• No results found

ACT: een meerwaarde bij oncologische patiënten? Single Case Experiment

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ACT: een meerwaarde bij oncologische patiënten? Single Case Experiment"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2016-2018

ACT: een meerwaarde bij oncologische patiënten?

Single Case Experiment

Eindwerk neergelegd tot het behalen van het getuigschrift van de opleiding ‘Psycho-Oncologie’

door Jolien De Moor.

Dhr. prof. dr. Johan W.S. Vlaeyen Dhr. Dr. Bart Michiels Mevr. Hanne Craeymeersch

Mevr. Karin Ulrichs

(2)

Abstract

Wie gediagnosticeerd wordt met kanker, wordt tevens geconfronteerd met een aantal veranderingen in het fysieke en psychische functioneren. Beschikken over voldoende psychologische flexibiliteit vormt een cruciaal gegeven om op een constructieve wijze met deze veranderingen om te kunnen gaan. Een van de psychotherapieën die hieromtrent soelaas kan bieden, is Acceptance and Commitment Therapy (ACT). Er werd reeds menig onderzoek verricht naar de effectiviteit van deze therapie bij de behandeling van allerhande psychologische klachten, zowel bij oncologische als niet-oncologische patiënten. De studies laten zien dat ACT een positieve impact heeft op het verminderen van angst- en depressieve klachten, alsook op de toename van de ervaren kwaliteit van leven. Ondanks de hoopgevende bevindingen, zijn de onderzoeksresultaten niet steeds eenduidig. De huidige studie tracht dan ook een bijdrage te leveren aan het creëren van een zekere eenduidigheid door middel van een relatief nieuw onderzoeksdesign: het single case experiment. Hierbij werd de evolutie van angst- en depressieve klachten, alsook de ervaren kwaliteit van leven, bij één individu met oncologische klachten in de tijd gevolgd. Herhaalde metingen werden verzameld aan de hand van een dagboekopdracht, zowel voor als tijdens de individuele psychologische begeleiding waar de beginselen van ACT geïntegreerd werden. Aan de hand van visuele analyses, kan men een toenemende psychologische flexibiliteit constateren doorheen de interventie. Uit de multivariate analyse blijkt, dat deze toename in psychologische flexibiliteit tevens significant correleert met een toenemende kwaliteit van leven (functioneel niveau) en een afname op vlak van angst- en depressieve klachten. Met betrekking tot de overige subschalen van kwaliteit van leven (symptoom- en globale gezondheidsschaal) kon er geen significant effect gevonden worden.

(3)

Inhoud

Inleiding 1

Acceptance and Commitment Therapy (ACT) 2

Situering 2

Kernprocessen 2

Theoretisch kader 4

Onderzoeksbevindingen: Angst- en depressieve klachten 5

Onderzoeksbevindingen: Kwaliteit van leven 7

Eigen onderzoek 8

Doelstelling 8

Hypotheses 8

Methode 9

Deelnemer 9

Materiaal 9

Vragenlijsten 9

European Organization for Research and Treatment of

Cancer, Quality of Life Questionnaire-c 30 (EORTC-QLQ-C30) 10 Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) 10

Flexibility Index Test (FIT-60) 10

Procedure 11

Statistische analyse 12

Resultaten 13

Psychologische flexibiliteit 13

Angst, depressieve klachten en ervaren kwaliteit van leven 16

(4)

Discussie 20

Terugkoppeling naar de hypotheses 20

Sterktes en beperkingen van huidig onderzoek 21

Suggesties voor verder onderzoek 22

Conclusie 23

Referenties 24

Bijlage: Dagboekopdracht

(5)

1 INLEIDING

“Laat het los”. Deze intussen legendarische woorden worden in de volksmond veelvuldig als advies meegedeeld, indien men met onoverkomelijke situaties of problemen geconfronteerd wordt. Doch is loslaten niet zo eenvoudig als het in eerste instantie lijkt.

Binnen de westerse samenleving worden doorzettingsvermogen en volharding als belangrijke waarden beschouwd (Seligman, 1975). Vroegtijdig opgeven is een teken van falen. Hierdoor vormt het loslaten van de vooropgestelde doelstellingen dan ook niet de initiële respons bij mensen die met een moeilijke uitdaging geconfronteerd worden (Seligman, 1975). Volharding vormt een adaptief gegeven, indien het gaat om een oplosbaar probleem, haalbare uitdagingen of bereikbare doelen. Het wordt echter problematisch, indien men doelen nastreeft die onoplosbaar of onbereikbaar zijn (Van Randenborgh, Hüffmeier, Lemoult &

Joormann, 2010). De kans op de ontwikkeling van psychische klachten, neemt bij deze laatste namelijk stelselmatig toe (Kuhl & Helle, 1986; Nolen-Hoeksema, Parker & Larson, 1994).

Deze bevindingen hebben implicaties wanneer men met een potentieel levensbedreigende lichamelijke aandoening, zoals kanker, geconfronteerd wordt. Dergelijke diagnose kan er namelijk toe leiden dat men de eigen vooropgestelde doelstellingen dient aan te passen (Offerman, Schroevers, van der Velden, de Boer & Pruyn, 2010; Pinquart, Fröhlich &

Silbereisen, 2008). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon die initieel de doelstelling had om deel te nemen aan een triatlon, maar deze deelname dient uit te stellen wegens de kankerdiagnose. Ook op lange termijn kan de diagnose, alsook het behandeltraject, een invloed uitoefenen op de doelen die men heeft. Dit gezien steeds meer patiënten tevens op lange termijn geconfronteerd worden met de nevenwerkingen van de behandeling (Bultz &

Carlson, 2006; Ganz, 2005; Knobf, 2007). Voorbeelden hieromtrent zijn een verminderde fysieke conditie, aanhoudende vermoeidheidsklachten en concentratiemoeilijkheden.

Flexibiliteit omtrent de doelstellingen die men vooropstelt, vormt een belangrijk gegeven om het psychisch en emotioneel welbevinden te waarborgen (Kuhl & Helle, 1986;

Nolen-Hoeksema et al., 1994; Wrosch, Miller, Scheier & Pontet, 2007). Eén van de psychotherapieën die kan helpen dit te bewerkstelligen, is Acceptance and Commitment Therapy (ACT; Hayes, Strosahl & Wilson, 1999).

In wat volgt, zullen in eerste instantie de beginselen en het achterliggende theoretische kader van Acceptance and Commitment Therapy besproken worden. De potentiële meerwaarde van deze therapievorm op het emotioneel welbevinden en de ervaren

(6)

2 kwaliteit van leven bij de oncologische patiënt, wordt toegelicht. Tenslotte worden de doelstelling en vooropgestelde hypotheses binnen het eigen onderzoek beschreven.

Acceptance and Commitment Therapy (ACT) Situering

ACT (Acceptance and Commitment Therapy) ontstond op het einde van de 20ste eeuw en behoort tot de derde generatie gedragstherapieën (Hayes et al., 1999). Deze relatief nieuwe therapievorm biedt een verzameling van diverse therapeutische technieken, voornamelijk vanuit de cognitieve en gedragsgeoriënteerde tradities (Jansen & Batink, 2015;

Hayes, 2016). In tegenstelling tot de voorgaande generaties focust ACT zich niet op het veranderen van onze cognities, maar wordt er geleerd om een andere houding aan te nemen t.o.v. de cognities die men heeft. Concreet betekent dit aldus dat ACT zich niet zal focussen op de eigenlijke psychologische klacht, maar op de wijze waarop men met deze klacht omgaat (Jansen & Batink, 2015).

ACT stelt dat psychologische klachten ontstaan vanuit twee processen: cognitieve fusie en experiëntiële vermijding. Cognitieve fusie komt tot uiting indien we onze toevallige gedachten als een feitelijk gegeven aanschouwen (Jansen & Batink, 2015). De gedachte ‘Ik ben verminkt en geen vrouw meer sinds mijn ingreep’ wordt dan als realiteit aanschouwd door de persoon in kwestie en kan hierdoor een negatieve impact kennen op het zelfbeeld, relationeel functioneren en de psychische gezondheid. Cognitieve fusie kan leiden tot het tweede proces, experiëntiële vermijding. Hierbij tracht men bepaalde interne ervaringen, waaronder gedachten en emoties, te vermijden of controleren opdat ze als irreëel beschouwd kunnen worden (Jansen & Batink, 2015). Experiëntiële vermijding kan diverse vormen aannemen: van het zoeken van afleiding tijdens het werk tot middelmisbruik. Beide processen kunnen op deze wijze niet alleen leiden tot het ontstaan van psychologische klachten, maar tevens een negatieve impact hebben op de kwaliteit van leven (Hayes, Luoma, Bond, Masuda & Lillis, 2006; Kashdan, Barrios, Forsyth & Steger, 2006).

Kernprocessen

Acceptance and Commitment Therapy (ACT) tracht cognitieve fusie en experiëntiële vermijding te doorbreken door de focus te leggen op acceptatie. Acceptatie veronderstelt het aanvaarden van moeilijke gebeurtenissen, wat op zijn beurt de nodige psychologische flexibiliteit vergt. Het bevorderen van de psychologische flexibiliteit vormt aldus het streefdoel

(7)

3 binnen de ACT-behandeling. Deze flexibiliteit kan bereikt worden doorheen de zes kernprocessen die binnen ACT centraal staan, meer bepaald: ‘acceptatie’, ‘cognitieve defusie’,

‘contact met het hier en nu’, ‘zelf als context’, ‘waarden’ en ‘toegewijde actie’ (Jansen &

Batink, 2015; Twohig, 2012). Deze kernprocessen interageren met elkaar en kunnen elkaars effect versterken (Jansen & Batink, 2015). Om de essentie van ACT te omvatten, worden de zes kernprocessen kort omschreven.

Acceptatie. Binnen dit proces staat het creëren van creatieve hopeloosheid centraal.

Dit omvat de bewustwording, dat het uitoefenen van controle op interne ervaringen en externe gebeurtenissen zinloos is. Er wordt ruimte gecreëerd om het oncontroleerbare toe te laten, te accepteren, i.p.v. zinloos te trachten dit te onderdrukken (Jansen & Batink, 2015).

Cognitieve defusie. Zoals hierboven beschreven kan cognitieve fusie een maladaptief gegeven vormen. Het tweede kernproces focust zich daarom op defusie. Men leert afstand te nemen van de cognities die men heeft, i.p.v. zich hiermee te vereenzelvigen en deze als feitelijk gegeven te aanschouwen (Jansen & Batink, 2015).

Contact met het hier en nu. Binnen dit kernproces wordt er geleerd om in contact te komen met de eigen interne en externe beleving. Men wordt uitgenodigd om de ervaringen die men tracht te vermijden, bewust te beleven en eventueel zelfs actief op te roepen. Dit om experiëntiële vermijding te ondermijnen (Jansen & Batink, 2015).

Zelf als context. Het vierde kernproces sluit nauw aan bij het voorgaande. Zoals reeds eerder beschreven bestaat de neiging om zich te vereenzelvigen met de eigen cognities. Door zichzelf te observeren in diverse contexten, kan men tot de conclusie komen dat de eigen identiteit niet uitsluitend bepaald wordt door de cognities die men heeft (Jansen & Batink, 2015).

Waarden. Het gedrag dat men stelt wordt mede beïnvloed door strenge verbale regels die we onszelf vooropstellen. Denk hierbij aan: “Ik moet altijd op tijd zijn.” of “Het huis moet wekelijks gepoetst worden.”. Verbale regels helpen ons een bepaald doel te bereiken en kunnen aldus zinvol zijn. Doch kunnen deze tevens experiëntiële vermijding en rigiditeit bewerkstelligen. Het vijfde kernproces heeft als doel ruimte te creëren in de verbale regels door te focussen op de waarden die men heeft en stil te staan bij wat men belangrijk vindt in het leven (Jansen & Batink, 2015).

Toegewijde actie. Het zesde en laatste kernproces omvat het komen tot actie (Jansen

& Batink, 2015). De beginselen binnen ACT dient men toe te passen in het dagdagelijkse leven om de verworven psychologische flexibiliteit verder te optimaliseren.

(8)

4 Theoretisch kader

Acceptance and Commitment Therapy (ACT) kan op een ruim onderbouwd theoretisch kader terugvallen. De therapie is voornamelijk gebaseerd op de Relational Frame Theory (RFT;

Hayes, Barnes-Holmes & Roche, 2001; Hayes, 2016). Deze theorie, voortbouwend op de beginselen van de klassieke en operante conditionering, stelt dat mensen leren door het leggen van cognitieve associaties tussen stimuli (Iversen, 1992). Deze associaties kunnen enerzijds ontstaan door directe ervaringen, bijvoorbeeld door de eigen ervaringen of via observerend leren. Indien men ziek wordt of iemand ziek ziet worden na een eerste chemokuur, zal er bijvoorbeeld een associatie ontstaan tussen ‘chemotherapie’ en ‘ziek zijn’.

Associaties kunnen echter ook indirect aangeleerd worden, mede door de mentale constructies die eigen zijn aan onze taal. Een abstract voorbeeld kan dit principe illustreren.

Stel dat je hebt aangeleerd dat persoon A kleiner is dan persoon B en persoon B op zijn beurt kleiner is dan persoon C. Dan ken je indirect afleiden dat persoon B aldus groter is dan persoon A (principe van wederzijdse verbondenheid) en dat persoon A tevens kleiner zal zijn dan persoon C (principe van indirecte, gecombineerde verbondenheid (Jansen & Batink, 2015;

Hayes, 2016).

De diverse mogelijkheden van direct en indirect leren, zorgen op hun beurt voor zogenaamde transformaties van de stimulusfunctie (Jansen & Batink, 2015; Hayes, 2016). Elke stimulus roept namelijk een bepaalde ervaring op die voor iedereen verschillend kan zijn. Voor een vrouw die recent bevallen is zal een ziekenhuis een positieve herinnering vormen. Voor een vrouw die recent gediagnosticeerd werd met kanker zal een ziekenhuis negatieve emoties oproepen. De betekenis, aldus functie, van een stimulus kan sterk variëren. Bovendien kan de functie die een stimulus heeft ook veranderen doorheen de ervaringen die men opdoet.

Mensen kunnen, mede dankzij de complexiteit van de menselijke taal, op diverse wijzen verbanden aanleren. Dit zowel via directe of indirecte ervaringen. De indirecte ervaringen kunnen een correcte weergave vormen van de realiteit, maar dit hoeft niet systematisch zo te zijn. Het is deze complexe interactie tussen onze taal enerzijds en de onze cognities anderzijds, die tot cognitieve fusie en experiëntiële vermijding, alsook tot het ontstaan van psychologische klachten kan leiden (Hayes, 2016).

(9)

5 Onderzoeksbevindingen: Angst- en depressieve klachten

Er werd reeds menig onderzoek verricht naar de effectiviteit van Acceptance and Commitment Therapy (ACT) bij de behandeling van diverse psychologische problemen. Uit deze studies blijkt onder meer dat ACT een belangrijke meerwaarde kan betekenen bij de behandeling van de meest voorkomende psychische klachten, zoals angst- en depressieve klachten (Bluett, Homan, Morrison, Levin & Twohig, 2014; Bohlmeijer, Fledderus, Rokx &

Pieterse, 2011; Forman, Herbert, Moitra, Yeomans & Geller, 2007). Gemiddeld een derde van de oncologische patiëntengroep kampt met een psychische klacht tijdens het behandeltraject (Singer, Das-Munshi & Brähler, 2010). Zo geeft ongeveer 12.9% - 29.8% binnen deze patiëntengroep aan depressieve klachten te ervaren. Angstklachten worden in 5.1% - 17% van de gevallen gerapporteerd (Mitchell et al., 2011). Depressieve klachten en angststoornissen vormen daarmee de meest voorkomende psychologische klachten binnen de oncologische setting. Dit gevolgd door somatoforme stoornissen en seksuele disfuncties (Cvetkovic &

Nenadovic, 2016). Deze prevalentie blijkt onafhankelijk te zijn van type kanker, geslacht en leeftijd (Linden, Vodermaier, Mackenzie & Greig, 2012).

Cognitieve gedragstherapie wordt heden als de meest empirisch onderbouwde therapievorm beschouwd bij de behandeling van allerhande psychiatrische problematieken (Carter, McIntosh, Jordan, Porter, Frampton & Joyce, 2013; Ellis, Hickie & Smith, 2003; Osborn, Demoncada & Feuerstein; 2006; Otte, 2011; Swain, Hancock, Hainsworth & Bowman, 2013).

Doch kan gesteld worden dat de reeds uitgevoerde studies, betreffende de effectiviteit van Acceptance and Commitment Therapy op het emotioneel welbevinden, op zijn minst veelbelovend zijn (Feros, Lane, Ciarrochi & Blackledge, 2013; Mohabbat-Bahar, Maleki-Rizi, Akbari & Moradi-Joo, 2015; Páez, Luciano & Gutiérrez, 2007). Bij de behandeling van depressieve klachten, zien we dat ACT betere resultaten behaalt dan cognitieve therapie en vergelijkbare effecten vertoont met cognitieve gedragstherapie (Páez et al., 2007; Ruiz, 2012).

De geobserveerde gedragsverandering van patiënten na een ACT-interventie was zelfs groter dan bij de groep die cognitieve gedragstherapie onderging (Ruiz, 2012). Ook bij de behandeling van angststoornissen zien we dat ACT dezelfde effectiviteit vertoont als cognitieve gedragstherapie (Bluett et al., 2014).

Ondanks het feit dat bovenstaande onderzoeksresultaten veelbelovend zijn, zijn de bevindingen niet steeds eenduidig te interpreteren. Sommige studies constateerden slechts een matig effect van ACT op angst- en depressieve klachten, waaronder een recent uitgevoerde meta-analyse door Hacker, Stone en MacBeth (2016). Anderen stellen dat ACT

(10)

6 voornamelijk toepasbaar zou zijn binnen patiëntengroepen die therapieresistentie vertonen (Twohig, 2009). Dit bijvoorbeeld bij volwassenen met gegeneraliseerde angststoornis of sociale angst, waarbij een groot aantal weinig tot geen baat vertoont bij cognitieve gedragstherapie (Dalrymple & Herbert, 2007; Hayes, Orsillo & Roemer, 2010).

Het gebrek aan eenduidigheid kan aan de hand van een aantal methodologische beperkingen verklaard worden. Meer bepaald gezien de diversiteit aan diagnostische methoden, die aangewend worden om psychologische klachten in kaart te brengen (Kathol, Mutgi, Williams, Clamon & Noyes Jr, 1990; Vodermaier, Linden & Siu, 2009). Zo is het niet eenvoudig te achterhalen in welke mate psychologische klachten, voor dan wel na de diagnosestelling, aanwezig zijn (Linden, Vodermaier, MacKenzie & Creig, 2012). Dit houdt het risico in van valse negatieven (Vin-Raviv, Akinyemiju, Galea & Bovbjerg, 2015). Het blijkt daarnaast dat de aanwezigheid van psychische klachten varieert naargelang de fase waarin de oncologische patiënt zich bevindt (Stommel, M. Kurtz, M.E. Kurtz, J.C. Given & C.W. Given, 2004). Zo zien we dat psychische klachten mede afhankelijk zijn van de mate waarin de ziekte een positieve reactie vertoont op de chemotherapie (Hopwood, Sumo, Mills, Haviland & Bliss, 2009). Onderzoek van Hill et al. (2011) heeft, rekening houdend met voorgaande valkuilen, verder onderzoek verricht bij borstkankerpatiënten. Hieruit bleek dat de aanwezigheid van angst- en depressieve klachten, tijdens het eerste jaar na de diagnosestelling, dikwijls het heroptreden betreft van een eerder bestaande psychische stoornis. De aanwezigheid van lage sociale ondersteuning vormt een predictor, alsook mogelijks causale factor, voor het optreden van angst- en depressieve klachten bij patiënten die geen psychiatrische kwetsbaarheid kenden voor de diagnosestelling.

De meeste studies uitgevoerd binnen de oncologische populatie, hebben zich gericht tot patiënten met een mammacarcinoom. Dit gezien borstkanker de meest voorkomende kanker vormt bij vrouwen, alsook het gegeven dat diens specifieke behandeltraject tot depressieve klachten kan leiden (Cvetkovic & Nenadovic, 2016; Yoo, Levine, & Pasick, 2014). Er is echter evidentie dat dezelfde bevindingen tevens kunnen toegepast worden bij andere types van kanker, zoals bij long- en prostaatkanker (Christie & Sharpley, 2014; Sullivan, Ganzini, Lopez-Chavez & Slatore, 2014).

De effectiviteit van ACT bij de behandeling van psychologische klachten lijkt aldus veelbelovend. Doch dient dit nog verder empirisch onderbouwd te worden, om eenduidigheid te bewerkstelligen (Hacker et al., 2016; Öst, 2014; Zettle, 2015).

(11)

7 Onderzoeksbevindingen: Kwaliteit van leven

De diagnose van kanker en diens behandeltraject kennen niet alleen een negatieve psychologische impact (Gabriel, 2007). Ook de ervaren kwaliteit van leven kan hierdoor sterk beïnvloed worden (Liu et al., 2000). Kwaliteit van leven vormt een multidimensionaal begrip, dat zowel psychologische, fysieke als sociale componenten omvat (Weng et al., 1998). Elk van deze componenten zal de algehele, ervaren kwaliteit van leven mede bepalen. Denk hierbij onder meer aan de eventuele aanwezigheid van depressieve klachten, sociaal isolement, pijn- of vermoeidheidsklachten, welke de ervaren kwaliteit van leven op een negatieve wijze kunnen beïnvloeden (Liu et al., 2000; Stone, Hardy, Broadley, Tookman, Kurowska & A’Hern, 1999; Vehling et al., 2012; Walsh, Donnelly & Rybicki, 2000; Wilson et al., 2007). Gezien het multidimensionale karakter van het begrip, dienen al deze componenten dan ook afzonderlijk bevraagd te worden om het in zijn totaliteit te omvatten. Dit voldoende rekening houdend met de subjectieve ervaring (Weng et al., 1998).

Psychologische begeleiding kan tevens soelaas bieden bij het optimaliseren van de ervaren kwaliteit van leven. De algehele bevindingen zijn hierbij gelijkaardig aan deze, die men constateert bij de behandeling van angst- en depressieve klachten. Zowel cognitieve gedragstherapie, alsook Acceptance and Commitment Therapy (ACT) kennen een positieve impact op de ervaren kwaliteit van leven (Block & Wulfert, 2000; Dalrymple & Herbert, 2007;

Kocovski, Fleming & Rector, 2009; Osborn et al., 2006; Ossman, Wilson, Storaasli & McNeill, 2006). Het effect van beide therapievormen op de kwaliteit van leven kan bovendien als gelijkwaardig beschouwd worden (Block & Wulfert, 2000; Dalrymple & Herbert, 2007;

Kocovski, Fleming & Rector, 2009; Ossman, Wilson, Storaasli & McNeill, 2006).

Er dient echter te worden vermeld, dat de meeste studies hieromtrent werden uitgevoerd bij een niet-oncologische patiëntengroep. De impact van ACT op de kwaliteit van leven binnen de oncologische patiëntengroep werd tot op heden relatief weinig bestudeerd. Al zijn de reeds uitgevoerde studies veelbelovend (Angiola & Bowen, 2013). Zo toont onder meer het onderzoek van Feros, Lane, Ciarrochi en Blackledge (2013) bij 45 oncologische patiënten aan dat psychologische flexibiliteit een belangrijke predictor vormt voor de ervaren kwaliteit van leven bij de oncologische patiënt. ACT vertoont, in overeenkomst met wat reeds eerder werd gesteld, een gelijkwaardig therapeutisch effect in vergelijking met cognitieve gedragstherapie. Verder onderzoek binnen dit onderzoeksdomein blijft ook hier nodig om een eenduidige conclusie te bekomen.

(12)

8 Eigen onderzoek

Doelstelling

Zoals eerder vermeld kunnen cognitieve fusie en experiëntiële vermijding het ontstaan van psychische klachten versterken. Acceptance and Commitment Therapy (ACT) tracht deze processen te ondermijnen via een accepterende houding en het bewerkstelligen van psychologische flexibiliteit. Het creëren van een toename in psychologische flexibiliteit, vormt dan ook het streefdoel binnen ACT (Jansen & Batink, 2015; Twohig, 2012). Menig onderzoek suggereert een belangrijke meerwaarde van ACT bij de psychologische ondersteuning van de oncologische patiënt. ACT zou bij deze patiëntengroep onder meer zorgen voor een afname van angst- en depressieve klachten (Christie & Sharpley, 2014; Mohabbat-Bahar et al., 2015;

Sullivan et al., 2014), alsook een hogere kwaliteit van leven teweegbrengen (Feros et al., 2013;

Páez et al., 2007).

Ondanks de toenemende empirische evidentie voor de effectiviteit van ACT op het emotioneel welbevinden en de kwaliteit van leven, zijn de onderzoeksbevindingen niet steeds eenduidig (Hacker et al., 2016; Öst, 2014). De huidige studie tracht dan ook een bijdrage te leveren in het scheppen van enige duidelijkheid. Het doel is de effectiviteit te onderzoeken van ACT bij oncologische patiënten, gebruikmakend van een relatief nieuw onderzoeksdesign: het single case experiment. De bevindingen kunnen een belangrijke houvast vormen voor hulpverleners binnen de oncologische setting, in het bijzonder voor oncopsychologen.

Hypotheses

Hypothese 1: Enerzijds wensen we te onderzoeken of er een significante toename plaatsvindt van psychologische flexibiliteit doorheen de begeleiding. Dit gezien een toename in psychologische flexibiliteit de doelstelling vormt binnen Acceptance and Commitment Therapy (Jansen & Batink, 2015). Binnen huidige studie zal een oncologische patiënt doorheen diens individuele psychologische begeleiding kennis maken met de beginselen van ACT. Er kan bij de deelnemer aldus een toenemende psychologische flexibiliteit verwacht worden doorheen het begeleidingstraject.

Hypothese 2: Anderzijds willen we onderzoeken of het volgen van een ACT ook leidt tot een toename van emotioneel welbevinden en kwaliteit van leven. Deze hypothese werd in het verleden onder meer getoetst door Feros et al. (2013), aan de hand van een groepsdesign.

Hierbij werden 45 oncologische patiënten, met uiteenlopende diagnoses en prognoses, van naderbij gevolgd doorheen een ACT-interventie. Door middel van regressie-analyses kon men constateren, dat veranderingen in de psychologische flexibiliteit tevens veranderingen

(13)

9 teweegbrengt in het emotioneel welbevinden en de ervaren kwaliteit van leven bij de oncologische patiënt. De therapie zou zelfs dezelfde effectiviteit vertonen als cognitieve gedragstherapie. Op basis van de beschikbare literatuur kan aldus worden verwacht, dat wanneer psychologische flexibiliteit bij de deelnemer is toegenomen, we ook een afname van angst- en depressieve klachten enerzijds, en een toename op gebied van kwaliteit van leven anderzijds zullen observeren.

METHODE

Deelnemer

De deelnemer werd gerekruteerd via de internistische dagkliniek binnen de eigen werksetting, na een kennismakend gesprek. Tijdens het kennismakend gesprek werden onder meer de ervaren psychologische klachten, copingstrategieën en het engagement van de patiënt in kaart gebracht. Inclusiecriteria betrof een oncologische patiënt die openstaat voor korte doe-opdrachten. De aanwezigheid van complexe psychiatrische aandoeningen en gebrekkige motivatie/engagement vormden exclusiecriteria. De deelnemer werd voorafgaand geïnformeerd omtrent de aard van het onderzoek en gevraagd een informed consent te ondertekenen. Er werd vermeld dat deze ten allen tijde het onderzoek kon beëindigen. Het experiment werd goedgekeurd door de oncoloog verbonden aan de internistische dagkliniek en het ethische comité.

De deelnemer betrof een vrouw van middelbare leeftijd, welke gediagnostiseerd werd met een mammacarcinoom (curatieve opzet). Bij de start van het onderzoek was het behandeltraject reeds afgerond. Mevrouw werd in het verleden gediagnostiseerd met COPD en fibromyalgie. Er is een voorgeschiedenis van depressieve episodes aanwezig. De vraag naar psychologische ondersteuning werd gesteld wegens een toename van depressieve -en pijnklachten sinds haar oncologische behandeltraject. Er waren tevens angstklachten aanwezig rond het potentieel oncologische herval van haar partner.

Materiaal Vragenlijsten

Het onderzoek omvat een dagboekopdracht, welke door de onderzoeksleider werd samengesteld. Deze registratieopdracht betrof een selectie items van diverse, reeds bestaande vragenlijsten.

(14)

10 European organization for research and treatment of cancer, quality of life questionnaire-c 30 (eortc-qlq-c30)

Deze zelfrapportagelijst bestaat uit 30 items die peilen naar de algemene levenskwaliteit van oncologische patiënten. Via 28 items, die elk een klacht representeren, wordt aangegeven in welke mate deze als hinderlijk ervaren wordt op een vierpuntenschaal. De twee resterende items worden gescoord op een zevenpuntenschaal en peilen naar de tevredenheid met gezondheid en algemene levenskwaliteit. De items worden onderverdeeld in vijf functionele schalen, nl.

lichamelijk, cognitief, emotioneel, sociaal en rol functioneren; drie symptoomschalen, nl. vermoeidheid, pijn en misselijkheid; en een globale gezondheidsschaal. Er zijn zes items die op zichzelf staan en niet tot een schaal behoren. Bij de globale gezondheidsschaal (EORTC-G) en de functionele schaal (EORTC-F) staat een hogere score voor meer levenskwaliteit. Bij de symptoomschaal (EORTC-S) staat een lagere score voor meer kwaliteit. Aaronson en al. (1993) toonden de betrouwbaarheid en validiteit aan van deze vragenlijst. Voor het dagboek werden de hoogst ladende items van de EORTC-G, de EORTC-F en de EORTC-S schalen geselecteerd.

hospital anxiety and depression scale (hads)

Deze korte zelfrapportagelijst peilt naar gevoelens van angst en depressie bij een medische patiëntenpopulatie. De helft van de items omvatten samen de depressieschaal (HADS-D), de overige items vallen onder de angstschaal (HADS-A). Alle items worden gescoord op een vierpuntenschaal met scores die variëren van 0 tot 3. Er kunnen bijgevolg totaalscores waargenomen worden die liggen tussen 0 en 21. Hoe hoger de score, hoe meer klachten er worden waargenomen. Scores onder de 8 zijn niet significant, een score van 8-10 duidt op een mogelijke depressie- of angststoornis en een score van 11-21 is indicatief voor de aanwezigheid van een depressie- of angststoornis. Bjelland, Dahl, Haug & Neckelmann (2002) toonden de psychometrische bruikbaarheid van de HADS aan. Voor het dagboek werden telkens de 4 hoogst ladende items van de HADS-D en de HADS-A schalen geselecteerd.

flexibility index test (fit-60)

Deze zelfrapportagelijst bestaat uit 60 stellingen (10 per subschaal), met elk een 7-punts Likertantwoordschaal (0 = helemaal oneens, tot 6 = helemaal eens). Als

(15)

11 resultaat bekomt men zowel een totaalscore van psychologische flexibiliteit, alsook een score voor elk van de zes subschalen (acceptatie, defusie, zelf, hier en nu, waarden, toegewijd handelen). De focus van deze vragenlijst ligt op het registreren van de aanwezigheid van functioneel gedrag, gebaseerd op de beginselen van ACT. Het instrument is dan ook goed inzetbaar om de vorderingen van een ACT-training te monitoren (Batink, Jansen & De Mey, 2012a). De FIT-60 beschikt over goede psychometrische kwaliteiten. Het is een betrouwbaar, alsook valide instrument om de psychologische flexibiliteit en de zes onderliggende kernprocessen binnen ACT in kaart te brengen (Batink, Jansen & De Mey, 2012b; Batink & Delespaul, 2015). Voor het dagboek werden per subschaal de 3 meest relevante items van de FIT-60 geselecteerd.

Procedure

Na het kennismakend gesprek en de instemming tot deelname aan het onderzoek, werd de deelnemer gevraagd om te starten met de dagboekregistratie. Vier weken later werd een ambulant psychologisch consult ingepland, waarbij de interventie van start zou gaan. De deelnemer dient dagelijks de dagboekopdracht in te vullen naar aanloop van dit consult. Deze metingen dienen als basislijn binnen het onderzoek.

De interventie is geïnspireerd op het groepsprogramma ‘Samen terug in ACT-ie’, welke georganiseerd wordt binnen het ZNA Middelheimziekenhuis, en bestaat uit zes consulten waarbij de zes kernprocessen binnen ACT centraal staan. De consulten omvatten zowel psycho-educatie als concrete oefeningen rond het betreffende kernproces. Bij het beëindigen van elk consult wordt een volgende afspraak vastgelegd in de daarop volgende week. De deelnemer wordt systematisch gevraagd om de dagboekregistratie verder te zetten doorheen de volledige interventie.

Het eerste consult richt zich op het creëren van de zogenaamde “creatieve hopeloosheid”.

Strategieën om controle uit te oefenen op de eigen belevingen worden in kaart gebracht. Doel is de deelnemer laten ervaren dat de gehanteerde strategieën zinloos zijn, alsook dat het uitoefenen van controle onwenselijk/onmogelijk is.

Het tweede consult staat in het teken van defusie. De deelnemer leert een andere houding aan te nemen ten opzichte van zijn gedachten en deze op een afstand te observeren. Het nut van deze gedachten wordt in vraag gesteld.

(16)

12 Tijdens het derde consult wordt er stilgestaan bij “het zelf als context”. De deelnemer leert om het standpunt van observator in te nemen betreffende de eigen gevoelens/gedachten/gewaarwordingen.

Het vierde consult staat in het teken van bereidheid. De deelnemer oefent om bewust aanwezig te zijn in het hier en nu.

Tijdens het vijfde consult staan de waarden van de deelnemer centraal. Deze waarden worden geëxploreerd, waardoor deze opnieuw in contact kan komen met wat voor hem/haar belangrijk is in het leven.

Het zesde consult omvat het komen tot actie. De waarden worden tijdens deze sessie vertaald naar concreet gedrag. De deelnemer leert haalbare doelen te stellen, alsook deze te bereiken door het opstellen van een concrete planning.

Na afloop van de interventie, werd de deelnemer gevraagd om de dagboekregistraties in te dienen.

Statistische analyse

Voor elke schaal binnen de dagboekopdracht, werd in eerste instantie een gemiddelde somscore berekend. Om de resultaten te verwerken, werd gebruik gemaakt van een randomisatietest voor single case experimentele designs. Deze werd gebaseerd op een gerandomiseerde bepaling betreffende het tijdstip van aanvatten van de therapie. Er werd enerzijds nagegaan of er een significante toename was van psychologische flexibiliteit en de kwaliteit van leven, alsook of er anderzijds een afname was van angst- en depressieve klachten doorheen de psychologische interventie. Er werd per meetvariabele een p–waarde vastgesteld, alsook een visuele analyse uitgevoerd (Bulté & Onghena, 2012) en een effectgrootte berekend (Nonoverlap of All Pairs (NAP); Parker & Vannest 2009), gebruik makend van de Shiny app (https://tamalkd.shinyapps.io/scda/). Dit online softwarepakket werd ontwikkeld door de onderzoeksgroepen ‘Methodology of Educational Sciences Research Group’ en ‘Health Psychology Research Group’ te KU Leuven, specifiek voor de data-analyse bij single case experimenten (https://tamalkd.shinyapps.io/scda/). Voor de NAP worden de volgende criteria gebruikt: <0.3: klein effect; tussen 0.3 en 0.8: middelgroot effect, en >0.8:

groot effect.

Er werd daarnaast eveneens nagegaan of een toename van psychologische flexibiliteit gerelateerd kan worden aan een toename betreffende de kwaliteit van leven en het

(17)

13 emotioneel welbevinden. Om deze onderlinge samenhang te analyseren, werd een multivariate analyse uitgevoerd via SPSS.

RESULTATEN

Psychologische flexibiliteit

Om de gestelde hypotheses te toetsen, werd in eerste instantie nagegaan of er een significante toename was van psychologische flexibiliteit doorheen het behandeltraject. De globale evolutie van psychologische flexibiliteit, kan men terugvinden in Grafiek 1. De evolutie per pijler binnen psychologische flexibiliteit, kan teruggevonden worden in Grafiek 2 t.e.m.

Grafiek 7.

Grafiek 1. Globale evolutie van psychologische flexibiliteit.

Grafiek 2. Evolutie pijler Acceptatie.

(18)

14 Grafiek 3. Evolutie pijler Defusie.

Grafiek 4. Evolutie pijler Zelf.

Grafiek 5. Evolutie pijler Hier en Nu.

(19)

15 Grafiek 6. Evolutie pijler Waarden.

Grafiek 7. Evolutie pijler Toegewijd Handelen.

Op basis van bovenstaande visuele analyses, kunnen we een toename van psychologische flexibiliteit constateren. Deze toename is zichtbaar bij elk van de zes pijlers binnen psychologische flexibiliteit. Indien men de effectgroottes voor psychologische flexibiliteit en elk van zijn pijlers berekent, zou dit telkens om een relatief groot effect gaan (range .89 - .99). De berekende p-waardes geven echter geen significante effecten weer. Dit wordt geïllustreerd in Tabel 1.

(20)

16 Tabel 1: Effectgroottes en p-waardes: Psychologische Flexibiliteit en per pijler.

Effectgroottes P-waarden

Psychologische Flexibiliteit 0.99811 0.492308

Acceptatie 0.97299 0.666667

Defusie 0.93681 0.454546

Zelf 0.96245 0.848485

Hier en Nu 0.91804 0.545455

Waarden 0.89835 0.424243

Toegewijd handelen 0.98352 0.909091

*p<0.05

Angst, depressieve klachten en ervaren kwaliteit van leven

Aan de hand van visuele analyses, zien we een afname van de ervaren angst- en depressieve klachten doorheen de interventieperiode. Dit wordt weergegeven in Grafiek 8 en Grafiek 9.

Grafiek 8. Evolutie variabele Angst.

(21)

17 Grafiek 9. Evolutie variabele Depressie.

Wat betreft de ervaren kwaliteit van leven, zien we een geringe toename wat betreft de functionele schaal (Grafiek 10).

Grafiek 10. Evolutie functionele schaal (EORTC-F).

Met betrekking tot de symptoomschaal en de globale gezondheidsschaal, is er een relatief stabiel verloop merkbaar doorheen de interventie met op het einde een lichte daling voor de symptoomschaal. Dit wordt weergegeven in Grafiek 11 en Grafiek 12.

(22)

18 Grafiek 11. Evolutie symptoomschaal (EORTC-S).

Grafiek 12. Evolutie globale gezondheidsschaal (EORTC-G).

Indien men de effectgroottes en p-waardes berekent, blijkt dit middelgrote tot grote effecten te omvatten (range .66 - .89). De berekende p-waardes blijken voor geen enkele variabele significant. Deze waarden kan men terugvinden in Tabel 2.

(23)

19 Tabel 2. Effectgroottes en p-waardes: Angst, Depressie, Kwaliteit van Leven.

Effectgroottes P-waarden

Angst 0.89377 0.348485

Depressie 0.76145 0.590909

Kwaliteit van leven Functionele schaal 0.66117 0.454546

Symptoomschaal 0.77518 0.303030

Globale gezondheidsschaal 0.75641 0.227273

*p<0.05

Inzake de impact van psychologische flexibiliteit op het emotioneel welbevinden en de ervaren kwaliteit van leven, werd er tevens een multivariate analyse uitgevoerd. Dit om de onderlinge correlatie te analyseren. Deze resultaten kunnen teruggevonden worden in Tabel 3.

Tabel 3. Correlatie Psychologische Flexibiliteit – Angst/Depressie/Kwaliteit van Leven.

Correlatiecoëfficiënt

Psychologische Flexibiliteit * Angst -.268*

Depressie -.330*

Kwaliteit van leven Functionele Schaal .283*

Symptoomschaal -.235

Globale Gezondheidsschaal .229

*p<0.05

De multivariate analyse toont een significante correlatie tussen psychologische flexibiliteit enerzijds en de ervaren angst (Pearson’s r: -.268) en depressieve klachten (Pearson’s r: -.330) anderzijds. Er is tevens een significante samenhang tussen psychologische flexibiliteit en kwaliteit van leven inzake de functionele schaal (Pearson’s r: .283). Rekening houdend met de bevindingen uit de visuele analyses, kan men in huidige studie vaststellen dat een toenemende psychologische flexibiliteit samenhangt met een afname van angst- en depressieve klachten. Een toenemende psychologische flexibiliteit correleert tevens met een toenemende kwaliteit van leven inzake de functionele schaal. Wat betreft de symptoom- en globale gezondheidsschaal (Pearson’s r: -.235 en .229), kan er geen significante correlatie weerhouden worden.

(24)

20 DISCUSSIE

De belangrijkste doelstelling van huidig onderzoek, was het experimenteel toetsen van de impact die ACT kan uitoefenen op het emotioneel welbevinden. Dit meer bepaald wat betreft de ervaren angst, depressieve klachten en kwaliteit van leven. Voorgaand onderzoek suggereert een belangrijke meerwaarde van ACT bij de psychologische ondersteuning van de oncologische patiënt. ACT zou bij deze patiëntengroep onder meer zorgen voor een afname van angst- en depressieve klachten (Christie & Sharpley, 2014; Mohabbat-Bahar et al., 2015;

Sullivan et al., 2014), alsook een hogere kwaliteit van leven teweegbrengen (Feros et al., 2013;

Páez et al., 2007). Dit werd onder meer getoetst door Feros et al. (2013). Hierbij werden 45 oncologische patiënten, met uiteenlopende diagnoses en prognoses, van naderbij gevolgd doorheen een ACT-interventie. Door middel van regressie-analyses kon men constateren, dat veranderingen in de psychologische flexibiliteit tevens veranderingen teweegbrengen in het emotioneel welbevinden en de ervaren kwaliteit van leven bij de oncologische patiënt. De therapie zou zelfs dezelfde effectiviteit vertonen als cognitieve gedragstherapie.

Terugkoppeling naar de hypotheses

In huidige studie werden twee vooropgestelde hypotheses onderzocht. Enerzijds wilden we nagegaan, of er een significante toename plaatsvond van psychologische flexibiliteit doorheen het behandeltraject. Dit om de doeltreffendheid van de interventie te kunnen vaststellen.

Anderzijds wilden we tevens onderzoeken, of een toename van psychologische flexibiliteit gerelateerd kon worden met een toename in het emotioneel welbevinden en de ervaren kwaliteit van leven. Meer specifiek wilden we nagaan of er een afname van angst- en depressieve klachten, alsook een toename van de ervaren kwaliteit van leven plaatsvond doorheen de interventie.

Uit de resultaten van de visuele analyses blijkt, dat de interventie tot een toename heeft geleid in de psychologische flexibiliteit van de deelnemer. Deze toename kan teruggevonden worden binnen elke pijler van psychologische flexibiliteit. Effectgroottes duiden op relatief grote effecten. De berekende p-waardes blijken echter niet significant te zijn, wat betekent dat er nog onzekerheid bestaat over deze effectgroottes. De eerste hypothese van het onderzoek, kan aldus niet eenduidig bevestigd worden.

Inzake de tweede vooropgestelde hypothese, is er bij de visuele analyses een afname zichtbaar van angst- en depressieve klachten, alsook een toename in kwaliteit van leven (functionele schaal) doorheen de interventie. Inzake de overige variabelen binnen kwaliteit

(25)

21 van leven (symptoom- en globale gezondheidsschaal), blijken de visuele analyses relatief stabiel. Effectgroottes wijzen in het algemeen op een middelgroot tot groot effect. De berekende p-waardes blijken ook hier bij geen enkele variabele significant. De multivariate analyse duidt op een significante correlatie tussen de toename in psychologische flexibiliteit enerzijds, en de afname in angst- en depressieve klachten anderzijds. De toename in psychologische flexibiliteit vertoont tevens een significante samenhang met de toename in kwaliteit van leven (functionele schaal). Overige correlaties bleken niet significant. De tweede hypothese van het onderzoek, kan aldus tevens niet eenduidig bevestigd worden.

Sterktes en beperkingen van huidig onderzoek

Er werd reeds menig onderzoek verricht naar de impact van ACT op het emotioneel welbevinden. Doch zijn deze onderzoeksresultaten niet steeds eenduidig te interpreteren (Hacker et al., 2016; Öst, 2014; Zettle, 2015). Met betrekking tot de ervaren kwaliteit van leven, blijken de meeste studies bovendien niet-oncologische deelnemers te omvatten (Angiola & Bowen, 2013). Het huidig onderzoek tracht dan ook een bijdrage te leveren in het experimenteel onderzoek hieromtrent, gebruik makend van een single case experimenteel design. Bij dit design vinden er herhaaldelijke metingen plaats bij één individu, en start de interventie pas na een basislijn (= de wachtperiode). Het voordeel van dergelijk design is dat er relatief weinig deelnemers nodig om geldige uitspraken te doen omtrent de effectiviteit van een interventie. Hiermee onderscheidt het zich van een single case studie, waarbij er niet noodzakelijk manipulaties uitgevoerd worden van een onafhankelijke variabele (interventie) en/of herhaalde observaties plaatsvinden.

Bij de uitvoering en analyse van het onderzoek, werd getracht om zoveel mogelijk vertekende tendensen uit te sluiten. Er werden onder meer voldoende metingen voorzien binnen de wachtperiode en de eigenlijke interventie, om de power op deze wijze zoveel mogelijk te vrijwaren. De dagboekopdracht werd samengesteld aan de hand van valide en betrouwbare vragenlijsten, waarbij de items geselecteerd werden op basis van factoranalyses en relevantie. Met betrekking tot de analyses, werd er onder meer gebruik gemaakt van een randomisatietest voor single case experimentele designs. Deze werd gebaseerd op een gerandomiseerde bepaling betreffende het tijdstip van aanvatten van de interventie, om de impact van omgevingsfactoren te minimaliseren.

Er kunnen echter tevens een aantal beperkingen aangebracht worden, waarmee men rekening dient te houden bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Zo werd bij huidig

(26)

22 onderzoek gebruik gemaakt van een basic interrupted design (AB-design), waardoor men de impact van omgevingsfactoren op de interne validiteit niet kan vrijwaren. Inzake de interne validiteit dient bovendien te worden vermeld, dat de onderzoeksleider ervaring doch geen langdurig geschoolde achtergrond heeft wat betreft ACT. De impact die ACT kan hebben op het emotioneel welbevinden en de kwaliteit van leven, wordt binnen de huidige onderzoeksresultaten dan ook potentieel onderschat.

Wat betreft de dagboekopdracht die binnen deze studie gehanteerd werd, werd een vaste volgorde van de vragen in het dagboek aangehouden. Hierdoor kan er potentieel sprake zijn van een leereffect bij het scoren van de items, en dat is een beperking. In toekomstig onderzoek zou de volgorde van de vragen variabel kunnen zijn.

Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten, is het tevens belangrijk om de medische en psychiatrische voorgeschiedenis van de deelnemer indachtig te houden. Het betreft een vrouw van middelbare leeftijd, welke gediagnosticeerd werd met een mammacarcinoom (curatieve opzet), en haar behandeltraject recent (<3 maanden) afgerond had bij de start van het onderzoek. In het verleden werd tevens COPD en fibromyalgie vastgesteld, alsook is er een voorgeschiedenis van depressieve episodes aanwezig. Deze klachten vormden bij aanvang van het onderzoek een onderdeel van de hulpvraag tot psychologische ondersteuning, en kenden aldus nog geen gestabiliseerd verloop. Tijdens haar aanmelding waren er tevens zorgen aanwezig betreffende een potentieel oncologisch herval bij de partner van mevrouw. Deze elementen kunnen potentieel een bias betekenen voor het effect van de interventie op het emotioneel welbevinden en de kwaliteit van leven die ervaren wordt.

Suggesties voor verder onderzoek

Op basis van de huidige beperkingen, kunnen er diverse suggesties aangereikt worden voor verder onderzoek. Inzake de interne validiteit, kan het een suggestie vormen om het onderzoek te herhalen met een geschoolde ACT-therapeut, een controlegroep, of om de onderzoeksresultaten te vergelijken met deelnemers die psychologische ondersteuning ontvangen hebben zonder betrokkenheid van ACT-beginselen. Dit om specifiek de meerwaarde van ACT te kunnen capteren, losstaand van de therapeutische relatie. Het kan tevens een interessant gegeven vormen, om het emotioneel welbevinden nogmaals te bevragen enige tijd na de interventie. Dit om na te gaan of de effecten ook op langere termijn behouden blijven.

(27)

23 Zoals reeds eerder vermeld, vormt de generaliseerbaarheid de voornaamste beperking binnen single case experimentele designs. Men kan de externe validiteit vergroten door (succesvolle) replicaties uit te voeren bij andere patiënten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een multiple baseline design. Hierbij worden meerdere deelnemers betrokken binnen het onderzoek, die elk op een gerandomiseerd tijdstip starten met de interventie. Dit om de impact van toevallige life-events op de resultaten zo omvattend mogelijk in te perken. Het kan tevens interessant zijn om een diversiteit aan kankerdiagnoses en/of psychiatrische kwetsbaarheden op te nemen in toekomstig onderzoek, om de generaliseerbaarheid te verhogen.

CONCLUSIE

Samengevat kan worden gesteld, dat huidig onderzoek bijkomende evidentie biedt omtrent de meerwaarde van ACT bij de psychologische ondersteuning van oncologische patiënten. Een toenemende psychologische flexibiliteit kan samengaan met een afname inzake angst- en depressieve klachten, alsook een toename wat betreft de ervaren kwaliteit van leven. Dit voornamelijk wat betreft de functionele schaal. Desondanks blijft verder onderzoek nodig, om de gebrekkige eenduidigheid binnen de diverse statistische analyses te kaderen.

(28)

24 REFERENTIES

Aaronson NK, Ahmedzai S, Bergman B, et al. (1993). The European Organization for Research and Treatment of cancer QLQ-C30: A quality-of-life instrument for use in international clinical trials in oncology. Journal of the National Cancer Institute, 85, 365-76.

Angiola, J.E., & Bowen, A.M. (2013). Quality of life in advanced cancer: An acceptance and commitment therapy view. The Counseling Psychologist, 41(2), 313-335. Doi:

10.1177/0011000012461955

Batink, T. & Delespaul, P. (2015). De Flexibiliteits Index Test (FIT 60). Gedragstherapie, 48(4), 310-332.

Batink, T., Jansen, G. & De Mey, H.R.A. (2012a). Flexibiliteits Index Test (FIT-60).

Batink, T., Jansen, G. & De Mey, H.R.A. (2012b). De Flexibiliteits Index Test (FIT-60): Een beknopte beschrijving. GZ-Psychologie, 5, 18-21.

Bjelland, I, Dahl, A.A., Haug, T.T., & Neckelmann, D. (2002). The validity of the hospital

anxiety and depression scale. An updated literature review. Journal Psychosom Res, 52(2), 69-77.

Block, J.A., & Wulfert, E. (2000). Acceptance and change: Treating socially anxious college students with ACT or CBGT. Behavior Analyst Today, 1, 3-10.

Bluett, E.J., Homan, K.J., Morrison, K.L., Levin, M.E., & Twohig, M.P. (2014). Acceptance and commitment therapy for anxiety and OCD spectrum disorders: An empirical review.

Journal of Anxiety Disorders, 28, 612-624.

Bohlmeijer, E.T., Fledderus, M., Rokx, T.A.J.J., & Pieterse, M.E. (2011). Efficacy of an early intervention based on acceptance and commitment therapy for adults with depressive symptomatology: Evaluation in a randomized controlled trial. Behaviour Research and Therapy, 49, 62-67. http://dx.doi.org/10.1016/j.brat0.2010.10.003

Bulté, I., & Onghena, P. (2012). When the truth hits you between the eyes. A software tool For the visual analysis of single-case experimental data. Methodology, 8, 104–114.

doi:10.1027/1614-2241/a000042

Bultz, B.D. & Carlson, L.E. (2006). Emotional distress: The sixth vital sign – future directions in cancer care. Psycho-Oncology, 15, 93-95.

Carter, J.D., McIntosh, V.V., Jordan, J., Porter, R.J., Frampton, C.M., & Joyce, P.R. (2013).

Psychotherapy for depression: A randomized clinical trial comparing schema therapy and cognitive behavior therapy. Journal of Affective Disorders, 151, 500-505.

(29)

25 Christie, D.R.H., & Sharpley, C.F. (2014). Depression and prostate cancer – why do they show

up together?. Nat. Rev. Urol., 11, 547-548. Doi: 10.1038/nrurol.2014.226

Cvetkovic, J., & Nenadovic, M. (2016). Depression in breast cancer. Psychiatry Research, 240, 343-347.

Dalrymple, K.L., & Herbert, J.D. (2007). Acceptance and commitment therapy for generalized social anxiety disorder: A pilot study. Behavior Modification, 31, 543-568.

Ellis, P., Hickie, J.,& Smith, D.(2003). RANZCP clinical practice guidelines. Summary of guidelines for the treatment of depression. Australian Psychiatry, 11(1), 34–38.

Feros, D.L., Lane, L., Ciarrochi, J., & Blackledge, J.T. (2013). Acceptance and commitment therapy (ACT) for improving the lives of cancer patients: A preliminary study. Psycho- Oncology, 22, 459-464. Doi: 10.1002/pon.2083

Forman, E.M., Herbert, J.D., Moitra, E., Yeomans, P.D., & Geller, P.A. (2007). A randomized controlled effectiveness trial of acceptance and commitment therapy and cognitive therapy for anxiety and depression. Behavior Modification, 31, 772-799.

http://dx.doi.org/10.1177/0145445507302202

Gabriel, J. (2007). The Biology of Cancer. West Sussex: John Wiley & Sons Ltd.

Ganz, P.A. (2005). Breast Cancer, menopause, and long-term survivorship: Critical issues for the 21ste century. Am J Med, 118, 136-141.

Hacker, T., Stone, P., & MacBeth, A. (2016). Acceptance and commitment therapy – Do we know enough? Cumulative and sequential meta-analyses of randomized controlled trials. Journal of Affective Disorders, 190, 551-565.

http://dx.doi.org/10.1016/j.jad.2015.10.053

Hayes, S.C. (2016). Acceptance and commitment therapy, relational frame theory, and the third wave of behavioral and cognitive therapy – republished article. Behavior Therapy, 47, 869-885.

Hayes, S. C., Barnes-Holmes, D., & Roche, B. (2001). Relational Frame Theory: A Post- Skinnerian account of human language and cognition. New York: Plenum Press.

Hayes, S.C., Luoma, J.B., Bond, F.W., Masuda, A., & Lillis, J. (2006). Acceptance and

commitment therapy: Model, processes and outcomes. Behaviour Research and Therapy, 44, 1-25. http://dx.doi.org/10.1016/j.brat0.2005.06.006

Hayes, S.A., Orsillo, S.M., & Roemer, L. (2010). Changes in proposed mechanisms of action during an acceptance-based behavior therapy for generalized anxiety disorder.

Behaviour Research and Therapy, 48, 238-245.

(30)

26 Hayes, S. C., Strosahl, K., & Wilson, K. G. (1999). Acceptance and Commitment Therapy: An

experiential approach to behavior change. New York: Guilford Press.

Hill, J., Holcombe, C., Clark, L., Boothby, M.R.K., Hincks, A., Fisher, J., Tufail, S., & Salmon, P.

(2011). Predictors of onset of depression and anxiety in the year after diagnosis of breast cancer. Psychological Medicine, 41, 1429-1436. Doi:

10.1017/S0033291710001868

Hopwood, P., Sumo, G., Mills, J., Haviland, J., & Bliss, J.M. (2009). The course of anxiety and depression over 5 years of follow-up and risk factors in women with early breast cancer: Results from the UK Standardisation of Radiotherapy Trials (START). Breast, 19, 84-91.

Iversen, I.H. (1992). Skinner’s early research - from reflexology to operant conditioning.

American Psychologist, 47(11), 1318-1328.

Jansen, G., & Batink, T. (2015). Time to ACT! Het basisboek voor professionals. Zaltbommel:

Uitgeverij Thema.

Kashdan, T.B., Barrios, V., Forsyth, J.P., & Steger M.F. (2006). Experiential avoidance as a generalized psychological vulnerability: comparisons with coping and emotion regulation strategies. Behav. Res. Ther., 44(9), 1301-1320. Doi:

10.1016/j.brat.2005.10.003

Kathol, R., Mutgi, A., Williams, J., Clamon, G., & Noyes Jr, R. (1990). Diagnosis of major

depression according to four sets of criteria. The American Journal of Psychiatry, 147, 1021-1024.

Knobf, M.T. (2007). Psychosocial responses in breast cancer survivors. Semin Oncol Nurs, 23(1), 71-83.

Kocovski, N.L., Fleming, J.E., & Rector, N.A. (2009). Mindfulness and acceptance based group therapy for social anxiety disorder: An open trial. Cognitive and Behavioral Practice, 16, 276-289.

Kuhl, J., & Helle, P. (1986). Motivational and volitional determinants of depression: The degenerated-intention hypothesis. Journal of Abnormal Psychology, 95, 247-251.

Linden, W., Vodermaier, A., MacKenzie, R., & Greig, D. (2012). Anxiety and depression after cancer diagnosis: Prevalence rates by cancer type, gender, and age. Journal of Affective Disorders, 141, 343-351.

Liu, X.Q., Li, Y.J., Yan, F., et al. (2000). Study on status of social support for cancer patients. Nan Fang J Nurse, 7(5), 3-4.

(31)

27 Mohabbat-Bahar, S., Maleki-Rizi, F., Akbari, M.E., & Moradi-Joo, M. (2015). Effectiveness of

group training based on acceptance and commitment therapy on anxiety and depression of women with breast cancer. Iran J Cancer Prev., 8(2), 71-76.

Mitchell, A.J., Chan, M., Bhatti, H., Halton, M, Grassi, L., Johansen, C., & Meader, N. (2011).

Prevalence of depression, anxiety, and adjustment disorder in oncological, haematological, and palliative-care settings: A meta-analysis of 94 interview-based studies. Lancet Oncol, 12, 160-174.

Nolen-Hoeksema, S., Parker, L., & Larson, J. (1994). Ruminative coping with depressive mood following loss. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 92-104.

Offerman, M.P.J., Schroevers, M.J., van der Velden, L., de Boer, M.F., & Pruyn, J.F.A. (2010).

Goal processes & self-efficacy related to psychological distress in head & neck cancer patients and their partners. Eur J Oncol Nurs, 14, 231-237.

Osborn, R.L., Demoncada, A.C., & Feuerstein, M. (2006). Psycho-social interventions for depression, anxiety, and quality of life in cancer survivors. Int J Psychiatry Med, 36, 13- 34.

Ossman, W.A., Wilson, K.G., Storaasli, R.D., & McNeill, J.W. (2006). A preliminary investigation of the use of Acceptance and Commitment Therapy in a group treatment for social phobia. International Journal of Psychology and Psychological Treatment, 6, 397-416.

Öst, L.G. (2014). The efficacy of acceptance and commitment therapy: An updated systematic review and meta-analysis. Behaviour Research and Therapy, 61, 105-121.

http://dx.doi.org/10.1016/j.brat.2014.07.018.

Otte, C. (2011). Cognitive behavioral therapy in anxiety disorders: Current state of the evidence. Dialogues in Clinical Neuroscience, 13, 413-421.

Páez, M., Luciano, M.C., & Gutiérrez, O. (2007). Psychological treatment for breast cancer:

Comparison between acceptance based and cognitive control based strategies.

Psicooncología, 4, 75-95.

Parker, R. I., & Vannest, K. J. (2009). An improved effect size for single case research:

NonOverlap of All Pairs (NAP). Behavior Therapy, 40, 357-367.

Pinquart, M., Fröhlich, C., & Silbereisen, R.K. (2008). Testing models of change in life goals after a cancer diagnosis. J Loss Trauma, 13, 330-351.

Ruiz F.J. (2012). Acceptance and commitment therapy versus traditional cognitive behavioral therapy: A systematic review and meta-analysis of current empirical evidence. Int J Psychol Ther, 12, 333-357.

(32)

28 Seligman, M.E.P. (1975). Helplessness. San Francisco: W.H. Freeman.

Singer, S., Das-Munshi, J., & Brähler, E. (2010). Prevalence of mental health conditions in cancer patients in acute care - a meta-analysis. Annals of Oncology, 21, 925-930.

Stommel, M., Kurtz, M.E., Kurtz, J.C., Given, C.W., & Given, B.A. (2004). A longitudinal analysis of the course of depressive symptomatology in geriatric patients with cancer of the breast, colon, lung, or prostate. Health Psychology, 23, 564-573.

Stone, P., Hardy, J., Broadley, K., Tookman, A.J., Kurowska, A., & A’Hern, R. (19999). Fatigue in advanced cancer: A prospective controlled cross-sectional study. British Journal of Cancer, 79(9-10), 1479-1486.

Sullivan, D.R., Ganzini, L., Lopez-Chavez, A., & Slatore, C.G. (2014). Association of patient characteristics with chemotherapy receipt among depressed and non-depressed patients with non-small lung cancer. Psycho-Oncology, 23, 1318-1322. Doi:

10.1002/pon.3528

Swain, J., Hancock, K. Hainsworth, C., & Bowman, J. (2013). Acceptance and commitment therapy in the treatment of anxiety: A systematic review. Clinical Psychology Review, 33, 965-978.

Twohig, M.P. (2009). Acceptance and commitment therapy for treatment-resistant

posttraumatic stress disorder: A case study. Cognitive and Behavioral Practice, 16, 243- 252.

Twohig, M.P. (2012). Introduction: The basics of acceptance and commitment therapy.

Cognitive and Behavioral Practice, 19, 499-507.

Van Randenborgh, A., Hüffmeier, J., Lemoult, J., & Joormann, J. (2010). Letting go of unmet goals: Does self-focused rumination impair goal disengagement?. Motiv Emot, 34, 325- 332. Doi: 10.1007/s11031-010-9190-9

Vehling, S., Lehmann, C., Oechsle, K., Bokemeyer, C., Krull, A., Koch, U., & Mehnert, A. (2012).

Is advanced cancer associated with demoralization and lower global meaning? The role of tumor stage and physical problems in explaining extential distress in cancer patients. Psycho-Oncology, 21(1), 54-63.

Vin-Raviv, N., Akinyemiju, T.F., Galea, S., & Bovbjerg, D.H. (2015). Depression and anxiety disorders among hospitalized women with breast cancer. pLoS ONE, 10(6), 129-169.

Doi: 10.1371/journal.pone.0129169

(33)

29 Vodermaier, A., Linden, W., & Siu, C. (2009). Screening for emotional distress in cancer care. A

systematic review of assessment instruments. Journal of the National Cancer Institute, 101, 1464-1488.

Walsh, D. Donnelly, S., & Rybicki, L. (2000). The symptoms of advanced cancer: Relationship to age, gender, and performance status in 1,000 patients. Supportive Care in Cancer, 8(3), 175-179.

Weng, Z.Y., Xi, M.Z., He, X.Y., Geng, S.R., et al. (1998). Cancer quality of life evaluation – A new QOL-C30 Scale. Chin Journal Cancer, 17(3), 237-238.

Wilson, K.G., Chochinov, H.M., Skirko, M.G., Allard, P., Chary, S., Gagnon, P.R., & Clinch, J.J.

(2007). Depression and anxiety disorders in palliative cancer care. Journal of Pain and Symptom Management, 33(2), 118-129.

Wrosch, C. , Miller, G.E., Scheier, M.F., & de Pontet, S.B. (2007). Giving up on unattainable goals: Benefits for health?. Personality and Social Psychology Bulletin, 33, 251-265.

Yoo, G.J., Levine, E.G., & Pasick, R. (2014). Breast cancer and coping among women of color: A systematic review of the literature. Support Care Cancer, 22, 811-824.

Doi:10.1007/s00520-013-2057-3.

Zettle, R.D. (2015). Acceptance and commitment therapy for depression. Current Opinion in Psychology, 2, 65-69.

(34)

Bijlage: Dagboekopdracht

Mijn functioneren: Dagboek

Beste deelnemer

Hartelijk dank om deel te nemen aan dit onderzoek! Wij zijn geïnteresseerd in uw fysieke gezondheid, alsook hoe u met stress/problemen omgaat.

In bijlage kan u aan aantal stellingen terugvinden. Het is de bedoeling dat u elke avond voor het slapengaan een blad invult (voor- én achterzijde!). Gelieve na elke stelling aan te geven in welke mate deze voor uzelf van toepassing is. Dit door het meest passende cijfer te omcirkelen, bijvoorbeeld:

Vandaag heb ik met smaak gegeten:

Helemaal niet Heel sterk

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Er zijn geen goede of foute antwoorden. Belangrijk is dat u de vragenlijst zelfstandig invult, zonder te overleggen met derden, alsook telkens te controleren of u geen stelling overgeslagen hebt.

Gezien u DAGELIJKS een blad dient in te vullen, is het belangrijk dat u aangeeft in welke mate de stelling DIE DAG voor u van toepassing is. U mag de ingevulde vragenlijst nadien terug in de bijgeleverde envelop voegen en meenemen naar de volgende groepssessie. Het is de bedoeling dat u de ingevulde vragenlijsten niet meer herleest, van zodra u ze in de envelop gevoegd heeft.

Alvorens de vragenlijst aan te vangen, mag u eerst uw naam en de datum van vandaag noteren op dit voorblad:

Naam: Datum

Alvast veel succes!

Bij vragen of onduidelijkheden, mag u steeds contact opnemen via onderstaande gegevens:

De Moor Jolien – Klinisch Psycholoog – Afdeling Oncologie – AZ Jan Palfijn Gent Watersportbaan 5

9000 Gent

Tel.: 09/224 88 77

E-mail: jolien.demoor@janpalfijngent.be

7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer blijkt dat langduriger begeleiding wenselijk is dan kunt u, wanneer u dit wilt, worden doorverwezen naar maatschappelijk werk bij u in de buurt. ● Locatie:

Zeker wanneer u een tijdje niet goed kunt eten, kunnen extra vitamines en mineralen een nuttige aanvulling zijn.. Misschien vindt u het prettig om iets extra’s

U kunt behoefte hebben aan revalidatie in alle fasen van de ziekte krijgen: tijdens de behandeling, na de.. behandeling, maar ook in de (langdurige)

In deze folder kunt u meer informatie vinden over de verzorging van een oncologisch ulcus (wond op basis van tumorweefsel)..

Het is niet aangetoond dat er een statistisch toetsbaar samenhang tussen psychologische (in-) flexibiliteit en dagelijkse beperking bestaat, maar het onderzoek geeft aanleiding

Dit komt, omdat er meer aandacht is voor het verbeteren van de kwaliteit van de zorg, eenheid van behandeling belangrijker wordt, de effectiviteit van de zorg bevorderd moet worden

[r]

Beweegprogramma tijdens of na afloop van de medische behandeling Onderzoek wijst uit dat u beter in conditie blijft als u regelmatig traint.. Ook kunnen klachten afnemen die u