FARN*NIC
2021
GENEESMIDDELENREPERTORIUM VOOR
N* en NIC DIENSTEN
1 ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET NEONATAAL VOORSCHRIJVEN
!!! ALLE TOEGEDIENDE MEDICATIE DIENT GEDUBBELCHECKT TE WORDEN !!!
1. Definities, afkortingen en eenheden
° Postconceptionele leeftijd (PCL)
= totale leeftijd vanaf de conceptie
= zwangerschapsleeftijd (ZL) + postnatale leeftijd (PNL).
NB. De farmacokinetiek van de antibiotica wordt in de eerste dagen van de neonatale periode voornamelijk beïnvloed door de postconceptionele leeftijd (PCL), daarna is de postnatale leeftijd van groter belang (PNL). De meeste antibiotica worden daarom gedoseerd niet alleen naar lichaamsgewicht, maar ook in functie van deze 2 leeftijden telkens wanneer voldoende farmacokinetische gegevens beschikbaar zijn.
° Eenheden
1 gram (g) = 1.000 milligram
1 milligram (mg) = 1.000 microgram 1 microgram (mcg) = 1.000 nanogram 1 nanogram (ng) = 1.000 picogram
NB. Om verwarring tussen het cijfer “1” en de letter “l” te vermijden werd milliliter altijd afgekort als “mL” en niet als ml; microgram werd afgekort als ”mcg”. Mcg en ng worden best voluit als microgram of nanogram genoteerd bij het medisch ‘handgeschreven’
voorschrift.
Een 1 % (gewicht voor volume) oplossing bevat 1 gram per 100 milliliter 1:100 (1 %) oplossing bevat 10 mg/mL
1:1.000 (1 ‰) oplossing bevat 1 mg/mL 1:10.000 oplossing bevat 100 microgram/mL
° Vaker gebruikte afkortingen zijn: ‘nvt’ = niet van toepassing en ‘gb’ = geen bekend.
° In dit compendium werden alleen die afleveringsvormen vermeld die voor de pasgeborene relevant (of het minst irrelevant) zijn.
2. Stockeren van medicatie
° Frequent gebruikte farmaca die in koelkast moeten bewaard worden bij 2 - 8 °C zijn:
amphotericine B, atracurium, dinoprostone en alprostadil (PGE2 en PGE1), insuline,
lorazepam, pancuronium, rocuronium, surfactant.
2
° Glazen of plastiek ampullen worden onmiddellijk weggeworpen na eenmalig gebruik;
flacons kunnen, tenzij anders aangegeven bij het specifieke medicijn, mits strikt aseptische afnametechniek koel (± 4 °C) bewaard worden tot maximaal 24 uur. Zeer dure farmaca kunnen eventueel in de apotheek onder gecontroleerde omstandigheden van asepsie afgevuld worden in kleinere spuitvolumes.
3. Toedienen van medicatie neonataal
° Vermijd het voorschrijven van “absurd preciese” doseringen die niet afmeetbaar zijn:
volumes minder dan 0,05 mL zijn zelfs met een 1 mL spuit niet meer correct meetbaar;
voorafgaandelijk dient nagedacht te worden over de nodige dilutie; deze wordt voorgesteld bij elk farmacon indien noodzakelijk.
° Vele medicaties aan de pasgeborene toegediend hebben een relatief lange serum halfwaardetijd (= de tijd nodig om de serumconcentratie te zien halveren): geef ze daarom telkens wanneer mogelijk in één of twee giften per dag; de parentale ‘compliance’ na ontslag zal er eveneens goed bij varen.
° Tijdig stoppen van een farmacon is minstens zo belangrijk als ermee beginnen. “De helft van de moeders die anti-epileptica nemen doen dit vooral omdat niemand hen ooit heeft verteld dat zij ermee konden ophouden" (sic Neonatal Formulary 4
thed. 2003). Het is bijzonder nuttig gebleken een “geplande einddatum” in te schrijven op je voorschriftenformularium telkens wanneer je deze – zoals vaak - kunt voorspellen.
4. Dilutie van medicatie
° De voorkeur gaat naar glucose 5 % als diluens daar waar mogelijk. Voordelen zijn o.a.
geen extra zoutbelasting en extra calorieënaanbod (vaak onder omstandigheden van volumebeperking). Bij elk farmacon wordt aangegeven welk diluens kan gebruikt worden.
° Belangrijke fouten kunnen gemaakt worden bij het dilueren indien geen rekening wordt gehouden met de dode ruimte van bv. een 1 mL spuit: indien een farmacon opgetrokken wordt in een 1 mL spuit tot de 0,05 mL markering zal de spuit in werkelijkheid (afhankelijk van de producent) tussen 0,14 en 0,18 mL van het farmacon bevatten; wanneer de spuit dan verder opgevuld wordt met een diluens tot 1 mL zal zij driemaal zoveel medicatie bevatten als oorspronkelijk gepland. Om de medicatie veilig en correct te verdunnen wordt best eerst een hoeveelheid oplosmiddel opgetrokken en nadien het actief product: de afstand tussen 2 spuitmarkeringen laat nu toe de gewenste hoeveelheid actief farmacon precies af te meten.
° Bij dilutie meer dan 1/10 is bovenstaande methode niet meer adequaat: gebruik dan de techniek van een kleine spuit verbonden via een driewegkraan met een grote spuit:
optrekken van het farmacon in de aangepaste kleine spuit, doorspuiten via drieweg naar de grote spuit en na afsluiten de gewenste hoeveelheid verdunner optrekken in de hoofdspuit.
Bij elk farmacon afzonderlijk wordt precies aangegeven hoe een eventuele verdunning dient
toegepast te worden.
3 5. Toedieningswijze van medicatie
° De meeste IV medicatie in bolus wordt tenzij anders aangegeven traag IV ingespoten over een 5 tal seconden. Dit gebeurt best met een ‘dode ruimte’ ten opzichte van de patiënt van ± 2 mL; op die wijze bereikt de medicatie de patiënt over 5 tot 20 minuten; er wordt niet nagespoeld en het basisinfuus wordt nooit tijdelijk versneld. Wanneer de medicatie zeer snel de patiënt moet bereiken (bv. adenosine = Adenocor
®) wordt ‘nagespoeld’ met 10 mL NaCl 0,9 % bij middel van een tweede spuit. Bij toediening van antibiotica wordt eveneens
‘nagespoeld’ met 0,5 mL (spuit 2 mL met pyepomp op stand 99).
6. Toedieningsweg van medicatie
° Intramusculaire injecties worden - zo niet vermijdbaar - bij de pasgeborene best uitsluitend toegediend ter hoogte van de dij in het voorste deel van de musculus quadriceps.
° Elke medicatie die intraveneus mag toegediend worden kan ook intra-osseus gegeven worden bij urgentie. Gebruik hiervoor een 21-G lumbaal punctie naald of een brede
‘butterfly’-naald thv de mediale zijde van de tibia juist onder de tuberositas tibiae.
° Kunnen endotracheaal gegeven worden: tolazoline, epoprostenol (prostacycline), adrenaline, atropine, diazepam, lignocaine, midazolam, naloxone, propanolol. Zie bij de afzonderlijke records. Liefst naflushen met 2 mL NaCl 0,9 %.
7. Excipiëntia en compatibiliteit
° Benzyl alcohol als excipiëns kan oorzaak zijn van het neonataal "gasping syndrome"
indien de dagelijkse inname 100 mg/kg overtreft (N Engl J Med 1982; 307: 1384).
Propyleenglycol als solvens kan de oorzaak zijn van convulsies indien inname meer dan 2 g/kg per dag bedraagt (Pediatrics 1987; 79: 622).
° Een medicatie dient ongeveer gedurende 4 “halfleeftijden” gegeven te zijn vooraleer de bloedconcentratie stabiliseert (en dus zinvol meetbaar wordt), tenzij een ladingsdosis wordt toegediend.
° Tenzij anders aangegeven kunnen alle medicaties in dit repertorium direct of retrograad ingespoten worden in een IV-lijn die NaCl 0,9 % of glucose 5/10 % (of beide) bevat.
Belangrijke uitzonderingen zijn amphotericine B, phenytoïne en erythromycine.
° Voeg nooit medicatie toe aan een IV-lijn die bloed of bloedproducten bevat. Zo meerdere
incompatiebele medicaties noodgedwongen langs een IV-lijn moeten toegediend worden,
wordt ofwel minstens 10 minuten gewacht tussen de giften of zonodig wordt tussenin 1 mL
NaCl 0,9 % traag ingespoten over minstens 2 minuten.
4 8. Afspraken in verband met het voorschrijven van medicatie
Het voorschrijven van medicatie gebeurt op een zorgvuldige manier. Om het aantal voorschrijffouten te beperken worden een aantal afspraken gemaakt.
Indien zich een incident voordoet -ongeacht het niveau waarop de fout gebeurde- steeds een melding te maken via het incident meld- en leersysteem (IML). Deze incidenten zullen worden geïnventariseerd binnen de werkgroep farmaceutisch team. De uiteindelijke bedoeling is om structurele oplossingen te zoeken die het aantal fouten in het voorschrijven verminderen.
• elk voorschrift wordt gemaakt door een arts en dient gedubbelcheckt te worden door een andere arts, tenzij geen andere arts aanwezig is op de afdeling (paraaf cf. infra duidt aan dat dit gebeurd is)
• raadpleeg steeds de FarN*NIC, dewelke aanwezig is in elke zaal alsook te vinden is op intranet onder sectoren & diensten -> neonatale intensieve zorg
• alle medicatie dient voorgeschreven te worden op het blauwe blad “medische voorschriften” volgens juiste rubriek aangeduid op het blauw blad, afgezien van natriumchloride en kaliumchloride enteraal dewelke worden voorgeschreven op de verpleeglijst onder extra toevoegingen
• blauw blad “medische voorgeschriften” steeds voorzien van naam, calculatiegewicht en volgnummer
• bij volle rubriek, steeds alle nog toegediende medicatie op nieuw blad noteren
• alle voorgeschreven medicatie dient geparafeerd te worden naast de kolom waarin het voorschrift staat, links bij het opstarten en rechts bij het stoppen (dit geldt eveneens als dubbelcheck, cf. supra)
• parafeer de door de verpleegkundige op de daglijst overgeschreven medicatie na vergelijking met het blauwe blad
• vergeet niet einddatum en einduur te noteren
• wees zo volledig mogelijk en vul steeds alle vereiste kolommen in
• afkortingen die niet mogen gebruikt worden (tenzij elektronisch):
Afkorting/Aanduiding Betekenis Misinterpretatie Correctie
µg microgram mg (milligram) gebruik mcg
cc cubic centimeters u (units) gebruik ml
> en < groter en kleiner dan Tegenovergestelde interpretatie
gebruik “groter dan”
en/of “kleiner dan”
5
• naast de internationale algemene afkortingen, worden binnen het UZ Gent een aantal afkortingen gebruikt met betrekking tot medicatie die te vinden zijn op het intranet onder documentenbeheer -> geneesmiddelengerelateerde afkortingen
• geef alle aanpassingen correct door aan de verpleegkundige zowel mondeling als door het rechtzetten van de daglijst
• bij dilutie verschillend van de normale dilutie (vb. in het kader van vochtbeperking)
STEEDS noteren bij bijzondere instructies
MERKNAAM GENERISCHE NAAM
37 Aacidexam®, Dexamethason Jenapharm® Dexamethason 37
8 Actilyse® Alteplase 8
5 Adenocor® Adenosine 5
49 Adrenaline® Epinephrine = adrenaline 49
6 Albumine® 20% Albumine, menselijk 6
98 Aldomet® Methyldopa 98
7 Allopurinol® Allopurinol 7
13 Ambisome® Amphotericine B 13
9 Amukacine Braun® Amikacine 9
108 Amzoate®, Natriumbenzoaat® Natriumbenzoaat 108
60 Anexate® Flumazenil 60
3 Aspegic® Acetylsalicylzuur 3
16 Atropinesulfaat® Atropinesulfaat 16
78 Atrovent® Ipratropium-bromide 78
12 Augmentin® Amoxicilline-clavulaanzuur 12
17 Azactam® Aztreonam 17
32 Bactrim®, Eusaprim® Co-trimoxazole = sulfamethoxazole + trimethoprim 32
18 Bloed Bloed 18
20 Burinex® Bumetanide 20
33 Cafeïne® 25 mg Aqua ad 2 mL (Sterop)® Coffeïne, CAFEÏNE 33 21 Calciumgluconaat 10% B.Braun® Calciumgluconaat 21
22 Cardioversie = defibrillatie Cardioversie = defibrillatie 22
84 Carnitene® L-carnitine = levocarnitine 84
23 Cefazoline® Cefazoline 23
25 Ceftazidime Fresenius Kabi® Ceftazidime 25
26 Ceftriaxone Fresenius Kabi® Ceftriaxone 26
27 Cefuroxime Fresenius Kabi®, Zinnat® Cefuroxime 27
29 Chloralhydraat Chloralhydraat 29
48 Clexane® Enoxaparine 48
24 Claforan® Cefotaxime 24
11 Clamoxyl® Amoxicilline 11
30 Clindamycine®, Dalacin C® Clindamycine 30
10 Cordarone® Amiodaron 10
104 Corotrope® Milrinone 104
147 Curosurf®
ATTEST
Surfactant ATTEST/STALEN 147
159 D-cure® Vitamine D3 159
120 Dafalgan®, Perdolan®, Paracetamol® paracetamol 120
102 Daktarin® Miconazole 102
30 Dalacin C®, Clindamycine® Clindamycine 30
35 Dantrium® Dantroleen-natrium 35
135 Daraprim® Pyrimethamine 135
154 Depakine® Valproaat 154
37 Dexamethason Jenapharm®, Aacidexam® Dexamethason 37
1 Diamox® Acetazolamide 1
38 Diazepam®, Valium® Diazepam 38
53 Dibenzyran® Phenoxybenzamine-HCl 53
59 Diflucan®, Fluconazol® Fluconazole 59
43 Diphantoine® Diphenylhydantoïne = phenytoïne 43
44 Dobutamine EG® 12,5 mg/mL Dobutamine 44
46 Dopamine® Dopamine 46
47 Dopram® Doxapram 47
118 Dridase® Oxybutyninehydrochloride 118
52 Duovent® Fenoterol + Ipatropiumbromide 52
85 Duphalac® Lactulose 85
69 Engerix B® Junior ATTEST
Hepatitis B vaccin ATTEST 69
86 Epivir® Lamivudine = 3-TC 86
51 Eprex® Erythropoietine = Epoëtine-beta 51
139 Esmeron® Rocuroniumbromide 139
50 Erythrocine® Erythromycine 50
32 Eusaprim®, Bactrim® Co-trimoxazole = sulfamethoxazole + trimethoprim 32
124 Fenobarbital
G, Luminal® Phenobarbital-Natrium 124
54 Fentanyl® Fentanyl 54
1
75 Ferricure® orale oplossing Ijzer 75
101 Flagyl®, Metronidazole Braun® Metronidazole 101
58 Floxapen®, Staphycid® Flucloxacilline = floxacilline 58
59 Fluconazol®, Diflucan® Fluconazole 59
61 Folinate®, Rescuvolin® Folinezuur = leucovorine 61
62 Foliumzuur Foliumzuur 62
64 Glucagen® Hypokit Glucagon 64
65 Glucose 10 %, Glucose 20 % Glucose (dextrose), hypertoon 65
67 Granulocytentransfusie Granulocytentransfusie 67
130 Haemangiol®, Inderal® Propranolol 130
68 Heparine Leo® Heparine 68
14 Hepatitis B Ig® Anti-Hepatitis-B Immunoglobulines 14
70 Hexyon® Hexavalent vaccin
(IPV, DTPa, H. Influenzae type B, hepatitis B)70
71 Hyalase® Hyaluronidase 71
72 Hydrochlorothiazide Hydrochlorothiazide 72
73 Hydrocortisone®, Solucortef® Hydrocortisone-Natriumsuccinaat 73
92 Imodium® Loperamide 92
130 Inderal®, Haemangiol® Propranolol 130
77 Insuline Humuline® Regular insuline (standaard) 77
79 Isuprel® Isoprenaline 79
80 Iqymine®, Nanogam®, Privigen®, Sandoglobulines® IV immunoglobulinen = IVIG ATTEST 80
93 Kaletra® Lopinavir 400 + Ritonavir 100 93
81 Kalii Phosphas Kalium-phosphaat 81
82 Kaliumchloride® Kaliumchloride 82
107 Kayexalate Na® Natrium-polystyreensulfonaat 107
87 Keppra® Levetiracetam 87
83 Ketalar® Ketamine 83
161 Konakion® paediatric, Vitamon K® Vitamine K1 = phytomenadion 161
15 L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun® Arginine 15
40 Lanoxin® Digoxine 40
28 Largactil® Chloorpromazine 28
63 Lasix® Furosemide 63
88 L-Thyroxine® Levothyroxine = thyroxine = T4 88
89 Linisol 1%®, Xylocaïne 1%® Lidocaine 89
90 Lisinopril® Lisinopril 90
116 Losec®, Nexiam®, Omeprazole® Omeprazol 116
124 Luminal®, Fenobarbital
GPhenobarbital-Natrium 124
2 Lysomucil® Acetylcysteïne 2
95 Magnesiumsulfaat® 20%, Magnesiumsulfaat® 50% Magnesiumsulfaat 95
96 Mannitol® 15 % Mannitol 96
100 Medrol®, Solu-medrol® S.A.B Methylprednisolon 100
97 Meropenem Fresenius® Meropenem 97
99 Metiblo %® Methyleenblauw 99
101 Metronidazole Braun®, Flagyl® Metronidazole 101
103 Midazolam® Midazolam 103
36 Minirin® Desmopressine-acetaat = DDAVP 36
105 Morfine® Morphine-HCL 105
45 Motilium® Domperidone 45
128 Mysoline® Primidon 128
106 Naloxone® Naloxone 106
80 Nanogam®, Iqymune®, Privigen®, Sandoglobulines® IV immunoglobulinen = IVIG ATTEST 80
108 Natriumbenzoaat®, Amzoate® Natriumbenzoaat 108
109 Natriumbicarbonaat® 8,4 % Sterop Natriumbicarbonaat 109
110 Natriumchloride 10 %, 20 %, 30 % Natriumchloride, hypertoon 110
34 Neoral - Sandimmun®, Sandimmun® Cyclosporine A 34
41 Nepresol® Dihydralazine 41
56 Neupogen® 30 Mio U Filgrastim = recombinant G-CSF STALEN 56
116 Nexiam®, Losec®, Omeprazole® Omeprazol 116
114 Nilstat® Nystatine 114
113 Noradrenaline aguettant® Noradrenaline = Norepinephrine 113
76 Noxap®
ATTEST
iNO = inhaled nitric oxide ATTEST 76
149 Obracin® Tobramycine 149
116 Omeprazole®, Losec®, Nexiam® Omeprazol 116
117 Ondansetron®, Zofran® Ondansetron 117
121 Paracetamol® Paracetamol-HCL IV 121
74 PEDEA® (Orphan EUROPE SARL) Ibuprofen 74
122 Penicilline® Penicilline G = na-benzylpenicilline 122
120 Perdolan®, Dafalgan® paracetamol 120
123 Pethisom® Pethidine-HCl = meperidine 123
66 Phocytan® Glucose-phosphaat 66
125 Piperacilline-Tazobactam® Piperacilline-Tazobactam 125
126 Plaatjes Plaatjes 126
127 Plasma Plasma, vers bevroren = FFP-SD 127
80 Privigen®, Sandoglobulines®, Nanogam®, Iqymune® IV immunoglobulinen = IVIG ATTEST 80
39 Proglicem® Diazoxide 39
42 Progor®, Tildiem® Diltiazem 42
129 Propolipid® Propofol 129
131 Propylthiouracile® Propylthiouracil 131
111 Prostigmine® Neostigmine-methylsulfaat 111
132 Prostin® E2 Prostaglandine E2 = dinoprostone 132
133 Protamine Sulfate®, Protamine 1.000® Protamine 133
19 Pulmicort® Budesonide 19
134 Pyridoxine® Pyridoxine = vitamine B6 134
136 Ranitidine®, Zantac® Ranitidine 136
55 Regitine® Fentolamine 55
61 Rescuvolin®, Folinate® Folinezuur = leucovorine 61
162 Retrovir® oplossing, Retrovir® i. v. Zidovudine = azidothymidine, AZT 162
141 Revatio®, Sildenafil
GSildenafil-citraat 141
156 Reverpleg® Vasopressine 156
138 Rifadine®, Rifampicine® Rifampicine 138
31 Rivotril® Clonazepam 31
157 Sabril® Vigabatrine 157
34 Sandimmun®, Neoral - Sandimmun® Cyclosporine A 34
80 Sandoglobuline®, Privigen®, Nanogam®, Iqymune® IV immunoglobulinen = IVIG ATTEST 80
115 Sandostatine® Octreotide-acetaat 115
141 Sildenafil
G, Revatio® Sildenafil-citraat 141
73 Solu-Cortef®, Hydrocortisone® Hydrocortisone 73
100 Solu-medrol® S.A.B., Medrol® Methylprednisolon 100
142 SOPP SOPP 142
143 Sotalex®, Sotalol
GSotalol 143
144 Spironolactone
GSpironolactone 144
58 Staphycid®, Floxapen® Flucloxacilline = floxacilline 58
145 Sufenta® Sufentanil 145
146 Sulfadiazine Sulfadiazine 146
119 Synagis® Palivizumab 119
57 Tambocor® Flecaïnide 57
148 Targocid® Teicoplanine 148
94 Temesta® Lorazepam 94
151 Tham Kohler® Trometamine = trometamol = THAM 151
42 Tildiem®, Progor® Diltiazem 42
160 Tocoferol® Vitamine E = DL-alfa-tocopherolacetaat 160
150 Topamax® Topiramaat 150
137 Ultiva® Remifentanyl 137
152 Ursodeoxycholzuur®, Ursofalk® Ursodeoxycholzuur 152
153 Valcyte® Valganciclovir 153
38 Valium®, Diazepam® Diazepam 38
155 Vamysin® Vancomycine 155
140 Ventolin® Salbutamol 140
112 Viramune® Nevirapine 112
158 Vitamine C Vitamine C = ascorbinezuur 158
161 Vitamon K®, Konakion® paediatric Vitamine K1 = phytomenadion 161
89 Xylocaïne 1%®, Linisol 1%® Lidocaine 89
136 Zantac®, Ranitidine® Ranitidine 136
27 Zinnat®, Cefuroxime Fresenius Kabi® Cefuroxime 27
117 Zofran®, Ondansetron® Ondansetron 117
4 Zovirax® Acyclovir 4
3
90 Zyvoxid® Linezolid 90
ACETAZOLAMIDE
Diamox®
merknaam 20/11/2019
° (tijdelijke) behandeling van progressieve (posthemorrhagische) hydrocefalie;
° renale tubulaire acidose (RTA);
° refractaire neonatale convulsies (petit mal, complexe partiële convulsies);
° congenitaal glaucoom;
° slaap-apnoe syndroom indicatie
° hydrocefalie: initieel 5 mg/kg/dosis om de 6 uur traag IV of PO; progressief opdrijven tot 25 mg/kg/dosis om de 6 uur (vaak in associatie met furosemide 1 mg/kg/dag in 2 doses).
° RTA of alkalinisatie urine: 5 mg/kg/dosis om de 8 - 12 uur.
° anticonvulsivum, anti-glaucoom: 8 - 30 mg/kg/24 u PO verdeeld over 3 - 4 doses.
dosis
IV, PO, (IM mogelijk).
toedieningsweg
pH en bloedgassen, kalium.
monitoring
niet-bacteriostatisch sulfonamide; koolzuuranhydraseremmer; renale eliminatie zonder metabolisatie: zwak diuretisch; serumhalfleeftijd = 4 - 10 u.
farmacologie
GI-intolerantie (braken, diarree), sedatie, soms stupor of convulsies, hyperchloremische metabole acidose (obligaat renaal bicarbonaatverlies), hypokaliëmie, hyperuricemie, agranulocytose, trombocytopenie, aplastische anemie, polyurie, cristallurie en nefrolithiase.
bijwerking
allergie voor sulfonamiden; leverfalen.
tegenaanwijzing
J Pediatr 1985; 107: 31;
Acta Paediatr 1994; 83: 1319;
Volpe JJ ed. 3: Neurology of the Newborn 1995: 447.
referentie
° bicarbonaat- en kaliumsuppletie (± 1 mEq/kg/d KCl peroraal) meestal noodzakelijk;
° beter niet IM toedienen (pijnlijk!);
° oplossing is 24 uur houdbaar in koelkast en 12 uur bij kamertemperatuur;
° maximale concentratie bedraagt 100 mg/mL.
bijzondere voorzorg
isoprenaline (Isuprel®), cefotaxime (Claforan®) incompatibiliteit
toxiciteit
° compr. 250 mg voor magistrale bereiding (bv. orale suspensie) (PO)
° poederflacon 500 mg (IV, IM) (kan na reconstitutie ook gebruikt worden voor PO).
afleveringsvorm
voor IV toediening:
los één poederflacon Diamox® (= 500 mg) op met 10 mL aqua pro inj. : concentratie = 50 mg/mL.
specifieke bereiding
1/01/2021
ACETYLCYSTEÏNE
Lysomucil®
merknaam 20/11/2019
° meconiumileus;
° mucolyticum
° antidoot bij paracetamolintoxicatie indicatie
° meconiumileus: 5 - 10 mL PR (clysma) van 10% oplossing of PO tot 4 maal daags;
° mucolytisch: verstuiving van 2 - 4 mL van 10 % oplossing 3 - 4 maal daags;
° antidoot bij paracetamolintoxicatie: 150 mg/kg PO of IV, gevolgd door 17 doses van 50 mg/kg om de 4 u. (herhaal dosis bij braken binnen uur zo PO toediening of schakel over op IV toediening).
° preventie contrast nefropathie: 150mg/kg IV over 10 min. 1/1 verdund met NaCl 0,9%, toediening 1 à 2 uur voor de procedure
dosis
PO, PR, per inhalatie, IV infusie.
toedieningsweg
leverfunctietesten.
monitoring
N-acetyl-L-cysteïne; viscositeitsverlaging van mucoproteïnen door opening van disulfide- bindingen; deacetylatie tot cysteïne in de lever en urinaire excretie vnl. als anorganisch sulfaat.
farmacologie
nausea/braken, zelden urticaria, bij inhalatie bronchospasme, stomatitis, rhinorrhoe, hemoptyse.
bijwerking
ernstige leverdysfunctie.
tegenaanwijzing
Acta Paediatr 1992; 81: 335;
Pediatrics 1993; 91: 1021;
referentie
° zonodig verdunnen tot 5 % oplossing met NaCl 0,9 % of aqua pro inj.;
° goede hydratatietoestand verzekeren vòòr herhaald clysma bij meconiumileus;
° bij antidoot indicatie: liefst binnen de 10 uur na paracetamolinname en ten laaste na 36 uur.
bijzondere voorzorg
gb.
incompatibiliteit
levertoxiciteit bij langdurig gebruik.
toxiciteit
3 mL ampul 10 % à 100 mg/mL (IV, IM, lokaal gebruik) afleveringsvorm
specifieke bereiding
ACETYLSALICYLZUUR
Aspegic®
merknaam 20/11/2019
° antipyreticum-analgeticum (kortstondig);
° anticoagulans (vnl. post cardiochirurgie);
° farmacologische ductussluiting (beperkte wetenschappelijke ondersteuning) indicatie
° antipyretisch: 50 - 80 mg/kg/dag ASZ PO verdeeld over 3 - 4 doses;
° anti-aggregatie: oplaad: 5 mg/kg ASZ IV gevolgd door onderhoud: 15 - 30 mg/dag ASZ in 1 dosis IV/PO;
° ductussluiting: 15 mg/kg/dosis ASZ IV 4 maal per dag (= 0,15 mL/kg/dosis van met 5 mL solvens hersamengestelde flacon) gedurende 48 uur (= totaal 8 doses) (efficiëntie ?).
dosis
PO, IV in bolus.
toedieningsweg
therapeutische spiegel: analgetisch: 30 - 50 mcg/mL; anti-inflammatoir: 150 - 300 mcg/mL.
monitoring
dosis aanpassen bij nierdysfunctie.
farmacologie
irreversiebele inhibitie van plaatjesaggregatie, verlenging van aPTT en bloedingstijd met toename van bloedingsneiging (ook cerebraal), GI-intolerantie.
bijwerking
stollingsafwijkingen, hyperbilirubinemie, best niet bij geplande of uitgevoerde chirurgische ingreep.
tegenaanwijzing
NEJM 1976; 295: 530;
Paediatrician 1978; 7: 3;
Ped Res 1995; 38: 886.
referentie
° 900 mg (5 mL) Aspegic® (= “zoutverbinding” lysine-acetylsalicylaat) bevat 500 mg acetylsalicylzuur (ASZ): 50 mg/kg/dag ASZ = 0,5 mL/kg/dag (cave onderdosering zo geen rekening gehouden wordt met deze farmacologische wetmatigheid!);
° 1000 mg Aspirin® bevat 500 mg acetylsalicylzuur
° opgeloste flacon is niet houdbaar.
bijzondere voorzorg
difenylhydantoïne (Diphantoine®), amphotericine B (Fungizone®), glucagon (Glucagen® Hypokit).
incompatibiliteit
hepatotoxisch (Reye syndroom), bloeding, deshydratie, metabole acidose, hypoglycemie.
toxiciteit
Aspegic 500®: poederflacon à 900 mg lysine-acetylsalicylaat + 5 mL solvens (aqua pro inj.) (IV, IM)
afleveringsvorm
voeg 5 mL aqua bij bij 900 mg poederflacon Aspegic®:
eindconcentratie van acetylsalicylzuur (ASZ) = 100 mg/mL.
specifieke bereiding
1/01/2021
ACYCLOVIR
Zovirax®
merknaam 20/11/2019
° systemische neonatale herpes simplex (HSV-1 & 2);
° ernstige (bv. CZS of longaantasting) varicella zoster infecties indicatie
° PCL < 34 w: 10 mg/kg traag IV over 1 uur om de 12 uur gedurende 10 - 15 dagen;
° PCL >= 34 w: 15 mg/kg traag IV over 1 uur om de 8 uur (interval verlengen tot 12 uur bij kreatinine >= 0,8 mg/dL of leverdysfunctie) gedurende 14 dagen; bij gedissemineerde ziekte of CNS-ziekte wordt de voorkeur gegeven aan een hogere dosis gedurende langere tijd wegens recidiefrisico: 60 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses gedurende 21 dagen.
dosis
IV perfusie over minstens 1 uur.
toedieningsweg
nier- en leverfunctie, bloedbeeld (cfr. neutropenie).
monitoring
inhibeert virale DNA-synthese als synthetisch nucleoside-analoog (guanine) door negatieve interferentie met transcriptie; aciclovir-triphosphaat is farmacologisch actief metaboliet (DNA-polymerase inhibitor); beperkte eiwitbinding (10 - 30 %); goede CSV en oculaire penetratie; uitsluitend renale excretie; serum halfwaardetijd 3 tot 5 uur.
farmacologie
flebitis (pH 11!) (R/ Hyalase®), transiënte renale dysfunctie (kristalnefropathie te voorkomen door voldoende hydratie en trage IV perfusie), zeldzaam rash/urticaria, ‘drugfever’,
neurotoxisch (agitatie tot convulsies) bij langdurig gebruik, trombocytose, ernstige neutropenie (20%).
bijwerking
overgevoeligheid voor aciclovir.
tegenaanwijzing
Am J Ped 1982; 73 (suppl): 210;
J Pediatr 1991; 119: 129; Semin Pediatr Inf Dis 1991; 2: 59;
referentie
° dosis aanpassen bij nierdysfunctie;
° perfusie-oplossing altijd dilueren tot concentratie < 7 mg/mL;
° niet dilueren met water voor injectie;
° niet invriezen; oplossing 12 uur houdbaar bij kamertemperatuur.
bijzondere voorzorg
alle biologische of colloïdale oplossingen (= bloed en -derivaten, eiwit- en vetoplossingen);
aztreonam (Azactam®), dobutamine (Dobutrex®), dopamine (Dynatra®), morfine, piperacilline-tazobactam (Tazocin®); afzonderlijk toedienen wordt aangeraden.
incompatibiliteit
nierdysfunctie (aciclovir is dialyseerbaar).
toxiciteit
°poederflacon à 250 mg (IV)
°siroop fles 100 ml à 80 mg/mL afleveringsvorm
los 1 flacon Zovirax® à 250 mg op met 50 mL NaCl 0,9 % of NaCl 0,45 %:
eindconcentratie = 5 mg/mL.
specifieke bereiding
ADENOSINE
Adenocor®
merknaam 20/11/2019
° voorkeurspreparaat voor acute medicamenteuse behandeling van (niet-
levensbedreigende) neonatale paroxysmale supraventriculaire tachycardie (PSVT > 220/’) (na falen van vagale stimulatie);
° persisterende pulmonale hypertensie (PPH) (speculatief) indicatie
° PSVT: 100 - 200 microgram/kg (= 0,1 - 0,2 mL/kg van 1/3 dilutie) zeer snel IV (= over 1 -2’’ !), verhoog de dosis met 50 mcg/kg om de 15 - 30 seconden tot terugkeer van sinusaal ritme of tot maximale dosis van 350 mcg/kg/bolus wordt bereikt;
° PPH: 50 microgram/kg/min in continu IV infuus (beperkte ervaring).
dosis
zeer snel IV liefst via perifere vene dicht bij het hart onder continu ECG-monitoring.
toedieningsweg
ECG (met recorder) en bloeddruk.
monitoring
kortwerkend purine-nucleoside; actief metaboliet van ATP; onderdrukt tijdelijk
sinusknoopautomaticiteit en AV-nodus conductie (preventie van re-entry fenomeen); geen negatieve inotrope effecten; serum halfleeftijd bedraagt ongeveer 10 seconden.
farmacologie
kortdurende aritmie/bradycardie door ‘nodale escape’ (meestal < 1 minuut) mogelijk, transiënte ‘flushing’, zelden apnoe/bronchospasme, prikkelbaarheid.
bijwerking
2de en 3de graad AV-blok; “sick-sinus” syndroom; BPD/hyperreactieve luchtwegen.
tegenaanwijzing
Arch Dis Child 1990; 65: 127; Eur J Pediatr 1994; 153: 668; Am J Perinatol 1996; 13: 343;
J Pediatr 1996; 129: 324; Pediatrics 1996; 97: 295 (PPH); Ann Emerg Med 1996; 28: 356;
Pediatr Cardiol 1997; 10: 118; Pediatrics 1998; 101: 13.
referentie
° zeer snel (= over 1 - 2 sec) IV zonder dode ruimte en na-’flushen’ met 10 mL NaCl 0,9 %; kan ook intra-osseus toegediend worden;
° bij levensbedreigende situatie heeft electrische cardioversie (QRS-synchroon) de voorkeur:
0,5 - 4 joule/kg (cfr. record “cardioversie”);
° overweeg flecaïnide en amiodaron bij resistentie en/of recurrentie in overleg met kindercardioloog.
bijzondere voorzorg
theophylline (Euphyllin®) en coffeïne = competitieve antagonisten: gebruik van adenosine is dan vaak ineffectief.
incompatibiliteit
dipyramidole potentialiseert effect van adenosine: start met lagere dosis; bij ernstige bradycardie: antidoot R/ theophylline 5 mg/kg IV over 5 minuten.
toxiciteit
2 mL flacon à 3 mg/mL (IV).
afleveringsvorm
ONVERDUND TOEDIENEN specifieke
bereiding
1/01/2021
ALBUMINE, MENSELIJK
Albumine® 20%
merknaam 20/11/2019
- Albumine 20% oplossing:
° vnl. hypoalbuminemie (bij leverfalen, GI- of renaal verlies);
° voorbereiding tot wisseltransfusie voor hyperbilirubinemie (facultatief).
- Albumine 5% oplossing:
° herstel van hypovolemie;
° partiële wisseltransfusie bij ernstige neonatale polycythemie (symptomatisch of veneus Hct > 75 %) indicatie
° hypoalbuminemie: 1 gram/kg/dosis = 5 mL/kg/dosis Albumine 20 % traag per continu IV infuus over 1 tot 2 uur (zonodig halfweg Lasix® 1 mg/kg IV).
° pre-exsanguino: 0,5 - 2 mL/kg Albumine 20 % 30 min. vòòr WT traag IV over 30 minuten.
dosis
IV, IA.
toedieningsweg
hartfrequentie en bloeddruk.
monitoring
behoud van colloïdale oncotische druk in plasma; shift van interstitieel vocht naar circulatie:
1 mL albumine 20 % bindt oncotisch ongeveer 3,5 mL vocht (weinig efficiënt bij capillair lek ten gevolge van asfyxie of septische shock); albumine heeft een intrinsieke buffercapaciteit onafhankelijk van zijn anti-hypotensief effect.
farmacologie
acute intravasculaire volumeoverbelasting bij te snelle infusie; overgevoeligheidsreacties (koorts, urticaria, hypotensie); hypernatriëmie bij herhaalde toediening.
bijwerking
ernstige anemie of acuut congestief hartfalen, hypervolemie.
tegenaanwijzing
Early Hum Dev 1990; 22: 81; Arch Dis Child 1993; 69: 284;
Arch Dis Child (F/N Ed.) 1997; 77: 115;
referentie
° bewaar bij kamertemperatuur;
° terugbetaling beperkt = medisch attest nodig;
° niet verdunnen met aqua pro inj.;
° terminale coïnfusie met glucose/aminozuuroplossing mag (distaal van ev. filter).
bijzondere voorzorg
niet samen met andere geneesmiddelen of bloedproducten toedienen.
incompatibiliteit
longoedeem of circulatoire overlast bij te snelle toediening.
toxiciteit
Albumine® 20 % C.A.F.: 10 mL flacon (IV) en 100 mL flacon (IV) afleveringsvorm
Albumine 20% wordt onverdund traag IV toegediend, tenzij anders voorgeschreven;
concentratie = 200 mg/mL.
NB. Albumine 20% kan zonodig (vb. niet beschikbaar zijn van 5% oplossing) 1/4 verdund worden met NaCl 0,9% of glucose 5% (zo zoutbeperking gewenst): bv. voeg 10 mL albumine 20% bij 30 mL NaCl 0,9%; eindconcentratie = 50 mg/mL.
specifieke bereiding
ALLOPURINOL
Allopurinol®
merknaam 20/11/2019
° hyperuricemie (bv. nierinsufficiëntie, cyanogeen congenitaal hartgebrek);
° aangeboren stofwisselingsziekte: o.a. sommige glycogenosen, Lesch-Nyhan syndroom;
° tumor lysis syndroom (vnl. na chemotherapie bij leucemie);
° “oxygen radical scavenger” bij hypoxie/re-oxygenatie schade (experimenteel) indicatie
10 - 20 mg/kg/dag in 3 - 4 doses PO; pas na 48 uur dosis aan volgens uricemie.
dosis
PO.
toedieningsweg
uricemie, leverfunctietesten, oogonderzoek.
monitoring
xanthine-oxidaseremmer: remming van urinezuursynthese vnl. door xanthine-oxydase inhibitie.
farmacologie
rash (staak onmiddellijk de behandeling: huidreactie kan begin zijn van een fulminante allergie), neuritis, leverdysfunctie (granulomateuse hepatitis), GI-intolerantie, aplastische anemie, trombocytopenie, leucopenie/leucocytose, eosinofilie, koorts (zelden), cataract.
bijwerking
leverinsufficiëntie; overgevoeligheid voor allopurinol.
tegenaanwijzing
Pediatr Res 1990; 27: 332;
Arch Dis Child (F/N edition) 1995; 73: 27;
Pediatrics 1996; 98: 103.
referentie
dosis verminderen bij gedaalde creatinineklaring; alkaliniseren van urine kan belangrijk zijn.
bijzondere voorzorg
best niet samen met ampicilline (hogere kans op rash); niet samen met ijzersupplementen.
incompatibiliteit toxiciteit
tabl. 100 mg (PO) voor magistrale bereiding.
afleveringsvorm
magistrale bereiding.
specifieke bereiding
1/01/2021
ALTEPLASE
Actilyse®
merknaam 20/11/2019
° trombolytische (fibrinolytische) behandeling van systemische arteriële en/of veneuse trombose vaak in associatie met heparine of (beter) LMGH-behandeling die reeds voorafgaandelijk was gestart (alternatief voor streptokinase).
° “ontstoppen” van centraal veneuse catheter indicatie
° ladingsdosis: 0,5 mg/kg traag IV over 10 minuten, gevolgd door
° onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg/uur in continu IV infuus; zo geen effect na 12 uur om de 6 uur dosis opdrijven met 0,1 mg/kg/uur tot een maximale dosis 0,5 mg/kg/uur (maximale cumulatieve dosis = 75 mg); behandeling zal niet langer duren dan 36 - 48 uren; bij leverlijden: geen lading en dosering opklimmen met slechts 0,05 mg/kg/uur in plaats van 0,1 mg/kg/uur.
dosis
IV of IA (zo dicht mogelijk bij trombus).
toedieningsweg
echografische monitoring van trombus, fibrinogeen (>= 100 mg/dL houden), cardiorespiratoir en bloeddruk.
monitoring
t-PA = trombolyticum = glycoproteïne; t-PA activeert rechtstreeks de omzetting van plasminogeen in plasmine dat op zijn beurt fibrine afbreekt resulterend in klonterlyse; korte halfwaardetijd = 3 - 9 minuten: na 20 minuten is slechts nog 10 % van oorspronkelijke plasmagehalte aanwezig; snelle hepatische klaring via specifieke klaringsreceptoren voor t- PA; vandaar beperkt bloedingsrisico dat meestal snel te controleren valt alleen door het staken van de behandeling.
farmacologie
mucosale, cutane of inwendige bloedingen, overprikkelbaarheid.
bijwerking
voorafbestaande intracraniële haemorrhagie > graad I (classificatie volgens Papile).
tegenaanwijzing
J Pediatr 1990; 116: 798; Arch Dis Child 1992; 67: 443;
Acta Paediatr 1994; 83; 1215; Am J Perinatol 1996; 13: 217;
referentie
° oplossing uitsluitend verdunnen met NaCl 0,9 %;
° einddilutie gebruiken binnen de 24 uur zelfs bij bewaring in koelkast;
° geen SC/IM injectie, geen rectale t°-meting, alleen oppervlakkige venepunctie (lang nadrukken!), geen hielprik, geen tapottage, geen blaasdruk.
bijzondere voorzorg
onbekend: best toedienen via afzonderlijke infuuslijn; niet verder verdunnen in infuus met glucose 5 % of aqua dest.
incompatibiliteit
niet gekend.
toxiciteit
° poederflacon à 20 mg + 20 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV);
° poederflacon à 50 mg + 50 mL solvens (= aqua pro inj.) (IV).
afleveringsvorm
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 20 mL bijgeleverd solvens bij de 20 mg poederflacon Actilyse®;
stap 2: voeg de 20 mL hersamengestelde oplossing bij 20 mL NaCl 0,9 % (= 1/2 dilutie):
eindconcentratie = 0,5 mg/mL.
NB: eindconcentratie mag niet lager zijn dan 0,2 mg/mL.
specifieke bereiding
AMIKACINE
Amikacine Braun®
merknaam 20/11/2019
Amikacine is een aminoglycoside actief tegen aerobe Gram-negatieve micro-organismen, tegen stafylokokken en tegen bepaalde mycobacteriën, maar minder tegen de overige Gram-positieve micro-organismen en helemaal niet tegen anaeroben. Aminoglycosiden worden best in associatie gebruikt om hun spectrum te verbreden. Ze worden geassocieerd aan een penicilline of een
cefalosporine bij ernstige infecties te wijten aan enterobacteriën of aan Pseudomonas aeruginosa, en bij endocarditis door streptokokken of enterokokken
indicatie
dosis afhankelijk van gewicht en PNL:
gewicht bij toediening(g) PNL< 14 dagen PNL >= 14 dagen --- 0-800 16 mg/kg/48u 20 mg/kg/42u 800-1200 16 mg/kg/42u 20 mg/kg/36u 1200-2000 15 mg/kg/36u 18 mg/kg/30u 2000-2800 15 mg/kg/36u 18 mg/kg/24u
>=2800 15 mg/kg/30u 18 mg/kg/20u
dosisinterval wordt verlengd met 10u bij co-administratie van ibuprofen of bij asfixie dosis
traag IV over 20 minuten of IM (variabele absorptie).
toedieningsweg
serumspiegel rond 3de dosis: dal < 1,5 mg/L, piek > 24 mg/L monitoring
semi-synthetisch aminoglycoside; bactericied door inhibitie van eiwitsynthese in de bacterie; distributievolume verhoogd bij open ductus arteriosus; verlengd halfleven (7 - 14 uur ipv 4 - 7 uur) bij pretermen en na asfyxie, volledige eliminatie via glomerulaire filtratie.
farmacologie
transiënte proximale tubulaire dysfunctie leidend tot Na+, Ca++ en Mg++-verlies, ototoxisch, toegenomen neuromusculaire blokkade bij curarisatie of hypermagnesiëmie, rash, oligurie.
bijwerking
ernstige nierinsufficiëntie.
tegenaanwijzing
J Pediatr 1981; 98: 636; Antimicrob Agents Chemother 1990; 34: 265;
Dev Pharmacol Ther 1993; 20: 220; Pediatr Nephrol 1995; 9: 163;
Biol Neonate 1998; 74: 351; AAC 2015;59:6344.
referentie
° niet mengen met antibioticum van penicilline-groep in zelfde infuuslijn (bv. 1 uur interval toepassen);
° ‘loop’diuretica (bv. furosemide) potentialiseren ototoxiciteit;
° verdunning is 24 uur stabiel bij kamertemperatuur.
bijzondere voorzorg
amphotericine B (Fungizone®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), zuivere heparine, lipidenemulsie, methicilline, difenylhydantoïne (Diphantoine®), thiopental, cefazoline (Cefazoline ® Sandoz, Cefacidal®)
incompatibiliteit
ototoxisch (cochleair > vestibulair), nefrotoxisch, dosisinterval aanpassen bij co- administratie van ibuprofen of bij asfixie
toxiciteit
flacon à 10 mg/mL (IV, IM).
afleveringsvorm
“ready to use”
specifieke bereiding
1/01/2021
AMIODARON
Cordarone®
merknaam 20/11/2019
anti-aritmicum voor ritmestoornissen van vnl. supraventriculaire oorsprong: atriale flutter of fibrillatie, WPW-syndroom, therapieresistente PSVT (overleg met kindercardioloog voor IV gebruik)
indicatie
° PO: eerst lading: 5 mg/kg/dosis tweemaal per dag gedurende 10 dagen (eventueel opdrijven tot max. 20 mg/kg/dag zo geen effect na 5 - 7 dagen); nadien onderhoud: 5 - 7,5 mg/kg/dag in 1 dosis (max. 600 mg/dag).
° IV bij “levensbedreigende” refractaire ventrikeltachycardie: start: 5 mg/kg over 1 - 2 uur (= 1 mL/kg van 1/10 dilutie; onderhoud: continu IV infuus à 10 - 20 mg/kg/dag (= 2 - 4 mL/kg/dag van 1/10 dilutie) gedurende 24 - 48 uur, nadien zonodig PO onderhoud.
dosis
PO, traag IV over minstens 1 uur . toedieningsweg
schildklier- en leverfunctie, oftalmologische follow-up (spleetlamponderzoek), ther.
serumspiegel: 0,5 - 2,5 mcg/mL (facultatief).
monitoring
anti-aritmicum Vaughan-Williams klasse III; vertraging van atrioventriculaire nodale
conductie en verlenging van atriale, nodale en ventriculaire refractaire periode (= preventie van re-entry fenomeen); bijzonder lange half-leeftijd: 40 - 55 dagen; perorale behandeling dient meerdere dagen (5 - 7) gegeven te worden vòòr een therapeutisch effect mag verwacht worden.
farmacologie
frequent ernstig (maar reversiebel): schildklierdysfunctie, fotosensitiviteit, huidverkleuring, interstitiële pneumonitis, leverdysfunctie (met of zonder icterus), corneale microneerslagen (transiënt), perifere neuropathie.
bijwerking
schildklierdysfunctie, sinusale bradycardie.
tegenaanwijzing
Prenat Diagn 1994; 14: 762; Clin Perinatol 1994; 21: 543; Pediatr Cardiol 1994; 22: 95;
Am J Cardiol 1994; 74: 573; Pediatr Cardiol 1995; 16: 16;
referentie
° niet verdunnen met NaCl 0,9 %;
° tijdens of direct nà de voeding toedienen;
° één compr. bevat 75 mg iodide (vandaar schildklierdysfunctie als bijwerking);
° parenterale oplossing maximaal 12 uur houdbaar.
bijzondere voorzorg
heparine (Heparine Leo®, Heparine Na+ Braun®), flucloxacilline (Floxapen®, Staphycid®), piperacilline-tazobactam (Tazocin®)
incompatibiliteit
verminder digoxine (met 50 %!) en difenylhydantoïnedosis bij simultaan gebruik met amiodarone.
toxiciteit
Cordarone®: compr. à 200 mg voor magistrale bereiding cfr. infra (PO); 3 mL ampul à 50 mg/mL (IV).
afleveringsvorm
voor IV toediening: voeg één 3 mL ampul Cordarone® (= 150 mg) bij 27 mL glucose 5 % (=
1/10 dilutie):
eindconcentratie = 5 mg/mL.
NB. Bij orale onderhoudsbehandeling: magistrale bereiding van orale suspensie à 20 mg/mL ( 14 dagen houdbaar, lichtprotectie).
specifieke bereiding
AMOXICILLINE
Clamoxyl®
merknaam 20/11/2019
Breedspectrum antibioticum actief tegen Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën (Bacillus anthracis, Corynebacterium diphtheriae, Enterococcus faecalis, β-hemolytische streptokokken (groep A, B, C, G), Listeria monocytogenes, Streptococcus agalactiae, Streptococcus bovis, Streptococcus pyogenes, Brucella spp., Neisseria meningitidis, Vibrio cholerae, Peptostreptococcus spp.); meestal gebruikt in associatie met aminoglycoside ter (empirische) behandeling van neonatale bacteriële sepsis
indicatie
50mg/kg/dosis 4x/d; voor gewicht van < 2000g alsook voor een leeftijd < 7 dagen wordt telkens een dosis weggelaten
NB. dosis verdubbelen bij meningitis dosis
IV bolus, IM, PO toedieningsweg
niet van toepassing monitoring
Bactericide β-lactamantibioticum. Remt de crosslinking van peptidoglycanen in de celwand, wat uiteindelijk leidt tot lysis en celdood. Amoxicilline is penicillinase-gevoelig. De
(microbiologisch inactieve) metaboliet penicilloïnezuur heeft allergene eigenschappen. Blijft extra-cellulair; de concentratie in weefsels is afhankelijk van de doorbloeding en de
hoeveelheid extracellulair vocht. Penetratie in liquor slecht. Eliminatie vnl. renaal, ca. 80%
via tubulaire secretie en 20% via glomerulaire filtratie. T 1/2 3–4 uur. Bevat 2,74 mEq Na+ per gram.
farmacologie
Diarree, misselijkheid, braken, rash, candidiasis, anafylaxie, convulsies (bij gestoorde nierfunctie, meningitis, epilepsie in de voorgeschiedenis en/of bij hoge doses), reversibele leukopenie/thrombocytopenie, eosinofilie, hemolytische anemie, hepatitis, cholestatische icterus, acute interstitiële nefritis, geneesmiddelkoorts, thromboflebitis.
bijwerking
overgevoeligheid, voorzichtig met EBV en CMV infecties tegenaanwijzing
bijsluiter FAGG
Pineda L, Watt K New antibiotic dosing in infants. Clin Perinatol. 2015;42:167-76.
referentie
éénmalig gebruik: slechts 1 uur houdbaar bijzondere
voorzorg
lipiden, TPN (terminale co-infusie mag wel), midazolam (Dormicum®), amikacine (Amukin®), hydrocortisone (Solucortef®), protamine, gentamycine (Geomycine®), natriumbicarbonaat, amiodarone (Cordarone®), bloed
incompatibiliteit
dosis aanpassen bij renale dysfunctie toxiciteit
°poederflacon à 1000 mg (IV/IM)
°siroop 80 mL fles 25 mg/mL (PO) afleveringsvorm
voor IV toediening: voeg 20 ml aqua pro inj. bij 1 flacon Clamoxyl® à 1000 mg:
eindconcentratie 50 mg/mL specifieke
bereiding
1/01/2021
AMOXICILLINE-CLAVULAANZUUR
Augmentin®
merknaam 20/11/2019
° Vooral bij vermoeden of indicatie van bacteriële infecties door stammen resistent aan amoxicilline door productie van beta-lactamasen zoals Staph. Aureus of Epidermidis (niet MRSA!), Pneumococcus, Haemophilus influenzae, Klebsiella, Moraxella catarrhalis, Streptococcus pyogenes; geen eerste keuze bij zuigeling met belangrijke
luchtwegeninfectie , enkel bij geen verbetering na 2-3 dagen ampicilline of amoxicilline
° honden- en kattenbeten indicatie
Dosering wordt telkens uitgedrukt op basis van amoxicilline component.
° PO: 15 - 20 mg/kg/dosis 2 x per dag (gebruik suspensie à 125 mg/5 ml) gedurende 5 - 10 dagen.
° IV: 25 tot maximaal 50 mg/kg/dosis 2 x per dag traag IV of IV perfusie over 30’.
dosis
traag IV over 2 à 4 minuten of IV perfusie over 30’
toedieningsweg
basaal serum creatinine; controleer bij langdurig gebruik PBO en leverfunctie.
monitoring
zie ampicilline voor amoxicilline component; clavulaanzuur (betalactamase-inhibitor) wordt voor 35-45% ongewijzigd urinair uitgescheiden; bactericide werking (inhibitie van
celwandmucopeptide synthese); inhibitie van beta-lactamases.
farmacologie
Frequent diarree en andere GI-verschijnselen; erytheem (2%); variabele dermatosen incl. Stevens- Johnson syndroom en erythema multiforme; verstoring glucosemeting bij IV; risico op erytheem bij simultane toediening van allopurinol; interstitiële nefritis; anafylactische shock (R/ adrenaline 1‰ SC+
Solucortef IV); ernstige colitis; hepatitis en/of cholestase (clavulaan?); (reversiebele) hematologische bijwerkingen oa. stollingsstoornis (verlenging bloedingstijd en PT); convulsies (bij hoge doses).
bijwerking
overgevoeligheid voor betalactam-antibiotica (kruisallergie penicillines:cefalosporines);
EBV-infectie en acute lymfatische leucemie tegenaanwijzing
referentie
° geef tijdens de voeding om GI-intolerantie te verminderen; orale suspensie in koelkast bewaren;
° Augmentin® wordt vaak verward met Clamoxyl® (amoxicilline);
° Bij kinderen enkel Augmentin P 500 of P 1000 gebruiken;
° 15 ml orale suspensie à 125 mg bevat 19 mg fenylalanine: cave PKU!
° niet oplossen in glucose oplossingen.
bijzondere voorzorg
niet samenbrengen met een aminoside in eenzelfde flacon.
incompatibiliteit
° dosis aanpassen bij renale dysfunctie;
° bij IV overdosis zorgen voor goede hydratie en diurese (haemodialyseerbaar).
toxiciteit
° Augmentin P 500: poeder voor oplossing voor injectie of IV perfusie: elk injectieflacon bevat 500 mg amoxicilline en 50 mg clavulaanzuur onder hun respektievelijke zoutvorm (bevat 1,4 mEq Na+).
° Augmentin 125 poeder voor orale suspensie: na bereiding van 80 mL orale suspensie bevat 5 ml het equivalant van 125 mg amoxicilline en 31,25 mg clavulaanzuur (74 ml aqua toevoegen) afleveringsvorm
° Bij 1 poederflacon Augmentin P 500 voeg je 10 mL aqua pro inject.: de eindconcentratie bedraagt 50 mg amoxicilline per 1 milliliter (oplossing is 1 uur houdbaar).
specifieke bereiding
AMPHOTERICINE B
Ambisome®
merknaam 20/11/2019
ernstige en systemische infecties veroorzaakt door gevoelige schimmels of gisten (vaak gebruikt in associatie met flucytosine)
indicatie
oplaaddosis: 0,25 - 0,5 mg/kg IV infusie over 2 tot 6 uur, gevolgd door
onderhoudsdosis: 0,1 mg/kg éénmaal per dag over 1 uur IV; dagelijks opklimmen tot 0,5 mg/kg/dag IV te infunderen over 4 - 6 uur; cumulatieve totaaldosis bedraagt 15 tot 30 mg/kg: d.i. een totale therapieduur van minstens 4 tot maximaal 6 weken (zie ook onder);
(NB. volgens “Neonatal Formulary BMJ 1998” is het opklimmend onderhoud onnodig en kan onmiddellijk met 0,5 mg/kg/dag gestart worden).
dosis
IV infusie.
toedieningsweg
perifeer bloedbeeldonderzoek (anemie, trombocytopenie), ionogram (vnl. K+ en Mg++) en creatinine om de 48 - 72 uur; transaminasen wekelijks; observeer voor flebitis.
monitoring
antifungaal antibioticum geproduceerd door Streptomyces nodosum; bindt specifiek met ergosterol aanwezig in de celmembraan van sommige fungi; hierdoor wordt de
celmembraanpermeabiliteit verhoogd leidend tot celdood; meer dan 90 % eiwitgebonden;
biliaire excretie; (onvoorspelbare) serum halfwaardetijd: gemiddeld 15 dagen; nefrotoxiciteit is dosisafhankelijk en komt bij neonati minder voor dan bij volwassenen.
farmacologie
oligurische nierinsufficiëntie en tubulopathie met hyperkaliurie, tubulaire acidose, nefrocalcinose, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie; nausea/braken en koorts bij (te) snelle infusie, anemie (frequent), leucopenie/trombocytopenie, bloeddrukwijzigingen, zelden perifere neuropathie, convulsies, acute levernecrose, flebitis.
bijwerking
creatinine > 3 mg/dL en/of ureum > 40 mg/dL; leverdysfunctie.
tegenaanwijzing
J Infect Dis 1987; 155: 766; J Pediatr 1990; 116: 791; Pediatr Infect Dis J 1997; 16: 1002;
Eur J Ped 1997; 156: 421; BMJ 2001; 322: 579; Curr Opin Pediatr 2003; 15: 97.
referentie
° niet oplossen in NaCl 0,9 % (precipitatie) (wel zonodig in aqua pro inj.);
° niet via filter mengen (tenzij porusdiameter > 1 micron);
° oplossing 24 uur houdbaar bij kamert° en 7 dagen in koelkast;
° bewaarde oplossing beschermen tegen licht (niet geïnfundeerde zo infusie over < 8 uur).
bijzondere voorzorg
niet mengen met andere IV medicatie: TPN, NaCl 0,9 %, amikacine (Amukin®), ampicilline (Penbritin®, Pentrexyl®), gentamycine (Geomycine®), dopamine (Dynatra®), penicilline, filgastrim (Neupogen®), fluconazole (Diflucan®), chloorpromazine (Largactil®), cimetidine (Tagamet®), ranitidine (Zantac®), calciumoplossingen, aztreonam (Azactam®), Mg-sulfaat, acetylsalicylzuur (Aspegic®), tolazoline, tobramycine (Obracin®), phenobarbital-natrium (Luminal®), rocuronium bromide (Esmeron®).
incompatibiliteit
hartstilstand bij 10-voudige overdosis; bijwerkingen (o.a. nefrotoxiciteit) lijkt geringer bij infusie over 24 uur ipv over 4 uur (BMJ 2001).
toxiciteit
gelyofyliseerd poederflacon à 50 mg (IV infusie) (bewaren in koelkast 4° C).
afleveringsvorm
bereiding in 2 stappen:
stap 1: voeg 10 mL glucose 5 % bij één poederflacon Ambisome® (= 50 mg);
stap 2: voeg 1 mL (= 5 mg) van de hersamengestelde oplossing bij 49 mL glucose 5 %:
eindconcentratie = 0,1 mg/mL.
NB1. maximale concentratie voor perifere IV infusie = 0,1 mg/mL.
NB2. gezien lange therapieduur kan het ‘handig’ zijn om na 1 week over te schakelen op dubbele dagdosis om de 48 uur, d.i. 1 mg/kg/dag IV over 4 - 6 u om de 48 uur.
specifieke bereiding
1/01/2021
ANTI-HEPATITIS-B IMMUNOGLOBULINES
Hepatitis B Ig®
merknaam 20/11/2019
preventie van verticale transmissie van hepatitis B bij 1. kinderen van HBs-Ag en/of HBe-Ag-positieve moeders, 2. moeders met acute hepatitis B in 3de trimester, 3. moeders uit endemisch gebied met onbekende serologische status (Afrika [Sub-Sahara], O-Europa, Z0-Azië, Midden-Oosten, Z- en C- Amerika, Caraïben, Haiti, China en Alaska) en 4. moeders uit risicogroep met onbekende
serologische status (IV drugs, HIV, multipele transfusie, hemodialyse, geïnstitutionaliseerde gehandicapte en huisgenoot of gezondheidswerkster bij deze twee laatste)
indicatie
150-200 I.E. intramusculair direct postpartum, liefst binnen de 2 uur en ten laatste 12 uur na de geboorte, gevolgd door vaccinatie (zie aldaar). Flacon laten opwarmen tot
lichaamstemperatuur voor toediening.
dosis
diep IM (ter hoogte van anterolaterale zijde van de dij).
toedieningsweg
nihil, tenzij 20 minuten observatie na injectie.
monitoring
passieve immunisatie als brug naar definitieve protectie (95 %) door actieve immunisatie;
bekomen bij middel van gefractioneerde precipitatie volgens Cohn vanuit humaan plasma.
farmacologie
zelzaam rash, koorts, urticaria, zeer zelden anafylactische reactie.
bijwerking
congenitale a- of hypogammaglobulinemie of hereditaire IgA deficiëntie.
tegenaanwijzing
BMJ 1995; 311: 1178;
Pediatr Infect Dis J 1996; 15: 535; Clin Perinatol 1997; 24: 181.
referentie
° bewaren in koelkast bij 2 - 8 °C (lichte troebeling of beperkte neerslag tijdens bewaarperiode mag) ;
° niet intraveneus toedienen!
bijzondere voorzorg
niet mengen met andere geneesmiddelen in de zelfde spuit.
incompatibiliteit
gb.
toxiciteit
Hepatitis B-Ig® 1 mL ampul à 200 IE/ml (IM/SC) afleveringsvorm
specifieke bereiding
ARGININE
L-arginin-hydrochlorid 21 % Braun®
merknaam 20/11/2019
° acute (al dan niet transiënte) hyperammoniëmie (vnl. ureumcyclusstoornis zoals ornithine- carbamyltransferase (OTC) en carbamyl-phospaatsynthetase (CPS) deficiëntie,
citrullinemie en argininosuccinaat-acidurie exclusief hyperargininemie);
° groeihormoonsecretietest (cfr. kinderarts-endocrinoloog);
° persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN) indicatie
° ureumcyclusstoornis: 300 - 400 mg/kg per 24 uur in continu IV infuus of gefractioneerd in 6 doses traag IV telkens over 15 minuten; nadien zonodig gevolgd door 25 - 175
mg/kg/dosis PO viermaal per dag;
° PPHN: L-arginine 500 mg/kg traag IV over 30 minuten (experimenteel cfr. ref).
dosis
traag IV of continu IV infuus, PO.
toedieningsweg
glycemie; behoud arginine plasmaspiegel tussen 50 en 200 micromol/L, pH en chloremie.
monitoring
arginine is een natuurlijk aminozuur gesynthetiseerd in de ureumcyclus.
farmacologie
braken, hyperchloremische acidose (R/ bicarbonaat), hyperglycemie, trombocytopenie.
bijwerking
nier- of leverfalen.
tegenaanwijzing
The metabolic and molecular bases of inherited disease (Scriver & Beaudet Eds.) 7th ed.
1995; 1187;
Biol Neonate 1995; 67: 240.
referentie
° mag ook verdund worden met glucose 10 %;
° magistrale bereiding voor perorale therapie.
bijzondere voorzorg
thiopental.
incompatibiliteit toxiciteit
20 mL ampul à 210 mg/mL (IV) (= L-arginine 1 mmol/mL).
afleveringsvorm
voor IV toediening: voeg 11 mL glucose 5 % bij 10 mL (= halve ampul = 2.100 mg) L- arginin-hydrochlorid 21 % Braun® :
eindconcentratie = 100 mg/mL.
specifieke bereiding
1/01/2021