• No results found

Overgewicht in Amerongen : een uitkomst : Een vergelijking tussen Amerongen en Doorn gebaseerd op twee gedragsdoelen van JOGG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overgewicht in Amerongen : een uitkomst : Een vergelijking tussen Amerongen en Doorn gebaseerd op twee gedragsdoelen van JOGG"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OVERGEWICHT IN

AMERONGEN: EEN

UITKOMST

Een vergelijking tussen Amerongen en Doorn gebaseerd op twee

gedragsdoelen van JOGG.

Marjolein Schoevers (684621) & Kimber Weijburg (661766)

Afstudeernummer: 2017127 | Bureau Sportimpuls locatie Amerongen en Doorn

Bachelor opleiding Voeding & Diëtetiek

(2)

Titel: Overgewicht in Amerongen; Een uitkomst

Afstudeerproject: 2017127

Auteurs: Marjolein Schoevers

Studentnummer :500684621 Kimber Weijburg

Studentnummer :500661766

Opdrachtgever: Bureau Sportimpuls

Praktijkbegeleider: Judy van Veldhuisen

Docentbegeleider: Yvonne Booij

Examinator: Anne Doornbos

Copyright © januari 2017 door M.R. Schoevers en K.C. Weijburg.

© Alle rechten voorbehouden. Niets mag uit deze scriptie worden verveelvoudigd, gedistribueerd of verzonden in enige vorm of op enige wijze, door fotokopieën of ieder ander elektrische of mechanische methoden, zonder de voorafgaande toestemming van de auteurs.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Overgewicht in Amerongen: een uitkomst’. In het kader van onze afstudeerrichting Health Promotion van de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam hebben wij gekozen voor een afstudeeronderzoek dat ons beiden erg interesseert. Het onderzoek is uitgevoerd voor en bij Bureau Sportimpuls.

Met trots kunnen wij zeggen dat dit onze uiteindelijke scriptie is geworden. Een periode die startte in september 2016 en eindigde in januari 2017. Het was een leerzame weg en wij zijn tevreden met het resultaat.

Dit was ons echter niet gelukt zonder de hulp van onze docentbegeleider Yvonne Booij en onze begeleider van Bureau Sportimpuls Judy van Veldhuisen. Maar ook willen wij graag Martinet Streppel en Vera Oosterveen bedanken voor de hulp met het programma SPSS. Daarnaast willen we ook graag de medewerkers van Café Hofman uit Utrecht bedanken omdat zij goed voor ons hebben gezorgd tijdens het schrijven van deze scriptie. Het was een heerlijke plek om aan onze afstudeeropdracht te werken.

Erg bedankt voor jullie hulp. Marjolein Schoevers

Kimber Weijburg Utrecht, januari 2017

(4)

Samenvatting

ACHTERGROND: Het percentage van overgewicht bij kinderen (4---12 jaar) in de Utrechtse Heuvelrug

is momenteel 12,4%. In Amerongen blijkt dit percentage 19,3% te zijn. De woonplaats binnen de Utrechtse Heuvelrug die het minste percentage kinderen met overgewicht heeft is Doorn. In Doorn heeft slechts 7,4% van de kinderen overgewicht. (14) Overgewicht bij kinderen kan leiden tot gezondheidsrisico’s zoals hart--- en vaatziekten, hypertensie, diabetes mellitus type 2, depressie en diverse kankersoorten. (3) De stijging van overgewicht gaat hand in hand met de toename van toegevoegde suikers, vooral in frisdranken. (3) Ook wordt er minder groente en fruit geconsumeerd, waaruit juist gezondheidswinst te behalen valt. (8) De bovenstaande factoren zijn twee gedragsdoelen van JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht). (13) Op basis van deze gegevens is er een onderzoek gestart naar basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 uit de woonplaatsen Amerongen en Doorn. Deze woonplaatsen liggen in de gemeente de Utrechtse Heuvelrug, wat een JOGG---gemeente is. Dit onderzoek wordt gedaan voor en bij Bureau Sportimpuls. Met deze gegevens kunnen zij een passende interventie inzetten in de woonplaats Amerongen. Naar aanleiding van deze bevindingen is de volgende onderzoeksvraag tot stand gekomen: ‘’Welke verschillen zijn er tussen Amerongen en

Doorn met betrekking tot het eten van groente en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8.’’

METHODE: er is een digitale enquête afgenomen bij 189 basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 in

Amerongen (54 leerlingen) en Doorn (135 leerlingen). De verkregen data is geordend in Excel en vervolgens geïmporteerd in het programma SPSS. De gemiddelden en standaarddeviaties zijn door middel van de ongepaarde t---toets met elkaar vergeleken. Om een significantie aan te tonen is een p--- waarde van < 0,05 gehanteerd.

RESULTATEN: de leerlingen uit Amerongen drinken significant meer glazen frisdrank (0,815 glazen)

en limonade (2,056 glazen) per dag dan de leerlingen uit Doorn (p= 0,001). De basisschoolleerlingen uit Amerongen drinken gemiddeld 1,2 glazen suikerhoudende dranken per dag waarvan limonade het meest wordt gedronken. In Doorn drinken de basisschoolleerlingen gemiddeld 0,8 glazen suikerhoudende dranken waarvan ook limonade het meest wordt geconsumeerd. Ook is gebleken dat de jongens uit Amerongen en Doorn (0,593 glazen) significant meer frisdrank drinken dan de meisjes (0,304 glazen) (p= 0,012). Naast de dranken consumptie blijkt ook dat de leerlingen in Amerongen (1,546 opscheplepels) significant minder groente eten bij het avondeten dan de leerlingen in Doorn (1,967 opscheplepels) (p= 0,023). De basisschoolleerlingen in Amerongen eten gemiddeld 95 gram groente per dag en de leerlingen gemiddeld 119 gram.

CONCLUSIE: Dit onderzoek wijst uit dat de basisschoolleerlingen uit Amerongen significant meer

frisdrank en limonadesiroop consumeren dan basisschoolleerlingen uit Doorn. Hieruit is ook naar voren gekomen dat de jongens uit Amerongen vaker frisdrank drinken dan meisjes uit Amerongen. Daarnaast eten de basisschoolleerlingen uit Amerongen overwegend minder groente dan de basisschoolleerlingen uit Doorn. Er worden suggesties gegeven voor passende en bruikbare interventies voor de basisschoolleerlingen uit Amerongen.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3 Samenvatting 4 1. Inleiding 6 1.1 Aanleiding 6 1.2 Onderzoeksvraag 8 1.3 Doelstelling 8 1.4 Hypothesen 8 1.5 Structuur onderzoek 9 2. Methoden 10 2.1 Participanten 10 2.2 Data verzameling 10 2.3 Onderzoeksinstrumenten 10 2.4 Statistische analyse 11 3. Resultaten 12

3.1 Consumptie van suikerhoudende dranken 12 3.2 Consumptie van groente en fruit 13

4. Discussie 15

4.1. Resultaten onderzoek 15

4.2. Sterke en zwakke punten onderzoek 17

5. Conclusie 19

6. Aanbevelingen 20

Referenties 22

Bijlage I: De enquête 24

Bijlage II: Codeboek voor SPSS 26

Bijlage III: Adviesrapport Bureau Sportimpuls 27

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Overgewicht bij mensen is een wereldwijd probleem dat steeds groter lijkt te worden. Sinds 1980 is obesitas op wereldwijd niveau verdubbeld. (1) Ook in Nederland komt overgewicht steeds meer voor. Niet alleen volwassenen, maar ook kinderen lijden steeds vaker aan overgewicht. Het totale percentage van mensen met overgewicht in Nederland lag in Nederland in 2014 op 43,8%. Bij kinderen (4---12 jaar) lag dit percentage in hetzelfde jaar op 12,6%. (2) Overgewicht brengt veel gezondheidsrisico’s met zich mee. Vooral overgewicht bij kinderen kan in de toekomst leiden tot risico’s zoals hart--- en vaatziekten, hypertensie, diabetes mellitus type 2, depressies en diverse kankersoorten. (3) Een lagere levensverwachting is het gevolg van deze factoren. (4) Daarnaast gaat de afname van levenskwaliteit als gevolg van overgewicht gepaard met verhoogde ziektekosten. (3) Er is uitgerekend dat in 2010 in Nederland 1,6 miljard euro werd uitgegeven aan ziekten ten gevolge van overgewicht. (4)

De hedendaagse consumptiesamenleving is veranderd. Dit is te wijten aan een overvloed van (calorierijk) voedsel. Een structureel gebrek aan lichamelijke beweging en calorierijk voedsel dragen bij aan overgewicht. (5) In de Verenigde Staten is gebleken dat de stijging van overgewicht en obesitas hand in hand gaat met de toename van consumptie van koolhydraten in de vorm van toegevoegde suikers, voornamelijk in frisdranken. Dit is aangetoond met meer dan dertig publicaties. (3) Uit meerdere andere onderzoeken blijkt dat er een verband is tussen het drinken van suikerhoudende dranken en overgewicht. Uit een van deze onderzoeken is gebleken dat kinderen die meer dan drie glazen frisdrank per dag consumeren, standaard een hoger BMI hebben dan kinderen die drie glazen of minder per dag drinken. Elk glas frisdrank per dag geeft een verhoogde kans op overgewicht en een verhoging van de BMI. (6) Het verminderen van de consumptie van frisdrank en het aanmoedigen van water drinken blijkt dan ook succesvol in het tegengaan van overgewicht. Een daling van het drinken van suikerhoudende dranken en het stimuleren van het drinken van water kan in verband worden gebracht met een verlaging van het aantal kinderen met overgewicht. (7)

Suikerhoudende dranken worden gezien als een belangrijke factor van overgewicht. Daarnaast valt er volgens de Richtlijnen Goede Voeding door het eten van groente en fruit gezondheidswinst te behalen als deze richtlijnen worden opgevolgd. (8) Groente en fruit leveren relatief weinig calorieën op en heeft veel voordelen voor de gezondheid. Dit komt doordat groente en fruit veel belangrijke voedingsstoffen leveren dat het lichaam nodig heeft. Door het eten van groente en fruit valt gezondheidswinst te behalen en vermindert het risico op chronische ziekten zoals het risico op hart--- en vaatziekten, darmkanker, longkanker en diabetes mellitus type 2. (9) Kinderen die ouder zijn dan negen jaar horen volgens de norm van de Richtlijnen Goede Voeding minimaal twee stuks fruit per dag te eten en 150 gram groente per dag. In 2014 voldeed slechts 30% van de Nederlandse kinderen aan deze norm. (10)

Omdat overgewicht een wereldwijd probleem is, wordt het ook wereldwijd aangepakt. Een bekende aanpak is het EPODE (Ensemble, Prévenons l' Obesité Des Enfants) uit Frankrijk. Het programma is gestart in een aantal kleine dorpen waar overgewicht veel voorkwam. Toen bleek dat het overgewicht significant lager was in de dorpen die aan het programma deelnamen. Later is de aanpak verspreid door heel Frankrijk en andere Europese landen. (11) Het EPODE---programma wordt als effectief gezien door de combinatie van voeding--- en bewegingsvoorlichtingen en activiteiten waarbij sportverenigingen en ouders langdurig betrokken zijn. Hierdoor is de gehele maatschappij betrokken en dat brengt verandering van de omgeving teweeg. In Nederland is er een vergelijkbare methode ontwikkeld. Deze methode is ontwikkeld om overgewicht te voorkomen en/of te verminderen. Dit is de methode van JOGG en staat voor Jongeren Op Gezond Gewicht. JOGG wordt

(7)

inmiddels gebruikt in meer dan 80 gemeenten. De aanpak is gericht op het behouden van een gezond gewicht onder kinderen en jongeren. (12) JOGG realiseert vijf concrete gedragsdoelen:

--- Minimaal twee keer per dag 30 minuten lichamelijke activiteit (gericht op de Nederlandse Norm Gezond Bewegen);

--- De consumptie van water in plaats van suikerhoudende dranken --- Het eten van een (gezond) ontbijt

--- De consumptie van groente en fruit

--- In elke omgeving een gezond aanbod van voeding aanwezig en het stimuleren van bewegen in elke omgeving. (13)

De Utrechtse Heuvelrug valt onder deze 80 gemeenten in Nederland en mag zich een JOGG--- gemeente noemen. Recentelijk is er een afstudeeronderzoek gedaan over de aanpak van JOGG binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het onderzoek is een nulmeting gedaan in de gemeente Utrechtse Heuvelrug om de effectiviteit van de JOGG---aanpak in deze gemeente te onderzoeken. In het onderzoek is ingezoomd op de woonplaatsen Amerongen en Leersum. De student die het onderzoek heeft uitgevoerd heeft een aanbeveling gedaan naar een vervolgonderzoek van de gedragsdoelen ‘het eten van groente en fruit’ en ‘het drinken van suikerhoudende dranken en water in deze woonplaatsen. Er kan verder op deze twee gedragsdoelen van JOGG worden ingegaan.

Dit afstudeeronderzoek wordt uitgevoerd voor en bij Bureau Sportimpuls. Bureau sportimpuls is een organisatie die actief is in de gemeenten binnen de regio Utrecht. Zij verlenen subsidies aan lokale sportaanbieders op basis van bewezen effectieve interventies in buurten en wijken waar dit nodig is. Hiermee krijgen lokale sportaanbieders de kans om interventies uit te voeren die leiden tot een gezondere leefstijl en een gezond gewicht bij de buurtbewoners. Bureau Sportimpuls werkt met een database waarin informatie staat over de gemeenten en woonplaatsen. Deze gegevens komen voornamelijk van de GGD of uit eerdere studies van Bureau Sportimpuls zelf. Bureau Sportimpuls werkt hard om de database compleet te krijgen en om de gegevens zo recent mogelijk te houden. Desalniettemin ontbreken er een aantal belangrijke gegevens van personen in de woonplaatsen binnen deze gemeenten. Eén van deze woonplaatsen is Amerongen uit de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Uit de statistieken van de Eurofittest die JOGG heeft verzameld blijkt dat de kinderen uit Amerongen kampen met het meeste overgewicht in vergelijking tot de andere woonplaatsen uit de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het percentage van overgewicht bij kinderen (4---12 jaar) in de Utrechtse Heuvelrug is momenteel 12,4%. In Amerongen blijkt dit percentage 19,3% te zijn. De woonplaats binnen de Utrechtse Heuvelrug met het laagste percentage kinderen met overgewicht is Doorn. In Doorn heeft slechts 7,4% van de kinderen overgewicht. (14) Naar aanleiding van het grote verschil in percentages en de ontbrekende gegevens van Bureau Sportimpuls is er voor dit afstudeeronderzoek gekozen.

Interessant is om te onderzoeken welke verschillen er zijn tussen Amerongen en Doorn op het gebied van voeding en dan met name het eten van groente en fruit en het drinken van suikerhoudende

dranken (twee gedragsdoelen van JOGG). Voor meerdere gedragsdoelen is er niet gekozen omdat de

doelen lichamelijke activiteit en gezond ontbijten geen afwijkende cijfers hebben in vergelijking met de rest van de plaatsen in de Utrechtse Heuvelrug of Nederland. Dit blijkt uit gegevens van de GGD. Het gedragsdoel: in elke omgeving een gezond aanbod van voeding aanwezig en het stimuleren van

beweging in elke omgeving is ook niet meegenomen in het onderzoek omdat dit meer betrekking

heeft tot de omgeving en dit onderzoek meer gericht is op de leerlingen zelf. (14) Er is voor de gedragsdoelen het eten van groente en fruit en het gebruik van suikerhoudende dranken gekozen, omdat de cijfers uit het eerdere afstudeeronderzoek opvallende resultaten gaven. Deze resultaten zijn echter samengevoegde resultaten van de woonplaats Amerongen maar ook van de woonplaats Leersum. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de consumptie van groente gemiddeld één keer

(8)

inname van vocht uit suikerhoudende dranken. Uit dit onderzoek kwam echter niet naar voren hoeveel gram groente er werd gegeten, alleen de frequentie is gemeten. Daarnaast zijn niet alle suikerhoudende dranken meegenomen in het onderzoek. De student van het eerdergenoemde recentelijke afstudeeronderzoek doet een aanbeveling voor nader onderzoek naar deze twee gedragsdoelen van JOGG (consumptie suikerhoudende dranken en groente en fruit) op basis van de gegevens die uit het onderzoek zijn gekomen. Een vervolgonderzoek is nodig om een concreter beeld te kunnen creëren van de situatie in Amerongen.

1.2 Onderzoeksvraag

In Amerongen is het percentage overgewicht veel hoger dan in Doorn. Naar aanleiding van deze bevindingen is de volgende onderzoeksvraag tot stand gekomen:

‘’Welke verschillen zijn er tussen Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8.’’

Deelvragen hierbij zijn:

1. Hoeveel suikerhoudende dranken worden per dag genuttigd door basisschoolleerlingen van groep 6 t/m 8 in Amerongen en Doorn?

2. Welke suikerhoudende dranken worden genuttigd door basisschoolleerlingen van groep 6 t/m 8 in Amerongen en Doorn?

3. Hoeveel groente en fruit wordt gegeten bij basisschoolleerlingen van groep 6 t/m 8 in Amerongen en Doorn?

4. Welke verschillen zijn er in de consumptie van suikerhoudende dranken en groente en fruit bij basisschoolleerlingen van groep 6 t/m 8 in Amerongen en in Doorn?

1.3 Doelstelling

Wanneer de resultaten van het gebruik van groente en fruit en consumptie van suikerhoudende dranken en water bij basisschoolleerlingen in Amerongen en Doorn met elkaar worden vergeleken, kunnen er wellicht uitspraken gedaan worden over de oorzaken van het hoge overgewichtscijfer in de woonplaats Amerongen. Het doel van het onderzoek is om uit te zoeken wat de oorzaak is van het overgewicht bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 in Amerongen. Hiervoor worden de woonplaatsen Amerongen en Doorn met elkaar vergeleken. Uiteindelijk kan een antwoord worden gegeven op de ontbrekende gegevens van Bureau Sportimpuls. Met deze gegevens kan een adviesrapport worden gemaakt, dat tevens het eindpunt van dit onderzoek is. In dit adviesrapport worden de gevonden gegevens uitgewerkt in een bruikbaar document. Daarnaast worden bestaande interventies aangeraden die mogelijk effectief zijn voor de basisschoolleerlingen in Amerongen. Omdat overgewicht en obesitas bij kinderen grote risico’s met zich meebrengen, is het belangrijk om een oplossing te vinden voor het probleem. Dit onderzoek zou mogelijk kunnen bijdragen aan het terugdringen van het overgewicht bij de basisschoolleerlingen in Amerongen.

1.4 Hypothesen

Er is voor statistisch onderzoek gekozen met een toetsende probleemstelling. Bij de toetsende statistiek wordt er gewerkt met een nulhypothese (H0) en een alternatieve hypothese (H1). Deze hypothesen worden vervolgens getoetst aan de hand van de verzamelde data. Deze hypothesen zijn geformuleerd om de verwachtingen uit dit onderzoek te toetsen. Aan de hand van de onderzoeksvraag zijn de volgende hypothesen tot stand gekomen:

H1: Er is een verschil gevonden tussen Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente

(9)

H0: Er is geen verschil gevonden tussen Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente

en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8.

1.5 Structuur onderzoek

In het volgende hoofdstuk wordt de gebruikte methode bij het onderzoek nader toegelicht. Naast de methode wordt verteld hoe het onderzoek precies is opgebouwd en wat er voor nodig is om dit onderzoek met deze methode te starten. Na de methode worden de resultaten weergegeven in een nieuw hoofdstuk. Na de resultaten wordt de discussie weergegeven. In de discussie worden de belangrijkste resultaten weergegeven en afgezet tegen nieuwe literatuur. Naast het weergeven van de resultaten worden er ook nog sterke punten en kanttekeningen van het onderzoek belicht. Uit de resultaten en de discussie volgt er een conclusie waarbij er antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. Ten slotte worden in een nieuw hoofdstuk aanbevelingen gedaan. Referenties en bijlagen zijn toegevoegd aan dit document.

(10)

2. Methoden

In dit hoofdstuk is beschreven hoe het onderzoek is opgebouwd. Hierbij worden de aspecten participanten, data verzameling, onderzoeksinstrumenten en statistische analyse uitgelegd.

2.1 Participanten

De participanten en tevens de doelgroep voor dit onderzoek bestonden uit basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 wonend in Amerongen en Doorn. De selecte steekproef bestond uit 189 leerlingen tussen de 9 en 11 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 10,0 en een standaarddeviatie van 0,9. De scholen waar de enquêtes zijn afgenomen zijn de Regenboog in Amerongen en het Dalton Nicolaas en de Wijngaard in Doorn. In Amerongen zijn de leerlingen van groep 6 en 7 meegenomen in het onderzoek. De groep 8 leerlingen van Amerongen zijn echter niet meegenomen in het onderzoek omdat hier geen toestemming voor was gegeven door de docent. In Doorn zijn alle leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van beide scholen meegenomen in het onderzoek. In totaal zijn dit 189 leerlingen waarvan 135 uit afkomstig uit Doorn en 54 afkomstig uit Amerongen.

2.2 Data verzameling

De gegevens voor dit onderzoek zijn verzameld van week 9 tot week 12, 2016 (31 okt – 24 nov). Om de docenten en leerlingen zo min mogelijk te belasten met het onderzoek is ervoor gekozen om de docenten zelf te laten besluiten welke dag voor hen het beste uit zou komen. De enquêtes zijn per school op dezelfde dag afgenomen, op volgorde van de laagste groep naar de hoogste groep (groep 6, 7 en 8). Per klas is een algemene introductie geweest waarbij is verteld wie de onderzoekers waren, wat zij kwamen doen en waarom. Daarbij is ook uitgelegd wat er van de leerlingen verwacht werd. Bij elke klas is een klassenlijst gevraagd met de voornamen van de leerlingen. Hierdoor was het makkelijk om te zien of alle leerlingen de enquête hadden ingevuld. De onderzoekers mochten gebruik maken van de docentenkamer of een aparte ruimte waar de leerlingen zonder afleiding de enquête konden invullen. Elke leerling heeft de enquête individueel ingevuld onder begeleiding van de onderzoekers. Per klas waren er twee begeleiders met ieder een tablet/laptop waarop de enquête werd ingevuld. Begeleiding van de onderzoekers was nodig omdat de leerlingen, vooral uit groep 6, nog niet zelfstandig de enquête konden invullen. Aangezien de resultaten van het onderzoek hierdoor beïnvloed konden worden is er gekozen voor individuele begeleiding bij alle groepen tijdens het invullen om ‘sociaal wenselijke’ antwoorden te vermijden en hiermee de validiteit van het onderzoek te verhogen. Daarnaast zorgt deze manier van ondervragen er ook voor dat het meetinstrument (de enquête) meet wat er gemeten moet worden. Door middel van begeleiding tijdens het uitvoeren van de enquête kan onduidelijkheden worden voorkomen. Dit zorgt voor een verhoging van de betrouwbaarheid van het onderzoek. Bovendien zijn de enquêtes door meerdere personen doorgenomen (door vrienden en docenten). Tijdens het doornemen van de enquête zijn de vragen gecontroleerd op het geven van bruikbare resultaten. Er is daarom gekozen om de leerlingen zelf een getal in te laten vullen in plaats van multiplechoicevragen te beantwoorden; de resultaten zijn met cijfers namelijk makkelijker te verwerken. Zie bijlage I voor de enquête.

2.3 Onderzoeksinstrumenten

In de enquête is gevraagd naar de twee gedragsdoelen van JOGG: de frisdrank--- en water consumptie en de groente--- en fruit consumptie van de doelgroep. De enquête is gedigitaliseerd met behulp van www.enquetesmaken.com. De enquête richt zich op een willekeurige dag in de week. In principe wordt er geen onderscheid gemaakt in een weekend dag of een doordeweekse dag, wel wordt er aan het einde van de enquête gevraagd of de desbetreffende dag vergelijkbaar is met alle andere dagen van de week. De onderzoekers doelen op de dagen waarop er een ritme is. Is een leerling ziek of had een leerling net die dag een feestje waarop er hoogstwaarschijnlijk meer of minder wordt gegeten,

(11)

dan wordt de vraag beantwoordt met nee en worden deze resultaten niet meegenomen in het onderzoek. Er wordt gevraagd naar het aantal gedronken suikerhoudende dranken per glas op één dag. De suikerhoudende dranken zijn onderverdeeld in vier soorten: frisdrank, limonade, gezoete melkdranken en vruchtensappen. Met vruchtensappen worden alleen de sappen in pak meegerekend. Versgeperste sappen worden niet meegerekend als suikerhoudende dranken. Er is in de enquête specifieke gevraagd naar suikerhoudende dranken die niet claimen dat het lightproducten zijn. Als het wel een light variant was, werd het niet meegenomen in het onderzoek. Hier is voor gekozen omdat light varianten niet een grote hoeveelheid kilocalorieën bevatten en het daardoor niet gezien wordt als een “dikmaker”. Ook wordt er gevraagd naar het aantal gegeten opscheplepels/bakjes groente en het aantal fruit dat is geconsumeerd op één dag (zie bijlage I voor de gehele enquête). Om beter inzicht te krijgen in het eet--- en drinkgedrag van de leerlingen is er voor gekozen om aan het einde van de enquête te vragen of de ingevulde dag te vergelijken was met andere dagen in de week. De vragen zijn zodanig gesteld dat het goed te beantwoorden was voor de desbetreffende leeftijdsgroep.

2.4 Statistische analyse

Om de vergelijking te kunnen maken tussen het eet--- en drinkgedrag van de basisschoolleerlingen in Amerongen en de basisschoolleerlingen in Doorn zijn de resultaten verwerkt in het programma Statistical Package of Social Sciences (SPSS 24.0). De online enquête maakt van de resultaten een Excel bestand. Dit bestand kan vervolgens met SPSS worden gesynchroniseerd. Per variabele is er een bijpassend meetniveau gekozen. Om meer overzicht te krijgen van de dataset is er een codeboek gemaakt (zie bijlage II). Alle gegevens van de deelnemers zijn gecontroleerd op eventuele ontbrekende en niet kloppende waarden door middel van een boxplot. Hieruit kwamen uitschieters naar voren.

Om de hypothese te kunnen toetsen is er gekozen voor een Independent Sample T---test (ongepaarde T---toets). Er is onderscheid gemaakt tussen twee groepen namelijk de basisschoolleerlingen van groep 6 en 7 uit Amerongen (X) en de basisschoolleerlingen van groep 6, 7 en 8 uit Doorn (Y). Deze groepen worden met elkaar vergeleken op basis van de gemiddelden van alle continue variabelen. Er is onderscheid gemaakt in woonplaats, groep en geslacht. Door middel van de Independent Sample T---test zijn de gemiddelden en de standaarddeviaties berekend en met elkaar vergeleken. Om een significantie aan te tonen is een p---waarde van < 0,05 gehanteerd.

(12)

3. Resultaten

In dit hoofdstuk worden alle belangrijke resultaten weergegeven van het onderzoek. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er gekeken naar verschillen tussen Amerongen en Doorn in consumptie van suikerhoudende dranken en de consumptie van groente en fruit.

Er hebben in totaal 189 basisschoolleerlingen meegedaan aan dit onderzoek waarvan 97 jongens (51,3%) en 92 meisjes (48,7%). 135 leerlingen komen uit Doorn (71,4%) waarvan 39 uit groep 6 (29%), 52 uit groep 7 (38,5%) en 44 uit groep 8 (32,5%). De andere 54 van het totaal aantal deelnemende leerlingen komen uit Amerongen (28,6%), waarvan 25 uit groep 6 (46,3%) en de andere 29 uit groep 7 (53,7%). De groep 8 leerlingen uit Amerongen zijn niet meegenomen in het onderzoek omdat er geen toestemming is gegeven door de betreffende docent. Wel is ervoor gekozen om de leerlingen van groep 8 uit Doorn mee te nemen in het onderzoek, omdat hieruit toch belangrijke (significante) gegevens zouden kunnen komen. Ook verschilde de antwoorden van groep 6 en 7 niet extreem veel met groep 8 waardoor er geen uitschieters waren en de data bruikbaar was.

3.1 Consumptie van suikerhoudende dranken

Er is gekeken naar een verschil in de consumptie van suikerhoudende dranken door de leerlingen uit Amerongen en uit Doorn. Er is een significant verschil gevonden tussen de frisdrankconsumptie van de basisschoolleerlingen uit Amerongen en Doorn (p = 0,001). De basisschoolleerlingen uit Amerongen (0,815 ± 1,0474) dronken significant meer glazen frisdrank per dag dan de basisschoolleerlingen uit Doorn (0,307 ± 0,6259). Er is ook een significant verschil gevonden in de limonadeconsumptie van de basisschoolleerlingen uit Amerongen en Doorn (p = 0,015). In Amerongen (2,056 ± 1,8266) drinken de basisschoolleerlingen significant meer glazen limonade per dag dan in Doorn (1,415 ± 1,5278). Er is niet alleen gekeken naar het verschil tussen de twee woonplaatsen, ook is er getoetst op het verschil tussen de jongens (n = 29) en meisjes (n = 25) uit Amerongen en de jongens (n = 68) en meisjes (n = 67) uit Doorn. Hieruit bleek dat in Amerongen de jongens (1,138 ± 1,1252) significant meer glazen frisdrank per dag drinken dan de meisjes (0,44 ± 0,8206) (p = 0,011). Desalniettemin is er geen significant verschil gevonden tussen de jongens en meisjes uit Doorn. Als de jongens uit Amerongen en Doorn (n = 97) worden samengenomen en deze vergelijkt met de meisjes uit Amerongen en Doorn (n = 92) is er wel een significant verschil (p = 0,012). Uit de resultaten van beide woonplaatsen drinken de jongens (0,593 ± 0,9308) significant meer glazen frisdrank per dag dan de meisjes (0,304 ± 0,6065). Bij de limonadeconsumptie is er geen significant verschil gevonden tussen jongens en meisjes. Bij de andere suikerhoudende dranken als gezoete melkdranken en vruchtensappen zijn er geen significante verschillen gevonden noch tussen de woonplaatsen noch tussen jongens en meisjes.

Gekeken naar alle suikerhoudende dranken samen drinken de basisschoolleerlingen uit Amerongen gemiddeld 1,2 glazen suikerhoudende dranken per dag waarvan limonade het meest wordt gedronken en frisdrank het minst. In Doorn drinken de leerlingen gemiddeld 0,8 glazen suikerhoudende dranken per dag, waarvan ook limonade het meest wordt geconsumeerd en frisdrank het minst.

Om eventuele uitschieters terug te vinden is er een boxplot gemaakt in SPSS. Hieruit is één uitschieter naar voren gekomen. Eén leerling in Amerongen had aangegeven dat zij 9 glazen limonade had gedronken. Dit is meer dan het gemiddelde. Omdat dit maar één uitschieter is van de 189 leerlingen, heeft dit geen effect op de resultaten.

Er is een verschil gevonden tussen groep 6 (n = 64), 7 (n = 81) en 8 (n = 44) in de resultaten van de enquête. Hierin zijn groep 6, 7 en 8 leerlingen uit Amerongen en Doorn meegenomen. Er is duidelijk te zien dat de limonadeconsumptie van groep 6 hoger is dan die van groep 7 en 8. Het aantal glazen

(13)

verminderd per groep gemiddeld met 0,3 glazen limonade. Tussen groep 6 en 7 zit 0,3 glazen verschil en tussen groep 7 en 8 zit 0,3 glazen verschil, dit geldt voor zowel Amerongen als Doorn.

Bij de water en/of thee zonder suiker consumptie is dit omgekeerd. Uit de resultaten blijkt dat naarmate de leerlingen ouder worden zij minder limonade drinken en meer water en/of thee zonder suiker drinken. Dit geldt voor zowel Amerongen als Doorn. Het verschil tussen groep 6 en 7 is ongeveer 0,5 glazen en het verschil tussen groep 7 en 8 is ongeveer 0,4 glazen. Zie tabel 1.

Tabel 1. Gemiddelde limonade--- en water en/of thee zonder suiker inname per groep van de woonplaatsen Amerongen én Doorn. Groep 6 (aantal Groep 7 (aantal Groep 8 (aantal

glazen gemiddeld) glazen gemiddeld) glazen gemiddeld)

Limonade 1,9 1,6 1,3

Water/thee 2,4 2,9 3,3

Als Amerongen en Doorn apart worden bekeken is er ook een stijgende lijn in de water en/of thee zonder suiker consumptie per groep. Daarnaast is ook een duidelijke daling van de limonadeconsumptie per groep bij beide woonplaatsen.

In Amerongen drinken de deelnemers gemiddeld 7,1 glazen drank per dag. Hiervan bestaat 33,0% uit water en/of thee zonder suiker en 67,0% uit suikerhoudende dranken. In Doorn worden er gemiddeld 6,3 glazen drank per dag gedronken, waarvan 47,2% bestaat uit water en/of thee zonder suiker, de resterende 52,8% bestaat uit suikerhoudende dranken.

3.2 Consumptie van groente en fruit

Uit de resultaten van de groente--- en fruitconsumptie zijn ook significante verschillen naar voren gekomen. De basisschoolleerlingen uit Amerongen eten significant minder groente (1,546 ± 1,0106) bij het avondeten dan de basisschoolleerlingen uit Doorn (1,967 ± 1,1895) (p = 0,023).

Een opscheplepel kun je rekenen als 50 gram. De groente die de leerlingen tussendoor aten zijn ook meegerekend onder groenten. Deze zijn gerekend in schaaltjes van 50 gram. Dit betekent dat de leerlingen in Doorn gemiddeld 119 gram groente per dag eten. In Amerongen eten de leerlingen gemiddeld 95 gram groente per dag. Er is geen significant verschil gevonden in de groente die als tussendoortjes worden gegeten. Ook bij de fruitinname is er geen significant verschil gevonden. Doorn komt uit op een gemiddelde van 2,0 stuks fruit per dag en in Amerongen is dit 1,8 stuks. Er zijn echter geen opvallende verschillen gevonden tussen jongens en meisjes in consumptie van groente en fruit.

Hieronder is een figuur weergegeven met de gemiddelde inname van alle aspecten die zijn meegenomen in het onderzoek per woonplaats, onderverdeeld in de groente--- en fruitconsumptie en de suikerhoudende drankenconsumptie.

Gemiddelde suikerhoudende drankenconsumptie

Gemiddelde Amerongen Gemiddelde Doorn

0 1 2 3 4 5 Glazen frisdrank Glazen vruchtensap Glazen gezoete melkdranken Glazen limonade

(14)

Gemiddelde groente--- en fruitconsumptie

Aantal bakjes groente Aantal stuks fruit Aantal opscheplepels groente

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 Richtlijnen Gemiddelde Amerongen Gemiddelde Doorn

(15)

4. Discussie

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van het onderzoek weergegeven. Daarbij worden deze resultaten vergeleken met de opgestelde hypothesen waarbij er gebruik wordt gemaakt van nieuwe literatuur en inzichten. Verder worden kanttekeningen maar ook sterke punten van het onderzoek belicht. Later wordt er een aanbeveling gedaan voor een vervolgonderzoek.

4.1. Resultaten onderzoek

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen wat de oorzaak is van het hogere overgewichtspercentage bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 in Amerongen in vergelijking met het overgewichtspercentage bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 in Doorn. Het eindproduct van dit onderzoek is een adviesrapport voor Bureau Sportimpuls.

Uit de resultaten zijn er vier opvallende verschillen naar voren gekomen. Als eerste drinken de leerlingen uit Amerongen significant meer frisdrank en limonade dan de leerlingen uit Doorn. Als tweede drinken zowel in Doorn als in Amerongen de oudere leerlingen minder limonade dan de jongere leerlingen. Als derde drinken jongens zowel in Amerongen als Doorn meer frisdrank dan meisjes. Als vierde wordt er door de leerlingen in Amerongen minder groente gegeten dan in Doorn.

Hypothesen

Er is vooraf een nulhypothese (H0) en een alternatieve hypothese (H1) opgesteld voor dit onderzoek. Uit de resultaten blijkt dat de alternatieve hypothese kan worden aangenomen. De nulhypothese wordt verworpen. De alternatieve hypothese luidt als volgt:

H1: er is een verschil gevonden tussen Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente

en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8.

Resultaat 1: leerlingen uit Amerongen drinken meer frisdrank en limonadesiroop

Uit dit onderzoek is gebleken dat de leerlingen uit Amerongen significant meer frisdrank en limonadesiroop drinken dan de leerlingen uit de woonplaats Doorn. In Amerongen dronken de leerlingen gemiddeld 1,2 glazen suikerhoudende dranken per dag. Hiervan werd limonade het meest gedronken en frisdrank het minst. In Doorn dronken de leerlingen gemiddeld 0,8 glazen suikerhoudende dranken per dag. Hiervan werd limonade het meest gedronken en frisdrank het minst. In Amerongen bestaat 67,0% van de gedronken dranken uit suikerhoudende dranken. In Doorn is dit 52,8% suikerhoudende dranken.

Er is gelet op uitschieters in het onderzoek. Een leerling uit Amerongen dronk 9 glazen limonade, wat erg veel is vergeleken met de rest van de leerlingen. Omdat 189 leerlingen de enquête hebben ingevuld beïnvloed het de resultaten niet. Hierdoor kon deze leerling worden meegerekend in het onderzoek.

Suikerhoudende dranken kun je onderverdelen in categorieën. Voorbeelden van frisdranken zijn cola, sinas, 7up, Wicky, Dubbelfriss etc. Naast frisdranken bevat limonadesiroop ook veel suiker en kan hierdoor worden gezien als een suikerhoudende drank. (15) Uit het rapport van de Nederlandse Voedselconsumptiepeiling van het RIVM is gebleken dat kinderen van 7---18 jaar minstens 130 kilocalorieën per dag consumeren dat afkomstig is uit 1 tot 1,5 glas met suikerhoudende dranken. (16) Eén glas van 250 milliliter gewone frisdrank bevat ongeveer 100 kilocalorieën. Dit komt overeen met 6,5 suikerklontjes. (15) Een recent onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam heeft aangetoond dat kinderen die elke dag een blikje frisdrank dronken gemiddeld één kilo zwaarder waren dan de groep met kinderen die een blikje frisdrank zonder suiker dronken. Er waren geen ernstige bijwerkingen. Het toont echter wel aan dat drinkbare suikers onder andere de oorzaak zijn

(16)

Uit de gevonden literatuur blijkt dat kinderen die meer dan één glas suikerhoudende dranken per dag consumeren zo’n 100 kilocalorieën extra per dag binnenkrijgen. De leerlingen uit Amerongen drinken gemiddeld 1,2 glazen suikerhoudende dranken per dag. Dit betekent dat zij tussen het gemiddelde van 1---1,5 glas in zitten. Dit afzettende tegen bovenstaande literatuur drinken zij teveel suikerhoudende dranken en lopen de leerlingen hierbij risico op overgewicht. De leerlingen uit Doorn vallen hier buiten, ondanks dat het maar een half glas minder is dan de kinderen uit Amerongen. Volgens bovenstaande literatuur lopen de leerlingen uit Doorn minder risico op overgewicht.

Resultaat 2: jongens drinken meer frisdrank dan meisjes

Uit dit onderzoek is gebleken dat jongens uit Amerongen significant meer frisdrank drinken dan meisjes. Gemiddeld dronken jongens afgerond 0,6 glazen frisdrank en meisjes afgerond 0,3 glazen frisdrank. Echter was er alleen een significant verschil gevonden bij de jongens en meisjes uit Amerongen. In Doorn is er geen significant verschil gevonden tussen frisdrankconsumptie en geslacht. Een studie uitgevoerd door VU---medisch Centrum toont aan dat Nederlandse jongens over het algemeen meer overgewicht hebben en meer frisdrank consumeren dan meisjes. In het consumeren van vruchtensappen blijven de aantallen ongeveer gelijk. (18) Dit komt overeen met het frisdrank gebruik onder jongens in Amerongen. Er is geen verklaring te geven voor het resultaat dat jongens meer frisdrank drinken dan meisjes met bestaande literatuur.

Resultaat 3: leerlingen uit Amerongen eten minder groente dan in Doorn

Uit dit onderzoek is gebleken dat de leerlingen uit Amerongen significant minder groente eten dan de leerlingen afkomstig uit Doorn. Groenten zijn leverancier van vezels en koolhydraten en bevatten relatief weinig calorieën in vergelijking met andere koolhydraten. Daarnaast zijn groenten een bron van vitaminen en mineralen die ten goede komen voor het lichaam. In combinatie met deze bronnen geven groenten een beschermde werking tegen de ontwikkeling van chronische ziekten. Er zijn bijvoorbeeld sterke bewijzen dat het eten van groenten het risico op hart--- en vaatziekten, long, slokdarm, maag--- en darmkanker verlaagd. (19) De aanbevolen hoeveelheid van de Richtlijnen Goede Voeding voor kinderen van 9---12 jaar is 150---200 gram groente per dag. De laagste hoeveelheid geldt voor een kind van 9 jaar en de hoogste hoeveelheid voor een kind van 12 jaar. (20) Uit de voedselconsumptiepeiling van het RIVM is gebleken dat kinderen van 9---13 jaar uit Nederland nog steeds te weinig groenten eten. Gemiddeld eten zij 66 gram groente per dag. (16) In Amerongen wordt gemiddeld 95 gram groente per dag gegeten. In Doorn is dit 119 gram groente per dag. Hieruit kan worden geconcludeerd dat zowel de leerlingen uit Amerongen en Doorn minder groente eten dan is aanbevolen in de Richtlijnen Goede Voeding. Hoezeer de leerlingen uit Amerongen 29 gram groente en de leerlingen uit Doorn 53 gram meer consumeren dan het landelijk gemiddelde, is het alsnog te weinig. Dit zal het risico op chronische ziekten kunnen verhogen.

In het consumeren van fruit is er geen significant verschil gevonden tussen Amerongen en Doorn. Toch scoren beide woonplaatsen, net als groente, hoger dan het landelijk gemiddelde. Op dit moment wordt er landelijk onder kinderen van 9---13 jaar slechts 63 gram fruit geconsumeerd. 63 gram fruit staat gelijk aan iets meer dan 0,5 stuk fruit. (16) In Amerongen wordt er 1,8 stuks fruit geconsumeerd en in Doorn 2,0 stuks fruit. Doorn voldoet hierbij aan de aanbevolen hoeveelheid van de Richtlijnen Goede Voeding van 2 stuks (200 gram) fruit per dag. Amerongen voldoet niet aan de aanbevolen hoeveelheid van de Richtlijnen Goede Voeding. (20)

Resultaat 4: naarmate de leerlingen ouder worden daalt de limonadeconsumptie

Een opvallend resultaat uit dit onderzoek is dat er een verschil is gevonden in leeftijd en het drinken van limonadesiroop. Als de woonplaatsen worden samengenomen, is in groep 6 de limonadeconsumptie het hoogst. Het aantal gedronken glazen per dag verschilt per groep gemiddeld met 0,3 glazen limonade. Ook is de water en/of thee consumptie in groep 8 hoger dan in groep 6. Hieruit blijkt dat naarmate de leerlingen uit Amerongen en Doorn ouder worden, er minder limonade

(17)

wordt gedronken en meer water en/of thee zonder suiker. Het verschil tussen groep 6 en 7 is 0,5 glazen en het verschil tussen groep 7 en 8 is 0,4 glazen water en/of thee zonder suiker. Als Amerongen en Doorn apart worden bekeken is er ook een stijgende lijn in de water en/of thee zonder suiker consumptie per groep. Daarnaast is ook een duidelijke daling van de limonadeconsumptie per groep bij beide woonplaatsen. Er is geen verklaring te geven voor dit resultaat met bestaande literatuur. Tevens is er geen significant verschil waardoor een vervolgonderzoek niet nodig is.

Alle resultaten (behalve resultaat 4) kunnen worden gezien als significant en de alternatieve hypothese wordt aangenomen. Dit betekent dat er aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan worden vastgesteld dat er in Amerongen meer overgewicht voorkomt dan in Doorn. Dit betekent dat Bureau Sportimpuls geen ontbrekende gegevens meer heeft over deze woonplaats en zij kunnen hier vervolgens op ingaan door interventies in te zetten op de bovenstaande factoren die helpen het overgewicht in Amerongen terug te dringen. Er is een adviesrapport opgesteld voor Bureau Sportimpuls (zie bijlage III) waarin er suggesties worden gedaan naar effectieve, bestaande interventies die kunnen worden toegepast op de leerlingen uit Amerongen.

4.2. Sterke en zwakke punten onderzoek

Zwakke punten

• De onderzoekspopulatie is beperkt. Alleen leerlingen uit groep 6, 7 en 8 zijn meegenomen in het onderzoek. Wellicht drinken de leerlingen van de lagere groepen ook veel suikerhoudende dranken of consumeren te weinig groente en fruit. Niet alle leerlingen uit alle groepen zijn in het onderzoek meegenomen omdat er een beperkte tijd beschikbaar was. Er van uitgaande dat de leerlingen uit groep 6, 7 en 8 zich beter kunnen herinneren wat zij hebben gegeten en gedronken dan de leerlingen uit lagere groepen, is er gekozen om alleen bij deze groepen de enquête af te nemen.

• Een kanttekening aan de enquête is dat de leerlingen zich soms niet wisten te herinneren wat zij de dag ervoor hadden gegeten. Dit was te merken aan dat sommige leerlingen lang moesten nadenken over het antwoord of dat zij zich niet meer wisten te herinneren wat zij hadden gegeten de avond ervoor. Dit zou mogelijk de antwoorden kunnen beïnvloeden. • In de woonplaats Doorn hebben meer leerlingen de enquête ingevuld dan in Amerongen.

Een basisschool in Amerongen wilde niet meewerken aan het onderzoek en van de andere basisschool is er voor groep 8 geen toestemming gegeven. Hierdoor zouden er essentiële gegevens kunnen ontbreken in de resultaten. Groep 8 van beide woonplaatsen kan nu bijvoorbeeld niet met elkaar worden vergeleken. De reden dat groep 8 uit Doorn toch is meegenomen in het onderzoek is omdat hieruit belangrijke (significante) gegevens zouden kunnen komen.

Sterke punten

• Het onderzoek heeft een hoge betrouwbaarheid. De enquêtes zijn met opzet individueel afgenomen bij de leerlingen. Op deze manier konden onduidelijkheden bij de leerlingen worden verhelderd en de onderzoekers konden meekijken met wat de leerlingen hadden ingevuld. Mocht het antwoord dan per ongeluk foutief worden ingevuld kon de onderzoeker dit corrigeren. Daarnaast is er gekozen voor individuele begeleiding bij alle groepen om sociaal wenselijke antwoorden te vermijden. Hiermee wordt de validiteit van het onderzoek vergroot.

(18)

• Significantie hangt samen met de grootte van de steekproef. Hoe groter de omvang van het onderzoek des te eerder de resultaten significant kunnen zijn. Er is een significatieniveau van p < 0,05 gehanteerd. Dit betekent dat de kans op toeval kleiner is dan vijf procent. Ondanks dat er minder leerlingen dan verwacht de enquête hebben ingevuld, zijn er alsnog voldoende resultaten (n= 189) uitgekomen die aan kunnen geven of het significant is of niet. De ongelijke verdeeldheid van de groepen heeft hier geen invloed op. De independent sample t--- test houdt rekening met ongelijk verdeelde groepen (degrees of freedom). (22)

• Er kan met zekerheid gezegd worden dat alle leerlingen van alle klassen die hebben meegedaan aan het onderzoek, de enquête hebben ingevuld. Van tevoren zijn er klassenlijsten gegeven en elke leerling die de enquête heeft ingevuld is afgestreept. Ook is de doelgroep van het onderzoek precies de doelgroep die onderzocht moest worden om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. Hiermee zijn de gegevens representatief en gaat de betrouwbaarheid van het onderzoek omhoog.

(19)

5. Conclusie

In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag: ‘’Welke verschillen zijn er tussen

Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8.’’

Dit onderzoek wijst uit dat de basisschoolleerlingen uit Amerongen significant meer frisdrank en limonadesiroop consumeren dan basisschoolleerlingen uit Doorn. De leerlingen uit Amerongen drinken gemiddeld 1,2 glazen suikerhoudende dranken per dag. In Doorn is dit gemiddeld 0,8 glazen. Hieruit is ook naar voren gekomen dat de jongens uit Amerongen significant meer frisdrank drinken dan meisjes uit Amerongen. Daarnaast eten de basisschoolleerlingen uit Amerongen overwegend minder groente dan de basisschoolleerlingen uit Doorn. In Amerongen ligt de groenteconsumptie rond de 95 gram per dag. In Doorn is dit 119 gram per dag.

Uit deze gegevens kan worden geconcludeerd dat er verschillen zijn gevonden tussen de woonplaatsen Amerongen Doorn. In Amerongen wordt er over het algemeen meer frisdrank en limonade gedronken en minder groente geconsumeerd dan in Doorn.

Met het adviesrapport (zie bijlage III) kan er worden ingespeeld op het stimuleren van het maken van gezonde keuzes met betrekking tot suikerhoudende dranken en het eten van groenten. Met behulp van dit onderzoek en het adviesrapport kan ook Amerongen een gezonde woonplaats worden.

(20)

6. Aanbevelingen

Het doel van het onderzoek is om uit te zoeken wat de oorzaak is van het overgewicht bij basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 in Amerongen. Uiteindelijk kunnen deze resultaten de ontbrekende gegevens van Bureau Sportimpuls aanvullen en deze vergelijken met bestaande gegevens. Het eindproduct van dit onderzoek is om Bureau Sportimpuls te voorzien van een volwaardig adviesrapport waarin de resultaten worden weergegeven. In dit adviesrapport wordt er aan de hand van de resultaten een advies afgegeven voor welke bestaande interventies het beste kunnen worden ingezet in Amerongen (zie bijlage III). Met de gevonden resultaten is al veel verduidelijkt en kan er een eventuele bestaande interventie worden ingezet dat uit het adviesrapport gehaald kan worden.

De belangrijkste resultaten uit het adviesrapport zijn dat er verschillen zijn gevonden tussen de woonplaatsen in Amerongen en Doorn. De leerlingen uit Amerongen drinken te veel frisdrank en limonade en eten te weinig groente. Dit beantwoord de onderzoeksvraag die ook in het adviesrapport is opgenomen. Na de voor--- en nadelen van de in het adviesrapport genoemde interventies tegen elkaar af te zetten, blijkt dat de interventie Lekker Fit! het meest past bij de huidige situatie in Amerongen.

Desalniettemin wordt een advies voor een vervolgonderzoek aangeraden om optimale resultaten te bereiken. Er zijn significante verschillen gevonden tussen de woonplaatsen Amerongen en Doorn in de consumptie van groente en het drinken van suikerhoudende dranken. Er zijn echter slechts twee gedragsdoelen van JOGG onderzocht. Interessant voor zowel Bureau Sportimpuls als JOGG is om erachter te komen of er meerdere gedragsdoelen meespelen bij het overgewicht in de woonplaats Amerongen. In totaal heeft JOGG vijf gedragsdoelen:

--- Minimaal twee keer per dag 30 minuten lichamelijke activiteit (gericht op de Nederlandse Norm Gezond Bewegen);

--- De consumptie van water in plaats van suikerhoudende dranken --- Het eten van een (gezond) ontbijt

--- De consumptie van groente en fruit

--- In elke omgeving een gezond aanbod van voeding aanwezig en het stimuleren van bewegen in elke omgeving. (13)

De laatste drie gedragsdoelen zijn niet onderzocht in dit onderzoek. Uit de cijfers van de GGD blijkt dat de gedragsdoelen: minimaal twee keer per week 30 minuten lichamelijke activiteit (gericht op

NNGB) en Het eten van een (gezond) ontbijt uitgesloten kunnen worden. In Amerongen voldoet 18%

niet aan de NNGB, is 17% geen lid bij een sportvereniging en is 14% inactief (meer dan twee uur per dag tv kijken/computeren). In Doorn voldoet 21% niet aan de NNGB, is 11% geen lid bij een sportvereniging en is 14% inactief (meer dan twee uur per dag tv kijken/computeren). (21) Het gedragsdoel: in elke omgeving een gezond aanbod van voeding aanwezig en het stimuleren van

beweging in elke omgeving is nog niet onderzocht en zeer van belang bij een vervolgonderzoek.

Ook is het onderzoek gericht op een specifieke doelgroep. Het aspect sociale omgeving is hierbij niet meegenomen, zoals de ouders/verzorgers van de leerlingen. De sociale omgeving kan een eventuele rol spelen in het eet--- en drinkgedrag van de leerlingen. Het is goed om dit aspect mee te nemen in het eventuele vervolgonderzoek.

Het concrete advies voor een vervolgonderzoek luidt als volgt:

Het nader onderzoeken van het laatste gedragsdoel van JOGG in de woonplaats Amerongen; in elke omgeving een gezond aanbod van voeding aanwezig en het stimuleren van bewegen in elke omgeving. Daarnaast kan het aspect sociale omgeving ook invloed hebben op het eet--- en drinkgedrag van de leerlingen. Daarom dient dit aspect ook te worden meegenomen in het onderzoek. Vervolgens

(21)

kunnen deze resultaten met elkaar worden vergeleken en kan er een algehele conclusie worden getrokken uit dit huidige onderzoek en het vervolgonderzoek. Met deze gegevens kan er een op maat gemaakte interventie worden uitgevoerd in de woonplaats Amerongen om het overgewicht onder de basisschoolleerlingen terug te dringen.

Voor meer informatie over het advies dat is afgegeven over dit onderzoek, wordt er verwezen naar het adviesrapport (zie bijlage III).

(22)

Referenties

(1). World Health Organisation (WHO) Childhood overweight and obesity. http://www.who.int/dietphysicalactivity/childhood/en/

(2). Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht.

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=81565ned&D1=04&D2=0&D3=2&D4=0& D5=0,10,20,30---33&HDR=T&STB=G1,G2,G3,G4&VW=T

(3). Malik VS, Schulze MB, Hu FB. Intake of sugar---sweetened beverages and weight gain: a systematic review. The American Journal of Clinical Nutrition. 2006;84(2):274---88.

(4). Panhuis---Plasmans M, In ‘t Luijben G, Hoogenveen R. Rapport “Zorgkosten van ongezond gedrag”. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 2012.

(5). Dagevos H, Munnichs G. De obesogene samenleving: Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Amsterdam University Press. 2007.

(6). Bulk---Bunschoten AMW, Renders CM, van Leerdam FJM, et al. Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht: methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg. Vrije Universiteit Medisch Centrum. 2015.

(7). James J, Thomas P, Cavan D, et al. Preventing childhood obesity by reducing consumption of carbonated drinks. Britisch Medical Journal. 2004;328:1236.

(8). Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2015. Publicatienr. 2015/24. (9). Voedingscentrum. Gezondheidsvoordelen Schijf van Vijf. 2016.

http://www.voedingscentrum.nl/professionals/schijf---van---vijf/gezondheidsvoordelen---schijf---van--- vijf.aspx

(10). Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Nederland eet onvoldoende groente, fruit en vis. http://www.cbs.nl/nlnl/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2015/nederl and---eet---onvoldoende---groente---fruit---en---vis.htm

(11). Romon M, Lommez A, Tafflet M, et al. Downward trends in the prevalence of childhood overweight in the setting of 12---year school--- and community---based programs. Public Health Nursing. 2008;12(10):1735---42.

(12). Nationaal Kompas Volksgezondheid. EPODE---aanpak in Nederland (JOGG) en andere landen. 2014.

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/epod e---aanpak---in---nederland---jogg---en---andere---landen/

(13). Plan van aanpak JOGG gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Beschikbaar via: file:///Users/Kimberweijburg/Downloads/PvA%20JOGG.pdf

(14). Veldhuisen van J. Overzicht bij jongeren in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Bureau sportimpuls. 2015.

(23)

(15). Voedingscentrum. Frisdrank. Datum onbekend. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/frisdrank.aspx

(16). Van Rossum CTM, Fransen HP, Verkaik---Kloosterman J et al. Diet of children and adults ages 7 – 69 years. Dutch National Food Consumption Survey 2007---2010. RIVM---rapport 350050006. 2011. (17). De Ruyter JC, Olthof MS, Seidell JC et al. A trial of sugar---free or sugar---sweetened beverages and body weight in Children. The New England Journal of Medicine. 2012;80:148

(18). Van Stralen MM, Te Velde SJ, Chinapaw MJM et al. Differences in Weight Status and Energy--- Balance Related Behaviors among Schoolchildren across Europe: The ENERGY---Project. PLoS---ONE. 2012;7(4).

(19). Mutsaerts T. Gezond omgaan met gewoontes. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2005. P. 94. (20). Gezond eten en drinken voor je kind van 9 tot 12 jaar. Voedingscentrum. 2016.

Beschikbaar via: http://webshop.voedingscentrum.nl/pdf/D752---7.pdf

(21). Van Ooijen J, Plevier C. Dorpsprofiel Utrechtse Heuvelrug. GGD regio Utrecht. 2015:14---20. (22). Brinkman J. Cijfers spreken: statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs. derde druk. Groningen: Wolters---Noordhoff; 2001. p. 322---24.

(24)

Bijlage I: De enquête

Hoe oud ben je?

Leeftijd Jaar

Geslacht

o Jongen o Meisje

In welke groep zit je?

Groep …

Hoeveel fruit (bijvoorbeeld appel, mandarijn, banaan enzovoort) heb je GISTEREN gegeten?

Met 0 geef je aan dat je geen fruit hebt gegeten. Een trosje druiven wordt bijvoorbeeld ook gezien als 1 stuk fruit, dit geldt ook voor een handje aardbeien.

Stuks

Hoeveel opscheplepels groente (bijvoorbeeld broccoli, doperwten, sperziebonen, spinazie, wortel, champignons enzovoort) heb je GISTEREN gegeten?

Met 0 geef je aan dat je geen groente hebt gegeten. Met een opscheplepel wordt bedoeld hoeveel groente je opschept bij het eten.

Opscheplepels

Heb je GISTEREN groente als tussendoortje gegeten (bijvoorbeeld snoeptomaatjes, komkommer, wortels enzovoort) zo ja, hoeveel bakjes/zakjes?

Met 0 geef je aan dat je geen groente als tussendoortje hebt gegeten

Bakjes/zakjes

Hoeveel glazen vruchtensap (bijvoorbeeld sinaasappelsap, appelsap, perensap en andere sappen waar fruit in zit) heb je GISTEREN gedronken?

Met 0 geef je aan dat je geen vruchtensap hebt gedronken.

Glazen

Hoeveel glazen frisdrank (bijvoorbeeld cola, sinas, energy drink, cassis enzovoort) heb je GISTEREN gedronken?

LET OP: light varianten tellen niet mee! Met 0 geef je aan dat je geen frisdrank hebt gedronken.

Glazen

Hoeveel glazen gezoete melkdranken (bijvoorbeeld optimel, fristi, chocolademelk enzovoort) heb je GISTEREN gedronken?

Met 0 geef je aan dat je geen gezoete melkdranken hebt gedronken.

(25)

Hoeveel glazen aanmaaklimonade heb je GISTEREN gedronken?

Met 0 geef je aan dat je geen aanmaaklimonade hebt gedronken.

Glazen

Hoeveel glazen water/thee zonder suiker heb je GISTEREN gedronken?

Met 0 geef je aan dat je geen water/thee zonder suiker hebt gedronken.

Glazen

At en dronk je GISTEREN ongeveer net zoveel als alle andere dagen van de week?

o Ja o Nee

(26)

Bijlage II: Codeboek voor SPSS

Vraag Naam variabele

(name) Omschrijving variabele (variable label) Codering (value labels) Meetniveau (measure)

1 LEEFTIJD Leeftijd in jaren n.v.t. Interval/ratio

2 GESLACHT 1 = Jongen

2 = Meisje Nominaal 3 SCHOOL Welke basisschool 1 = Dalton

Nicolaas, Doorn 2 = De Wijngaard, Doorn 3 = De Regenboog, Amerongen Nominaal

4 FRUIT Aantal stuks fruit n.v.t. Interval/ratio 5 GRAVOND Aantal opscheplepels

groente bij het avondeten

n.v.t. Interval/ratio 6 GRTUSSEN Aantal bakjes/zakjes

groente als tussendoortje

n.v.t. Interval/ratio

7 VRSAP Aantal glazen

vruchtensap n.v.t. Interval/ratio 8 FRDRANK Aantal glazen frisdrank n.v.t. Interval/ratio 9 MELKDR Aantal glazen gezoete

melkdrank n.v.t. Interval/ratio 10 LIMO Aantal glazen limonade n.v.t. Interval/ratio 11 WATER Aantal glazen

water/thee zonder suiker

n.v.t. Interval/ratio 12 VERGELIJK Vergelijkbaar met de

rest van de week

1 = ja 2 = nee

Nominaal 13 AmerongenDoorn Onderscheidt tussen

(27)

Bijlage III: Adviesrapport Bureau Sportimpuls

Adviesrapport

Overgewicht bij kinderen in Amerongen: een oplossing

Bureau Sportimpuls

Auteurs: K.C. Weijburg, M.R. Schoevers In opdracht van: Bureau Sportimpuls en JOGG Utrecht, 5 januari 2017

(28)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 29

2. Onderzoeksopzet 30

3. Resultaten 31

4. Alternatieve maatregelen

4.1. Lekker Fit! Programma en lespakket 4.2 Smaaklessen

4.3 Club Fit 4 Utrecht

32 32---33 33 33---34 5. Conclusie 35 Referenties adviesrapport 36

(29)

1. Inleiding

Dit adviesrapport is geschreven naar aanleiding van het voorafgaande afstudeeronderzoek dat is uitgevoerd van september 2016 t/m januari 2017. Dit afstudeeronderzoek is goedgekeurd door de Hogeschool van Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht voor en van Bureau Sportimpuls en JOGG.

Overgewicht bij kinderen is een wereldwijd probleem. Het totale percentage van kinderen (4---12 jaar) met overgewicht en obesitas is 12,6%. (1) Overgewicht brengt veel gezondheidsrisico’s met zich mee. Vooral overgewicht bij kinderen kan in de toekomst leiden tot risico’s, zoals hart--- en vaatziekten, hypertensie, diabetes mellitus type 2, depressie en diverse kankersoorten. (2) Een lagere levensverwachting is het gevolg van deze complicaties. (3)

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de stijging van overgewicht en obesitas hand in hand gaan met de toename van consumptie van koolhydraten in de vorm van toegevoegde suikers, voornamelijk bij frisdranken. (3) Ook zitten er gezondheidsrisico’s vast aan het weglaten van groente en fruit in de dagelijkse consumptie. (4)

Dit adviesrapport is gebaseerd op het voorafgaande onderzoek dat twee gedragsdoelen van JOGG heeft bestudeerd onder basisschoolleerlingen van groep 6, 7 en 8 woonachtig in Amerongen en Doorn. De twee onderzochte gedragsdoelen zijn: ‘het eten van groente en fruit’ en ‘het drinken van suikerhoudende dranken en water’. Uit de statistieken van de Eurofittest die JOGG heeft verzameld blijkt dat de kinderen uit Amerongen kampen met het meeste overgewicht in vergelijking met de andere woonplaatsen uit de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het percentage van overgewicht bij kinderen (4---12 jaar) in de Utrechtse Heuvelrug is momenteel 12,4%. In Amerongen blijkt dit percentage 19,3% te zijn. Het dorp binnen de Utrechtse Heuvelrug dat het minste percentage kinderen met overgewicht heeft is Doorn. In Doorn heeft slechts 7,4% van de kinderen overgewicht. (5) De centrale vraag die hierbij naar voren komt is:

Welke verschillen zijn er tussen Amerongen en Doorn met betrekking tot het eten van groente en fruit en het drinken van suikerhoudende dranken bij basisschoolleerlingen uit groep 6,7 en 8.

Omdat overgewicht en obesitas bij kinderen grote risico’s met zich mee kunnen brengen, is het belangrijk naar een oplossing te zoeken voor dit probleem. Dit adviesrapport zou mogelijk kunnen bijdragen aan het terugdringen van het overgewicht bij de basisschoolleerlingen in Amerongen. Naar aanleiding van de bovenstaande informatie en het uitgevoerde onderzoek is dit adviesrapport tot stand gekomen.

In dit adviesrapport worden de resultaten van het voorafgaande onderzoek weergegeven en de opzet van het onderzoek wordt kort uitgelegd. Naast het weergegeven van de resultaten en de methode van het onderzoek wordt er een advies uitgebracht waarin verschillende bruikbare en bestaande interventies staan omschreven. Het adviesrapport wordt afgesloten met een uiteindelijk advies dat wordt vormgegeven in een conclusie.

(30)

2. Onderzoeksopzet

De doelgroep voor dit onderzoek bestond uit basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8 wonend te Amerongen en Doorn. De leeftijd van de leerlingen was van 9---12 jaar. De scholen waar de enquêtes zijn afgenomen zijn de Regenboog in Amerongen en het Dalton Nicolaas en de Wijngaard in Doorn. In Amerongen zijn de leerlingen van groep 6 en 7 meegenomen in het onderzoek. In Doorn zijn alle leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van beide scholen meegenomen in het onderzoek. In totaal zijn dit 189 leerlingen waarvan 135 afkomstig uit Doorn en 54 afkomstig uit Amerongen.

De data is verzameld middels een digitale enquête. Elke leerling heeft de enquête individueel ingevuld onder begeleiding van de onderzoekers. Er is gekozen voor individuele begeleiding om de validiteit van het onderzoek te vergroten.

In de enquête is gevraagd naar de twee gedragsdoelen van JOGG namelijk de frisdrank--- en waterconsumptie en de groente--- en fruitconsumptie van de participanten. De enquête richt zich op een willekeurige dag in de week. Om beter inzicht te krijgen in het eet--- en drinkgedrag van het kind is er voor gekozen om aan het einde van de enquête te vragen of de ingevulde dag te vergelijken was met andere dagen in de week.

Voor een uitgebreide omschrijving van de onderzoeksopzet wordt er verwezen naar het volledige onderzoek. (6)

(31)

3. Resultaten

Uit het onderzoek zijn meerdere opvallende resultaten naar voren gekomen. Zo is er een duidelijk verschil gemeten in de frisdrank consumptie van de basisschoolleerlingen in Doorn en Amerongen. De basisschoolleerlingen van Amerongen drinken significant meer limonade en frisdrank dan de basisschoolleerlingen in Doorn, ook is gebleken dat over het algemeen (in Amerongen en Doorn) de jongens significant meer frisdrank drinken dan de meisjes. Met significant wordt bedoeld dat het geen toeval is en er dus daadwerkelijk een verschil is gevonden. Er is niet alleen gekeken naar dranken ook is er gekeken naar de groente--- en fruitconsumptie. De fruitconsumptie was in Amerongen en Doorn ongeveer gelijk, dit geldt echter niet voor de groenteconsumptie. Hier was ook een significant verschil gevonden. De basisschoolleerlingen in Amerongen eten significant minder groente dan de basisschoolleerlingen in Doorn. Verder is er een vermindering van limonadeconsumptie van groep 6 naar groep 8 en een vermeerdering van het drinken van water en/of thee zonder suiker van groep 6 naar groep 8. Dit geldt voor zowel Amerongen als Doorn.

De belangrijkste resultaten uit het onderzoek:

o Leerlingen uit Amerongen drinken meer frisdrank en limonadesiroop dan de leerlingen uit Doorn

o Jongens drinken meer frisdranken dan meisjes

o Leerlingen uit Amerongen eten minder groente dan de leerlingen uit Doorn o Naarmate de leerlingen ouder worden daalt de limonadeconsumptie

Met deze resultaten wordt duidelijk dat de frisdrankconsumptie van de basisschoolleerlingen in Amerongen een risicofactor kan zijn voor het hoge percentage overgewicht (19,2%). Uit de resultaten kan je ook concluderen dat de basisschoolleerlingen over het algemeen in Doorn ‘gezonder’ leven dan de basisschoolleerlingen in Amerongen. Het is raadzaam om een interventie op de basisscholen in Amerongen te starten dat gericht is op de consumptie van suikerhoudende dranken en water en de consumptie van groenten.

Voor een uitgebreide omschrijving van de resultaten wordt er verwezen naar het volledige onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doel van het IVO-P is het vaststellen of er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn en wat de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de locatie (aard,

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, met dien

De woningen zijn gelegen aan het plein en aan de buitenzijde te onderscheiden door de dakopbouw, die extra ruimte geeft op de tweede verdieping.. De iets naar voren

Aan een rustige straat in Amerongen Noord op loopafstand van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug, staat deze karakteristieke, vrijstaande woning met berging.. De woning is gebouwd

Vanuit de pastorie wensen we u in beide (!) wijkgemeenten heil en zegen toe voor dit nog maar pas begonnen jaar 2021. De overgang van 31 december naar 1 januari lijkt soms

Deze woning is stijlvol gerenoveerd en uitgebouwd waardoor er veel woonruimte is gerealiseerd, maar ook de authentieke details zijn bewaard gebleven zoals onder andere

Daarnaast heeft de ouder recht op opvang gedurende schoolvakanties en schoolsluitingsdagen voor het als volgt berekende aantal uren: 11 weken maal het aantal

KICKEN &amp; ZN.. VAN DER