadkosten. De opbrengsten bestaan uit de verkoop van energie met de WKK en de vaste bedragen voor onderhoud en aflossing voor de financiering van de installatie. Van het bruto resultaat wordt na aftrek van afschrijvingskosten en subsidies vennootschapsbelasting geheven. In figuur 2.30 is goed te zien hoe de EIA subsidie voor een boekhoudkundig verlies zorgt welke voorkomt dat er vennootschapsbelasting betaald moet worden. In de kolom verrekening verlies worden deze verliezen meegenomen naar de volgende jaren.

Door de geringe winsten in de eerste jaren (omdat de WKK moet worden afgelost) is het dus niet verstandig om veel eigen investeringen te doen.

Dit omdat de voordelen van de afschrijvingen en de subsidies nu niet ten volle kunnen worden genoten.

Resultaten klant.

In figuur 2.31 zijn de resultaten voor de klant weergegeven. Hier worden de kosten vergeleken tussen de conventionele en de alternatieve installatie. Dit resulteert in jaarlijkse meerkosten. Deze meerkosten zorgen voor een nettowinstdaling van (1-34,5%) * meerkosten.

Om de netto contante waarde van de klant te bepalen worden deze cashflow verdisconteerd tegen de besparing op de initiële kostprijs van de installatie. De berekening van de netto contante waarde is weergegeven in figuur 2.32.

(33)

Figuur 2.27 Investeringen en financiering.

(34)

Figuur 2.28 Uitgangspunten analyse.

(35)

Figuur 2.29 resultaten concepthouder zonder eigen investeringen.

Figuur 2.30 resultaten concepthouder met eigen investering in WKK.

(36)

Figuur 2.31 resultaten klant.

Figuur 2.32 resultaten overzicht financiële analyse.

(37)

Bijlage 3 Financieel vergelijk bronoptie en koelmachine.

Figuur 3.1 financieel vergelijk koelmachine en bronsysteem.

(38)

Bijlage 4 Vragenlijst hotels

Vragenlijst:

1) Wat is de meerwaarde van een uitgebreidere koelinstallatie voor uw hotel. ( bijv. ook op de kamers)

2) Zijn er veel problemen met het wegvallen van de stroomvoorziening op jaarbasis en wat is volgens u de meerwaarde van een gegarandeerde stroomvoorziening.

3) Wat merkt u in uw bedrijfsvoering van de steeds strikter wordende overheidseisen betreffende veiligheid (brandbestrijding, legionella bestrijding, etc.) en duurzaamheid.

4) Wat zijn ongeveer de jaarlijkse exploitatiekosten die betrekking hebben op de technische installatie. (elektriciteit, gas, water, heffingen en onderhoud).

5) Welk aandeel hebben deze exploitatiekosten nu op de totale exploitatiekosten van het hotel.

6) Denkt u dat besparingen op de investeringskosten en de exploitatiekosten substantieel kunnen bijdragen in de verbetering van uw concurrentiepositie.

7) Wat zijn punten, met betrekking op de technische installatie en het technische beheer van uw hotel, die u voor verbetering vatbaar vind.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The purpose of this research study is to investigate the implementation of the Performance Management and Development System (PMDS) for the Senior

2e afkeuring maatregelen De Raad besluit op advies van de Commissie voor de tweede keer dat de lidstaat het actieplan met tijdsschema niet heeft opgevolgd. Raad beslist

RAMING – Macro Economische Verkenning 2022 Pagina 7 van 68 De prijzen van koopwoningen en andere vermogenstitels zijn tijdens de coronacrisis fors gestegen, een mogelijke

Voor de eurolanden kan de Raad op aanbeveling van de Commissie, na de tweede afkeuring binnen 30 dagen een boete van jaarlijks 0,1% Bruto Binnenlands Product (BBP) opleggen

loopbaanmogelijkheden: de mate waarin de organisatie op alle mogelijke manieren aandacht en steun biedt

Zijn voornaamste bijdrage betreft de ontwikkeling van dynamische modellen waarmee economieën kunnen worden bestudeerd die zich buiten het evenwicht bevinden, en de

De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs Met inkoop bedoelen we

Een foulinggemeenschap wordt meestal plaatselijk gedomi- neerd door één of twee soorten, wat niet wegneemt dat meer soorten kunnen voorkomen of dat er sprake kan zijn van een