• No results found

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK PHILIPSTERREIN TE WEERT GEMEENTE WEERT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK PHILIPSTERREIN TE WEERT GEMEENTE WEERT"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK PHILIPSTERREIN

TE WEERT

GEMEENTE WEERT

(2)

© Econsultancy bv, Doetinchem

Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto- kopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)

Archeologisch bureauonderzoek

Philipsterrein te Weert in de gemeente Weert

Opdrachtgever Schoonderbeek en Partners Advies bv

Postbus 374

6710 BJ Ede

Project WEE.SCH.ARC

Rapportnummer 09121853

Status Definitieve rapportage

Datum 12 januari 2011

Vestiging Doetinchem

Auteur Drs. G.W.J. Spanjaard (Fysisch Geograaf)

Paraaf

Met een bijdrage van: Ir. E.M. ten Broeke (Prospector)

Autorisatie Drs. M. Stiekema (Senior Prospector)

Paraaf

(3)

Administratieve gegevens plangebied

Projectcode en nummer 09121853 WEE.SCH.ARC

Toponiem Philipsterrein

Opdrachtgever Schoonderbeek en Partners Advies bv

Gemeente Weert

Plaats Weert

Provincie Limburg

Kadastrale gegevens Gemeente Weert, sectie R, nummers 1899, 3215, 4257, 4258, 4552, 4555, 4556, 4557, 4608, 4609, 4610 en 4611

Omvang plangebied 15,5 ha

Kaartblad 57 H (1:25.000)

coördinaten centrum plangebied X: 175.365 / Y: 362.020

Bevoegde overheid Gemeente Weert

De heer W. Truyen Postbus 950 6000 AZ Weert

Deskundige namens de bevoegde overheid ArchAeO

De heer F.P. Kortlang Rapelenburglaan 9 5654 AP Eindhoven T: 040 – 2519270 E: advies@archaeo.nl

ARCHIS2

Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer

Onderzoeksnummer

Bureauonderzoek 44.502

n.v.t.

46.904

Archeoregio NOaA Brabants zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Doetinchem

Uitvoerders Econsultancy, Drs. G.W.J. Spanjaard en Ir. E.M. ten Broeke

Datum 12 januari 2011

Kwaliteitszorg

Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booron- derzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsul- tancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.

(4)

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van Schoonderbeek en Partners Advies bv in december 2010 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorge- nomen herontwikkeling van het Philipsterrein, gelegen aan de Industriekade te Weert in de gemeente Weert. Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische resten, die door eventuele ontwikkelingen kunnen worden aangetast, wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden (zie bijlage 3).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Volgens het opgestelde gespecificeerde arche- ologisch verwachtingsmodel wordt de kans op het aantreffen van archeologische waarden binnen het plangebied grotendeels middelhoog geacht en worden deze waarden verwacht onder(in) het esdek en in de top van de dekzandafzettingen. Het terreindeel ter plaatse van de voormalige omgrachte hoeve Scholtissenhof heeft een hoge verwachting voor de Nieuwe tijd. Ter plaatse van de voormalige gracht kunnen archeologische resten voorkomen tot relatief grote diepte (grachtvulling).

Selectieadvies

Op grond van de middelhoge archeologische verwachting wordt geadviseerd voor de onbebouwde terreindelen een inventariserend veldonderzoek uit te voeren in de vorm van een verkennend boor- onderzoek.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten binnen de bebouwde terreindelen kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Weert), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeks- methode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten binnen de bebouwde delen van het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden binnen deze terreindelen toch archeolo- gische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente of de provincie.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ... 1

2. DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ... 1

3. BUREAUONDERZOEK ... 1

3.1 Methoden ... 1

3.2 Afbakening van het plangebied ... 2

3.3 Huidige situatie ... 3

3.4 Toekomstige situatie ... 3

3.5 Beschrijving van het historische gebruik ... 3

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens ... 6

3.7 Archeologische waarden ... 9

3.8 Aanvullende informatie ... 12

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van het dekzandeiland van Weert ... 12

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 12

4. CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ... 14

4.1 Conclusie ... 14

4.2 Selectieadvies ... 14

LITERATUUR ... 16

BRONNEN ... 16

(6)

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Afbeelding 1 - Situering van het onderzoeksgebied binnen Nederland Afbeelding 2 - Situering van het plangebied

Afbeelding 3 - Uitsnede van de Kadastrale kaart (Verzamelplan) uit 1811 Afbeelding 4 - Uitsnede van de Kadastrale kaart (Minuutplan) uit 1811 Afbeelding 5 - Uitsnede van de Kadastrale kaart (Minuutplan) uit 1811 Afbeelding 6 - Uitsnede van de Militaire topografische kaart uit 1901 Afbeelding 7 - Uitsnede van de Militaire topografische kaart uit 1928 Afbeelding 8 - Uitsnede van de Topografische kaart uit 1963

Afbeelding 9 - Uitsnede van de Topografische kaart uit 1973 Afbeelding 10 - Beeldmateriaal aanleg Philipscomplex

Afbeelding 11 - Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) Afbeelding 12 - Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

Afbeelding 13 - Bodemkaart van Nederland (1:50.000) Afbeelding 14 - IKAW, monumenten en waarnemingen Afbeelding 15 - Archeologische beleidskaart gemeente Weert Afbeelding 16 - Historisch beeldmateriaal Scholtissenhof

Afbeelding 17 - Deellocaties waarvoor inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I. - Geraadpleegd historisch kaartmateriaal

Tabel II. - Overzicht verleende bouwvergunningen plangebied Tabel III. - Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel IV. - Grondwatertrappenindeling

Tabel V. - Overzicht AMK-terreinen Tabel VI. - Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel VII. - Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Tabel VIII. - Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel BIJLAGEN

BIJLAGE 1: Overzicht geologische en archeologische tijdvakken BIJLAGE 2: Bewoningsgeschiedenis van Nederland

BIJLAGE 3: AMZ-cyclus BIJLAGE 4: Planontwerp

BIJLAGE 5: Archeologische monumenten

(7)

1. INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van Schoonderbeek en Partners Advies bv een archeologisch bureau- onderzoek uitgevoerd voor het Philipsterrein te Weert in de gemeente Weert. Het plangebied zal wor- den herontwikkeld, waarbij een nieuwe invulling met woon-/werkkavels en bedrijfskavels zal worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden aangetast.

Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (Hoofdstuk 3). Uitgaande van het in het bureauonderzoek gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (Hoofdstuk 4). Dit advies dient te worden voorge- legd aan het bevoegd gezag (gemeente Weert). De geadviseerde vervolgstappen worden conform de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) opgesteld, het kader waarin archeologisch onderzoek bin- nen Nederland wordt uitgevoerd (zie bijlage 3).

2. DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN

Het bureauonderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plange- bied, wat dient te resulteren in een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plan- gebied. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)?

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 24 december 2010 en 12 januari 2011. Meegewerkt hebben:

drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf) en ir. E.M. ten Broeke (prospector). Het onderzoek is gecon- troleerd door drs. M. Stiekema (senior prospector).

3. BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.

Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06.1

1 Beschikbaar via www.sikb.nl

(8)

Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:

 afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige ge- bruik (LS01);

 beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02);

 beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03);

 beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04);

 opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).

Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS);

 de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);

 de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW);

 bodem-, geologische en geomorfologische kaarten;

 dinoloket;

 literatuur en historisch kaartmateriaal;

 kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH);

 bouwhistorische gegevens;

 de recente topografische kaart 1:25.000;

 recente luchtfoto’s;

 het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);

 de archeologische verwachtingskaarten van gemeente Weert;

 plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging;

 het NUMismatisch InformatieSysteem (NUMIS).

3.2 Afbakening van het plangebied

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden.

Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied en betreft in het huidige onderzoek het gebied binnen een straal van circa 2 km rondom het plangebied.

Het plangebied betreft het Philipsterrein aan de Industriekade, gelegen op een afstand van circa 2,0 km ten zuidwesten van het centrum van Weert in de gemeente Weert (zie afbeeldingen 1 en 2). Vol- gens de topografische kaart van Nederland ligt het plangebied op kaartblad 57 H, 2004 (schaal 1:25.000). Volgens het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) bevindt het maaiveld binnen het plangebied zich grotendeels op een hoogte van circa 34,5 m +NAP. Binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 33,5 m +NAP. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Weert, sectie R, nummers 1899, 3215, 4257, 4258, 4552, 4555, 4556, 4557, 4608, 4609, 4610 en 4611.

Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:

 aan de noordwestzijde wordt het plangebied begrensd door de Industriekade en Zuid-Wil- lemsvaart;

 aan de noordoostzijde en zuidwestzijde wordt het plangebied begrensd door respectievelijk de Havenweg en de Uilenweg. Aan de overzijde van deze wegen bevinden zich verschillende bedrijfsterreinen;

 aan de zuidoostzijde bevindt zich een weiland;

(9)

3.3 Huidige situatie

Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Bodemverontreini- ging, landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op het archeologische verwachtingsmodel.

Het plangebied is momenteel grotendeels in gebruik als bedrijfsterrein. Binnen dit terrein bevinden zich diverse industriële gebouwen. Daarnaast zijn terreinverhardingen aanwezig, waaronder ontslui- tingswegen en parkeerterreinen. Het zuidoostelijke deel van het plangebied is in gebruik als weiland.

3.4 Toekomstige situatie

Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in situ of behoud ex situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventuele archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen, dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen.

In het plangebied is de sloop van een deel van de bestaande bebouwing gepland. Vervolgens zal de nieuwbouw van meerdere woon-/werkkavels aan de zijde van de Uilenweg en bedrijfskavels aan de zijde van de Zuid-Willemsvaart worden gerealiseerd (zie bijlage 4). De verschillende kavels worden ontsloten door de aanleg van een 6 meter brede laan binnen het plangebied. Deze laan zal worden voorzien van een klinkerverharding. De bestaande bebouwing binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied blijft behouden. Binnen dit deel van het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. De exacte oppervlakte en diepte van de bodemverstoringen die gepaard gaan met de voorgenomen ont- wikkelingen zijn vooralsnog onbekend.

3.5 Beschrijving van het historische gebruik

In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook sporen van menselijk gebruik voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historische gebouwen en historische geo- grafie. Veel van de bewaard gebleven historische gebouwen en historische geografie geven door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20e eeuw een incompleet beeld van het historisch land- schap. Historische kaarten van voor de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige in- complete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd.

Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal was aan het begin van de 19e eeuw al be- bouwing van verschillende boerderijen aanwezig binnen het plangebied (zie afbeeldingen 3, 4 en 5).

Een van de bebouwde erven, gelegen langs de Boshoverbeek binnen het zuidelijke deel van het plangebied, werd omgeven door een gracht. De onbebouwde delen van het plangebied waren gro- tendeels in agrarisch gebruik. De gebiedsaanduidingen binnen het plangebied en ook ten westen en ten oosten daarvan, respectievelijk Op de Beek, Neelkens Beemd en Baese Beemd, doen vermoe- den dat het relatief laag gelegen, mogelijk drassige weidegebieden langs een beek betrof. Ten zuiden van het plangebied lag een grootschalig akkercomplex, genaamd de Vaele Aker. Binnen het noorde- lijke deel van het plangebied waren de percelen kleinschalig en binnen het zuidelijke deel grootscha- lig verkaveld. Langs de noordwestgrens was reeds het kanaal aanwezig, genaamd Grand Canal du Nord. Dit kanaal is in de periode 1804-1810 gegraven in opdracht van Napoleon Bonaparte, maar is nooit voltooid. Het kanaal zou de Schelde, de Maas en de Rijn moeten verbinden en had als doel om de handel over de rivieren om te leiden naar Antwerpen. De aanleg van het kanaal werd echter niet voltooid.

(10)

Op enige afstand ten zuidwesten van het plangebied lagen aan het begin van de 19e eeuw grootscha- lige, onontgonnen terreinen. De kern van Weert, op een afstand van 2 km ten noordoosten van het plangebied, werd omgeven door een stadsmuur/-wal.

Aan het begin van de 20e eeuw was de omgrachting van het erf binnen het zuidelijke deel van het plangebied deels verdwenen (zie afbeelding 6). Ten noorden van het plangebied was een spoorlijn aangelegd. Ten zuidwesten van het plangebied waren 2 waterpartijen ontstaan als gevolg van zand- afgraving ten behoeve van de aanleg van de spoorlijn Eindhoven - Weert (zie afbeelding 7). Tegen- woordig maken deze deel uit van het natuur- en recreatiegebied De IJzeren Man.

In de tweede helft van de 20e eeuw werd binnen het plangebied in verschillende fasen de huidige industriële bebouwing opgericht (zie afbeeldingen 8 en 9). De eerste bebouwingsfase van het Philips- terrein vond plaats in de periode 1958-1961 en ging gepaard met grootschalige grondwerkzaamhe- den en bodemverstoringen tot grote diepte (zie afbeelding 10). De oorspronkelijke bebouwing binnen het plangebied werd voor aanvang van deze bouwfase gesloopt. Ook rondom het plangebied werd het industrieterrein verder ingericht, waarbij wegen, bebouwing en een haven aan het kanaal werden aangelegd. De Boshoverbeek werd omgeleid via een loop ten noordoosten van het plangebied.

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2

Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omgeving

Kadastrale kaart (verzamelplan)

1811 Weert, Gemeente

Limburg

1:25.000 Bebouwing op verschillende locaties binnen plangebied. Verschillende (zand)wegen binnen plangebied.

Kanaal ten noordwesten reeds aanwe- zig (Grand Canal du Nord). Kern van Weert voorzien van stadsmuur/wal.

Kadastrale kaart (minuutplan)

1811 Weert, Sectie K,

Blad 01

1:2.500 Bebouwing van verschillende boerderijen binnen plangebied, waaronder een ruim bebouwd omgracht terrein binnen zuidelij- ke deel plangebied. Gekanaliseerde (voor- loper van) Boshoverbeek binnen zuidoos- telijke deel plangebied. Overige delen plangebied in agrarisch gebruik. Noordelij- ke deel kleinschalig verkaveld, zuidelijke deel grote akkercomplexen. Veelal hout- wallen/bomenrijen op perceelsgrenzen.

Kanaal ten noordwesten van plange- bied reeds aanwezig (Grand Canal du Nord). Grootschalig akkercomplex ten zuiden van plangebied. Grootschalig onontgonnen gebied op enige afstand ten zuidwesten.

Militaire topogra- fische kaart (veldminuut)

1901 737 1:50.000 Nog altijd enkele boerenerven binnen plangebied. Bebouwing binnen zuidelijke deel niet meer geheel omgracht.

Spoorlijn ten noorden van plangebied.

Militaire topogra- fische kaart (veldminuut)

1931 737 1:50.000 Binnen plangebied weinig veranderingen. Voorloper industriekade langs noord- westgrens plangebied. Verschillende waterpartijen ten zuidwesten.

Topografische kaart

1963 57 H 1:25.000 Eerste industriële bebouwing binnen plangebied.

Haven aangelegd aan kanaal ten westen van plangebied.

Topografische kaart

1973 57 H 1:25.000 Toename industriële bebouwing binnen plangebied.

Verdere inrichting industrieterrein ten noordoosten en ten zuidwesten van plangebied. Boshoverbeek omgeleid ten noorden van plangebied.

KICH3

Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd.

2 http://watwaswaar.nl

3 www.kich.nl

(11)

Bouwhistorische gegevens

Bij de gemeente Weert is het archief van de Bouw- en Woningtoezicht geraadpleegd (contactpersoon de heer W.G.A.H. Truyen). Het archief bevat voor deze locatie gegevens vanaf 1959. Tabel II geeft een opsomming van de verleende bouwvergunningen voor de onderzoekslocatie.

Tabel II. Verleende bouwvergunningen

Naam aanvrager Datum aanvraag Bouwvergunning en omschrijving

Philips Gloeilampenfabriek nv 13-04-1959 BV2949: plaatsen terreinafscheiding

Philips Gloeilampenfabriek nv 25-05-1959 BV2951: bouw magazijn gedeelte b

Philips Gloeilampenfabriek nv 17-07-1959 BV2953: bouw 3 bijgebouwen (d+e+t)

Philips Gloeilampenfabriek nv 16-11-1959 BV2952: bouw gloeilampenfabriek gedeelte a

Philips Gloeilampenfabriek nv 18-01-1960 BV2956: bouw schakelstation

Philips Gloeilampenfabriek nv 20-06-1960 BV2954: bouw portiersloge met terreiningang

Philips Gloeilampenfabriek nv 29-08-1960 BV2955: bouw rijwielstalling

Philips Gloeilampenfabriek nv 03-10-1961 BV2957: uitbreiden magazijn

Philips Gloeilampenfabriek nv 09-04-1962 BV2958: uitbreiden fabriekscomplex

Philips Gloeilampenfabriek nv 09-12-1963 BV2959: bouw bm gebouw

Philips Gloeilampenfabriek nv 26-10-1964 BV2960: bouw transportgang

Philips Gloeilampenfabriek nv 23-12-1964 BV2961: bouw ketelhuis

Philips Gloeilampenfabriek nv 26-03-1965 BV2962: bouw garage

Philips Gloeilampenfabriek nv 10-05-1965 BV2963: bouw gloeilampenfabriek

Philips Gloeilampenfabriek nv 17-05-1965 BV2964: bouw magazijn

Philips Gloeilampenfabriek nv 12-07-1965 BV2965: bouw pers winkel en telefooncentrale

Philips Gloeilampenfabriek nv 05-08-1966 BV2966: uitbreiden technisch bedrijvengebouw

Philips Gloeilampenfabriek nv 16-09-1966 BV2967: uitbreiden chemisch opslag

Philips Gloeilampenfabriek nv 28-12-1966 BV2968: plaatsen kleedlokaal

Philips Gloeilampenfabriek nv 07-05-1974 BV2969: vergroten brandweerkazerne

Philips Gloeilampenfabriek nv 15-10-1974 BV2970: bouw auto-aanzetplaats

Philips Gloeilampenfabriek nv 02-12-1975 BV2971: uitbreiden chemicaliënopslag

Philips Gloeilampenfabriek nv 09-08-1976 BV12895: verbouw gasontvangstation

Philips Gloeilampenfabriek nv 02-11-1977 BV13604: uitbreiden fabrieksgebouw a

Philips Gloeilampenfabriek nv 16-01-1978 BV14299: uitbreiden fabrieksgebouw

Philips Gloeilampenfabriek nv 29-12-1978 BV14300: uitbreiden bewakingsloge

Philips Gloeilampenfabriek nv 03-11-1980 BV15797: uitbreiden fabrieksgebouw

Philips Gloeilampenfabriek nv 18-01-983 BV17244: bouw ontwikkelingsgebouw

Philips Gloeilampenfabriek nv 17-05-1983 BV17245: reparatieverklaring

Philips Gloeilampenfabriek nv 18-10-1983 BV17243: reparatieverklaring

(12)

Tabel II. Vervolg verleende bouwvergunningen

Philips Gloeilampenfabriek nv 26-11-1985 BV18133: bouw bedrijfsrestaurant

Nederlandse Phillips Bedrijven bv 25-05-1989 BV20636: bouw overdekte opslag voor bouwmaterialen

Philips Weert 07-07-1989 BV20633: uitbreiden portiersloge

Philips Lighting 31-03-1992 BV23775: verbouw gebouw q tot productiehal

Philips Lighting bv 12-04-1995 BV25866: bouw overkapping nabij gebouw a

Philips Lighting bv 12-04-1995 BV25867: bouw overkapping nabij gebouw j

Neerven Aseptics bv 01-01-2009 V48988: ingetrokken aanvraag oprichten bedrijfsgebouw

Neerven Aseptics bv 01-01-2009 BV41103: oprichten bedrijfsgebouw en gedeeltelijk hergebruiken stalling

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens

Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en hydrologie van een gebied te bestuderen.

De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied:

Tabel III. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied

Type gegevens Gegevensomschrijving

Geologie4 (Nat-)eolische fijne zanden van de Formatie van Boxtel op grove, fluviatiele zanden van de Formatie van Sterksel

Geomorfologie5 Niet gekarteerd vanwege de ligging binnen bebouwd gebied

Bodemkunde6 Niet gekarteerd vanwege de ligging binnen bebouwd gebied

Geologie7

Het plangebied is gelegen in de Roerdalslenk. De Roerdalslenk is een structureel element dat als gevolg van de Alpiene orogenese sinds het Eoceen een dalingsgebied vormt. Hierdoor is in de slenk een dik pakket Tertiaire sedimenten afgezet. Bovenop het Tertiair ligt een pakket Kwartaire afzettin- gen, welke tegenwoordig het landoppervlak vormen.

Tijdens het Vroeg-Pleistoceen vond met name sedimentatie plaats in lokale beeksystemen. Deze afzettingen, behorend tot de Formatie van Stramproy, bestaan uit zanden, kleien en veen. Ook wer- den dekzanden afgezet, welke eveneens tot de Formatie van Stramproy worden gerekend. De For- matie van Stramproy is tijdens het Midden-Pleistoceen bedekt geraakt met grofzandige, grindhou- dende afzettingen van de Rijn en de Maas. Deze rivierafzettingen behoren tot de Formatie van Sterk- sel.

4 De Mulder et al., 2003

5 Alterra, 2003

6 Stichting voor Bodemkartering, 1972

7 De Mulder et al., 2003 / Berendsen, 2005, 2008

(13)

Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 115.000 - 10.000 jaar geleden) heerste er in Neder- land een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aan- wezig was. Over een groot deel van Nederland werden niveo-eolische, fluvio-eolische en droog- eolische zanden afgezet, welke in de Roerdalslenk relatief grote diktes bereikten.

Grootschalige afzetting van niveo-eolische en fluvio-eolische zanden (voorheen aangeduid als de Oude Dekzanden) vond met name plaats tijdens het Laat-Pleniglaciaal. Deze zanden worden ge- rekend tot de Formatie van Boxtel en betreffen vaak matig gesorteerde zanden, welke onder zeer koude omstandigheden door water en wind als een vlakke deken over het landschap zijn afgezet.

Kenmerkend is dan ook dat deze zanden veelal horizontaal gelaagd zijn en dat er lemige banden in voorkomen. Deze afzettingen worden vaak omschreven als verspoelde dekzanden. De term ver- spoeld dekzand is echter misleidend. Het gaat namelijk niet om eolische zanden die later zijn ver- spoeld, maar eerder om fluviatiele zanden die later deels zijn opgestoven.

De droog-eolische zanden, de dekzanden (voorheen Jonge Dekzanden), zijn afgezet tijdens het Laat- Glaciaal en behoren tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. De zanden zijn veelal af- gezet in de vorm van langgerekte, vaak ZW-NO georiënteerde ruggen. Gelaagdheid is hierin meestal niet aanwezig, er komen geen leemlagen in voor en het betreft vaak goed gesorteerde zanden.

In het Holoceen (vanaf ca. 10.000 jaar geleden) zijn door verwaaiing van de (nat-)eolische zanden lokaal stuifzandgebieden ontstaan. Bij het ontstaan hiervan speelde de mens een belangrijke rol, door beweiding, afbranden en het steken van plaggen op de heidevelden dat voornamelijk plaatsvond in de Nieuwe tijd (zie bijlage 1). De stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, wel- ke behoort tot de Formatie van Boxtel. Daarnaast zijn er in (lokale) beekdalen afzettingen gevormd bestaande uit leem, veen en zand. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Sin- graven, welke eveneens behoort tot de Formatie van Boxtel.

DINO8

Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grond- watergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt be- heerd door TNO.

In het Dinoloket zijn enkele boringen bestudeerd9. Hieruit blijkt dat de ondergrond vanaf het maaiveld bestaat uit een 10 – 15 m dik pakket (nat-)eolische zanden van de Formatie van Boxtel. Het betreft fijne tot zeer fijne zanden die plaatselijk sterk silthoudend zijn. Onder deze fijne zanden ligt een circa 35 m dik pakket fluviatiele, grove, grindhoudende zanden van de Sterksel Formatie. In dit pakket ko- men kleilagen voor met een dikte van enkele meters. Onder de Sterksel Formatie liggen zanden van de Formatie van Stramproy.

Geomorfologie

De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderschei- den zijn weer.

8 www.dinoloket.nl

9 Dit betreft de boringen B57H0064 en B57H0068.

(14)

Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Weert bevindt, is de geomorfologie niet gekarteerd (zie afbeelding 11). De meest nabijgelegen gekarteerde eenheid betreft een dekzand- vlakte ten noordwesten van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied komen lage landduinen en dekzandruggen voor, met of zonder oud bouwlanddek.

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)10

Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laser-altimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail- leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Volgens het AHN ligt het plangebied op een rela- tief hoog gelegen, zuidwest-noordoost georiënteerde rug met ten noordwesten en ten zuidoosten daarvan lager gelegen gebieden (zie afbeelding 12). Deze hoog gelegen rug betreft het zogenaamde dekzandeiland van Weert en Nederweert. Op het detailkaartje in de linkerbovenhoek van afbeelding 11 is bovendien te zien dat het Philipsterrein hoger ligt dan de aangrenzende terreinen. Mogelijk wijst dit op de aanwezigheid van een ophogingslaag. Ten zuiden van het plangebied is het oude akker- complex (zie paragraaf 3.5) herkenbaar als een hoger gelegen terrein.

Bodemkunde

Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Weert bevindt, is de bodemopbouw niet gekarteerd (zie afbeelding 13). Zowel ten noordwesten als ten zuidoosten van het plangebied komen hoge zwarte enkeerdgronden voor, bestaande uit lemig fijn zand (code zEZ23). Deze enkeerdgron- den zijn veelal ontstaan door plaggenbemesting op de oude bouwlanden, met name gelegen op dek- zandruggen. Ten zuidwesten van het plangebied komen duinvaaggronden voor, bestaande uit leem- arm en zwak lemig fijn zand (code Zd21). Duinvaaggronden komen veelvuldig voor in stuifzandgebie- den.

Grondwatertrap

Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. Grondwatertrappen zijn een combinatie van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De GHG betreft de wintergrondwaterstanden, de GLG is een maat voor de grondwaterstand in de zomer. Aangezien in stedelijk gebied geen grondwater- trappen worden bepaald, zijn dit ‘witte vlekken’ op de kaart.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de klassengrenzen, dat wordt aangehouden bij de inde- ling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII (van res- pectievelijk extreem nat tot extreem droog). Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven:

het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen.

Tabel IV: Grondwatertrappenindeling11

Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII"

GHG (cm -mv) - - <40 >40 <40 40-80 >80

GLG (cm -mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120

') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden

") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld

10 www.ahn.nl

11 Bakker & Locher, 1990

(15)

Gebiedsdelen met een goede ontwatering (grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom is de grondwatertrap voor het plangebied niet gekarteerd. Ten zui- den van het plangebied komt gronwatertrap VII voor, ten noorden van het plangebied grondwatertrap V.

3.7 Archeologische waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo- logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf- goed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen.

De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op afbeelding 14; een kaart met daarop, bin- nen een straal van 2 km rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen.

Indicatieve archeologische waarde

De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land- en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waar- voor geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalifi- caties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geo- logische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen vanaf het Laat Pale- olithicum tot en met Vroege Middeleeuwen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen. Voor de periode Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd is de IKAW minder betrouwbaar, vooral voor de gebie- den die vanaf die perioden zijn ontgonnen. Een lage verwachting op het aantreffen van archeologi- sche waarden en resten wil daarom niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aan- wezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner.

Volgens de IKAW is de kans op het aantreffen van archeologische waarden voor het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Weert (zie afbeelding 13). Ten noorden van het plangebied ligt een gebied met een middelhoge archeologische verwachting en ten zuiden een gebied met een hoge archeologische verwachting.

Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Weert12

Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ), Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar- cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar bij welke ruimtelijke ingrepen een archeolo- gisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

12 Kortlang, 2010

(16)

Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Weert ligt het plangebied groten- deels binnen een gebied met een lage archeologische verwachting (zie afbeelding 15). Binnen derge- lijke gebieden geldt geen archeologische onderzoeksplicht, tenzij het plan MER-plichtig is of valt on- der de Wet Milieubeheer of de Tracéwet. De lage archeologische verwachting is gebaseerd op de aanname dat de bodem bij de inrichting van het industrieterrein en de aanleg van de bestaande be- bouwing in sterke mate verstoord zal zijn geraakt. Vanwege de verwachte aanwezigheid van een eerddek bestaat echter de mogelijkheid dat het oorspronkelijke bodemprofiel deels onverstoord aan- wezig is, met name binnen de onbebouwde delen van het plangebied.

Binnen het zuidelijke deel van het plangebied ligt een terrein van (zeer hoge) archeologische waarde, betreffende de locatie waar in het verleden een kasteel heeft gestaan. Voor dergelijke terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht wanneer hier bodemverstoringen gaan plaatsvinden met een diepte > 40 cm –mv en een oppervlak > 50 m2. Het voormalige kasteel betreft vermoedelijk de om- grachte hoeve Scholtissenhof, welke tevens op het historisch kaartmateriaal is aangegeven (zie pa- ragraaf 3.5 en afbeeldingen 15 en 16). De gracht om de hof is gegraven ten tijde van de tachtigjarige oorlog, in de jaren ’30 van de 17e eeuw.13

AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op ver- schillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde).

Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waar- de, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge ar- cheologische waarde met een beschermde status.

Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied liggen 5 AMK- terreinen (zie tabel IV en afbeelding 13).

Tabel V: Overzicht AMK-terreinen

AMK nr. Waarde Complex Situering t.o.v.

plangebied

Datering Omschrijving

16.786 hoog schans ± 800 m ten noordoosten

Nieuwe tijd Betreft een terrein met de resten van een boerenschans waarvan de oude indeling bekend is.

16.655 hoog nederzetting ± 950 m ten noorden

Late Middeleeuwen

– Nieuwe tijd Het betreft de historische dorpskern en bebouwingsclus- ters van Boshoven (gebaseerd op kaartmateriaal uit begin 19e eeuw).

1.544 en 9.374

hoog en zeer hoog, beschermd

Nederzetting en urnenveld

± 2 km ten westen

Laat-Paleolithicum – Mesolithicum en Late Bronstijd – IJzertijd

Het betreft een urnenveld waar nog 64 zichtbare tumuli aanwezig zijn. Binnen het terrein zijn tevens sporen van bewoning uit het Laat-Paleolithicum/Mesolithicum aange- troffen. Het monument is deels verstoord als gevolg van natuurlijke processen en antropogene ingrepen.

16.653 hoog stad ± 2 km ten

noordoosten

Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd

Het betreft de historische stadskern van Weert. De oudst bekende vermelding van Weert (Werta) dateert van 1062.

In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebieden zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrij- ven en instellingen in totaal 14 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureau- onderzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend) en proefsleufonderzoeken (zie tabel V en afbeelding 13).

13 Wassink, 2004

(17)

Tabel VI: Overzicht onderzoeksmeldingen

Onderzoeks- melding nr.

Situering t.o.v.

plangebied

Uitvoerder Aard en resultaten van het onderzoek

16.473 42.199

± 600 m ten zuidoosten

-Synthegra -BAAC

-Bureauonderzoek (16.473): karterend booronderzoek geadviseerd.

-Proefsleuvenonderzoek (42.199): geen vervolgonderzoek geadviseerd.

43.663 ± 900 m ten noorden

RAAP Booronderzoek: resultaten nog niet bekend in ARCHIS.

26.017 ± 1.2 km ten zuidoosten

ACVU Proefsleuvenonderzoek: matig dik plaggendek aanwezig. 64 aardewerkfragmenten (bronstijd – Nieuwe tijd), onbekend vuurstenen object (Paleolithicum – Neolithicum), ijzeren spijker (Bronstijd – Nieuwe tijd) en een baksteenfragment (Romeinse tijd – Nieuwe tijd) aangetroffen. Geadviseerd is dat voor toekomstige ontwikkelingen binnen de locatie archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden.

2.168, 10.213, 35.696, 36.292 en 40.182

± 1.3 km ten noorden

ADC, RAAP, Econsultancy en ARC

Voor het uitbreidingsplan Vrakker-West is in 1996 door RAAP een veldverkenning en booronderzoek uitgevoerd (10.213). Tijdens de veldverkenning zijn drie Middeleeuwse aardewerkfragmenten aangetroffen. Binnen een deel van dit terrein is in 2001 een proef- sleuvenonderzoek uitgevoerd (2.168). Geadviseerd is dit deel vrij te geven. Binnen het onderzoeksgebied Vrakker-West zijn later nog voor een klein deelgebied een bureauon- derzoek (35.696), een booronderzoek (36.292) en een proefsleuvenonderzoek (40.182) uitgevoerd. Geadviseerd is ook deze locatie vrij te geven.

13.033, 14.013, 25.193

en 41.511

± 1.7 km ten zuidoosten

Kortlang, Oranjewoud, Synthegra en ADC

In het kader van de voorgenomen sloop en nieuwbouw voor het plan Keent is in 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd (25.193). Geadviseerd is archeologisch vooronderzoek uit te voeren voor plangebieden groter dan 2.500m2. Voor twee deelgebieden binnen deze locatie zijn reeds in 2005 booronderzoeken uitgevoerd (13.033 en 14.013). Geadviseerd is deze locaties vrij te geven. Voor een andere deellocatie is in 2010 een proefsleuvenonder- zoek uitgevoerd (41.511). De resultaten hiervan zijn nog niet bekend gemaakt in ARCHIS.

12.649 ± 1.7 km ten noordoosten

Synthegra Booronderzoek: geadviseerd is voor het noordelijke deel van de locatie een archeologi- sche uitvoeringsbegeleiding uit te voeren en de overige delen vrij te geven.

34.491 ± 1.7 km ten noordoosten

ADC Bureauonderzoek: resultanten nog niet bekend gemaakt in ARCHIS.

-37.803 -41.139

± 1.7 km ten noordoosten

-Synthegra -RAAP

-Booronderzoek: zwarte enkeerdgronden, proefsleuvenonderzoek geadviseerd.

-Proefsleuvenonderzoek:geen behoudenswaardige resten aangetroffen. Geadviseerd is om de locatie vrij te geven.

Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied

In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 9 waarnemingen geregi- streerd buiten de hierboven beschreven monumenten en onderzoeksmeldingen (zie tabel VI en af- beelding 13).

Tabel VII: Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Waarneming nr. Situering t.o.v.

plangebied

Datering Aard van de melding

34.229 350 m ten westen Late Bronstijd – Romeinse tijd

Grote hoeveelheid vondsten uit een urnenveld. Melding uit oud archief, hoort mogelijk bij het urnenveld op de Boshoverheide (monumenten1.544 en 9.374)

51.737 900 m ten westen Late Middeleeuwen Metaaldetectorvondst van een ijzeren bijl.

30.632 1,2 km ten zuid- oosten

Neolithicum Vondst van een vuurstenen bijl. De melding komt uit een oud archief en op basis van de schets lijkt het eerder om een dissel te gaan.

27.777, 51.739, 51.911, 232.203 en 406.075

1,6 km ten noord- oosten

Late IJzertijd – Late Middeleeuwen

Metaaldetectorvondsten, respectievelijk: zilveren munt (triquetrum, Late Middeleeuwen), bronzen ring (Middeleeuwen), bronzen pijlpunt (Midden Bronstijd – Romeinse tijd), bronzen gewicht (Late Middeleeuwen) en koperen (decoratie-)object (Late Middeleeuwen).

32.357 1,6 km ten noord- oosten

Late Middeleeuwen

B – Nieuwe tijd A Funderingsresten van een kloostercomplex.

(18)

NUMIS

NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen.14

Uit het raadplegen van NUMIS blijkt dat in de omgeving van Weert verschillende munten zijn gevon- den. De ligging van deze vondsten ten opzichte van het huidige plangebied wordt echter niet duidelijk uit NUMIS.

3.8 Aanvullende informatie

Voor aanvullende informatie is contact gezocht met het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Ge- nootschap (LGOG), kring Weert. Dit heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgele- verd.

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van het dekzandeiland van Weert15

In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2.

Het plangebied is gelegen op het dekzandeiland van Weert en Nederweert. Dit dekzandeiland vormt een relatief hoog gelegen rug te midden van lager gelegen terreindelen. Deze laaggelegen terreinen bestonden tot aan het begin van de 20e eeuw veelal uit drassige gebieden, vennen en heidegebieden.

Deze natte gebieden waren voor jagers/verzamelaars een aantrekkelijke bron van voedsel en water.

De kampementen van deze prehistorische nomaden lagen echter wel veelal op de hogere en drogere dekzandruggen. Tijdens het Neolithicum deed de landbouw zijn intrede, waartoe bossen op de hoger gelegen dekzandruggen werden ontgonnen. Dit leidde echter tot verstuiving van de lichtere zandgron- den, waardoor de akkerbouw zich vanaf de Late IJzertijd verplaatste naar de leemrijke zanden van het dekzandeiland van Weert. Op de lichtere zandgronden, waar stuifzandgebieden en heidevelden tot ontwikkeling waren gekomen, werden plaatselijk grafheuvels en urnenvelden aangelegd.

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op grond van het bureauonderzoek is het volgende gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld:

Uit de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt dat het plangebied op het dekzandeiland van Weert en Nederweert ligt. Binnen dit relatief hooggelegen eiland ligt het plangebied op de over- gang van een gebied met lage landduinen en dekzandruggen naar een dekzandvlakte. Op basis van deze landschappelijke ligging kunnen binnen het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum.

De ligging van het plangebied te midden van beemden, zoals blijkt uit het historisch kaartmateriaal, doet vermoeden dat binnen dit gebied in het verleden (periodiek) ondiepe grondwaterstanden voor- kwamen. Mogelijk heeft dit te maken met de lemige ondergrond. De kans op het voorkomen van de resten is hierdoor middelhoog.

14 www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis

15 Kortlang, 2010

(19)

Eventueel aanwezige archeologische resten worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek; hier wordt ook wel van

‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen wor- den verwacht tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.

Indien binnen het plangebied sprake is van landduinen (stuifzanden), kan een tweede archeologisch niveau voorkomen onder de stuifzanden, in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen. De vondstenlaag wordt dan verwacht in (de top van) het oorspronkelijke bodemprofiel. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het oorspron- kelijke maaiveld verwacht.

Binnen het zuidelijke deel van het plangebied heeft in het verleden een omgrachte hoeve gestaan.

Deze hoeve stamt vermoedelijk uit het begin van de 17e eeuw. De kans op het voorkomen van arche- ologische resten uit de Nieuwe tijd is hier dan ook hoog. Ter plaatse van de voormalige gracht kunnen archeologische resten, daterend uit de Nieuwe tijd, tot grotere diepte voorkomen (grachtvulling).

Tabel VIII. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Archeologische periode

Gespecificeerde verwachting

Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld

(Laat)- Paleolithicum

middelhoog vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiks- voorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

Mesolithicum middelhoog vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiks- voorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

Neolithicum middelhoog akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven:

kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

Bronstijd middelhoog akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven:

kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

IJzertijd middelhoog akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven:

kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

Romeinse tijd middelhoog akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalres- ten, glasresten, houtskool, botresten en ge- bruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de C- horizont / Onder het stuifzand in de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen

Middeleeuwen middelhoog bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasres- ten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen

Onder/in het esdek en in de top van de C- horizont

Nieuwe tijd -ter plaatse van Scholtissenhof: hoog -overige delen: laag

bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasres- ten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen

Onder/in het esdek en in de top van de C- horizont

(20)

Bodemverstoring

Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventuele archeologische resten ook waardevol zijn. Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn.

Het plangebied is tot in de tweede helft van de 20e eeuw in agrarisch gebruik geweest. Tijdens de aanleg van de bebouwing op het Philipsterrein is het bodemprofiel ter plaatse van de bebouwing (gro- tendeels) verstoord geraakt (zie tabel II en afbeelding 10). Ook ter plaatse van terreinverhardingen is het bodemprofiel mogelijk verstoord. De verstoringsdiepte is afhankelijk van de dikte van de aange- brachte stabilisatielaag en van de eventuele aanwezigheid van een ophogingslaag. Binnen de overige terreindelen wordt verwacht dat het bodemprofiel, op de bouwvoor na, grotendeels intact is.

4. CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES 4.1 Conclusie

Voor het bureauonderzoek zijn een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vra- gen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd.

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?

Tijdens de aanleg van de bebouwing op het Philipsterrein is het bodemprofiel ter plaatse van de bebouwing (grotendeels) verstoord geraakt. Ook ter plaatse van de aangelegde terreinver- hardingen is het bodemprofiel mogelijk (deels) verstoord. Binnen de overige terreindelen wordt verwacht dat het bodemprofiel, op de bouwvoor na, grotendeels intact is.

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog- punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of - rug, nabij een veengebied, een beekdal)?

Het plangebied is gelegen op het dekzandeiland van Weert en Nederweert. Dit ‘eiland’ heeft vanwege zijn relatief hoge ligging in de directe nabijheid van laaggelegen, natte gebieden in het verleden een gunstige (tijdelijke) nederzettingslocatie gevormd.

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

Het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachting voor alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Ter plaatse van de voormalige hoeve Scholtissenhof is de kans op het voorkomen van archeologische resten uit de Nieuwe tijd hoog.

4.2 Selectieadvies

Econsultancy adviseert om ter plaatse van de onbebouwde terreindelen een inventariserend veldon- derzoek uit te voeren in de vorm van een verkennend booronderzoek (zie afbeelding 17). Dit booron- derzoek heeft als doel de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen en om een betrouwbaar beeld te krijgen van de mate van intactheid van het bodemprofiel. Extra aandacht dient hierbij besteed te worden aan de locatie van de voormalige hoeve Scholtissenhof en de bijbehorende gracht.

(21)

Binnen de bebouwde terreindelen worden, vanwege de grootschalige bodemingrepen tijdens de aan- leg van de bebouwing, geen in situ archeologische resten meer verwacht. Econsultancy adviseert dan ook om deze delen van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten binnen de bebouwde terreindelen kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Weert), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeks- methode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten binnen de bebouwde delen van het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden binnen deze terreindelen toch archeolo- gische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente of de provincie.

Econsultancy

Doetinchem, 12 januari 2011

(22)

LITERATUUR

Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000.

Bakker, H. de & Locher, W.P., 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: algemene bodemkunde.

Malmberg, Den Bosch.

Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inlei- ding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen.

Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen.

Kars, H. & Smit, A. (red.), 2003: Handleiding Fysiek Behoud Archeologisch Erfgoed. Amsterdam (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies, 1).

Kortlang, F.P., 2010: Nota archeologiebeleid gemeente Weert en Nederweert. ArchAeO-rapport 0915.

Locher,W.P. & H. de Bakker (red.), 1990. Bodemkunde van Nederland. Den Bosch.

Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Stichting voor Bodemkartering, 1972: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 57 Oost.

Wassink, J.F.W., 2004: Van stad en buitenie: een institutionele studie van rechtspraak en bestuur in Weert 1568-1795. Weert.

BRONNEN

AHN; internetsite, december 2010.

http://www.ahn.nl

Archeologisch informatiesysteem Archis2, RCE, Amersfoort, december 2010 http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html

Dinoloket, internetsite, december 2010.

http://www.dinoloket.nl/

Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, december 2010.

http://www.kich.nl

SIKB; internetsite, december 2010.

http://www.sikb.nl

Wat Was Waar; internetsite, december 2010.

http://www.watwaswaar.nl

Gemeentearchief Weert, internetsite, december 2010 http://www.gemeentearchiefweert.nl

Numis, internetsite, december 2010.

http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De raadscommissie Ruimte van 17 maart 2015 heeft besloten dat het voorstel in 1e instantie niet rijp was voor besluitvorming: de door het college opgelegde geheimhouding, alsmede

Dat zou voor Weert betekenen dat niet alleen het culturele aanbod in de stad zelf, maar ook de bereikbaarheid van het culturele aanbod in steden in de buurt, zoals Eindhoven

De fysieke ruimte blijft qua oppervlakte in de toekomst zo goed als gelijk. Er ligt een meervoudige problematiek van stikstofdepositie, uitstoot van broeikasgas- sen, watertekorten

Omdat daar een breed gedragen visie voor nodig is, zijn we vorig jaar gestart met 'Werken aan Weert 2030'.. Die visie, de stip op de horizon, is nu klaar: de gemeenteraad heeft

Toestellen: Duikelrek, schommel, klimtoestellen, glijbaan, wipkip Sport: Basketbalveld, pannaveld, tafeltennistafel, voetbalveld Ondergrond: Tegels, zand,

Het centrale- en westelijke deel van het plangebied worden gekenmerkt door een zeer natte bodem die voor bewoning niet geschikt was.. Er was in dit deel sprake

Tevens adviseren wij u tijdig in overleg te treden met centrumgemeente Roermond ten behoeve van de inhoud van de controle en afwikkeling van de werkzaamheden Jeugd die voor

De colleges vanuit de deelnemende gemeenten hebben de opdracht verstrekt om de lichte gemeenschappelijke regeling te formaliseren naar een zwaardere..