• No results found

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde · dbnl"

Copied!
1918
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius

Balthazar Huydecoper

bezorgd door Frans van Lelyveld & Nicolaas Hinlopen

bron

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde, in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius (eds. Frans van Lelyveld & Nicolaas Hinlopen). A. en J.

Honkoop, Leiden 1782-1794 (tweede druk, vier delen)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/huyd001proe01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl

(2)

[Deel I]

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(3)

Naamlijst der inteekenaren.

Aa (C. van der) Boekhandelaar te Haarlem, 2 Exemplaren.

Abrahams (Johannes) Boekhandelaar te Middelburg.

Abresch (P.) S.S. Theol. Prof. Ord. te Groningen.

Ackersdijk (Mr. W.C.) Junior Advocaat te 's Bosch.

Alebeek (Jacob) te Rotterdam, bestpapier.

Alewijn (Mr. Z.H.) Heer van Mijnden en Loosdrecht, Schepen & Raad der Stad Amsterdam.

Allart (Johannes) Boekhandelaar te Amsterdam, 2 Exemplaren en een bestpapier.

Alphen (Mr. Hieron. van) te Utrecht.

Amalry (Mr. Johan Portal) Advocaat te Leyden.

Arriens (Nicolaas) J.U. Stud. te Leyden.

Asschenbergh (Harmanus) te Amsterdam, bestpapier.

Assendelft (Adrianus van) Predikant te Leyden.

Austen (Mr. J.E.) Practiseerend Advocaat te Middelburg.

A.D.K. te Leyden.

Baarslag (Fredericus) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Baarslag (H.) S.S. Theol. Stud. te Leyden.

Bakker (Mr. Pieter) te Middelburg.

Beek (Johannes van) Proponent te Leyden.

Beets (Nicolaas) Boekhandelaar te Haarlem, 2 Exemplaren.

Beke (Dr. J. van der) Schepen van 't Edele Collegie 's Lands van den Vryen te Sluis in Vlaanderen.

Belami (Jacobus) te Vlissingen.

Benavente (J.B.) Med. Doctor te Amsterdam.

Bennet (Mr. R.G.) Rector der Latijnsche Schole te Goes.

Bennet en Hake Boekhandelaars te Rotterdam, bestpapier.

Berkel (Bartholomeus van) te Delft.

Berkhoff (Gerrit) Predikant te Oegstgeest, bestpapier.

Bernard (Vincent Wilhem) in 's Hage.

Beusechem (Mr. L. van) Canonik ten Dam te Utrecht, mitsgaders Griffier en Secretaris van den Hove des Graafschaps Culenborg.

Bibliotheek (de) van de Raden 's Hof's van Friesland.

Bilderdyk (Mr. Willem)

Bikkes Bakkes (Mr. Jacob Philippus) te Leyden, bestpapier.

Blanck (J.H.) Predikant te Utrecht.

Bleiswijk (Mr. Pieter van) Raad-pensionaris van Holland, enz. enz. bestpapier.

(4)

Blussé en Zoon (A.) Boekhandelaars te Dordrecht, 5 Exemplaren en een bestpapier.

Boers (Carolus) S.S. Th. Doct. & Prof. te Leyden, bestpapier.

Bohemer (C.) Boekhandelaar te Middelburg.

Boïng (Dirk) te Amsterdam, bestpapier.

Boogaard (Pieter) te Amsterdam, bestpapier.

Boomhuis (J.) te Amsterdam, bestpapier.

Borchers (Albrecht) Boekhandelaar te Amsterdam, 3 ordinair en twee bestpapier.

Borchers (Johannes) te Amsterdam, bestpapier.

Borde (G. la) te Amsterdam, bestpapier.

Borgstijn (Daniel) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Bosch (Bernardus de) te Amsterdam, bestpapier.

Bosch (Jeronimis de) Eerste Clerq ter Secretary te Amsterdam. bestpapier.

Bosch (J.C. ten) Boekhandelaar te Utrecht, 25 Exemplaren.

Bosch (Pieter van den) Leeraar der Remonstranten te Leyden.

Boscha (H.) Rector te Deventer.

Bosman (Hendrik) te Amsterdam.

Bosvelt (van) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Bothal (A.) Boekhandelaar te Amsterdam.

Bourcourd (Gabriel) te Amsterdam, bestpapier.

Bowier (A.) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Brakemeyer (D.) te Leyden.

Brand (Mr. Ewoud) Commis ter Secretary van Holland in 's Hage, bestpapier.

Brans (Joh. Henr.) Apothecar te Leyden.

Brender à Brandis (G.) Leermeester in de Wiskunde te Amsterdam, bestpapier.

Brink (Albertus) Predikant te Vuuren en Dalem.

Broense (Jan Felix) te Middelburg.

Brouwer (Jan) Dk. Z. te Amsterdam.

Brouwer (J.) Lit. Hum. Studiosus te Franeker.

Bruyn (Martinus de) Boekhandelaar te Amsterdam, 2 Exemplaren.

Bruyning (Hermanus Adrianus) Predikant te Veere in Walcheren.

Bruins (H.J.) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Brunsveld de Blaau (Theodorus) Predikant te Groningen.

Bulderen (H. van) Boekhandelaar te Zutphen.

Burch (Hendrik van der) in 's Hage.

Burch (Matth. van der) Predikant te Maasland.

Burgvliet (Jacob) Boekhandelaar te Rotterdam.

Bussingh (Johannes Wilhelmus) J.W. Fil: Theol. Stud. te Leyden.

Buuren (C.A. van) Predikant te Culenborg.

Caen (Adriaan) Koopman te Rotterdam, bestpapier.

Cahais (G.M.) Boekhandelaar te Leeuwaarden.

Chalmot (J.A.) Boekhandelaar te Campen.

Chastelein (Mr. C.P.) Schout van Leyderdorp, en Rentmeester van het Capittel ten Hooge-

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(5)

lande, Memorien en Getydegoederen, te Leyden, bestpapier.

Citters (Verheye van) in 's Hage.

Cleef (J. van) Boekhandelaar in 's Hage.

Clignett (Mr. J.A.) Advocaat te Leyden, bestpapier.

Cock (G. Th. de) Predikant te Beetgum.

Coelders (Louis) W.Z. te Middelburg.

Coninx (Pieter) Med. Stud. te Leyden.

Conradi (Petrus) Boekhandelaar te Amsterdam.

Coopmans (Mr. R.) J. Utr. Doctor te Franeker.

Coppens (B.) Medicinae Doctor te Gent, bestpapier.

Corbelyn (Thomas) Boekhandelaar te Vlissingen.

Coster (N.) te Boskoop.

Costerus (Mr. D.) Heer van Achtienhoven, Officier en Burgemeester der Stad Woerden.

Cramerus (E.W.) te Haarlem.

Cras (Mr. H.C.) Profr. Jur. Civilis & Hodiern. te Amsterdam.

Crol (J.B.) Med. Doct. te Dordrecht.

Daalen (J. van) te Dordrecht.

Dalsem (A.R. van) Notaris te Harlingen.

Delfos (Pieter) Boekhandelaar te Leyden.

Dermout (Jacobus) Predikant te Hoorn.

Dibbetz (Hendrik Albert) Hoofd-Commis van 't Generaal Post-Comptoir te Leyden, bestpapier.

Dijk (Jan van) te Amsterdam.

Dobbrauski (Ferdinand) Lid van 't Leydsche, Haagsche en Rotterdamsche Taal- en Dichtliev. Genootschappen te Amsterdam, 2 Exemplaren bestpapier.

Does (F. de) Pietersz. Boekhandelaar te Leyden.

Doeveren (Gualth. van) Professor in de Medicynen te Leyden.

Doll (de Wed. Jan) Boekhandelaresse te Amsterdam, 2 Exemplaren.

Dominicus (Dignus) te Goes, bestpapier.

Dongen (Jacobus van) Predikant te Schellinkhout.

Doorne (Jacobus Johannes van) Predikant te Edam.

Dorp (Mr. Pieter van) te Leyden.

Douwes (Jacob) Procureur te Amsterdam.

Dozy (Jaques) Proponent te Leyden.

Driel (Everhard van) Praeceptor der Latijnsche Schole te Groningen.

Dries (Cornelis van den) Boekhandelaar te Rotterdam, 2 Exemplaren.

Eyk (V.) Praeceptor der Latijnsche Schole te 's Bosch.

Eyk (P. van der) en D. Vijgh Boekhandelaars te Leyden.

Engelen (Corn. van) Oud Leeraar der Doopsgezinden te Leyden.

Engelen (J. Voegen van) M.D. te Leyden.

Esveld (de Wed. van) en Holtrop Boekhandelaars te Amsterdam, een ordinair en een bestpapier.

Eversdijk (Johan Abraham) Schepen en Raad der Stad Goes. bestpapier.

Fauvarcq (Joannes Gerardus) te Amsterdam, bestpapier.

Feith (Mr. Rijnvis) Ontvanger

(6)

der Convoyen en Licenten te Zwolle, 5 Exemplaren.

Fiers (P.) Hoofd-Commis van 's Lands Posteryen te Haarlem.

Fleek (Christianus) Predikant te Cabo de Goede hoop, bestpapier.

Fokke (A.) S.Z. Boekhandelaar te Amsterdam.

Fontein (Pieter) te Amsterdam, bestpapier.

Fortman (J) te Hoorn.

Fortmeier (J.F.) Translateur te Leyden.

Franken (Mr. L.) Schepen te 's Bosch.

Frieswijk (B.) Predikant in 's Hage.

Fruitier (K.J.) Predikant te 's Gravenpolder.

Gärdner (Pieter) te Utrecht.

Genootschap ('t) D.A.O.M. te Utrecht.

- Kunst wordt door arheid verkregen, te Leyden.

- Kunstliefde spaart geen vlijt, in 's Hage, bestpapier.

- Studium Scientiarum Genetrix, te Rotterdam.

Giltaay (Jan) Pieterszoon te Dordrecht, bestpapier.

Gillissen (P.) & Zoon Boekhandelaars te Middelburg, 2 Exemplaren.

Gilse (Jan van) Leeraar der Doopsgezinde te Westzaandam, bestpapier.

Goens (Mr. R.M. van) Raad in d Vroedschap te Utrecht.

Goudoever (H. van) Schepen en Raad te Amesfoort.

Graswinkel (Mr. M.) Commissaris der Stad Amsterdam.

's Gravesande (Mr. Maximiliaan) Raad in de Vroedschap te Delft.

Grijp (W.G. van der) Predikant te Goes.

Groeneveld (Jacobus) Proponent in, Hage.

Groot (Mr. Jan de) Advocaat in 's Hage, bestpapier.

Grunebosch (Johan Justus) te Leyden, bestpapier.

Guerin (C.N.) Boekhandelaar te Amsterdam, bestpapier.

Guyot (J.V.H.

Gulik (G. van) Boekhandelaar te Amsterdam, 2 Exemplaren.

Gutteling (H.C.) Boekhandelaar in 's Hage.

G.L.A.V.D. te Leyden.

Haan (de) Theol. Stud. te Groningen.

Haarsma (J.R.) te Makkum.

Habbema (Gosselius) Litt. Hum. Studiosus Groninganus, bestpapier.

Hamelsveld (Y. van) S.S. Theol. Dr. & V.D.M. te Utrecht.

Hanssen (Johannes Horthemels) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Hayman (P.) Boekhandelaar te Amsterdam.

Hauwinck (N.) Predikant te Franeker.

Heemskerk (R. van) Rector der Latijnsche Schole te Leyden.

Heesel (Hendrik van) te Amsterdam.

Heyblom (Arnoldus) te Leyden, bestpapier.

Heydanus (Mr. Pieter) Advocaat te Amsterdam -

Heiligert (Cornelis) Boekhandelaar te Leyden, 4 Exemplaren.

Hellingman (L.) Burgemeester en Raad der Stad Hoorn.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(7)

Hemert (Jonkhr. Baron van) Burgemeester der Stad Campen.

Hemert (P. van) Predikant te Wyk by Duurstede.

Hendriksen (Mr. Jan Both) Sekretaris der Stad Amesfoort.

Hengel (Jacobus van) te Leyden.

Herdingh (L.) Boekhandelaar te Leyden, 3 ordinair en een bestpapier.

Hering (J.H.) te Amsterdam bestpapier.

Hesselingh (M.) Leeraar der Doopsgezinden te Huyzen, bestpapier.

Heulen (J.H. van) Predikant te Hoedekerke.

Heuvel (David Didericus) Philos. Stud. te Utrecht.

Heuvel (Mr. J.A. van den) Raadsheer in den Hove van Utrecht.

Hinlópen (Mr. J.) Raad in de Vroedschap te Utrecht.

Hoeven (J.H. van der) Predikant te Nieuw-beyerland.

Honkoop (A. en J.) Boekhandelaars te Leyden, 6 Exemplaren bestpapier.

Honkoop (N.) Stads Med. Doctor te Alkmaar, bestpapier.

't Hooft (J.) J.Z. te Leyden, bestpapier.

Hoogeveen (C. van) Junior Boekhandelaar te Leyden, 2 ordinair, en 5 bestpapier.

Hoogstraten (Johan van) Koopman in 's Hage.

Houtam (H.) te Gouda.

Houtman (J.) Ths. Zoon Med. Doct. te Weesp.

Hovens (Daniel) Predikant by de Doopsgezinde Gemeente te Leyden, bestpapier.

Hubert (Samuel) Predikant te Leyderdorp.

Huygens (Adriaan) Eerste Klerk ter Secretarye van Hun Ed. Groot Mog. in 's Hage, bestpapier.

Huysingh (L.) Boekhandelaar te Groningen 3 Exemplaren.

Jacobs (Jan Bernard) gezwooren Heelmeester te Gent, bestpapier.

Jenoteau (J.) Franch Kostschoolhouder te Goes, bestpapier.

Ingeneger (Jan) Notaris &c. te Leyden.

Jonge (François de) Oud Capitein ter Zee te Hoorn, bestpapier.

Jongh (J. de) Boekhandelaar te Amsterdam, een ordinair en een bestpapier.

Jongsma (B. Fr.) Predikant te Peins.

Jordens (Mr. G.D.) Burgemeester der Stad Deventer.

Jordens (Jan) te Amsterdam, bestpapier.

Ippinga (Johannes) te Franeker.

Itterson (H. van) Predikant te Otterlo.

J.H. te Groningen.

J.J.H.C. te Groningen.

J.R. te Amsterdam.

Kaiser (Conr.) te Middelburg.

Kamp (O. Wabe) te Amsterdam, bestpapier.

Kantelaar (Jacobus) beroepen Predikant te Westwoud en Binne wyzend.

Kaptein (A.) te Leerdam.

Kastelijn (P.J.) Pharm. te Amsterdam, bestpapier.

Keyzer (H.) Boekhandelaar te Amsterdam 2 ordinair en 2 bestp.

Klap (Joh.) Leeraar in de Luth. Gemeente te Amsterdam.

(8)

Klippink (de Erven van D.) Boekhandelaars te Amsterdam.

Klopman (H.) Predikant te Ter Aa.

Knib e (Jan Hendrik) Schout van Stompwijk, Wilsveen, Leydschendam en Tedingerbroek, te Leyden.

Knoop (J.S.) J.U. St. te Groningen, bestpapier.

Knoop (W.J.) Proponent te Haarlem, bestpapier.

Koet (T.) Boekhandelaar te Leyden.

Koning (Theods.) te Amsterdam.

Koster (Andries) Boekhandelaar te Leyden.

Kosters (Willem) Roomsch Priester in de Roelfs-Arends Veen.

Koten (Theodorus van) Rector der Latijnsche Schole te Middelburg.

Kreet (Mr. Hendr. Arn.) te Rotterdam.

Kroe (A.V.D.) Boekhandelaar te Amsterdam, een ordinair en een bestpapier.

Kruyff (F. de) Boekhandelaar te Amsterdam.

Kruyff (Jan de) Koopman te Leyden.

Krul (S.) J.U.D. te Gorinchem.

Kuyper (Henri) te Amsterdam, bestpapier.

Laan (A. van der) Predikant te Scharmer in Groningerland.

Lange (Mr. C.J. de) Heer van Wijngaarden en Ruigbroek, Raad in de Vroedschap der Stad Gouda.

Langenbergh (A.P.) Litter. Hum. Studiosus.

Langerack (N.) Predikant te Laren, bestpapier.

Lans (Cornelis) te Rotterdam, bestpapier.

Leemhorst (L.) Boekhandelaar te Deventer.

Leescollegie te Campen.

Leeuwen (Mr. J.D. van) Ontvanger Generaal van de Neder Betuwe.

Lelyveld (Pieter van) P.Z. Jur. Utr. Stud. te Leyden, bestpapier.

Lepelaar (Jan) te Middelburg.

Lil (J. van) te Rotterdam.

Limburg (Mr. Thomas van) Advocaat in 's Hage.

Logman (Wm.) Fransch en Duitsch Kostschoolhouder te Rotterdam.

Loon (J. Asbeek van) te Dordrecht.

Luzac (Johannes) Advocaat te Leyden.

Luzac en van Damme Boekhandelaars te Leyden, bestpapier.

Maagd (J. de) te Middelburg.

Malnoë (Mr. A.C. de) Griffier der Stad Leyden, bestpapier.

Man (Engelbert de) Jur. Utr. Stud. te Utrecht.

Manen (Jacob van) A.Z. te Utrecht.

Marcel (A.) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Marck (Mr. Johan Hieronymus van der) Hoofd Officier der Stad Leyden.

Martini (Mr. A.) Pensionaris te 's Bosch.

Martins (A.) in 's Hage, bestpapier.

Maurik (Justus van) te Amsterdam.

Mazier (G.) S.S. Theol. Stud. te Leyden.

Meer (N. van der) Konst-Graveerder te Amsterdam.

Meersch (J.B. van der) Student te Leyden.

Meerten (Leonard van) Predikant te Koudekerk.

Menger (J.) J.U. Stud. te Groningen, bestpapier.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(9)

Menkema (Johannes) te Amsterdam, bestpapier.

Mens (A.) Jansz. Boekhandelaar te Amsterdam.

Mensonides (H.) Predikant te Marsum.

Merree (Johannes Jacob de) Predikant te Sprang.

Mettengang (Gerhardus) Stud. te Leyden.

Middelburg (H.) S.S. Theol. Stud. te Leyden, bestpapier.

Mieden (Mr. Gualterus George Gideon van der) Burgemeester en Raad der Stad Alkmaar.

Moeleman (J.H.) Boekhandelaar te Arnhem.

Moesberg (J.) te Amesfoort.

Mohr (J.C.) te Amsterdam.

Morjé (P.) te Dordrecht.

Mosterd (Hendrik) Boekhandelaar te Leyden, bestpapier.

Muelen (J.A. van der) te Utrecht.

Munninkhuizen (A.E.) Boekhandelaar te Amsterdam.

M.C.S.C.D. & A.C.H. te Utrecht, bestpapier.

M.V.L. te Amsterdam.

Nagtglas (Lodewijk) te Amsterdam.

Nauta (E.) Predikant te Ivens.

Niehoff (S.J.) Rekenmeester der Provintie Stad en Lande, te Groningen.

Nispen (Mr. Johan van) Raadsheer in den Hove van Holland in 's Hage.

N.N. te Zutphen.

Ogelwight (Hendrik) te Amsterdam.

Olden (Mr. R. van) Advocaat in 's Hage,

Oldenbarnevelt (Mr. Jan Rutger van) Regeerend Burgemeester der Stad Elburg, Bewindhebber in de West-Indische Compagnie ter Kamer van Amsterdam, enz. enz.

Olivier (Gerrit van) Pontgaarder te Dordrecht, bestpapier.

Ommeren (E. van) Geboren Evers Vierevant, te Arnhem.

Ondaatje (Pieter Philip Juriaan) Philos. & Med. Stud. te Utrecht.

Onnekink (B.) Boekhandelaar te Leyden, bestpapier.

Oomkens (J.) Boekhandelaar te Groningen, 2 Exemplaren.

Oort (Gabriël van) Theol. Stud. te Utrecht, bestpapier.

Oosterdijk (H.G.) Med. Doctor te Amsterdam.

Oosterdijk (Mr. Hermannus) Joansz. Raadsheer in den Hove van Utrecht.

Orsoy (Christiaan van) te Amsterdam, bestpapier.

Otterloo (H. van) Boekhandelaar te Utrecht.

Oudaen (Joachim) Ykmeester Generaal over alle de Schepen zo vreemde als inlandsche in deze Provincie, te Rotterdam.

O. (A.v.) te Delft.

Paddenburg (Abraham van) Boekhandelaar te Utrecht, 2. Exemplaren.

Paddenburg (G.T. van) Boekhandelaar te Utrecht, 23 ordinaire, en 2 bestpapier.

Palm (J.A. van der) Student te Leyden.

Pantekoek (C.) Predikant te Muidenberg.

Pecker (K. de) P.Z. Procureur te Leyden.

Pellecom (Jacobus van) Predikant te Amstelveen.

(10)

Persyn (- van) Burgemeester te Breda.

Persoons Koopman te Delfshaven.

Pijl (F. van der) Boekhandelaar te Gorinchem.

Pla (A. le) der Medicynen Doctor te Leyden, bestpapier.

Plaat (C.) Boekhandelaar in 's Hage, 2 ordinair, en een bestpapier.

Ploeg (Jacob) te Amsterdam, bestpapier.

Posthuma (J.) Predikant te Windesheim.

Potken (Hendricus Johannes) S.S. Theol. Stud. te Utrecht.

Pottey Turcq (Mr. Itel Ftederik) Pensionaris honorair en Sekretaris der Stad Tholen.

Prins (J.) Koopman te Leyden.

Proot (J.) te Leyden.

Quant (Carel) in 's Hage, bestpapier.

Quelery (J. de) Boekhandelaar te Middelburg.

Quint (Zion) Koopman te Amsterdam.

Remmers (Joannes) Junior te Amsterdam, bestpapier.

Reynhart (Hendrik) te Amsterdam.

Rendorp (Mr. P.) Sekretaris der Stad Amsterdam.

Repelius Boekhandelaar te Thiel, 4 Exemplaren.

Rijcken (J.A.) te Breda.

Rijn (Leendert van) te Amsterdam, bestpapier.

Rijnders (Is.) te Amsterdam.

Ripping (G.) Predikant te Tholen.

Royen (Mr. Jan van) Adr. Z. Raad en Schepen der Stad Leyden Royen (Henricus van) Litt. & Phil. Stud. te Leyden.

Romar (D.) Boekhandelaar te Franeker, 10 Exemplaren.

Romswinckel (Maarten) te Amsterdam, bestpapier.

Roos (J.) & Zoon Boekhandelaars te Amsterdam.

Rosiersz (Joan) te Amsterdam, bestpapier.

Ross (Theodorus) Predikant te Tricht.

Rotterdam (A.) Predikant te Steenwijk.

Rouw (Nicolaas de) Pieterszoon te Dordrecht, bestpapier.

R.W. te Amsterdam.

Schaaf (Syds) Burgemeester te Harlingen.

Schaft (Ferdinand van der) Koopman te Haarlem, bestpapier.

Scheffer (J.) te Dordrecht.

Scheidius (Everard.) Theologiae Philol. Exeget. Vet. & Nov. Test. ac L.L.O.O.

Professor te Harderwyk.

Schelle (Pieter van) Med. Doctor te Leyden.

Schenkel, (P.) te Middelbug.

Schmitz (F.E.) Predikant te Oosterzee.

Schomaker (Mr. Herman) Raad-Sekretaris der Stad en des Graafschaps Zutphen, bestpapier.

Schooneveld (M.) Boekhandelaar te Amsterdam.

Schoonhoven (Paul) te Amsterdam

Schoonhoven (de Wed. J. van) Boekhandelaresse te Utrecht, 3 Exemplaren.

Schouten (P.) Boekhandelaar te Amsterdam, 4 Exemplaren.

Schreuder (F.J.) te Amsterdam.

Schultens (H.A.) Ling. Orient. & Antiq. Judaic. Profr. te Leyden.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(11)

Sciere (Th.) Predikant te Tzum.

Selm (Joh. van) Boekhandelaar te Amsterdam.

Sibmacher (W.F.) Predikant te Nieuw Loosdrecht, bestpapier.

Siderius (Mr. M.) J. Utr. Doctor en Sekretaris van Donjawarstal.

Sypesteyn (Willem) Sekretaris te Assendelft.

Slaap (Pieter) te Amsterdam, bestpapier.

Sligtenhorst (Erven H.) en P. van Rees, Boekhandelaars te Amsterdam, bestpapier.

Smallenburg (Nicolaus) J.U. Stud. te Leyden.

Smid (H.) Med. Doct. te Middewolde.

Smit (Herman) te Hoorn, bestpapier.

Smit (M.) Predikant te Hal.

Smits (J.) Predikant te Amsterdam.

Sneeder (Zacharias) te Amsterdam.

Soulage (A.) Junior te Amsterdam.

Spaan (Mr. Reynier van) Agent van Hunne Hoog. Mog. in 's Hage.

Spruit (J.) te Rotterdam.

Steenwinkel (Mr. J.) Advocaat te Leyden.

Stoppelaar (Joan de) Predikant te Schipluyde.

Strain (J.L.) te Middelburg.

Strezo (C.) Predikant te Leyden.

Stryen (Mr. Joan Hugo van) Oud Bailluw der Stad Oudewater, bestpapier.

S. (J.H. de)

Taddel (Philippus) te Amsterdam, bestpapier.

Tange (Hendrik van) de Jonge te Amsterdam, bestpapier.

Thierens (Mr. J.W.) Advocaat te Amsterdam.

Thierry (J.) en C. Mensingh, Boekhandelaars in 's Hage, 2 Exemplaren.

Thol (Pieter van) Boekhandelaar in 's Hage.

Tiffelen (Joh. van) Boekhandelaar te Leyden.

Tijdgaat (J.) Boekhandelaar te Haarlem, 2 Exemplaren.

Tyken (Mr. C.) in 's Hage.

Tijl (M.) Boekhandelaat te Zwol.

Toewater (Mr. Heimink Wilhem) Advocaat te Zutphen.

Toll (J.A. van) Boekhandelaar te Utrecht.

Tollozan (Mr. Pieter) te Leyden.

Tonkens (J.) J.U. Dr. en Practiseerend Advocaat in 't Landschap Drenthe, bestpapier.

Tresling (G.) Boekhandelaar te Leeuwaarden, 2 Exemplaren.

Tussing (H.) Boekhandelaar te Amsterdam, bestpapier.

Twent (Mr. Hendrik) Raad en Schepen der Stad Leyden.

Uyterlimmigen (Melchior) te Dordrecht.

Vaal (Jacobus de) te Utrecht.

Valk (Jan Kornelis) Leeraar der Remonstranten te Leyden.

Veldtman (Mr. O.G.) J.U. Dr. te Groningen.

Verblaauw (W.) Boekhandelaar te Gouda, 3 Exemplaren.

Verheik (Gerhard) Junior Makelaar te Leyden.

Verhell (G.L.) Boekhandelaar in den Briel, 2 Exemplaren.

Vermasen (Johan) Gemeensman, Notaris en Procureur te Nymegen.

(12)

Vermeulen (David) te Rotterdam, bestpapier.

Verschuur (J.) Med. Doct. te Leyden.

Vis (Ary) Boekhandelaar te Rotterdam, 2 Exemplaren.

Vis (Dirk) Boekhandelaar te Rotterdam.

Visch (J.) Boekhandelaar te Utrecht, bestpapier.

Visvliet (Mr. Meinard van) Oud Pensionaris en eerste Boekhouder der O. Ind.

Comp. ter kamer Zeeland, bestpapier.

Vitringa (H.H.) Sekretaris der Stad Elburg.

Vlugt (Dirk de) Boekhandelaar te Dordrecht, 2 Exemplaren.

Vollenhoven (C. van) A. Zoon Koopman te Rotterdam.

Voorhoeve (Abraham) Koopman te Rotterdam.

Voorst (D.C. van) Predikant te Cadzant.

Vredenburg (Kasper Hendrik) te Amsterdam.

Vriesewijk (Jacobus) Boekhandelaar te Deventer.

Vroome (W.H.) te Amsterdam.

Waal (S. van der) Fransch en Nederduitsch Kostschoolhouder te Alkmaar, bestpapier.

Waal (S. de) Boekhandelaar te Utrecht, 3 Exemplaren bestpapier.

Wachendorff (Mr. Cornelis Antoni van) Oudraad in de Vroedschap, en Sekretaris van 't Gerecht te Utrecht.

Wanner (Fr.) Boekhandelaar te Dordrecht, 2 Exemplaren.

Warnars (G.) Boekhandelaar te Amsterdam, een ordinair, en 2 bestpapier.

Wegland (H.) Leermeester te Amsterdam.

Weyerman (Joan Diederik) te Middelburg.

Welman (Elizabeth) te Leyden.

Wertsz (Coenraad) te Amsterdam, bestpapier.

Wessing (Joh.) Willemsz. Boekhandelaar te Amsterdam.

Westenberg (J.) te Deventer.

Wetzler (L.) Med. Doctor te Haarlem.

Wydenbrug (Ernst Willem van) Raad Fiscaalte Franeker, bestpapier.

Wynands (Wynand) Boekhandelaar te Amsterdam.

Wild (Bartholomé) Boekhandelaar te Utrecht, 8 Exemplaaren ordinair, en 4 bestpapier.

Wildhuysen (Nathanaël) te Amsterdam.

Willigen (Mr. Abel van der) Raad in de Vroedschap, en Pensionaris der Stad Enkhuizen, bestpapier.

Willink (J.A.) te Amsterdam.

Winter (van) N.S.Z. te Amsterdam.

Winter (F.) Praeceptor te Hoorn.

Wouters (R.) te Amsterdam.

Yntema en Tieboel Boekhandelaars te Amsteldam, 2 Exemplaren.

Ypey (A.) Nic Fil. A.L.M. Phil. & Med. Doctor, Lector Anatomices te Franeker.

Ysbrandi (S.) Leeraar der Doopsgezinden te Middelburg, bestpapier.

Zaal (F.) te Amsterdam.

Zoutmaat (Gualtherus) Gualth. Fil. Predikant te Leyden.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(13)

Voorbericht van den uitgever.

De Wel Ed. Gestr. Heer Mr. B

ALTHAZAR

H

UYDECOPER

, in zynen hoogen ouderdom vernemende, dat er van zyne Proeve van Taal- en Dichtkunde, door hem in het jaar 1730 in het licht gebracht, en sedert zoo algemeen gezocht en gelezen, eene tweede Uitgave begeerd werd, heeft my, eenigen tijd voor zijn overlyden, voorgevallen op den 23

sten

van Herfstmaand des jaars 1778, verzocht, de bezorging dier Uitgave op my te nemen; en daarin te plaatsen eenige verbeteringen en vermeerderingen, door Hem, van tijd tot tijd, aangeteekend, op een afdruksel der Proeve, het welk zijn Wel Ed. Gestr. my ten dien einde aanbood. Niet in staat, om den Heer H

UYDECOPER

, aan wien ik alles, wat ik van de Nederduitsche Taalkunde moge weten, genoegzaam geheel verschuldigd ben, dit verzoek te weigeren, heb ik Hem, onder voorwaarde van aan geen tijd gebonden te wezen, mijn woord gegeven; waarop zijn Wel Ed.

Gestr. my zijn afdruksel der Proeve overhandigd heeft, met volkomen volmacht, om

van zyne aanteekeningen zoodanig gebruik te maken, als ik zoude oor-

(14)

deelen te behooren. Van dien tijd af heb ik wekelijks eenige uuren aan dit werk toegewijd; met voornemen om het zelve, langzamerhand, ten einde gebracht hebbende, in twee; of liever, gelijk ik naderhand voeglyker gekeurd heb, in drie Deelen, teffens, uittegeven. Doch nu onlangs heb ik, om het verplichtend verlangen van velen te gemoet te komen, my laten overhalen, om het eerste Deel, 't welk reeds geheel afgedrukt ligt, by voorraad, te laten uitkomen.

Men had nu wel reeds alle drie de Deelen verwacht; - doch eerst heeft het overlyden van den Boekverkooper Johannes Le Mair, die het drukken van dit werk op zich genomen had; naderhand hebben eenige andere beletsels den aanvang van het werk vertraagd: ook moet ik bekennen, dat er met drukken zoo veel voortgang niet gemaakt is, als men zich had voorgesteld. Schoon ik wel hebbe zorg gedragen, dat de Pers naar my niet wachtte, heb ik echter den Drukker nimmer aangezet. Zy die gewoon zijn, in uren van uitspanning, eenige Letterliefhebbery te oefenen, die geene betrekking heeft op hunne hoofdbezigheden, weten hoe dikwils de tijd hun vooruit is. Dagen, weken, maanden vloeijen henen, en het werk blijft lang onder de hand; inzonderheid zoo er geen redenen zijn om te haasten, gelijk er zeker, in dit geval, voor my niet zijn. Sat cito, si sat bene! Echter vertrouwe ik,

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(15)

zoo de Voorzienigheid my leven en gezondheid schenkt, dat de twee volgende Deelen spoediger voortgang zullen hebben. Intusschen zal het my aangenaam wezen het oordeel van kundige en bescheiden Liefhebbers over myne wyze van behandeling en uitvoering te vernemen. Daarmede, in de volgende Deelen, mijn voordeel te kunnen doen, is eene der redenen, welke sterkst by my gewerkt hebben, om my tot eene afzonderlyke Uitgave van dit eerste Deel overtehalen.

Opdat men de plaatsen, die uit den vorigen Druk, in verscheiden Taal- en Dichtkundige Werken, zijn aangehaald, in deze nieuwe Uitgave zoude kunnen vinden, heb ik de bladzyden van den vorigen Druk op den kant; wyders, tot meerder duidelijkheid, de woorden, waarover gehandeld wordt, in hun verband, aan het hoofd van iedere aanmerking geplaatst.

De spelling van den Heer H

UYDECOPER

is naauwkeurig gevolgd; alleen heb ik het onderscheid van de enkele Y en dubbele IJ overal in acht genomen, op die zelfde wyze als door den Schryver in zyne aanteekeningen op M

ELIS

S

TOKE

gedaan is.

Op vs. 586. van het zesde Boek II. D. bl. 188-193. heb ik gelegenheid gehad my breeder daar over uittelaten. De Byvoegsels en Verbeteringen op den Quarto Druk bl. 619 tot 643. heb ik op hun plaats, daar het mogelijk was, in den text, ingevoegd;

anders in een aanteekening daarvan gebruik gemaakt. Zoo heb ik ook

(16)

gedaan met alles, wat de Heer H

UYDECOPER

, van tijd tot tijd, heeft aangeteekend op het afdruksel der Proeve, waarvan ik zoo even gewaagde: eenige weinige kleinigheden, die ik meene dat door den Heer H

UYDECOPER

zelven, by eene nieuwe uitgave niet zouden geplaatst zijn geworden, heb ik achtergelaten. Die

aanteekeningen, voor zoo veel ze iets meerder behelsden dan voorbeelden, zijn tusschen guillemets ingezet. Hier en daar heb ik iets bygevoegd, het zy daar ik noodig oordeelde de gezegden van den Heer H

UYDECOPER

te versterken, of den Taalminnaar eenige meerdere aanleiding te verschaffen; 't zy daar ik de vryheid genomen hebbe, in alle zedigheid, van den grooten Man te verschillen. In de eerste bladen is zulks wel eens tusschen twee haakskens in den text ingevoegd; doch verder doorgaands in aanteekeningen. Ik heb ook in eenige aanteekeningen mijn werk gemaakt om den Liefhebber der Vaderlandsche taal en oudheden zoo veel bericht te geven, als my mogelijk was, van de zeldzame Handschriften, door den Heer H

UYDECOPER

, in zyne geleerde aanmerkingen op M

ELIS

S

TOKE

, gebruikt, en hier en daar aangehaald in zyne geschreven byvoegsels op het gemelde afdruksel der Proeve. Het was my, en zoo ik vernomen heb, ook anderen, welke van 's mans arbeid op M

ELIS

S

TOKE

gebruik maken, eene groote onaangenaamheid, telkens te vinden aangehaald: Walewein, Ferguut, Limburg, van Heelu, der Ystorien Bloeme,

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(17)

Doctrinale, Profectus, Wirnt von Gravenberg, Fabelen van Esop, D. van Assenede in Fl. en Bl. en meer anren; zonder iets daarvan te weten, dan dat het zijn zeer oude Handschriften; misschien van of voor den tijd van M

ELIS

S

TOKE

, misschien jonger.

Zekerlijk zou de Heer H

UYDECOPER

ons dezelve nader hebben leeren kennen, indien hy zijn oogmerk, om de voorrede voor den M

ELIS

S

TOKE

te schryven, had mogen volvoeren.

Daar kan niet getwyseld worden, of er zullen onder des overledenen papieren eenige aanteekeningen, hiertoe betrekkelijk, zijn nagebleven; dan, tot dezelve geen toegang hebbende kunnen verkrygen, heb ik my vervoegd by eenigen myner Vrienden, de Heeren Mr. Z.H. A

LEWIJN

, Heer van Mijnden en Loosdrecht, Raad in de Vroedschap en Schepen der stad Amsterdam, Mr. H

ENR

.

VAN

W

IJN

,

Raad-Pensionaris der stad Gouda, Mr. H

ENRIK

C

ALKOEN

, Eersten Klerk ter Sekretarye

der stad Amsterdam, en H

ERM

. G

ER

. O

OSTERDIJK

, Med. Doctor te Amsterdam; welke

Heeren ik wist, dat, by de verkooping der Boeken van wylen den Heer H

UYDECOPER

,

eigenaars geworden zijn van genoegzaam alle de Handschriften, door my hierboven

aangeroerd. Deze weldenkende kunstminnaars hebben de goedheid gehad my, of

die Handschriften, welke zy bezaten, ten gebruike te geven, of eenig verslag van

dezelve mede te deelen, waarvoor

(18)

ik hun Wel Edelheden hier ter plaatse nogmaals vriendelijk bedanke.

Na dat dit eerste Deel was afgedrukt, is my eene gunstige gelegenheid voorgekomen, om te Delst van den Wel Ed. Geb. Heere Mr. M

ATHIAS

R

ÖVER

, uit zynen ryken schat van zeldzaamheden, de drie oude Handschriften van M

ELIS

S

TOKE

, waarvan er twee uit de Boekery van wylen den Heer H

UYDECOPER

, en een uit die van wylen den Leydschen Hoogleeraar J

OANNES

A

LBERTI

gekomen zijn, op eene verplichtende wyze, ter leen te ontvangen; door welke vriendelyke

mededeelzaamheid ik in staat gesteld ben om, het zy in een der twee volgende Deelen van dit werk, het zy elders, de noodige ophelderingen te geven van de Handschriften, welke door den Heer H

UYDECOPER

, in zyne aanteekeningen op M

ELIS

S

TOKE

, onder de Letters A.B.C.T.U. gebruikt zijn, iets 't welk men mede in de voorrede voor den M

ELIS

S

TOKE

verwacht zoude hebben.

Voor het overige heb ik ook met een byzonder genoegen te erkennen de verplichtende hulp en aanmoediging, welke ik tot de bezorging van deze nieuwe uitgave hebbe mogen genieten.

De kundige en weldenkende Heer Mr. C

ORNELIS VAN

L

ENNEP

, Raad in de Vroedschap en Schepen der stad Amsterdam, heeft de vriendelijkheid gehad my ten gebruike te geven V

ONDELS

eigen handschrift zyner beryming van

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(19)

O

VIDIUS

Herschepping, naar het welk de eerste uitgave gedrukt is; dit Handschrift is my dikwils van nut geweest; en heeft verscheiden malen gediend om gissingen van den Heer H

UYDECOPER

tot zekerheden te maken; gelijk uit eenigen myner aanteekeningen blyken kan.

Ook heeft my de Hoog Gel. Heer H

ENDRIK

A

LBERT

S

CHULTENS

, Professor in de Oostersche Talen en de Joodsche Oudheden aan 's Lands Universiteit alhier, het afdruksel van H

UYDECOPERS

Proeve van Taal en Dichtkunde, het welk wylen zijn Vader, de Hoog Eerw. Hoog Gel. Heer J

AN

J

ACOB

S

CHULTENS

, weleer bezeten en met verscheidene aanteekeningen verrijkt heeft, ten gebruike gegeven. De meeste der voorbeelden, welke door my in deze Uitgave gebracht zijn, heb ik hieraan te danken, als mede aan het gunstig besluit van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, genomen den 11den van Hooimaand 1780, waarby dezelve my de vryheid verleend heeft om, uit den voorraad, welken de Maatschappy, tot het vervaardigen van een algemeen, omschryvend Woordenboek der Nederduitsche tale verzamelt, zoodanige aanteekeningen en voorbeelden afteschryven, als my tot deze Uitgave zouden te stade komen.

Behalven het geen my eenige andere Heeren hebben gelieven medetedeelen,

waarvan ter behoorlyker plaatse melding gemaakt is, hebben myne byzondere

Vrienden, de Heeren Mr. C.A.

VAN

W

ACHENDORFF

, Oudraad in de

(20)

Vroedschap en Sekretaris van den Ed. Achtb. Gerechte der stad Utrecht, N

ICOLAAS

H

INLÓPEN

, Oudschepen der stad Hoorn, en Mr. Z.H. A

LEWIJN

, hiervoren gemeld, by verscheidene gelegenheden, my met hunne taalgeleerdheid en oordeelkundige aanmerkingen bygestaan, en over het geheel niet weinig toegebracht tot de naauwkeurigheid dezer Uitgave, waarvoor ik niet kan nalaten hunne Wel Edelheden by dezen myne dankbaarheid te betuigen.

Meer is hier niet bytevoegen, dan alleen nog een woord over het onderscheid, 't welk taalkundige Lezers zullen opmerken in de spelling van den text en van myne aanteekeningen. Over het geheel kan ik zeggen, dat de spelling van den Heer H

UYDECOPER

ook de myne is. Men houdt die voor de beste en regelmatigste, gelijk uit verscheidene aanmerkingen in dit werk genoegzaam blijkt. Alleen wijk ik geheel af van onzen Schryver in de verdubbeling der Klinkers. Of ik daartoe gronds genoeg hebbe, zal ieder Taaloefenaar blyken kunnen uit myne Verhandeling over de verdubbeling der Klinkers in onze taal, en byzonderlyk wegens het gebruik van onze enkele en dubbele E en O, welke Verhandeling ik voornemens ben aan het einde van het tweede of derde Deel te plaatsen.

Leyden. Slachtmaand 1782.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(21)

Toeeigening aan de taalkundige en dichtlievende heeren, myne byzondere vrienden, M

r

. Daniel van der Lip, en M

r

. Jacob Elias Michielsz. regenten der huiszitten armen aan de Oude Zyde.

Die lang gezworven heeft op de ongestuime baaren, En eindelijk zijn kiel mag meeren aan de ree, Begroot zijn blyschap naar de grootte der gevaaren,

Die hy heeft doorgestaan in 't midden van de zee:

Vooral, wanneer de reis, by toeval opgekomen, Zich langer rekte dan hy hoopte of hadt gedacht.

Al watmen lang voorheen met ernst heeft voorgenomen, Hoe groot en zwaar 't ook zy, wordt klein en licht geacht.

Wy speelden op het strand; en lieten ons bekooren, Met eene kleine boot te danssen op de vloed.

Het weder lachte ons aan: geen onweêr liet zich hooren:

't Zeeluchtje labberde ons aanminnig te gemoet.

De wellust sleepte ons weg. wy peilden geene gronden, Wy kavelden geen ty, noch hielden oog in 't zeil;

Totdatwe ons in het ruim der holle golven vonden,

En zonken nu eens diep, en reezen dan weer steil.

(22)

Wy worstelden wel lang met winden en met stroomen, In geen geballast schip, maar op een lichte boot.

Nochtans zijnwe eindelijk behouden t'huis gekomen, En denken nu met vreugd aan de uitgestaane nood.

'k Gedenk met blyschap ook aan uwe hulp, myn Vrinden, Die gy my toondet, by het barnen van het strand.

Het geen men scherssend zegt, deedt gy my waar bevinden:

De beste Stuurlui staan gemeenelijk aan land.

Wel nu dan, staat my toe, dat ik mijn, vreugdeklanken Uitstorte in uwen schoot; en, met een blyden toon Na zo veel sukkelings, uw heuschheid moog' bedanken,

Van wederzyde my zo gunstig aangeboôn.

Nu staan wy op het land. Maar stilt, verheugde zinnen, En maatigt uwe drift! gy zult van deezen kant

Misschien een' zwaarer storm noch moeten overwinnen.

Men lijdt geen schipbreuk, maar het stormt ookwel op land.

Als ik, na zulk een reis, lichtvaardig ondernomen, En enkel by geluk dus ver ten eind gebragt, Zal in het openbaar te voorschijn moeten komen;

Wat vonnis is het toch dat gy van 't volk verwacht?

Uw stoutheid zal van elk, hy zy dan bot of sneedig, Geoordeeld worden naar dat zijn begrip vermag.

Doch ziet hier in het kort, waarmede ik my verdeedig:

Die noit wil kwaalijk doen, die slaape nacht en dag.

B

ALTHAZAR

H

UYDECOPER

.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(23)

Voorrede tot den bescheiden leezer.

Beide goed en kwaad zouden wy u in overvloed konnen zeggen van dit

tegenwoordige Werk. maar omdatwe het tweede niet willen aanroeren, zullenwe ook van het eerste zwygen: het welk deeze Voorrede niet weinig zal bekorten.

Daarenboven zultge in de Aantekeningen zelfs somtijds wel iets ontmoeten, dat mogelijk beter in eene Voorrede zou gepast hebben. doch schoon wy het waardig oordeelden eenmaal gezeid te worden, wy konnen echter niet goed vinden, om het hier te herhaalen.

Maar opdat gy een begrip moogt hebben van den oorsprong van dit werk, dat,

uit kleine beginselen, tot zulk een grootte is opgewassen; zo weet, dat wy het

geschreeven hebben, zonder oit een voorneemen gehad te hebben om het te

schryven. Noit zouden wy 'er aan gedacht hebben, zo de Boekverkoper (Willem

Barents), die nu allang onder de dooden gerust heeft, niet was te raade geworden,

om een' nieuwen druk van V

ON

-

(24)

DELS

Ovidius aan te leggen. Uit veele Aanmerkingen, die wy voorlang, over onze Moederlyke Taale en Vaderlyke Dichtkunst, by ons zelfs gemaakt, doch voor 't grootste gedeelte noch noit op 't papier gebragt hadden, dachten wy 'er eenige weinigen te voegen achter deez' nieuwen druk. Na veel geschreeven en

herschreeven, en de ruimte der sloffe ten ruwsten afgemeeten te hebben, beslooten wy, om ons zelfs eenigerwyze te bepaalen, onze Aantekeningen niet verder te doen uitweiden dan over de twee eerste boeken van V

ONDELS

vertaalinge. Met dat inzigt zonden wy het Eerste boek onzer Aanmerkingen ter drukpersse op den zelfden tijd dat wy het Tweede begonnen te schryven. Dit bestek door ons voldaan, en den voortgang des druks door sommige toevallen gestremd zijnde, noodigde ons de ledige tijd, en te gelijk onze eigen lust, om verder te gaan: zodatwe eindelijk over de gestelde paalen heentraden, en onzen weg vorderden, zonder te weeten, hoe of waar wy zouden belanden. In 't kort, het heeft ons mogen gebeuren zolang meester van onzen tijd te blyven, tot wy, die ons eerst bepaald hadden met het Tweede boek, ook het Vijftiende hadden ten einde gebragt. Besef hieruit, dat dit gansche werk in een' zelfden tijd geschreeven en gedrukt is. Hierdoor zijn wy zelfs vervallen op een klip, voor de welke wy anderen zo dikwils gewaarschouwd

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(25)

hebben: dat is, datwe ons werk hebben uitgegeeven zonder het genoegsaam te beschaaven. Wy zelfs veroordeelen dit: en mogen daarom wel lyden, dat ook gy het veroordeelt. doch het is geschied; en was niet te herdoen, zonder al het gedaane ten vuure te doemen. tot welk hard vonnis wy somtijds wel eens overhelden, maar echter noit hebben konnen besluiten. te minder, omdat 'er noch zachter middelen, om het gemelde gebrek zo niet te vervullen, zekerlijk te gemoet te komen, voor handen waaren. Vooreerst door het naauwkeuriger overweegen, beschaaven en in orde brengen van het geene noch ongedrukt was: Ten tweeden, door het herdrukken van sommige bladen, waarin wy de grootste onbeschaafdheden ontdekten: Ten derden door het aanwyzen der noch overgebleeven mistastingen, die eenigszins zaakelijk zijn, in de Byvoegsels en Verbeteringen, die gy kunt vinden achter dit werk.

Voorts zullen wy u, omtrent onze behandeling in 't gemeen, dit eenige mededeelen.

Schoon wy eertijds van andere gedachten geweest zijn, wy zijn echter door de

ondervinding eindelijk geleerd, dat niet alleen de doode taalen, als de Grieksche

en Latijnsche, maar ook de leevenden, gelijk onze Nederduitsche, noodig hebben

met voorbeelden van voornaame Schryveren, 't zy Nieuwen of Ouden, opgehelderd

te worden. De Voorbeelden der Nieuwen dienen voornaamelijk om een on-

(26)

derscheid te maaken tusschen die woorden en spreekwyzen, de welken onze beste Schryvers met oordeel verkooren en gebezigd hebben; en die, de welken alleen van den slechtsten hoop gebruikt, van de beschaafdsten gemijd worden. Maar al zoekende hebben wy ondervonden, dat ook doorgaands het slechte en verachtelyke niet dan te veel voorkomt in de schriften der besten en meest gepreezene. Om nu ook in deeze laatsten het goede van het kwaade te onderscheiden, en op eene overtuigende wyze voor te stellen, zijn de Voorbeelden der Ouden ten alleruitersten noodzaakelijk. Zelfs de eenvoudigheid van hunnen stijl pleit voor hun: en schoon wy al toestaan, dat de meeste sierelijkheid der Taale te vinden zy by de Nieuwen;

wy beweeren echter, als eene onwederspreekelyke waarheid, dat de zuiverste gronden moeten gezocht worden by de Ouden. Hoe nader aan den oorsprong, hoe verder van het bederf. Onder den naam van Ouden begrypen wy geene anderen, dan die voor, of ten uitersten in het begin der Spaansche beroerten geleefd hebben.

De reden waarom wy de scheiding tusschen Ouden en Nieuwen in dat tijdstip plaatsen, is, omdatwe dikwils bevonden hebben, dat veele misbruiken en

verbasteringen ingevoerd zijn terstond na dien tijd, van de welken te vooren nergens eenige voetstappen te vinden zijn.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(27)

Maar wy komen tot het allervoornaamste, en waaromtrent de Leezer mogelijk, minder eene onderrichting dan eene verantwoording, van my zal verwachten: te weeten, de vryheid, die wy gebruikt hebben, om V

ONDEL

, den Vader onzer Nederduitsche Poëzye, zo dikwils, zo onbeschroomd, tegen te spreeken en te berispen. Doch verwacht van my niet, noch aan den eenen kant, dat ik u van zulk bestaan,

(*)

in eene nederige Voorrede, als met geboogen kniën, vergiffenis zal smeeken; noch aan den anderen kant, dat ik u, met een groot opgeeven, en ydel gesnork, zal zoeken wijs te maaken,

(†)

dat ik zo goed ben, en zo wel geloof verdiene, als V

ONDEL

. Wy schuwen de uitersten overal daar 't ons mogelijk is. het eerste zoudt gy billijk aanzien voor een bewijs van lafhartigheid, het tweede voor een uitwerksel eener zotte laatdunkendheid.

Dat wy V

ONDEL

voornaamelijk genomen hebben tot voorwerp onzer berispingen, is niet met overleg, maar by toeval, geschied: gelijk gy kunt afneemen uit het geene wy boven, wegens den oorsprong deezer Aantekeningen, gezeid hebben. Maar al was zulks van ons

(*) DESPREAUX,Sat. IX. 187.

(†) HORATIUS,I. Epist.XVIII. 17.

(28)

met overleg geschied, verre van daarmede misdaan te hebben, zijn wy verzekerd, dat zulks niet alleen billijk, maar ook eenigszins noodig was. Zo wy een' Schryver, minder dan H

OOFT

of V

ONDEL

, wilden ziften, gelijk wy deeze Vertaaling van onzen uitmuntenden Dichter gedaan hebben, hoe menig is 'er, die nu by een yder ter goeder naame en faame staat; doch die daardoor zynen voornaamsten luister zou verliezen; en den glans zyner eere zien ondergaan in een' nacht van oneere! Niet, dat het ons ontbreekt aan Schryveren, die, buiten deeze twee, de toets zouden konnen uitstaan: maar daar is 'er ook, die nu met lof gemeld worden, en echter niet veel onderzoekens zouden mogen veelen. Dewijl nu noch haat noch nijd onze pen bestiert, en wy, het misbruik wel willende bestraffen zonder iemands eere in het minste te benadeelen, door het doen van een kwaade keur hadden konnen uitwerken iets, dat wy niet zochten uit te werken; zo dunkt ons, datwy noit iemand voegelyker zouden hebben mogen berispen, dan den Grooten V

ONDEL

; tot wiens lof wy hier weinig zeggen, omdatwe ons onbekwaam kennen, dien naar waarde uit te meeten;

en dien ik, en wy allen, mogen berispen met de uiterste strengheid, omdatwe onmagtig zijn, ook schoonwe den wil hadden, eenen enkelen straal van die schitterende Zon te verduisteren. ja schoon de hemel van zynen lof door

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(29)

een' drang van berispingen, als dicht op een gepakte wolken, betoogen wierdt, de glans zyner deugden, en de helderheid zynes naams, zou die allen doen verstuiven, als een' lichten nevel en onbestendigen uchtenddauw.

Of moesten wy ons gewend hebben tot zulk eenen, die, niets te verliezen hebbende, veilig berispt, ja mishandeld, kost worden? neen. Wy willen wel, hier, den drek van het goud schuimen; daar, het goud uit den drek opzamelen: maar, altijd in den drek te wroeten, behaagde ons noit. Die ons eene beschaaving der Zedekunde beloofde, en ons geduurig ophieldt met het bybrengen en tegenspreeken van de buitenspoorige gewoonten en ergerlyke zeden van het uitschot des volks;

wat dunkt u? zou zulk een Schryver voldoen? Geenszins. de besten zouden hem verfoeien; allen zoudenze hem belagchen. Eene fout, ontdekt in het gedrag eens doorluchtigen Persoons, heeft dieper indruk op ons gemoed, dan honderd die ons in den gemeenen hoop worden aangeweezen. De toepassing is lichtelijk te maaken:

en daarom laaten wyze aan de overdenkinge des Leezers.

Maar, terwijl wy spreeken van V

ONDEL

te berispen, zo moet gy ook weeten, datwe

onderscheid maaken tusschen dit werk, en andere vruchten van dien ver heven

geest. Wy ontmoeten hem hier in zynen ouder-

(30)

dom: doch ook die ouderdom is te kennen voor den ouderdom van V

ONDEL

. Virgilius beschrijft ons, hoe de Siciliaansche Entellus, de overblijfsels zyner voorige sterkte en moedigheid, in zynen ouderdom, noch in zich bevindende, en de snorkeryen van den Troiaanschen Dares, die zich, voor den strijd, een prijs der overwinninge dorst aanmaatigen, niet konnende dulden, tegen dien gevreesden kampvechter, met wien niemand het waagen dorst, in het strijdperk kwam; en, daar hy zijn vyand een' fellen slag meende toe te brengen, door het missen zyner hand zo lang als hij was ter aarde plofte. Daar lag de eertijds onverwinnelyke held, maar de hoop der verwinninge niet te gelijk met hem. Hy rees weder op. verdubbelde zijn' moed, tastte zijn' vyand aan, met zulk een geweld, dat des zelfs vrienden werks genoeg hadden, om hem leevende uit de handen des gryzen verwinnaars te redden, en op de vloot te bergen.

Zie daar een afbeeldsel van V

ONDELS

ouderdom. hy heeft konnen struikelen; hy heeft konnen vallen; maar de man is noch niet geboren, die hem den prijs der overwinninge uit de vuist zal wringen.

De Dichtkunst is waarlijk een verheven kunst. Daar zy behoorelijk gehandeld wordt, verkondigt zy den lof des Scheppers, of onderwijst het schepsel op ontelbaare wyzen. En om alles met één woord te zeggen, hy

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(31)

kan geen Goed Dichter zijn, die geen Eerlijk Man is. Laaten wy dan, wy allen, zeg ik, die ons den naam van Dichter toeëigenen, edelmoediglijk met elkanderen handelen, en de Kunst herscheppen in eene Deugd, dat is, zelfs doen, wat wy anderen in zoetvloeiende vaarzen voorzingen. Het kwaadspreeken, en het vleien, zijn twee uitersten, die van alle Dichters bestrast en veroordeeld worden, en ondertusschen nergens gemeener, dan by het gros der Dichteren, in zwang gaan.

Geen werk zo goed, dat niet zyne vyanden en lasteraars; geen zo kwaad, dat niet

zyne vrienden en lofdichters, gevonden heeft. hierdoor wordt somtijds, van min

doorzigtigen, het goede verworpen, het kwaade verkooren. Niemand heeft meerder

gedaan, tot beschaavinge van onze Taal en Dichtkunde, dan V

ONDEL

. maar, van

de ontelbaare misbruiken, die de Nieuwen ingevoerd hebben, worden 'er ook veelen

in zyne schriften gevonden. Die nu in V

ONDEL

op wien tegenwoordig alle Dichters

het oog hebben, ook de misbruiken prijst, doet die niet het zelfde, dat een Vleier

doet, die de ondeugden van zijn' vriend deugden noemt, en dus het kwaad, in plaatse

van het uit te rooien, voortplant? Die zich vermaakt in kwaadspreekendheid, is gelijk

aan den geenen, die zynen vyand met vergif van kant helpt. maar die zich overgeeft

aan de vleiery, doet als die vrouw, de welke het voorwerp

(32)

haarer liefde, door het verkeerde middel van een' toe, bereiden minnedrank, willende tot zich trekken, hem daardoor eerst van zijn verstand, en vervolgens van het leeven beroofde. Langs byzondere wegen komtmen dikwils ten zelfden val. Laaten wy dan, herhaal ik noch eens, edelmoediglijk handelen; en ons allen op zulk een' voet stellen, datwe, zonder eenige verrukking van drift, elkanders schriften onderzoeken, pryzen dat pryzenswaardig is; maar ook, met de zelfde vrymoedigheid, belyden en

aantoonen, waar wy, of iemand onzer, moge gemist hebben. Laatenwe elkanderen tegenspreeken, zonder elkanderen te haaten of te lasteren. Laatenwe gezaamelijk overweegen, wat V

ONDEL

wél, wat hy kwaalijk hebbe: het eerste naarvolgen, het tweede verbeteren. Die met zulk een' geest bezield is, zal ook in hem de misslagen, als misslagen, erkennen, zonder hem daarom den naam van D

EFTIG

, B

EVALLIG

en O

NVERGELYKELIJK

, te betwisten: en zonder daarom zyne berispers boven hem, of met hem gelijk, te stellen. Het wordt in alle groote persoonaadjen een Deugd gerekend, als zy zich van hun minder willen laaten onderrichten. het welk niet kan gesteld worden, of men moet daarby stellen, dat ook een minder somtijds in staat is, om zijn' meerder te onderrichten. dat zekerlijk op de waarheid gegrond is. De Deugden zijn ontelbaar. niemand bezit die allen. Gy hebt 'er mogelijk

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(33)

tien; en ik, één. zo zijt gy bygevolg tienwerf zo deugdsaam als ik: en echter kuntge noch van my leeren, wanneer gy die eene deugd, die ik bezit, ook, op mynen raad, wilt toevoegen by uwe tien anderen. Zodat ook dit eene valsche stelling is,

wanneermen zich inbeeldt, dat iemand, die eenen anderen, of berispt of onderricht, daarom juist zich zou laaten dunken, wyzer of beter te zijn dan de geen, dien hy of berispen of onderrichten durft. De een munt hierin, een ander daarin, uit. Wat valt 'er dan anders te doen, dan gezaamelijk onzen gemeenen hof te wieden; en onze byzondere gaaven te vereenen, door die elkanderen onderling over en weder mede te deelen? Alleen dit doende zullenwe in staat geraaken, om, met saamgevoegde krachten, de Kunst te brengen tot eenen trap, nader aan de altijd van ons wykende Volmaaktheid: naar de welke het altoos loffelijk is te streeven, schoon 't ons onmogelijk is de zelve te bereiken.

in Amsterdam den 10 Octob. 1729.

(34)

Claes Willemsz. der Minnen Loep MS. 1486. B. II. cap. 2.

Wien dese woerden niet en ghenoeghen Die mach hem tanderen saken voeghen En̄ laten dit liet onghesonghen

Daer en is nyemant toe ghedwonghen Te lesen dinghen die hi laect

En̄ seker wes ic hebbe ghemaect Dats opt verbeteren al ghedaen Der gheenre die hem bet verstaen Ic houde mi voer een menschelijck romp Onverstandel rude en̄ stomp

En̄ ken een yghelijc voer mijn wyser Mer die wetsteen maect een yser Scarp nochtan so en is hi

Self niet scarp dat duncket mi Die wijngairt stam is rude en̄ groff

Dies niet en kende en gaef hem gheen loff So dorre is hi en̄ ongheraect

Nochtan so worter of ghesmaect Die soete natheyt vanden wijn Al ben ic stomp van ruden schijn Daer om en suldy niet versmaden Of u mijn sinnen tbeste raden.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(35)

Proeve van taal- en dichtkunde op Vondels herscheppingen van Ovidius.

Eerste boek.

Vs. 18.

De zee omhelsde uit zucht

De borst des zeestrants niet. zee, lucht, en aerde, en weiden, En geene hooftstof was haer hoefslagh noch bescheiden.

HOEFSLAG is volgens K

ILIAAN

een Krijgswoord. Hy verklaart het in 't Duitsch, schaerwachte; in 't Latijn, Statio, locus custodioe militum deputatus.

V

ONDEL

, in Lucifer bl. 56. van de strydende Engelen.

Zoo stonden zy gekant, en slaghree, drom by drom,

Een ieder op zijn lucht en hoefslagh, en by ryen

Gesnoert aen hun gezagh -

(36)

+

Vs. 18.

+

J.

VAN

Z

ANTEN

Miltons Parad. verl. B. II. bl. 60.

- of een heyr

Naabootsten, dat op zynen hoefslag trots Zich neederslaat.

C

ORN

. G

IJSB

. P

LEMP

, der Herd. Ansl. op Amst. vs. 557.

Staet dan en houd noch rust tot in den dageraet, En elk uw hoefslach trou met goeden wacht beslaet.

A

NTONIDES

, in den Ystroom B.I. bl. 31.

'K zach d'onverwonne jeugt, elk op zijn hoefslagh trots, In 't harnas, staen gelijk een onverwrikbre rots.

Mengeldichten bl. 424.

Daer trekken -

De starren aen in hun gelit,

Elk op zijn hoefslag net bescheien.

+

Bl. 2.

+

M

ATTHIJS

B

ODE

, in Polyxena Act. II. scen. 4.

'k Zag, hoe de benden zich, op hunne hoefslag, schaarden.

N

IL VOLENTIB

.

ARDUUM

, in Orond. en St. Act. I. sc. 3.

Elk leger stond nu op zijn hoefslag net geschaard.

W.

VAN DER

H

OEVE

, doodl. Minnen. Act. I. scen. 4.

En wijl nu alles op zijn hoefslag stond geschaard.

H

OOFT

, Nederl. Historien B. IV. bl. 138. De gemaghtighden haarer Hoogheit zouw men verzoeken, midlerwyle hunnen last te schorssen, en 't lichten van krijsvolk staaken, ontslaande zelfs de geenen, die reeds waaren ingeschreeven, en doende de nachtwaak houden op de hoefslaaghen, gelijk die by zijn' Doorluchtigheit was ingestelt. B. IX. bl. 393. Aan alles wat weerloos was, verbood men de steevesten, en stoffeerde ze met de rest in vollen geweere: Ook werd yeder gelast niet van zijn' hoefslagh te scheiden, oft hy wierd 'er afgehaalt by die van den Gerechte. Zie ook B. XIII. bl. 563. XIX. bl. 814. enz.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(37)

+

Vs. 18.

+

‘Dus ook D. V

ELIUS

, Chronyk van Hoorn B. II. bl. 117. te weten van den laatsten druk 1740. Middelertijd werden die van Hoorn gewaerschout, roerden de klokken, quamen met alle man op de Vest in goede ordre, en een yeder op zijn hoefslag.

Op welke plaats S

EBASTIAAN

C

ENTEN

aantekent: Hoefslag betekent eigentlijk een weg, dien een Paard maakt, als het meer dan eens op een zekere grond heen en weer gaat, en telkens aan het einde omkeert en aldus een halve cirkel maakt. Hier geeft het te kennen de plaatsen rondom de Stad, die de Overheden geschikt en verdeelt hadden voor ieder Burger en Schutter, en daar elk van hen zich in tyde van nood moest vervoegen. Deze Hoefslagen waren in Hoorn naar het getal der Kapiteinen in achten afgedeelt. Vanwaar de Man die eigenlyke betekenis van hoefslag gehaald hebbe, weet ik niet, en zie niet waarop dezelve kan steunen. Dat K

ILIAAN

dit woord Hoefslag afkomstig rekende van Hoef, Ungula, cornu pedis equini, schijnt te blyken uit de plaats daar hy het zelve in zijn woordenboek geschikt heeft.’

[Doch, ware het daarvan afkomstig, zou het moeten beteekenen, een slag van de hoeve eens paards, gelijk H

OOFT

het gebruikt, Nederl. Hist. B. XV. bl. 661. van den Graaf van Lalain: Onlanx waarnaa, een hoefslag van zijn eighen paardt hem 't leeven kostte. Waarvan by S

PIEGHEL

, Hoefslagbron: Hertsp. B.I. vs. 119. Ons lippen hebben noit den hoefslach-brun ghenaakt, Die 't vollik, 't botte volk, volmaakte dichters maakt

(a)

.

(a) Zoo staat 'er in den Druk van Wetstein 1694, en in dien van 1723, door PIETERVLAMING

uitgegeven; doch verkeerd, want in de vorige uitgaven van 1614 en 15 leest men:

Die

VOLLIK

tbotte volk volmaakte dichters maakt.

VOLLIKisplenè & confestim, zie KILIAANen PLANTIJN. ST. FRANCISCUSWijngaert, voor de prologhe ‘daer zuldi zekerder wandelen, vredeliker rusten - snellicker voertgaen, betrouwelicker sterven,VOLCKERten hemel komen. Delftschen Bybel 1477. Josue XXIII. op het einde:VOLLIC

ende haestelic sal sheren gramscap ieghen u risen. (Cito atque velociter consurget in vos furor Domini.) LOD.VANVELTHEM,Spiegel Histor. B. III. Cap. 48. bl. 207.

Want so

VOLLYC

was dit gedaen Met enen seote -

Zie ook bl. 35. 113. 128. 178. 184. en elders.

(38)

+

Vs. 18.

+

Door H

OOFT

nagevolgd, Brieven N. 191. bl. 152.] ‘Beter wordt het woord hoefslag, waarover hier gehandeld wordt, afgeleid van hoeve lands. Ik lees in een Brief M.

S. van Fredrik van Blankenheim, Bisschop van Utrecht, van 't jaar 1414, aan die van Rynerscop, Byleveld enz. Ende dese watergank, opstal ende kae'n zalmen hoefslagen, ende die zullen houden alle die geene die in desen watergank voorsz.

zullen wateren, mergen mergens gelijk, ende die zullen schouwen die dijkgrave ende Heemraets, gelijk 'er voorsz. staet: Ende elcken slach van eenre hoeve zal wesen een koer. En wat verder: Ende vind die dijkgrave die slage dan niet gemaekt ter Heemrader love, zo mach die dijkgrave mitten Heemraets afterwaert trecken, ende in een herberge blyven leggen toeven opter geenre costen, die

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(39)

+

Vs. 18.

+

de slage aengenomen hebben te maken.’ [Uit het aangeteekende op M

ELIS

S

TOKE

, II. D. bl. 604. ziet men, dat alle de Dijkpligtige Landen onder Overdiemen, omtrent 540 Morgen, verdeeld zijn in 18 gelyke deelen, hoeven genoemd; en dat hoefslag beteekent het gedeelte des Dijks, welk ieder hoeve moet maken; en waarop dezelve is aangeslagen. W

AGENAAR

, Beschryving van Amst. X.D. bl. 336. De Dyklasten worden gedragen by hoefslagen over de landeryen, die onder den dijk gelegen zijn.

Vergelijk ook het Charter van Ao. 1326. in M

IERIS

, Gr. Charterb. II. D. bl. 381.] Onze landluiden weeten ook, als 'er een kade of weg staat geschouwd te worden, welke hun hoefslag, en waar elk hunner gehoefslaagd zy: dat is, welk gedeelte yder van hun moet maaken of herstellen. [Het denkbeeld van hoeve heeft V

ONDEL

zekerlijk in den zin gehad, toen hy het woord hoefslag gebruikte, in zyne vertaling van deze plaats van H

ORATIUS

Lib. I. Ode XIX.

Namque me sylva lupus in Sabina, Dum sequor calles dubios, et ultra Terminum, curis vagor expeditus

Fugit inermem.

By hem Gezang XXII. bl. 15. Want terwijl ick van mijn Lalage zing, en onbekommert omzwerve, buiten mynen hoefslag, zoo vlugt - voor my - een wolf.’] A

NTONIDES

gebruikt het woord hoefslag noch eens, op eene andere wyze, in den Ystroom B.

I. bl. 22.

Dat muuren uit gelit en hoefslag zullen knellen.

[M

OONEN

maakt 'er hoefbeslag van, Poëzy bl. 569. doch wat hy 'er mede gemeend

hebbe valt moeilijk te ramen.]

(40)

+

Vs. 18.

+

Bescheiden is hier zoveel als bescheidelijk, d. i. duidelijk, aangewezen.

Onze Dichter gebruikt het ook van de plaats, daar Pyramus en Thisbe afgesproken hadden elkander te zullen vinden B. IV. vs. 111.

- om niet te wijt te dwalen van het oort, By hen bescheiden.

[J

UNIUS

, Schilderkonst B. II. bl. 93. d'AEgyptische ambachts-lieden moghen gheenen anderen dienst in de Republijcke aenvangen, dan die hun door de wetten bescheyden en door haere ouders overghegeven is. Zoo had hy ook even te voren gezegd, bl. 92. Soo wierden sy tot d'eene of d'aadere Konst bescheyden. d. i.

geschikt, Zie ook bl. 147. en elders. In dezen zin gebruikt H

OOFT

het Adjectivum bescheiden: Nederl. Histor. B. I. bl. 31. Een brief van zyne Heiligheit, by den welken drie bezondere Inquisiteurs waaren gestelt, elk in zijn bescheiden bedrijf. En J

UNIUS

, voorbescheyden, destinatus, Schilderk. B. III. bl. 218. en 257.] Gemeener evenwel zegtmen, iemand ergens, of op een plaats bescheiden. P

OOT

I.D. bl. 162. Hier heeft my Rozemont bescheiden.

VV

TENBOGAERT

, Bediening bl. 100 (129). Is daer op by hare Ed. Mog. goet ghevonden hem voor haer te bescheyden. Zoo ook in de Resolutie der Staten:

H

OOFT

, Hern. de Gr. bl. 4. Hy had veel volx van oorloghe te Barcelona bescheiden.

Zie ook bl. 18, 86, 93. Nederl. Histor. B. IV. bl. 146. De Oosterlingen van de Luitersche gezintheit - gaaven - der Majestraat te kennen, dat zy bereidt waaren haar ten dienst te staan ter plaatze daar men ze bescheiden zoude. Zie ook B. V.

bl. 176. XV. 646. enz.

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

(41)

+

Vs. 18.

+

D

AVID

L

INGELBACH

, in Cleomenes Act. IV. scen. 1.

De Koning had hem hier bescheiden -

V

ONDEL

, in Lucifer Act. I. scen. 2. bl. 8.

Wanneer de weerelt koom' zich verder uit te spreiden.

Wort elck van deze ry in zijn gewest bescheiden.

Van krijgsvolk onder hun opperhoofd bescheiden.

H

OOFT

, Nederl. Hist. B. VI. bl. 242. Toen laat hy met twee trommels omroepen, dat alle, die onder hem bescheyden waaren, zouden passen voor zijn' herbergh te verschynen. G. B

RANDT

, Leven van de Ruiter B. VIII. bl. 401. Dat yder Kapitein op zijn Hoofd, daar hy onder bescheiden was, wel zou passen. Zo zegtmen ook een Tijd bescheiden, d.i. benoemen, bepaalen, aanwyzen. Handel. der Apost. MS. 1431.

Cap. XII. vs. 31. Des besceidet hem die coninc enen dach. Der sielen Troest [1484]

fo. 103. a. Doe die dach quam die hem besceyden was, dat hy weder comen soude.

Up eenen besprokenen dach zegt J

AC

. V

ILT

, Vertal. van Boëtius glose f. 54, a.

M

ELIS

S

TOKE

B. III. vs. 1316.

De coninc besciet hem enen dach Dat hiere soude wesen dan.

[En zulk een bepaalden dag noemt hy een bescheiden dag B. VII. vs. 295. Den dag kon hy niet bescheiden, dat is bepaaldelijk noemen, toen de Vlamingen by Zierikzee in zulk een menigte verdronken, en 'er vrede gemaakt werd: B. VIII. vs. 471. Vergelijk ook B.I. vs. 1285.

VAN

V

ELTHEM

Spiegel. Histor. J.B. bl. 21, 27 enz. Dach, tijt ende stondt bescheyden vindenwe by P

LANTIJN

.]

B

REDERODE

in Lucelle Act. III.

En d'uur is lang voorby, die wy te saem bescheiden.

(42)

+

Vs. 18.

+

F

R

.

V

. D

ORP

, Heer van Maesdam, Sticht. Ged. bl. 237.

+

Bl. 3.

+

- in onsen tijd, den tijd van hem bescheyden, En ons Aertsvaderen van outs af toegeseyt.

Tijd en Plaats vindenwe dus vereenigd by de Vertaalers van den Bybel, Hand. der Apost. XVII. 26. Bescheyden hebbende de tyden te voren geordineert, ende de bepalingen van hare wooningen.

C.

V

. G

HISTELE

, in Terentius Eunuchus Act. III. sc.4.

Den tijd en de plaetse hebben wy bescheyden.

Hiervoor, oudtijds, stede en stonde.

C

L

. W

ILLEMSZ

, Der minnen loep MS. 1486. B.I.Cap.11.

Stede en stonde dierghelijck Heeft zy hem besceyden wale.

Fraai gebruikte R. A

NSLO

dit woord, in de Martelkroon van Steven, om uit te drukken de duidelyke voorzeggingen en voorbeeldingen, slaande op den Heiland:

Zo leverde de Joodt onkundig aan den Heiden

Den Heilandt, hem van Godt zo klaar en naakt bescheiden.

Dikwils komt het voor in de betekenis van besluiten.

V

ONDEL

, in Joannes den Boetgezant B.V. bl. 90.

Salome, op moeders wenck, vertreckt, en laet zich leiden In een salet (het was te vooren zoo bescheiden)

En ondertusschen gaet het feestgespan ten dans.

En uit dien hoofde zijn alle dingen van God bescheiden: Job XXIII. 14. Hy sal volbrengen wat over my bescheyden is.

D.

DE

P

OTTER

, Getrouw. Hard. Act. II. sc. 2. vs. 17.

Of zou 't wel weezen, dat den hemel heeft bescheiden, U, door een sterre van de liefd', tot my te leiden?

Zie hem ook Act. I. Rey: enz. Hiervan by F.

VAN

D

ORP

, als boven, bl. 238. en 250.

Gods bescheyden

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nogal wat mensen, die na de tijd van de martelaren als Heiligen vereerd worden, zijn tijdens hun leven verteerd door hun doorleefde omgang met het goddelijke..

pen staat, dat, wel is waar, onze begunstigde liefhebberijen zig ten hoogste mogen verblijden en verkwikken door de gewenschte koestering, welke zij bij mannen van name en

Ook is deeze geheele Liefde van Achilles zelve, hoe weinig die uitsteeke, van myne uitvinding, ten minsten niet die van Homerus; 11 want deeze zegt nergens, dat zyne

Die genen mijner beoordeelaars, welke nog huiverig mogten zijn met mij in dezen overeen te stemmen, bevele ik de Verhandeling aan van den Heer J E R O N I M O D E B O S C H , welke

Vervolgens wordt aan de hand van citaten uit de Proeve niet alleen licht geworpen op de door Huydecoper gehanteerde werkwijze (4.2), maar ook op de normen die hij hanteerde bij

Normering Om te slagen moet zowel de portfoliobeoordeling als de praktijkbeoordeling (combinatie van planningsinterview, praktijk ‘geven van training’ en reflectie-

land, voor het Hof van Leeuwarden of' van Gro- ningen zich verweren moet, is misschien niet van overgroot gewigt. Maar dat hij, die te Batavia of te Soerabaija is gevestigd,

~ude gumo eenzelvig zijnde, geene relative kracht beeft. Daar is niets meer aanwijzende of afzonderende in ,dan in eenige, voor 't nonnulli der Latijnen