• No results found

VEENSEWEG TE AMERONGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VEENSEWEG TE AMERONGEN"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSLEUVENONDERZOEK VEENSEWEG

TE AMERONGEN

GEMEENTE UTRECHTSE HEUVELRUG

(2)

Econsultancy Archeologisch Rapport

1 Versie 1 betreft een rapport waarvan geen beoordeling van de bevoegde overheid is ontvangen, bij versie 2 is het rapport wel beoordeeld door de bevoegde overheid.

Rapportage Proefsleuvenonderzoek Veenseweg te Amerongen

in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Opdrachtgever GAJ VBW Architecten Postbus 391

6800 AJ Arnhem

Rapportnummer 8303.003

Versienummer1 1

Datum 9 oktober 2019

Vestiging Limburg

Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen 0475 - 504961

swalmen@econsultancy.nl Opsteller E.M. de Boo van Uijen, MSc Paraaf

Met een bijdrage van P.J.L. Wemerman.

Autorisatie drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog) Paraaf

© Econsultancy bv, Swalmen

Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)

(3)

8303.003

Administratieve gegevens plangebied

Projectcode 8303.003

Toponiem Veenseweg

Opdrachtgever GAJ VBW Architecten

Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Plaats Amerongen

Provincie Utrecht

Kadastrale gegevens Gemeente Utrechtse Heuvelrug (Amerongen) sectie D, nr. 6576.

Omvang plangebied circa 3.600 m2

Omvang onderzoeksgebied circa 1.250 m2

Kaartblad 39 E (1:25.000)

coördinaten centrum plangebied X: 161.221 / Y: 445.573

Bevoegde overheid Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Kerkplein 2 3941 HV Doorn

Annemarie Luksen-IJtsma 0343 565600

ARCHIS3

Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) 4700919100

Archeoregio NOaA Drents zandgebied

Utrechts-Gelders zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Utrecht

Uitvoerders Econsultancy, E.M. de Boo van Uijen, MSc en drs. K.J. van den Berghe

Grondverzet Cornelisse

Kwaliteitszorg

Econsultancy is gecertificeerd voor onder meer voor protocollen 4001, 4002, 4003 en 4004 van de BRL SIKB 4000.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving en richtlijnen die zijn opgesteld in het Programma van Eisen: Veenseweg te Amerongen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug (d.d. 15 april 2019).

(4)

8303.003

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van GAJ VBW Architecten een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd voor de Veenseweg te Amerongen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het plangebied een werk- schuur met bijbehorende ondergrondse infrastructuur worden gerealiseerd. Het archeologisch onder- zoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kun- nen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Erfgoedwet (1 juli 2016) verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren.

Doel van het proefsleuvenonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeolo- gische verwachting zoals vermeld in het bureau- en booronderzoek. Het gaat om gebied- of vind- plaatsgericht onderzoek. Het proefsleuvenonderzoek gebeurt door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en /of verwachte archeologische waar- den binnen een onderzoeksgebied.

Het resultaat van een proefsleuvenonderzoek is een rapport met een waardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten normen van tijd en geld), aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (een selectiebesluit) kan worden genomen. Dit betekent dat de veldactiviteiten uitgevoerd worden tot het niveau waarop deze beslissing gefundeerd genomen kan worden, dat wil zeggen dat de archeolo- gische waarden van het terrein/vindplaats in voldoende mate zijn vastgesteld.

Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

De archeologische verwachting is voor de periodes Paleolithicum en Mesolithicum middelhoog, en hoog voor de periodes Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd.

Gevolgde onderzoeksmethode

Tijdens het veldwerk was er geen reden om van de onderzoeksmethodiek af te wijken zoals beschre- ven in het PvE.2 In totaal is er één proefsleuf gegraven met een totale oppervlakte van 80 m2. De proefsleuf is 15 m lang en 4 m breed en is in de top van de C-horizont aangelegd. Nabij een aange- troffen spoor is een stuk uitgebreid.

Resultaten Proefsleuvenonderzoek

Tijdens het proefsleuvenonderzoek in het plangebied aan de Veenseweg te Amerongen is een proef- sleuf met uitbreiding aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van circa 80 m². Hierbij is één spoor aangetroffen wat mogelijk uit de Bronstijd of IJzertijd dateert. De drie vondsten betreffen aan- legvondsten uit het eerddek. Uit de waardering volgens door de KNA voorgeschreven wijze blijkt dat de vindplaats die is aangetroffen behoudenswaardig is.

Selectieadvies

Het selectieadvies is, vanwege de hoge waardering, om de vindplaats te behouden. Aangezien er een werkschuur is gepland die tot in het sporenniveau reikt, is het niet mogelijk om (zonder planwijzi- ging) de vindplaats in situ te behouden. Daarom moet de vindplaats doormiddel van een opgraving ex situ worden veilig gesteld. Gezien het beperkte oppervlak van de geplande werkschuur en de sleuf voor kabels en leidingen, adviseert Econsultancy de opgraving uit te voeren in de vorm van een ar- cheologische begeleiding. Hiervoor zal een oplegblad voor het bestaande PvE geschreven moeten worden. Het definitieve besluit zal worden genomen door de bevoegde overheid, de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

2 Van den Berghe en De Boo van Uijen, 2019.

(5)

8303.003

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ... 1

2 DOELSTELLING ONDERZOEK ... 3

3 ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 3

3.1 Ligging en huidige situatie plangebied ... 3

3.2 Methodiek vooronderzoek ... 3

3.3 Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek ... 4

3.3.1 Geologie, Geomorfologie en Bodem ... 4

3.3.2 Archeologische gegevens ... 4

3.3.3 Historische gegevens ... 5

3.3.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 7

3.3.5 Resultaten verkennend booronderzoek ... 8

3.3.6 Conclusie en selectieadvies vooronderzoek ... 8

4 METHODIEK VELDONDERZOEK ... 9

4.1 Inleiding ... 9

4.2 Methodiek proefsleuvenonderzoek... 9

4.3 Onderzoeksvragen ... 10

5 RESULTATEN VELDONDERZOEK ... 12

5.1 Landschapsgenese en bodemopbouw ... 12

5.2 Analyse sporen en structuren ... 13

5.3 Vondstmateriaal ... 14

5.4 Grondmonsters ... 15

5.5 Conclusie veldonderzoek ... 15

6 WAARDERING, CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ... 15

6.1 Waardering ... 15

6.2 Conclusie ... 17

6.3 Selectieadvies ... 17

7 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 17

LITERATUUR ... 19

BRONNEN ... 19

(6)

8303.003

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I Bodemopbouw in het plangebied

Tabel II Scoretabel waardestelling van het plangebied

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Figuur 1 Situering van het plangebied binnen Nederland Figuur 2 Detailkaart van het plangebied

Figuur 3 Westprofiel werkput 1 Figuur 4 Detailfoto spoor 1.

BIJLAGEN

Bijlage 1 Overzicht proefsleuf en uitbreiding Bijlage 2 Allesporenkaart

Bijlage 3 Proefsleuf 1 Bijlage 4 Sporenlijst Bijlage 5 Vondstenlijst

Bijlage 6 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 7 Bewoningsgeschiedenis van Nederland

Bijlage 8 AMZ-cyclus

(7)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 1 van 19

1 INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van GAJ VBW Architecten een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd voor het plangebied aan de Veenseweg te Amerongen (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal een werkschuur gerealiseerd worden. In oktober 2018 is in het kader van de omgevingsvergunning een bureauonderzoek gevolgd door een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken is er een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek geadviseerd.

Figuur 1 Situering van het plangebied binnen Nederland

Veenseweg te Amerongen.

Plangebied Boorpuntenkaart

Legenda

Veenseweg te Amerongen.

Legenda Plangebied

Situering van het plangebied binnen Nederland (bron : http://gis.kademo.nl/gs2/wms)

(8)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 2 van 19

Figuur 2 Detailkaart van het plangebied

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Erfgoedwet (1 juli 2016) verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 8).

Veenseweg te Amerongen.

Plangebied Boorpuntenkaart

Legenda

Veenseweg te Amerongen.

Legenda Plangebied

Detailkaart van het plangebied (bron : http://gis.kademo.nl/gs2/wms)

(9)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 3 van 19

2 DOELSTELLING ONDERZOEK

Het doel van inventariserend veldonderzoek (IVO) is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het vooronderzoek. Het gaat om gebied- of vind- plaatsgericht onderzoek. Het IVO gebeurt door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een on- derzoeksgebied.

Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Belangrijk is dat op basis van het inventari- serend veldonderzoek een beslissing kan worden genomen of verder archeologisch (voor)onderzoek in het gebied noodzakelijk en verantwoord is.

De waardering van het terrein dient volgens de richtlijnen van de KNA 4.1 te gebeuren. Dit zodat een gefundeerde onderbouwing van verder beleid met betrekking tot de archeologische waarden binnen het terrein mogelijk is. Indien binnen het plangebied archeologische waarden voorkomen, kan één van de volgende aanvullende voorschriften worden opgelegd:

 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

 De verplichting tot het doen van opgravingen

 De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een des- kundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Deze deskundige moet vol- doen aan, door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen, kwalificaties.

3 ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED 3.1 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied waarbinnen de ontwikkeling gaat plaatsvinden (± 3.600 m²) ligt aan de Veenseweg, ongeveer 1,3 kilometer ten oosten van Amerongen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug (zie figuur 1 en figuur 2). Het plangebied is kadastraal bekend gemeente Utrechtse Heuvelrug, sectie D, nummer 6576. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 39E, (schaal 1:25.000), bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 16,2 m +NAP. Het onderzoeksgebied, waarbinnen de eventue- le archeologische resten verstoord kunnen worden door de plannen, is ongeveer 1.250 m2.

3.2 Methodiek vooronderzoek

Tijdens het vooronderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is in eerste instantie gedaan door het raadple- gen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Dit betreft voornamelijk gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Dit is aangevuld met historisch en fysisch-geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd daarna is dit gespecificeerde verwachtingsmodel getoetst door middel van een booron- derzoek.3

3 De Boo van Uijen, 2018.

(10)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 4 van 19

3.3 Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek4

In oktober 2018 is door Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booron- derzoek uitgevoerd voor het plangebied aan de Veenseweg te Amerongen. Hieronder wordt een sa- menvatting gegeven van dat onderzoek.

3.3.1 Geologie, Geomorfologie en Bodem

Het plangebied bevindt zich op een smeltwaterwaaier (sandr) aan de voet van een stuwwal, namelijk de Utrechtse Heuvelrug. De Utrechtse Heuvelrug is gevormd door opstuwing van pleistocene fluvia- tiele afzettingen door landijs in het Saalien. Vanuit de ijskap kwamen smeltwaterstromen uit in het oerstroomdal van de Rijn en hier werden grote puinwaaiers van fluvioglaciale afzettingen gevormd (sandrs). Sandrs vallen onder de Formatie van Drente, Laagpakket van Schaarsbergen en zijn ge- vormd gedurende de koudste periode van het Saalien. Gedurende de laatste IJstijd spoelde onder periglaciale condities veel water en sediment af langs de hellingen en hierbij werden dalen uitge- schuurd die momenteel waarneembaar zijn als droge dalen. Ten zuidzuidwesten van het plangebied, op circa 350 m, ligt een voormalige stroomgordel. Deze stroomgordel was actief gedurende de Brons- tijd en IJzertijd.

Uitgaande van het algemeen hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het plangebied op de overgang van een stuwwal naar de komvlakte van de Nederrijn. Ten noorden van het plangebied zijn verschil- lende droogdalen te zien die de Utrechtse Heuvelrug doorsnijden. Ten noordwesten van het plange- bied ligt Amerongen op een iets hogere uitloper van de Heuvelrug. Ook de voormalige stroomgordel is goed herkenbaar ten zuidzuidwesten van het plangebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als loopodzolgronden, grof zand. Loopodzolgronden betreffen podzolgronden die reeds langer in cultuur zijn en door een geringe ophoging met potstalmest een matig dikke, homogene, humushoudende bovengrond hebben verkregen. De Loopodzolgronden bij Amerongen liggen in fluvioglaciaal materiaal op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug. De gronden hebben een goed ontwikkelde, donkerbruine soms tot 90 à 100 cm diepe B-horizont die geleidelijk overgaat in de C-horizont. Op de Utrechtse Heuvelrug zijn de gronden grindhoudend vanaf het maai- veld (toevoeging g…).

3.3.2 Archeologische gegevens

Volgens de CHW-kaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug ligt het plangebied binnen de Hoge eng van Amerongen. Een eng is een aaneengesloten complex van akkers uit de Middeleeuwen. Een eng bestond uit de akkers van verschillende boeren bij elkaar. De grenzen tussen de akkers werden aangeduid met stenen op de hoek of met een wat diepere ploegvoor. De eng als geheel werd omge- ven door een houtwal om wild en loslopend vee te weren. De Hoge eng is het oudste akkercomplex van Amerongen en wordt ook wel de Ameronger eng genoemd. De eng lag in de omgeving van de Holleweg en strekt zich in het oosten uit tot aan de eng van Elst. In het westen sluit de eng aan op de gemene gronden ten westen van de Koenestraat.

Volgens de limeskaart bevindt het plangebied zich op ca. 1,5 km ten noorden van een vindplaats (’t Spijk). Hier zijn in de jaren 1972-1975 bijzondere vondsten gedaan, waaronder een strook hout die mogelijk als Romeinse kade kan worden gezien. Deze locatie ligt op de grens van het Romeinse Rijk, waardoor het plangebied binnen het Romeinse Rijk ligt. Er is echter zeer weinig onderzoek gedaan naar een Romeinse aanwezigheid in Amerongen: vrijwel alle vondsten betreffen baggervondsten uit de Rijn.

De AMK-terreinen rondom het plangebied geven aan dat hier sinds het Neolithicum menselijke activi- teiten hebben plaatsgevonden. Het betreft locaties met sporen uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Ten zuiden van het plangebied liggen vier grafheuvels (niet nader te dateren) op een

4 De Boo van Uijen, 2018.

(11)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 5 van 19

sandr, Celtic Fields uit de IJzertijd en verschillende clusters van bewoningssporen daterend van het Neolithicum, Bronstijd en IJzertijd binnen één monument (nummer 4859). Ook zijn er aanwijzingen voor bewoning in de Middeleeuwen binnen dit monument.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een grafheuvel uit het Neolithicum – Bronstijd. De meeste grafheuvels bevinden zich echter op de stuwwal ten noorden en oosten van het plangebied.

Ten westen van het plangebied bevindt zich de fundering van de galg van Amerongen (monument 11560). Deze dateert uit de Nieuwe tijd.

Uit de beschikbare en relevante publicaties van de omliggende booronderzoeken, proefsleufonder- zoeken en opgraving blijkt dat er rondom het plangebied activiteiten zijn waargenomen uit met name de Bronstijd en IJzertijd. Bij één proefsleuvenonderzoek is een vindplaats aangetroffen, waarna er een opgraving is uitgevoerd (Groene Entree, 90 ten westen van het plangebied, OM-nrs 2153922100 en 2170908100).

Het vlak is aangelegd in de top van de Bh-horizont onder een cultuurdek, ca. 0,8 m onder maaiveld.

Een rij dubbele paalsporen kan onderdeel zijn van een huisplattegrond, die dan gedateerd kan wor- den in de Late-Bronstijd tot Late-IJzertijd. Dit komt overeen met het stuk aardewerk, wat in een grondspoor werd aangetroffen. Tevens zijn er twee spiekers aangetroffen. Het lijkt hier te gaan om een erf uit de Bronstijd of IJzertijd. Naar aanleiding van deze resultaten is er een opgraving uitge- voerd.

Tijdens de opgraving kwam eenzelfde beeld naar voren als tijdens het proefsleuvenonderzoek. Er zijn meer paalkuilen aangetroffen, waaronder drie spiekers, en meer kuilen. Ook zijn er twee paalkuilen aangetroffen die mogelijk onderdeel zijn van de eerder gevonden huisplattegrond. Uit enkele paalkui- len is prehistorisch aardewerk afkomstig, wat de datering van de huisplattegrond in de IJzertijd plaatst. Door de beperkte oppervlakte die kon worden vrijgelegd, kon niet de gehele huisplattegrond worden onderzocht. Gezien de talrijke relicten in de directe omgeving van de vindplaats die dateren uit dezelfde periode mag aangenomen worden dat er een directe relatie bestaat tussen de vindplaats en een deel van deze relicten, zoals nederzettingen, akkercomplexen en grafmonumenten.

De vondsten die rondom het plangebied zijn gedaan laten zien dat er menselijke activiteiten hebben plaats gevonden in het onderzoeksgebied in de perioden Neolithicum tot en met IJzertijd. Tevens is er aardewerk uit de Vroege- en Late-Middeleeuwen aangetroffen. Ook zijn er enkele Nieuwe tijd- vondsten gedaan, waarbij een fragment van een dolk uit de 19e eeuw (mogelijk van een jager of veldwachter) en een helmplaatje van een Nederlandse helm uit 1940 de meest opvallende vondsten zijn.

3.3.3 Historische gegevens

De naam Amerongen komt voor het eerst voor in een geschreven bron uit 1126. Als nederzetting bestond Amerongen al langer en de naam is voortgekomen uit Hamer-Enge, waarbij Hamer (Amer) vermoedelijk de naam is van een oude aftakking van de Eem die in de Rijn uitmondde. Enge of Eng staat voor een geheel van gemeenschappelijke bouwlanden, wat duidelijk aangeeft dat Amerongen een agrarische nederzetting was. Indirecte aanwijzingen duiden echter al op een bestaan in de 8e eeuw. De ligging op de grens van heuvelrug en lage veengebieden leverde gunstige condities op voor landbouw.

Amerongen was tweeherig. Het viel onder de heerschappij van de proost van het Domkapittel en de leden van het geslacht Van Abcoude, die ook heren van Wijk bij Duurstede waren. De hoge heerlijk- heid kwam bovendien aan de Utrechtse bisschop toe, die echter een deel van zijn rechten kwijt raakte aan de graven van Holland. In 1289 gaf graaf Floris V van Holland toestemming tot de bouw van kas- teel Amerongen. De geschiedenis van dit kasteel en het gelijknamige dorp zijn nauw met elkaar ver-

(12)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 6 van 19

weven. Behalve kasteel Amerongen verrezen er nog vijf versterkte huizen bij Amerongen. Zuilenstein komt voor het eerst voor in het bisschoppelijk leenregister in 1381-1383. De donjon Natewisch wordt indirect voor het eerst vermeld in 1270. De vleugels die in 1721 aan het gebouw waren toegevoegd, zijn weer verdwenen, maar de donjon zelf staat er nog. Bergesteijn was een leengoed van de Dom- proosdij en de eerste bekende belening dateert van 1392. Dit huis werd eind 17e eeuw gesloopt. Een ander leen van de Domproosdij was Waijenstein, dat voor het eerst in 1394 opdook. Het huis werd in 1696 bij Zuilenstein gevoegd en in de 18e eeuw afgebroken. Het vijfde kasteel is gebouwd door een bastaard van Willem van Abcoude en Duurstede, Jan van Driebergen. Hij kreeg een hofstede te Ame- rongen in bezit en bouwde aldaar het kasteel Lievendaal. Dit werd bij huis Amerongen gevoegd in 1688 en in 1690 gesloopt.

De Andrieskerk van Amerongen werd waarschijnlijk in de 13e eeuw gesticht. Vervolgens zou de kerk in 1418 zijn uitgebreid en in 1527 voorzien zijn van de toren. Na de Reformatie in 1580 werd de kerk voor de protestantse eredienst ingericht. De kerk en het dorp Amerongen hebben veel te lijden gehad van oorlogen. Rond 1420 en in 1427 plunderden en verbrandden de Geldersen het dorp. In 1585 vond er een groot treffen plaats tussen Spaanse en Staatse troepen, waarbij de Staatse troepen een nederlaag leden en de kerk veel schade opliep. Tijdens de Franse bezetting van 1672 verbleef koning Lodewijk de XIV één nacht op kasteel Amerongen en in februari 1673 werd het kasteel door de Fran- sen in de as gelegd toen de eigenaar niet over de brug kwam met de brandschatting. Ook het dorp werd in brand gestoken. Toen de Republiek in 1795 met Frankrijk in oorlog kwam, werden Engelse, Hessische en Hannoverse troepen in Amerongen ingekwartierd. Ook tijdens de Franse tijd kreeg men te maken met diverse inkwartieringen en uiteindelijk werden er Kozakken ingekwartierd. Al deze mili- taire activiteiten lieten Amerongen verarmd en een aantal gebouwen uitgewoond en geruïneerd ach- ter.

De Amerongers leefden van het land. Er was een aanzienlijke schapenteelt, die werden op de heide van de Utrechtse Heuvelrug geweid. De schapenmest werd benut ten behoeve van de tabaksteelt.

De teelt van tabak was vanaf de 17e eeuw tot in de 20e eeuw de belangrijkste bron van inkomsten.

Eind 18e eeuw werd de heide teruggedrongen door herbebossing en nam houtvesterij een belangrijke plaats in. Het landgoed bij kasteel Amerongen was economisch ook van belang. De eigenaren heb- ben een stempel gedrukt op de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp. Een historische dag op het huis was 28 november 1918, toen de gevluchte Duitse keizer Wilhelm II er de officiële akte van troonsaf- stand ondertekende.

Het dorp ontwikkelde zich in de 19e eeuw gestaag met een bescheiden industrialisatie. In Amerongen wist de inlandse tabaksteelt het langst stand te houden, maar in de eerste helft van de 20e eeuw kwam er toch een einde aan de teelt. Ruimtelijk veranderde er weinig, er vond verdichting plaats en nauwelijks uitbreiding. Met de teloorgang van de tabaksteelt verdwenen veel tabaksschuren. Tijdens de wederopbouw en de jaren daarna verrezen enkele nieuwbouwwijken ten noorden van de Koningin Wilhelminaweg.

Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal is duidelijk dat het plangebied de afgelopen 200 jaar niet bebouwd is geweest. De Veenseweg bestaat in ieder geval sinds de ka- dastrale minuut, mogelijk al langer. Doordat de oudere kaarten slecht te georeferen zijn, is er enkel een algemeen beeld te verkrijgen. De meeste kaarten uit de Atlas der Neederlanden geven enkel een kerk aan op de plaats van een dorpskern en noemen de versterkte woningen en kastelen. Dat bete- kent dat er bij Amerongen een kerkje staat aangegeven en dat het kasteel van Amerongen op de kaart staat evenals Lievendaal. De omgeving van het plangebied bestaat uit heuvels en bos, met de Heuvelrug als belangrijkste landschappelijk kenmerk.

De Veenseweg blijft lang onverhard: pas in 1966 is er sprake van een verharding. Het gebied blijft in gebruik als akker of weiland, terwijl er in de jaren ’70 van de vorige eeuw een sportpark omheen

(13)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 7 van 19

wordt aangelegd. Hierbij komt er een zwembad te liggen tegen de grens van het huidige plangebied.

Nu is dit terrein een sportveld. Het bijbehorende gebouwtje staat nog wel overeind.

Circa 1 km ten noorden van het plangebied heeft een munitieopslagplaats gelegen (munitieopslag- plaats Amerongen). Sinds 1 februari 1940 was deze locatie in gebruik van het Nederlandse leger, die ten oosten van Amerongen gelegerd lag in de Grebbelinie. In Amerongen bevindt zich het staf- kwartier van de commandant van de 4e divisie. Na de Duitse inval werden vluchtende Nederlandse soldaten in de omgeving van Amerongen en Rhenen opgevangen en ingezet op de voorpostenstrook.

Tijdens de bezetting werd de opslagplaats in gebruik genomen door het Duitse leger. Na D-Day (6 juni 1944) is een deel van de munitie afgevoerd richting Frankrijk. Tweemaal is er een luchtaanval uitgevoerd op deze locatie. Tijdens het opsporen van achtergebleven munitie binnen een deel van het opslagterrein, zijn er verschillende archeologische sporen uit de Tweede Wereldoorlog geregistreerd.

Ook de veerponten ten zuiden van Amerongen zijn meerdere malen het doelwit geweest van lucht- aanvallen.

Volgens de Atlas inventarisatie sporen en locaties van de Tweede Wereldoorlog in de Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft er een zender gestaan op circa 250 m ten zuiden van het plangebied. Te- vens liggen er langs de Rijksweg verschillende loopgraven. Uit de kaart blijkt dat het plangebied zich binnen een uitgebreid militair landschap bevindt. Daarom is het mogelijk dat er sporen van Duitse verdedigingswerken, zoals loopgraven, schuttersputjes en stellingen, binnen het plangebied aanwezig zijn.

3.3.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van bovenstaand vooronderzoek is voor het plangebied een gespecificeerd archeologische verwachting opgesteld. De essentie van de archeologische verwachting is weergegeven in Tabel I.

Tabel I. Gespecificeerde archeologische verwachting Archeologische periode Gespecificeerde

verwachting

Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld

(Laat-)Paleolithicum Middelhoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiks- voorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Mesolithicum Middelhoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiks- voorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Neolithicum Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Bronstijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, me-taalresten, houtskool, botresten en gebruiks- voorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

IJzertijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Romeinse tijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Vroege-Middeleeuwen Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaal-resten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

Late-Middeleeuwen Hoog Resten van agrarische bedrijfsvoering; schuren, ontginningssporen, ploegsporen, resten van

Onder het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzettingen.

(14)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 8 van 19 landbouwwerktuigen

Nieuwe tijd Hoog Resten van agrarische bedrijfsvoering; schuren, ontginningssporen, ploegsporen, resten van landbouwwerktuigen. Sporen van de Tweede Wereldoorlog: gebruiksvoorwerpen, loopgraven, schuttersputjes en stellingen

Onder maaiveld/in het antropogeen dek en in de top van de fluvioglaciale afzet- tingen.

3.3.5 Resultaten verkennend booronderzoek

In totaal zijn er met behulp van een edelmanboor (diameter 7 cm) 6 boringen tot maximaal 1,50 m - mv gezet. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsme- thode beschreven. De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).

Op basis van de boorprofielen kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven. In vrijwel alle bo- ringen bestaat de top uit puin of een sterk puinhoudende laag. In boring 3 is er enkel een sterk grindig pakket aangetroffen aan de top en in boring 6 is een recente ophoging aangeboord. Deze ophoging was 60 cm dik en bevatte glas, houtskool en grind. Ook in boring 5 is een recente ophooglaag aan- geboord. Deze lag direct onder de puinverharding. Onder de bouwvoor bevindt zich een laag van matig fijn, zwak tot matig siltig en matig humeus zand. In deze laag zijn houtskoolspikkels, baksteen- spikkels en kolengruis aangetroffen. Deze laag is geïnterpreteerd als Ap-horizont en is tussen de 17 en 25 cm dik. In boring 4 ontbreekt deze laag, maar is er een laag aangetroffen die als Aa-horizont is geïnterpreteerd.

Onder de Ap- of Aa-horizont is een donkerbruine laag matig fijn matig siltig zwak grindig zand aange- troffen geïnterpreteerd als B-horizont. In boring 2 is sprake van een Bws-horizont en in 4 is deze laag vermengd met de Aa-horizont. In boring 5 is er tussen de Ap-horizont en de BC-horizont een laag geïnterpreteerd als EB-horizont. Deze bestaat uit matig fijn, matig siltig, zwak grindig zand en was bruingrijs van kleur.

De C-horizont bestaat uit matig fijn, matig siltig, matig grindig zand en is beigegeel van kleur. Tussen de B- en de C-horizont is een bruine BC-horizont aangetroffen, die naar beneden toe geleidelijk lich- ter van kleur wordt. Boring 1, 4 en 6 zijn in de C-horizont gestuit op grof grind. In boring 3 is er een grindsnoer aangetroffen in de top van de C-horizont.

Er is sprake van een redelijk intact podzolprofiel. De E-horizont (de uitspoelingshorizont) is groten- deels verdwenen of opgenomen in de A-horizont, maar in alle boringen is een (restant van een) B- horizont waargenomen. Ook de humeuze bovenlaag die werd verwacht op basis van het bureauon- derzoek is aanwezig.

3.3.6 Conclusie en selectieadvies vooronderzoek

De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonder- zoek, is door het booronderzoek grotendeels bevestigd. De verwachting voor het Paleolithicum en het Mesolithicum wordt echter bijgesteld naar laag. Op basis van het behoud van een hoge trefkans voor het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd, blijft de kans reëel dat archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn. De resten worden verwacht onder de Ap-horizont, ca. 40 cm onder het maaiveld in het noordoosten en ca. 50 cm onder het maaiveld in het zuidwesten van het plangebied.

Voor het plangebied is door de bevoegde overheid (gemeente Utrechtse Heuvelrug) geadviseerd een proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren met de mogelijkheid tot een doorstart naar een definitieve opgraving. Tijdens het proefsleuvenonderzoek kan de bevoegde overheid en de opdrachtgever het

(15)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 9 van 19

besluit nemen of er vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving nodig is, of dat er geen verder onderzoek nodig is.

4 METHODIEK VELDONDERZOEK 4.1 Inleiding

Voor de het proefsleuvenonderzoek met doorstart naar aan opgraving is door Econsultancy een Pro- gramma van Eisen opgesteld.5 In dit document zijn de eisen vastgelegd waaraan het archeologische onderzoek dient te voldoen. De methodiek en onderzoeksvragen zoals die in het PvE zijn opgeno- men, worden in dit hoofdstuk verwoord.

Naast de eisen zoals omschreven in het PvE is het archeologisch onderzoek uitgevoerd onder certifi- caat op grond van de BRL SIKB 4000 (KNA, versie 4.1, 24‑05‑2018) en Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.1, 24‑05‑2018), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskun- digen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.

4.2 Methodiek proefsleuvenonderzoek

Er is in het plangebied een proefsleuf aangelegd van 15 x 4 m (zie bijlage 1). Na het aanleggen van de proefsleuf is deze lokaal uitgebreid. De proefsleuf met uitbreiding heeft een oppervlakte van circa 80 m2. De proefsleuf is in één vlak onderzocht. Het vlak is in de top van de natuurlijke ondergrond aangelegd op de diepte van circa 90 tot 100 cm (15,0 - 15,2 m NAP) beneden het maaiveld. De vlak- aanleg heeft laagsgewijs plaatsgevonden tot op het vlakniveau waarop de grondsporen zichtbaar werden en het vlak te interpreteren was. Per haal van de graafmachine is met behulp van de metaal- detector door een metaaldetectorspecialist het blootgelegde vlak afgezocht. Behalve het vlak is ook de stort van de sleuven met behulp van de metaaldetector onderzocht. Metaalvondsten zijn hierbij niet gedaan. Na iedere haal van de graafmachine is het vlak op vondsten en grondsporen gecontro- leerd. Het vlak is waar nodig handmatig opgeschaafd, met een Rover GPS ingemeten en in delen gefotografeerd. In de proefsleuf is de vlakhoogte gemeten in raaien met een tussenafstand van 5 meter. Ook de hoogte van het maaiveld is in raaien gemeten met een tussenafstand van 5 meter.

In de proefsleuf zijn drie profielen gedocumenteerd. Het archeologisch relevante spoor is gedocumen- teerd, getekend en gefotografeerd in het vlak, gecoupeerd, gefotografeerd in coupe en digitaal gete- kend in coupe. De coupe en de profielen zijn gefotografeerd met een digitale camera. Alle foto’s van het vlak, sporen, coupes en profielen zijn voorzien van een noordpijl, een schaalstok en een fotobord- je. Alle relevante profielen zijn gedocumenteerd en beschreven door een senior KNA archeoloog. Het vlak en de profielen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 51046 en bodemkundig7 geïnterpre- teerd. De vondsten zijn per laag en per spoor verzameld.

Hoewel er wel een vervolg is geadviseerd en de bevoegde overheid hiermee instemde, heeft er geen doorstart naar een opgraving plaatsgevonden. Dit had deels te maken met de toestand van het onderzoeksgebied (aanwezige verharding en betonnen bakken die nog verplaatst moesten worden) en deels met de opdrachtgever, die in overleg is gegaan met de eigenaar van het terrein. Gezien de lange doorlooptijd van dit overleg, is er besloten toch over te gaan tot rapportage van het proefsleuvenonderzoek.

5 De Boo van Uijen, 2019.

6 NEN 5104 1989.

7 Bakker en Schelling 1989.

(16)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 10 van 19

De voorbereiding van het onderzoek heeft plaatsgevonden in april 2019. Het veldwerk is uitgevoerd op 7 mei 2019. De uitwerking heeft, met tussenpozen, plaatsgevonden tussen 8 mei en 10 oktober 2019.

4.3 Onderzoeksvragen

Doel van het IVO-P is het vaststellen of er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn en wat de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, con- servering) van deze waarden zijn teneinde tot waardestelling te kunnen komen.

De mogelijke aanwezige vindplaatsen worden gewaardeerd conform KNA versie 4.1, bijlage IV Waarderen van vindplaatsen. Aanbevolen wordt ook om de methodiek uit de SIKB leidraad Stan- daard Archeologische Monitoring te volgen voor het bepalen van de fysieke kwaliteit.

In het selectieadvies wordt aangegeven:

 welke aangetroffen archeologische sporen behoudenswaardig zijn; daarbij mag een nuance- ring worden toegepast, zoals op de archeologische monumentenkaart gebruikelijk is (van waarde, hoge waarde, zeer hoge waarde).

 welke aanbevelingen te geven zijn met betrekking tot de bij vervolgonderzoek toe te passen strategieën, methoden en technieken (zowel opgravingen als uitvoeringsbegeleiding); hierbij o mogen uitspraken worden gedaan over de trefkansen op nog niet onderzochte delen van

het terrein volgens de systematiek van de IKAW (lage, middelhoge, hoge trefkans).

o welke aanbevelingen te geven zijn met betrekking tot te nemen behoudsmaatregelen.

In het Programma van Eisen is een aantal onderzoeksvragen opgenomen voor het proefsleuvenonderzoek.8 In het PvE was de mogelijkheid opgenomen voor een doorstart naar een opgraving, hiervoor waren ook een aantal onderzoeksvragen opgenomen. Aangezien de doorstart niet heeft plaatsgevonden, worden deze vragen hier niet genoemd en beantwoord.

Algemeen:

 Heeft het onderzoek aanvullende informatie met betrekking tot de reeds bekende bodemopbouw opgeleverd? Zo ja welke, en welke betekenis heeft dit voor de archeologische waarde van het perceel?

 Zijn archeologische grondsporen en/of structuren aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, wat is hun aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering), diepteligging en ruimtelijke verspreiding (zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch)?

 Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig binnen het plangebied? Wat is hun aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering), diepteligging en ruimtelijke verspreiding (zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch)?

 Wat is de omvang van eventuele verstoringen?

 Bij afwezigheid van archeologische resten; wat is hiervoor de verklaring?

 Wat is de relatie van de vindplaats ten opzichte van andere vindplaatsen in de omgeving van het plangebied?

 Indien er meerdere vindplaatsen zijn aangetroffen: wat is de waardering van de vindplaatsen?

 Is er sprake van een behoudswaardige vindplaats of vindplaatsen? Zo ja, hoe dient hiermee te worden omgegaan?

 Is vervolgonderzoek noodzakelijk en in welke vorm?

 Hebben de archeologische waarden een relatie met uit de omgeving bekende archeologische of historische locaties en welke is dat?

8 De Boo van Uijen, 2019.

(17)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 11 van 19

 Welke gegevens over de aangetroffen vindplaatsen kunnen de archeologische kennis van de regio en Utrechtse Heuvelrug aanscherpen?

De mogelijke aanwezige vindplaatsen worden aan de hand van de gestelde vragen gewaardeerd conform KNA versie 4.1, bijlage IV Waarderen van vindplaatsen. Aanbevolen wordt ook om de me- thodiek uit de SIKB leidraad Standaard Archeologische Monitoring te volgen voor het bepalen van de fysieke kwaliteit.

(18)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 12 van 19

5 RESULTATEN VELDONDERZOEK 5.1 Landschapsgenese en bodemopbouw

Figuur 3 Westprofiel werkput 1

Tabel II. Bodemopbouw, laagnummering, NAP waardes en interpretatie

In de proefsleuf zijn er drie kolomopnames opgetekend, twee langs de zuidzijde en één langs de oostzijde van de uitbreiding. De profielen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven.9 Profielen 1 en 2 zijn vrijwel identiek (zie figuur 3). Profiel 3 is op kleine punten anders, maar komt in grote lijnen overeen met deze profielen.

9 Bosch, 2005.

laag beschrijving interpretatie bovenkant

(m + NAP)

datering

1 Stelconplaat Stelconplaat 16,0 Recent

2 Matig fijn geel zand Bouwzand 15,85 Recent

3 Donkergrijs matig fijn, zwak siltig zwak grindhoudend zwak baksteenhoudend zand

Eerddek 1 Ap-horizont

15,65 Late-Middeleeuwen Nieuwe tijd

4 Grijs matig fijn, zwak siltig zwak grindhoudend zand Eerddek 2 2Ap-horizont

15,45 Late-Middeleeuwen Nieuwe tijd

5 Bruin matig fijn matig grindig zand B-horizont 15,40 Vroeg- en Midden-

Paleolithicum

6 Bruingeel matig fijn matig grindig zand C-horizont 15,30 Vroeg- en Midden-

Paleolithicum 1

2

3

4 5 6

(19)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 13 van 19

De top van de profielen betreft een stelconplaat (profiel 1 en 2) en een grindlaagje (profiel 3). Onder de stelconplaten ligt een laagje bouwzand als fundering voor de platen van circa 20 cm dik. Onder deze laag is een eerddek aangetroffen, waarin twee fasen zijn herkend. Beide fasen bestaan uit zwak siltig, matig fijn zwak grindig zand. In profiel 2 is de eerdlaag in de top duidelijk aangereden. De top van de eerdlaag (fase 1) is donkergrijs van kleur en bevat kiezelstenen en baksteenfragmenten. De tweede fase is lichter van kleur en bevat geen baksteenfragmenten. In profiel 1 is spoor 1 ook te zien.

De vulling van spoor 1 komt overeen met de tweede fase van het eerddek. Onder het eerddek is (een restant van) een B-horizont aangetroffen, die wordt gekenmerkt door bruin matig fijn, matig grindig zand. Hieronder bevindt zich de C-horizont die eenzelfde structuur heeft maar meer bruingeel van kleur is.

De aangetroffen bodemprofielen komen in sterke mate overeen met de bodemopbouw, zoals aange- troffen bij het verkennend booronderzoek in 2018. Het bodemtype dat in de profielen is aangetroffen is een loopodzolgrond. De matig fijne zanden in de ondergrond zijn fluvioglaciale afzettingen (sandr).

Sandrs vallen onder de Formatie van Drente, laagpakket van Schaarsbergen en zijn gevormd gedu- rende de koudste periode van het Saalien.10

5.2 Analyse sporen en structuren

Er is één spoor aangetroffen bij het proefsleuvenonderzoek (zie Allesporenkaart in bijlage 2). Het betreft een grijze greppel van circa 30 centimeter breed die over bijna 3 meter gevolgd kon worden (zie figuur 4 en bijlage 3). In de coupe heeft de greppel een rechthoekige vorm en hij is 24 centimeter diep. Er is geen materiaal in de greppel aangetroffen, waardoor de datering van dit spoor lastig is. In kleur en vorm lijkt het spoor te dateren in de Bronstijd of IJzertijd, waarbij het mogelijk een wandgrep- pel van een woning of een kringgreppel betreft. Vanwege de inrichting van het onderzoeksgebied ten tijde van het proefsleuvenonderzoek kon de aard van de greppel niet nader bepaald worden.

10 De Mulder et al., 2003.

(20)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 14 van 19

Figuur 4 Detailfoto spoor 1.

5.3 Vondstmateriaal (door P.J.L. Wemerman)

Tijdens de aanleg van de proefsleuven zijn drie vondsten aangetroffen in het eerddek. Het vondstma- teriaal aangetroffen bij het onderzoek bestaat uit verschillend materiaal (zie tabel III).

Tabel III. Overzicht vondstmateriaal

soort aantal gewicht datering roodbakkend 1 68 gram 1750-1900 n. Chr.

kleipijp 1 4 gram 1750-1800 n. Chr.

baksteen 1 162 gram 1600-1850 n. Chr.

Onder het materiaal is een fragment roodbakkend aardewerk aanwezig. Het fragment betreft een worstoor van een grape of pot en is afkomstig van een potvorm geproduceerd tussen 1750 en 1900 n. Chr. in een pottenbakkerscentrum in Friesland. Kenmerkend voor het roodbakkende aardewerk uit deze regio zijn de donkere ijzerinsluitsels in het baksel. Hiernaast is een deel van een kleipijp aange- troffen. Hierbij gaat het om een fragment van de ketel van een kleipijp met een ovoïde vorm. Kleipij- pen met een dergelijke vorm dateren tussen 1750 en 1800 n. Chr. Als laatste kan een deel van een handgevormde baksteen worden genoemd. Van dit fragment kan alleen een dikte van 5 cm worden herleid.

Het materiaal betreft aanlegvondsten en zijn afkomstig uit het eerddek (bij de aanleg waren de fases lastig te onderscheiden, er kan niet gezegd worden uit welke fase het materiaal afkomstig is). De vondsten plaatsen het eerddek in de Nieuwe tijd.

(21)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 15 van 19

5.4 Grondmonsters

Er zijn geen grondmonsters genomen, omdat er geen geschikte lagen zijn aangetroffen.

5.5 Conclusie veldonderzoek

Vooruitlopend op de waardering in paragraaf 6.1 is tijdens het proefsleuvenonderzoek vastgesteld dat er een behoudenswaardige vindplaats in het plangebied aanwezig is. Nadat de proefsleuf is gegraven is er contact opgenomen met de bevoegde overheid, mw. Annemarie Luksen-IJtsma. Zij heeft gead- viseerd de doorstart naar een opgraving uit te voeren zodra dit mogelijk is.

6 WAARDERING, CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES 6.1 Waardering

De resultaten van het veldwerk vormen de basis voor de waardering van de vindplaats. De waarde- ring moet vervolgens leiden tot een aanbeveling ten aanzien van het vervolgtraject. De waardering wordt vastgesteld volgens de door de KNA voorgeschreven wijze aan de hand van de volgende as- pecten: beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.

Beleving

De beleving van de vindplaats valt uiteen in twee criteria ‘schoonheid” en “belevingswaarde”. Bij beide gaat het vooral om zichtbare monumenten. Schoonheid is de esthetische-landschappelijke waarde van een archeologisch monument, die in de zichtbaarheid van het monument tot uiting komt. Deze waarde is gebaseerd op de zichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselement, vorm en struc- tuur en relatie met de omgeving. Herinneringswaarde is de herinnering die het archeologisch monu- ment oproept over het verleden. Deze waarde is gebaseerd op verbondenheid met feitelijke histori- sche gebeurtenissen en associatie met toegeschreven kwaliteit of betekenis.

Fysieke kwaliteit

De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op de criteria gaafheid en conservering. De gaaf- heid is de mate van niet-verstoord zijn en stabiliteit van de fysieke omgeving. De conservering geeft de mate waarin archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven aan. Bij vijf of meer punten is een vindplaats behoudenswaardig. Bij een middelmatige tot lage score (vier punten of minder) wordt er naar de inhoudelijke kwaliteitscriteria gekeken om te bepalen of de vindplaats toch behoudens- waardig is.

Inhoudelijke kwaliteit

De inhoudelijke kwaliteit wordt uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie, ensemble en representativiteit. Zeldzaamheid is de mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is ge- worden) voor een periode of in een gebied. Informatiewaarde is de betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden. De ensemblewaarde (of contextwaarde) is de meerwaarde die aan een monument wordt toegekend, op grond van de mate waarin sprake is van een archeologische en landschappelijke context. De representativiteit is tenslotte de mate waarin een bepaald type mo- nument karakteristiek is voor een periode dan wel een gebied voorkomt. Eerst wordt er een afweging gemaakt op basis van de drie inhoudelijke kwaliteitscriteria; zeldzaamheid, informatiewaarde en en- semblewaarde. Bij een bovengemiddelde score van zeven of meer punten is de vindplaats behou- denswaardig. Bij een lagere score wordt nagegaan of het criterium representativiteit van toepassing is.

(22)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 16 van 19

De beoordeling is, drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwali- teit. Voor het plangebied is de scoretabel (Tabel IV) als volgt ingevuld:

Tabel IV. Scoretabel waardestelling van het plangebied

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid 1

Herinneringswaarde 1

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2

Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde 3

Representativiteit

Parameter Beleving:

Doordat de aangetroffen sporen niet zichtbaar zijn in het landschap en het geen herinnering oproept aan een historische gebeurtenis scoort de site laag voor beleving.

Parameter Fysieke kwaliteit:

Gaafheid: Het spoor is niet aangetast en goed leesbaar. Ook zijn er geen diepe verstoringen aange- troffen. Daarom wordt de gaafheid hoog gewaardeerd.

Conservering: Het aangetroffen vondstmateriaal is gefragmenteerd en enigszins aangetast waardoor de vindplaats een middelhoge waardering krijgt voor conservering.

De totale score voor de fysieke kwaliteit is dus vijf en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook hoog.

Parameter Inhoudelijke kwaliteit:

Zeldzaamheid: IJzertijd nederzettingen zijn in de regio bekend en op circa 100 m ten westen van het plangebied zijn eerder sporen aangetroffen uit vermoedelijk de IJzertijd. De vindplaats krijgt hierdoor een waardering die in het midden ligt voor zeldzaamheid. Een datering in de Bronstijd zou deze vind- plaats een hoge waardering voor zeldzaamheid geven.

Informatiewaarde: Aangezien de site matig zeldzaam is, is de informatiewaarde midden. De vind- plaats kan informatie toevoegen aan de bewoningsgeschiedenis van de Utrechtse Heuvelrug. Een datering in de Bronstijd zou de vindplaats een hoge informatiewaarde geven.

Ensemblewaarde: De vindplaats is gelegen nabij een eerder opgegraven nederzettingsterrein uit de IJzertijd. Mogelijk maakt het huidige onderzoeksterrein onderdeel uit van deze nederzetting of het bijbehorende areaal of is het een voorloper uit de Bronstijd. De vindplaats krijgt hierdoor een hoge waardering.

De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is dus zeven en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook hoog.

Representativiteit: dit criterium is alleen relevant als bij het uitvoeren van de waardering het vermoe- den bestaat dat duurzaam behoud van het monument gerealiseerd kan worden. Dit is bij dit onder- zoek niet het geval, waardoor er over representativiteit geen uitspraken worden gedaan.

(23)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 17 van 19

Er wordt gesproken van een behoudenswaardige vindplaats indien de fysieke kwaliteit minimaal vijf punten of de gezamenlijke score van de inhoudelijke kwaliteit zeven punten of meer bedraagt. In bo- venstaande tabel bedraagt de fysieke kwaliteit vijf punten en de inhoudelijke kwaliteit zeven punten.

Uit de bovenstaande tabel met waardering blijkt dat de vindplaats die is aangetroffen behoudens- waardig is.

6.2 Conclusie

Tijdens het proefsleuvenonderzoek in het plangebied aan de Veenseweg te Amerongen is een proef- sleuf met uitbreiding aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van circa 80 m². Hierbij is één spoor aangetroffen wat mogelijk uit de Bronstijd of IJzertijd dateert. De drie aangetroffen vondsten betreffen aanlegvondsten uit het eerddek (mestkeramiek). Uit de waardering volgens door de KNA voorgeschreven wijze blijkt dat de vindplaats die is aangetroffen behoudenswaardig is.

Verder is er een eerddek aangetroffen. In dit eerddek is aardewerk uit de Nieuwe tijd aangetroffen die met de bemesting op het land terecht is gekomen. De datering van dit aardewerk geeft aan dat het eerddek waarschijnlijk is gevormd in de Nieuwe tijd (tot 1850).

6.3 Selectieadvies

De hoge waardering van de vindplaats leidt tot een selectieadvies: behoudenswaardig. Het selectie- advies is daarom dan ook om de vindplaats te behouden. Aangezien er een werkschuur is gepland die tot in het sporenniveau reikt, is het niet mogelijk om (zonder planwijziging) de vindplaats in situ te behouden. Daarom moet de vindplaats doormiddel van een opgraving ex situ worden veilig gesteld.

Gezien het beperkte oppervlak van de geplande werkschuur en de sleuf voor kabels en leidingen, adviseert Econsultancy de opgraving uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding.

Hiervoor zal een oplegblad voor het bestaande PvE geschreven moeten worden. Het definitieve be- sluit zal worden genomen door de bevoegde overheid, de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

7 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

In paragraaf 4.3 zijn de onderzoeksvragen gesteld waarop het proefsleuvenonderzoek antwoord zou moeten geven. In dit hoofdstuk zal getracht worden dat te realiseren. De resultaten van het onder- zoek kunnen echter niet op alle vragen een antwoord geven. Daarom worden hier alleen de vragen overgenomen uit paragraaf 4.3 die beantwoord kunnen worden. Op de resterende vragen kan geen antwoord worden gegeven als gevolg van het ontbreken van archeologische waarden in de proef- sleuven.

 Heeft het onderzoek aanvullende informatie met betrekking tot de reeds bekende bodemopbouw opgeleverd? Zo ja welke, en welke betekenis heeft dit voor de archeologische waarde van het perceel?

Het proefsleuvenonderzoek heeft de resultaten van het bureau- en booronderzoek bevestigd. Er zijn geen verstoringen aangetoond en er is deels intact podzolprofiel aangetroffen.

 Zijn archeologische grondsporen en/of structuren aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, wat is hun aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering), diepteligging en ruimtelijke verspreiding (zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch)?

Er is één grondspoor aangetroffen in het uiterste zuidoosten van de proefsleuf. Dit spoor betreft een greppel, mogelijk uit de Brons- of IJzertijd en ligt op circa 70 centimeter onder maaiveld (15,2 m NAP).

(24)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 18 van 19

 Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig binnen het plangebied? Wat is hun aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering), diepteligging en ruimtelijke verspreiding (zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch)?

Er is bij de aanleg van de proefsleuf aardewerk verzameld uit het eerddek. Dit dateert allemaal uit de Nieuwe tijd en is voornamelijk in het oostelijk deel van de proefsleuf verzameld.

 Wat is de relatie van de vindplaats ten opzichte van andere vindplaatsen in de omgeving van het plangebied?

Mogelijk behoort deze vindplaats tot het areaal van de nederzetting aangetroffen ten westen van het plangebied.

 Is er sprake van een behoudswaardige vindplaats of vindplaatsen? Zo ja, hoe dient hiermee te worden omgegaan?

Er is sprake van een behoudenswaardige vindplaats. Deze dient ex situ behouden te worden gezien de huidige plannen.

 Is vervolgonderzoek noodzakelijk en in welke vorm?

Er is vervolgonderzoek nodig in de vorm van een opgraving – variant archeologische begeleiding, waarbij het ontgraven van het bouwvlak en de sleuf ten behoeve van nutsvoorzieningen gebeurt on- der begeleiding van een archeoloog.

 Hebben de archeologische waarden een relatie met uit de omgeving bekende archeologische of historische locaties en welke is dat?

Mogelijk wel. Opgraving op de locatie Groene Entrée, OM-nr 2170908100.

 Welke gegevens over de aangetroffen vindplaatsen kunnen de archeologische kennis van de regio en Utrechtse Heuvelrug aanscherpen?

Door de geringe oppervlakte en archeologische waarden kunnen deze gegevens momenteel de ken- nis van de regio en Utrechtse Heuvelrug niet aanscherpen. De vindplaats heeft wel de potentie, ge- zien de gaafheid en conservering.

(25)

Rapport 8303.003 versie 1 Pagina 19 van 19

LITERATUUR

Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland De hogere ni- veaus. Wageningen.

Boo van Uijen, E.M. de, 2018: Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Veen- seweg te Amerongen. Econsultancy rapport 8303.001, Swalmen.

Boo van Uijen, E.M. de, 2019: Programma van Eisen Veenseweg te Amerongen. Swalmen.

Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO- rapport, NITG 05-043-A).

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff, T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft.

BRONNEN

Archeologisch informatiesysteem Archis3, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, oktober 2019.

https://archis.cultureelerfgoed.nl

(26)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 1 Overzicht proefsleuf en uitbreiding

Legenda Plangebied Onderzoeksgebied Veenseweg te Amerongen.

Proefsleuven

(27)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 2 Allesporenkaart

Legenda Plangebied Proefsleuven Sporen

Veenseweg te Amerongen.

Vondst Profiel

(28)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 3 Proefsleuf 1

Legenda Plangebied Proefsleuf Sporen

Veenseweg te Amerongen.

Vondst Profiel Hoogtemeting Maaiveld

(29)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 4 Sporenlijst

Spoornummer Werkput Vlak Aard Kleur Materiaal NAP-hoogte Datering Datum Opmerking

1 1 1 GREPPEL GRIJS Z3S1K3 15,27 07-05-19

(30)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 5 Vondstenlijst

Vondstnummer Werkput Vlak Verzamelwijze Datum Materiaal Aantal Vorm/herkomst Afwerking/magering Type/specifiek Artefacttype Datering Opmerking

1.1.1 1 1 AANLEG 07-05-19 KER 1 kleipijp Nederland ovoïde PIJP 1750 n. Chr. - 1800 n. Chr.

1.1.2 1 1 AANLEG 07-05-19 KER 1 roodbakkend Friesland loodglazuur worstoor ROOD 1750 n. Chr. - 1900 n. Chr.

1.1.3 1 1 AANLEG 07-05-19 KER 1 bouwkeramiek Nederland handgevormd ?x?x5 cm BAKSTEEN 1600 n. Chr. - 1850 n. Chr.

(31)

Rapport 8303.003 versie 1

Bijlage 6 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken

(koud)

Pleniglaciaal

Kreftenheye

Formatie

(warme periode)

van Peelo Ouderdom

in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie

11.755

12.745

13.675

14.025

15.700

29.000

50.000

75.000

115.000

130.000

370.000

410.000

475.000

850.000

2.600.000

Formaties: Naaldwijk Holoceen 1 (marien), Nieuwkoop

(veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas

(koud) Weichselien (warm)

Formatie van Boxtel

Formatie van Beegden Laat-

(Laat-

Glaciaal) 2

Formatie van Allerød

Vroege Dryas Bølling (warm)

Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)

Laat- Pleniglaciaal

Midden- 3

Vroeg- Pleniglaciaal 4 Vroeg-

W eichselien (Vroeg- Glaciaal)

5a 5b 5c 5d Eemien

(warme periode) 5e Eem

Saalien (ijstijd) 6

Formatie van Drente

Formatie van Urk Holsteinien

Elsterien (ijstijd) Formatie

Cromerien (warme periode)

Formatie van Sterksel

Pre-Cromerien

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rijksinstellingen en een aantal grote gemeenten Landelijke gemeenten zouden meer bereid moeten zijn archeologisch nood onderzoek op hun gebied te ondersteunen Daar zijn gelukkig

Op welke manier heeft de politie in loop der tijd het voorspellen van criminaliteit steeds verder omarmd en welke knelpunten kunnen bij de implementatie van predictive

We willen je namelijk vragen om samen met één van je ouders en met je beste vriend(in) deel te nemen aan een onderzoek van de Universiteit Utrecht.. Het onderzoek gaat over

Het onderzoek gaat over de persoonlijke ontwikkeling van jongeren wanneer zij van de basisschool naar de middelbare school gaan..

According to the South African Local Government Association (SALGA), the accounting officer is mandated by the National Treasury to develop an effective and efficient supply

We also experimented on a copper alloy using the equal channel angular pressing technique to examine the microstructural, mechanical and hardness properties of the ultra-fine grained

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

Hoewel er, zoals hiervoor geschetst, op dit moment een forse personele capaciteit bij de Nederlandse politie voorhanden is, vooral voor opspo- ringstaken, is uiteraard nog niet