• No results found

Deelrapport. Leuven binnenstad. Hemelwaterplan Leuven RIOPACT IN OPDRACHT VAN STAD LEUVEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Deelrapport. Leuven binnenstad. Hemelwaterplan Leuven RIOPACT IN OPDRACHT VAN STAD LEUVEN"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2017-2018 Deelrapport

Leuven binnenstad

Hemelwaterplan Leuven

(2)

Inleiding 2

I NHOUD

1 Inleiding ... 5

2 Reliëf ... 7

3 Grondwater... 8

4 Oppervlaktewater ... 11

4.1 Dijle ... 11

4.2 Vunt ... 11

4.3 Voer ... 11

4.4 Vlotputbeek ... 11

4.5 Het kanaal Leuven – Dijle ... 11

5 Riolering ... 14

6 Visie ... 15

6.1 Concrete aanpak ... 20

In welk gebied is deze visie van toepassing? ... 20

Wat is het minimum dat voorzien moet worden voor de openbare ruimte? ... 20

Hoe wordt dit opgetrokken? ... 21

Privaat ... 22

6.2 Speciale situaties ... 22

Beperkte afkoppelbaarheid van daken ... 22

Evenementenzone ... 22

7 Knelpunten ... 23

7.1 Jan Stasstraat en Ladeuzeplein ... 23

Analyse ... 23

Aanpak ... 23

7.2 Overstortwerking Diestsepoort ... 24

(3)

Analyse ... 24

Aanpak ... 24

7.3 Schapenstraat ... 25

Analyse ... 25

8 Bespreking per afstromingsgebied ... 26

8.1 L1 – Tervuursestraat ... 28

Beschrijving ... 28

Specifieke maatregelen ... 28

8.2 L2 – Brusselsepoort... 30

Beschrijving ... 30

Specifieke maatregelen ... 30

8.3 L3 – Wijnpersstraat ... 32

Beschrijving ... 32

Specifieke maatregelen ... 32

8.4 L4 – Mechelsepoort ... 35

Beschrijving ... 35

Specifieke maatregelen ... 35

8.5 L5 – Kapucijnenvoer –Tweewaters ... 37

Beschrijving ... 38

Specifieke maatregelen ... 38

8.6 L6 – Schapenstraat – Sint-Maartensdal ... 40

Beschrijving ... 40

Specifieke maatregelen ... 41

8.7 L7 – Begraafplaats ... 44

Beschrijving ... 44

(4)

Inleiding 4

Beschrijving ... 48

Specifieke maatregelen ... 49

8.9 L9 – Parkstraat ... 52

Beschrijving ... 52

Specifieke maatregelen ... 53

8.10 L10 – Kareelveld ... 54

Beschrijving ... 54

Specifieke maatregelen ... 54

8.11 L11 – Gasthuisberg ... 56

Beschrijving ... 56

Specifieke maatregelen ... 56

(5)

1 I NLEIDING

Het hemelwaterplan Leuven onderzocht hoe in de toekomst met hemelwater moet omgegaan worden binnen de gemeente Leuven. De globale visie wordt beschreven in het overkoepelende deel en vormt het kerndocument van het hemelwaterplan. Hierin wordt de visie of systeemkeuze per gebied bepaald en ook de generieke maatregelen en beleidsvoorstellen staan hier uitgeschreven. Daarnaast worden er concrete maatregelen voorgesteld op een interactieve kaart in Google Maps, elk met een korte uitleg.

De maatregelen op de interactieve kaart zijn onderverdeeld in verschillende lagen:

 Prioritaire maatregelen: Maatregelen die een acuut knelpunt aanpakken.

 Opportuniteiten: Deze verzameling aan maatregelen pakt minder prioritair knelpunten aan of geeft een locatie aan waar er bijzonder potentieel zit voor hemelwaterberging. Wanneer er projecten worden gepland adviseren we om deze laag na te kijken en de voorgestelde maatregelen mee uit te voeren.

 Open te leggen overwelvingen: Deze laag geeft de locaties aan waar het openleggen van een overwelving opportuun is voor het watersysteem.

 Grachten van algemeen belang: Dit zijn private grachten die van belang zijn voor de

waterhuishouding en dus geklasseerd dienen te worden als een ‘Gracht van algemeen belang’.

 Individuele maatregelen: In deze zones geldt een hoog overstromingsrisico. Woningen en bewoners dienen op deze locaties voorzieningen te treffen om de negatieve gevolgen van wateroverlast te beperken.

Voor meer toelichting over deze maatregelen kunnen de deelrapporten per deelgemeente geraadpleegd worden (Leuven Binnenstad, Kessel-Lo, Heverlee - Haasrode en Wilsele - Wijgmaal).

Hierin wordt elk afstroomgebied apart geanalyseerd.

In dit deelrapport gaan we dieper in op de Leuvense Binnenstad We kijken welke implicaties de globale visie tot gevolg heeft in de Binnenstad: aan welke voorwaarden moeten nieuwe projecten voldoen om te functioneren in deze totaal visie? Waar en welke potenties kunnen we op termijn uitbouwen?

Wanneer er herinrichtingen zijn gepland adviseren we om het betreffende deel na te lezen in het deelrapport. De ontwerper die een project opstart vindt hierin de nodige aandachtspunten om van te vertrekken. Voor meer duiding kan er gebruik gemaakt worden van het overkoepelende deel. Riopact kan tevens bepaalde maatregelen verder uitwerken indien de stad dit wenst.

Figuur 1 geeft de verschillende deelgebieden en bijhorende afstromingsgebieden binnen Leuven weer.

(6)

Inleiding 6

FIGUUR 1 AFBAKENING VAN DE DEELGEBIEDEN BINNENN HET HEMELWATERPLAN VAN LEUVEN. DIT DEELRAPPORT HANDELT OVER HET DEELGEBIED LEUVEN BINNENSTAD, AANGEDUID IN HET GRIJS.

(7)

2 R ELIËF

De Dijlevallei bepaalt de topografie in de binnenstad van Leuven (Figuur 2). Maaivelden stijgen vrij abrupt van ongeveer 20mTAW in het centrum tot 60mTAW naar het westen toe in de richting van Gasthuisberg en Herent. In het zuidoosten van de binnenstad stijgt de topografie gradueel in de richting van de gevangenis en de Sportoase Philipssite.

FIGUUR 2 RELIËF VAN DE BINNENSTAD VAN LEUVEN OP BASIS VAN HET DIGITAAL HOOGTEMODEL VAN VLAANDEREN. DE HOGER GELEGEN SITE VAN GASTHUISBERG IS AANGEUID MET EEN PAARSE STER EN DE HOGER GELEGEN SPORTOASE PHILIPSSITE MET RODE STER.

(8)

Grondwater 8

3 G RONDWATER

Er bevinden zich geen grondwaterbeschermingszones in de binnenstad van Leuven. Er zijn wel verschillende private exploitanten van grondwater, deze locaties zijn op Figuur 3 aangeduid in het rood.

FIGUUR 3 VERGUNDE LOCATIES VOOR GRONDWATEREXTRACTIE AANGEDUID MET EEN ROOD TEKEN, DE GROOTTE VAN HET TEKEN IS EEN MAAT VOOR DE GROOTTE VAN HET VERGUND DEBIET. AAN DE RAND VAN DE FIGUUR LIGGEN TWEE GRONDWATERWINGEBIEDEN VAN 3E CATEGORIE (PAARS). (LOCATIES ZIJN AANGEGEVEN PER PERCEEL EN NIET OP DE LOCATIE VAN DE BORING, GEGEVENS DIE GEKEND ZIJN BIJ DOV. BRON: HTTPS://WWW.DOV.VLAANDEREN.BE/PORTAAL/?MODULE=VERKENNER&THEMA=BEMALINGEN#MODULEPAGE )

Er werd gevraagd na te gaan of er meer kon worden gezegd over infiltratiemogelijkheden op basis van grondwaterpeilmetingen. Daartoe werden gegevens overgemaakt van enkele peilmetingen aan KBC en AB Inbev omdat zij de voornaamste afnemers van het grondwater zijn, en AB Inbev zeker ook een begunstigde is van kwalitatief grondwater in de Leuvense binnenstad.

(9)

De metingen van het meetpunt aan KBC bevatten twee types documenten: beproevingsverslagen en meetpuntlogboeken. De beproevingsverslagen geven informatie over de chemische samenstelling van het grondwater ter hoogte van het meetpunt, maar bevatten geen informatie over het peil op het moment van de meting.

De logboeken bevatten peilen van meerdere punten rond de gebouwen. De peilen variëren nauwelijks over het jaar. Dit is niet onlogisch aangezien het bij nader onderzoek blijkt te gaan om peilen gemeten in de putten die worden gebruikt voor de warmte – en koudeopslag van de gebouwen. In dergelijke installaties wordt opgesloten grondwater, dus veelal grondwater “bellen of kommen” omsloten door kleilagen, gebruikt als koelwater in de zomer om vervolgens in de winter als warmtereservoir te dienen voor een warmte pomp. De gegevens over de geïnjecteerde temperatuur zijn zichtbaar in de voorlaatste kolom. De erg kleine fluctuaties in de gemeten peilen geven vooral aan dat het

warmteopslagsysteem weinig interactie heeft met het vrij stromende grondwater, maar geven geen informatie over het grondwater in de wijdere omgeving.

FIGUUR 4: MEETPUNTEN KBC VOOR 2017. ER IS GEEN DUIDELIJKE SEIZOENS TENDENS ZICHTBAAR. FLUCTUATIES ZIJN MOGELIJK MEER HET GEVOLG VAN EEN FLUCTUERENDE ONTTREKKING.

29.6 29.8 30 30.2 30.4 30.6 30.8 31

Meetpunten KBC

K1 K2 Peilput

(10)

Grondwater 10

Ook de meetgegevens van AB Inbev zijn afkomstig van een operationeel systeem, in dit geval gaat het om pompputten. De peilen die gemeten worden zijn de peilen in de pompputten. Het gemeten peil fluctueert zeer beperkt over de seizoenen, meetdagen zijn meestal gegroepeerd per twee waarbij de eerste dag een hoog peil wordt gemeten en de tweede dag een laag peil. De peilen, uitgedrukt in mTAW verschillen erg veel (tot 30 meter voor sommige meetpunten) en lijken op de aan – en afslagpeilen van de pompen.

FIGUUR 5. 5 MEETPUNTEN BIJ AB INBEV UITGEZET VOOR HET JAAR 2016.

De metingen zijn in elk meetpunt op dezelfde dag genomen, dus het is niet zo dat we uit het interval tussen de lage en de hoge meting iets zouden kunnen afleiden over de snelheid waarmee grondwater zich verplaatst.

Op basis van deze gegevens kunnen we dus niets zeggen over het grondwater in de omgeving van de meetpunten. De beschikbare informatie over het grondwaterpeil geeft dus geen bijkomende

informatie ten opzichte van de openbaar beschikbare kaarten.

-15 -10 -5 0 5 10 15

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

Peilmetingen AB Inbev 2016

Reeks1 Reeks2

(11)

4 O PPERVLAKTEWATER

In dit hoofdstuk bespreken we de belangrijkste waterlichamen in het deelgebied Leuven binnenstad (Figuur 6). Een uitgebreider overzicht is terug te vinden in het overkoepelende deel, waar we meer aandacht besteden aan de interactie tussen de waterlopen en de mogelijkheden van de waterlopen in het geval van extreme situaties.

4.1 D

IJLE

De Dijle is een onbevaarbare waterloop van 1e categorie en wordt beheerd door VMM. In het centrum van Leuven heeft de Dijle vijf armen die via schuiven en overstortstructuren in verbinding staan met elkaar. In de loop der jaren zijn er stukken overwelfd die een bottleneck vormen voor de doorstroming van water door Leuven. De overwelvingen zijn aangeduid op kaart in Bijlage 5.

4.2 V

UNT

De Vunt is eigenlijk het verlengde van de Dijle 5e arm en staat in verbinding met de Dijle via een overstort, net opwaarts van de Vaartstraat. De Vunt verlaat het centrum aan de Diestsevest en stroomt vervolgens richting het noorden om zich in Wijgmaal terug bij de Dijle te voegen. De Vunt is, net als de Dijle, een onbevaarbare waterloop van 1e categorie, die beheerd wordt door VMM. De waterloop ligt in het centrum in open bedding tussen de Jan-Pieter Minckelersstraat en Diestsevest.

4.3 V

OER

De Voer stroomt via Heverlee het centrum binnen aan de Tervuursevest en stroomt langs de Kapucijnenvoer en verder via de Fonteinstraat, om ter hoogte van de Mechelsestraat in de 4e Dijle- arm uit te monden. De Voer is een onbevaarbare waterloop van 1e categorie, beheerd door de VMM en is grotendeels overwelfd, met uitzondering van een opwaarts stuk aan de Kapucijnenvoer.

4.4 V

LOTPUTBEEK

De Vlotputbeek bevindt zich tussen de Dijle en de Voer ter hoogte van de Tervuursevest. Ze kan afgesloten worden door schuiven aan de monding van de Dijle. Deze schuiven zijn meestal gesloten.

De beek is grotendeels overwelfd en is een onbevaarbare waterloop van 1e categorie, beheerd door de VMM.

4.5 H

ET KANAAL

L

EUVEN

– D

IJLE

Het kanaal Leuven-Dijle ontspringt aan de Vaartkom en loopt parallel langs de Dijle noordwaarts tot in

(12)

Oppervlaktewater 12

sluizen die het waterpeil regelen. Het kanaal staat in verbinding met de Voer via de leiding “de Hond”.

Deze verbinding wordt gebruikt om het kanaal bij te vullen (dit zou relatief frequent gebeuren).

Momenteel loost enkel het RWA-stelsel van de Vaartkom-wijk op het kanaal. Bij een T20-bui stort er modelmatig vanuit twee noodoverstorten in totaal 9m³ over op de RWA-leidingen in de

Aarschotsesteenweg. Deze staan in verbinding met het kanaal.

De visie van de Vlaamse Waterweg is dat het kanaal in principe niet watervoerend is: er worden dus geen aansluiting op toegelaten. Om neerslag op het kanaal te kunnen afvoeren is er wel de

mogelijkheid dat er water door de sluizen wordt doorgelaten via de verlaten. VMM heeft een overeenkomst met de Vlaamse Waterweg om water via de Hond in noodgevallen in het kanaal te laten stromen. Het debiet is in deze situatie beperkt tot de capaciteit van de verlaten en wordt begroot op ongeveer 5m³/s (cijfers Vlaamse Waterweg).

(13)

FIGUUR 6: OVERZICHT VAN DE WATERLOPEN IN DEELGEBIED LEUVEN BINNENSTAD.

(14)

Riolering 14

5 R IOLERING

De rioleringsinfrastructuur en afvoerrichtingen in de binnenstad worden grotendeels bepaald door de topografie, met gravitaire afvoer in de richting van de RWZI.

Er zijn constant herinrichtings-, bouw- en rioleringsprojecten in de binnenstad waarbij vaak grote buffers en infiltratievoorzieningen worden voorzien. Het watersysteem is hierdoor continu in

verandering en de stad evolueert zo gradueel naar een veiligere omgeving. Het model geeft hierdoor een negatievere situatie dan de realiteit.

(15)

6 V ISIE

Deze zone bestaat grotendeels uit het historisch centrum. De open ruimte is hier beperkt waardoor de huidige regelgeving omtrent gescheiden stelsels tot conflicten leidt. Deze regelgeving legt

buffervoorwaarden op waardoor statische buffers gecreëerd worden met een grote ruimtevraag.

Deze zijn moeilijk tot niet te realiseren. Er werd daarom bijkomen met VMM overlegd om tot een visie te komen omtrent de buffering in het historische centrum.

De onderstaande visie is geënt op dit gesprek en moet voorafgegaan worden door de belangrijke randvoorwaarde dat de veiligheid van de binnenstad van Leuven enkel kan gegarandeerd als zowel het bufferbekken in Egenhoven als de Arenbergcampus kunnen ingeschakeld worden. Deze maatregelen dienen de stad te sparen van overlast uit de waterlopen door de doorstroming ter hoogte van de Volmolens te beperken. Dit is momenteel al mogelijk maar heeft schade tot gevolg op de

Arenbergcampus. De campus zone dient op termijn dus zo te evolueren dat de doorstroming kan beperkt worden t.h.v. de Volmolens zonder hier voor grote gevolgschade te zorgen. Deze duidelijke keuze wordt door zowel de Stad Leuven als VMM, als basis gezien voor het toekomstige watersysteem en wordt in het hemelwaterplan dan ook opgenomen als basisrandvoorwaarde.

Er stellen zich voor dit gebied vervolgens twee hoofdvragen. Is het nuttig om hier het afval – en hemelwater te scheiden? En indien er een regenwaterstelsel wordt aangelegd aan welke buffervoorwaarden moet dit dan voldoen?

Op de eerste vraag is het antwoord positief met nuance: hemelwater gescheiden afvoeren is in Leuven vrij goed mogelijk omdat het reliëf dit toelaat en er relatief veel waterlopen beschikbaar zijn. De dimensionering van de benodigde leidingen kan dus in de meeste gevallen vrij beperkt worden gehouden. De afkoppeling is vaak immers direct effectief door de korte afstanden tot de waterlopen.

De nuance zit hoofdzakelijk in het behaalde rendement. In sommige smalle straten zijn nauwelijks afkoppelbare dakafvoeren te vinden en op pleinen met grote evenementen moet grote aandacht besteed worden aan de kwaliteit van het afgevoerde water. Beide situaties zijn echter uitzonderlijk maar zullen verderop wel behandeld worden omdat ze ook niet genegeerd mogen worden.

Qua buffering is het zo dat deze die in het centrum gerealiseerd kan worden vrijwel zeker tot de duurste zou behoren die kan voorzien worden in de Dijlevallei. Daarnaast is het zo dat de oppervlakte van de binnenstad en de daarbij horende buffering van weinig betekenis zijn in vergelijking met de buffering die net opwaarts in onder meer het Arenbergpark kan gerealiseerd worden. Bovendien is het zo dat de meeste straten die hoger liggen (dus op de helling van de riviervallei) in Leuven meestal dwars op de helling liggen waardoor er moeilijk in gebufferd kan worden, de leidingen die dan wel vlak liggen, liggen vrijwel allemaal in beneden naast de waterloop waardoor ze in geval van overstroming mee overstromen met de rivier.

(16)

Visie 16

FIGUUR 7: LEIDINGEN MET EEN HELLING GROTER DAN 10MM/METER WERDEN AANGEDUID IN HET ROOD. WAT OPVALT IS DAT ER IN HET CENTRUM VAN LEUVEN VOORAL STRATEN ZIJN DIE DWARS OP DE HELLING LIGGEN, DIE DUS EEN HOGE HELLING HEBBEN. IN EEN STERK HELLENDE LEIDING OF STRAAT KAN MOEILIJKER GEBUFFERD WORDEN.

FIGUUR 8: LEIDINGEN MET EEN LAGE HELLING (MINDER DAN 5MM/M) WERDEN AANGEDUID IN HET ROOD. OP ENKELE UITZONDERINGEN NA LIGGEN DEZE LEIDINGEN ALLEMAAL VLAKBIJ DE WATERLOPEN: TENZIJ HYDRAULISCH LOSGEKOPPELD VOLGEN ZE DUS HET WATERPEIL IN DE WATERLOPEN.

Afwaarts Leuven is de impact van het al dan niet bufferen van het centrum beperkt dus de hoofdreden om te bufferen zou het beschermen van het centrum zelf zijn. Daar is het grootste risico rechtstreeks

(17)

verbonden met de waterlopen waarvan het peil gestuurd wordt door de kleppen in het centrum en de opwaartse bekkens

Neerslag in het centrum kan weliswaar het lokale peil van de waterlopen nog verhogen, maar het is niet noodzakelijk zo dat een vertraagd lozende buffer die hoger ligt dan het waterpeil in de

waterlopen daar een significante impact op zou hebben.

Uit deze redenering kunnen we een aantal bedenkingen distilleren die kunnen dienen als richtinggevend bij de visievorming:

 Indien er buffering wordt voorzien zou ze moeten kunnen samenwerken met de waterloop, hetzij door een slimme sturing, hetzij doordat het voorziene volume ook ter beschikking kan komen van de waterloop.

 Een eventuele buffer wordt veel interessanter als er een verliesfunctie is, zoals infiltratie of hergebruik.

 Naast de verliesfunctie kan een buffer ook voorkomen dat afwaarts grote leidingen nodig zijn, dus vooral op langere strengen wordt het zinvol om toch op zoek te gaan naar buffering.

Daarnaast is het nuttig om ook stil te staan bij de andere uitdagingen waarmee een historische centrumstad op langere termijn naar alle waarschijnlijkheid zal worden geconfronteerd: hitte en droogte. Als we maatregelen nemen in de binnenstad zouden ze best hun waterfunctie combineren met een antwoord op droogte en een reducerend effect op hittestress.

(18)

Visie 18

FIGUUR 9: BINNENSTAD LEUVEN MET OVERSTROOMBARE GEBIEDEN IN EEN HOOG KLIMAAT SCENARIO IN 2100 (ZONDER AANPASSING AAN DE VOLMOLEN). DOOR BINNEN DEZE CONTOUREN TE EVOLUEREN NAAR EEN ROBUUSTE INRICHTING KUNNEN DE GEVOLGEN VAN DIT OVERSTROMINGSSCENARIO BEPERKT BLIJVEN. (BRON:VMM)

Op basis van deze redenering stellen we volgende visie voor:

In het centrumgebied wordt buffering voorzien in open groene structuren waar mogelijk. Ondergrondse buffering wordt voorzien waar er een potentieel is om een significant hergebruik van hemelwater te realiseren. In de zone die kan overstromen vanuit de Dijle wordt er geen buffering in de vorm van gesloten volumes voorzien. Wel wordt de stad er robuust gemaakt zodat de voorspelde waterhoogtes met minimale gevolgschade kunnen optreden.(zie ook verkennende beelden: Figuur 10 en Figuur 11) Daarnaast wordt de lijn die is ingezet om de waterlopen opnieuw open te leggen en waar mogelijk meer ruimte te geven verder gezet.

Voor de afvoer wordt zo veel mogelijk gewerkt met korte trajecten die zo snel mogelijk aansluiten op een waterloop of een groene structuur. Doordat het reliëf sterk helt naar de waterlopen is het mogelijk om ook met eerder kleine afvoersystemen een robuust systeem uit te bouwen.

(19)

FIGUUR 10: REFERENTIETOESTAND VAN DE RIOLERING BIJ T20 MET KORTSTONDIG HOOG DEBIET OP DE DIJLE: IN DEZE SITUATIE IS DE IMPACT VAN HET WATERPEIL OP OVERLAST VANUIT DE RIOLERING ZEER BEPERKT: DE PIEK OP DE WATERLOOP HINDERT DE UITSTROOM VAN DE RIOLERING NAUWELIJKS. (KLEURCODE: LICHTGROEN IS MINDER DAN 10 CM DRUKOPBOUW, OVER GEEL, ORANJE, ROOD NAAR PAARS WAT 1 METER DRUKHOOGTE IS – DEZE HOOGTE IS EEN MAAT VOOR DE OVERBELASTING MAAR VERTAALT ZICH NIET IN WATERHOOGTES: DEZE ZIJN AFHANKELIJK VAN DE RUIMTE DIE ER IS OP HET MAAIVELD)

FIGUUR 11: REFERENTIETOESTAND VAN DE RIOLERING BIJ T20 WAARBIJ HET DEBIET OP DE DIJLE CONTINU HOOG WORDT VERONDERSTELT.

IN DIT GEVAL ONTSTAAT ER WEL INVLOED OP DE RIOLERING. DEZE SIMULATIE LAAT NIET TOE OM TRANSPORT OVER HET OPPERVLAK TE SIMULEREN, MAAR DUIDELIJK IS DAT HET AANTAL INSPECTIEPUTTEN WAAR HET WATER BOVEN MAAIVELD STIJGT AANZIENLIJK GROTER IS.

(KLEURCODE: ZIE HIERBOVEN)

(20)

Visie 20

6.1 C

ONCRETE AANPAK

IN WELK GEBIED IS DEZE VISIE VAN TOEPASSING?

FIGUUR 12: DE GROENE POLYGOON GEEFT DE GRENS AAN VAN HET GEBIED WAARIN WORDT VOORGESTELD OM AF TE WIJKEN VAN DE ALGEMEEN GELDENDE BUFFERVOORWAARDEN. DE BLAUWE ZONE DIE MET EEN PUNTENWOLK WERD GEARCEERD GEEFT EEN INDICATIE VAN HET GEBIED DAT ROBUUST MOET WORDEN INGERICHT ZODAT HOGE WATERPEIL IN DE WATERLOPEN NIET NOODZAKELIJK LEIDEN TOT GROTE GEVOLGSCHADE. DEZE ZONE IS AFGEBAKEND OP BASIS VAN HET HOOGTE MODEL, DE BESCHIKBARE GEGEVENS IN HET RIOLERINGS MODEL EN HET OVERSTROMINGSRISICO ZOALS BEREKEND DOOR VMM IN EEN HOOG KLIMAATSCENARIO.

WAT IS HET MINIMUM DAT VOORZIEN MOET WORDEN VOOR DE OPENBARE RUIMTE?

We gaan nemen de, op dit moment standaard, 250m³ per hectare als streefcijfer en proberen dit te benaderen door waterberging op verschillende niveaus te voorzien. Er komt echter een pragmatische invulling die inzet op het maximaliseren van open en groene invullingen die vertragen, infiltreren en bufferen overal waar het kan, gecombineerd met minimale eisen die altijd moeten vervuld worden.

6.1.2.1 BESCHIKBAAR VOLUME

Een goed ontworpen hemelwaterrioleringsleiding heeft een buffervolume van 80 à 100m³/ha (effectief aangesloten verharding). Dit beschouwen we als een minimum volume: als straten worden aangelegd met minder buffervolume dan is de kans groot dat dit zal leiden tot een verslechtering ten opzichte van de bestaande (gemengde) situatie. Concreet wil dit zeggen dat er 10mm neerslag in de leiding zou kunnen opgevangen worden, mits er een stuw of knijp middel voorzien is. Om de

(21)

effectiviteit hiervan optimaal te benutten wordt best gewerkt met poreuze/infiltrerende systemen zolang de omstandigheden het toelaten.

Streefdoel: minimaal 100m³/ha te voorzien in het afvoersysteem, voorzien van een debietsbeperking zodat het volume volledig kan gebruikt worden. Infiltrerende systemen zijn de standaard, enkel waar de bodem het niet toelaat of er een zeer reëel risico op schade voor de aanliggenden is kan hiervan afgeweken worden.

6.1.2.2 ONTHARDING

We streven ernaar om de verhardingsgraad te doen dalen. Dat kan bij voorkeur door het volledig wegnemen van verharding, maar ook waterdoorlatende verharding of gedeeltelijke verharding valt hieronder. Ontharde delen worden altijd zo ingericht dat er minimaal 25mm op het ontharde deel kan staan (oppervlakteberging) worden zonder dat er afstroming richting verhardingen plaats vindt. (om functionele redenen kan hiervan afgeweken worden).

Voor volwaardige groen zones streven we ernaar om 100 mm waterhoogte toelaatbaar te maken, wat wil zeggen dat een groenzone ongeveer 3 keer zijn eigen oppervlakte kan opvangen. In de meeste gevallen zal een overlaat de waterhoogte hierna begrenzen. De beplanting en de bodem bepalen of een groenvak integraal op infiltratie werkt, of er een drainage leiding wordt voorzien om water vertraagd terug af te voeren.

HOE WORDT DIT OPGETROKKEN?

6.1.3.1 OPPERVLAKTE BERGING

In straten waar de veiligheid niet in het gedrang komt door water op straat, kunnen de minimale eisen opgetrokken worden tot 250m³/ha door oppervlakte bering toe te laten. We denken dat dit mogelijk is voor buien met retourperiodes vanaf 5 jaar en hoger. (in sommige omstandigheden kan dit lager) 6.1.3.2 BOMEN

Naast waterafvoer en –beschikbaarheid wordt ook hitte een belangrijk probleem van de steden in de 21ste eeuw. Bomen vormen de belangrijkste verdedigingslinie tegen oververhitting van gebouwen en publieke ruimtes. Om bomen optimaal te doen groeien te midden van een verharde stad worden boomgroeisystemen ontwikkeld die ervoor zorgen dat wortels voldoende lucht en water kunnen krijgen. De ruimte hiervoor leent zich tevens tot tijdelijke bufffering van hemelwater. Relatief kleine ingrepen kunnen ervoor zorgen dat de boomgroeisystemen ook op het vlak van waterhuishouding een grote impact kunnen hebben.

6.1.3.3 ONTHARDING ALS STRUCTUREREND ELEMENT

De technieken om groen in de stedelijke ruimte alle kansen te geven staan niet stil. Groene goten,

(22)

Visie 22

6.1.3.4 PARKEN EN PLEINEN ALS NOODSYSTEMEN

Het afgebakende gebied bevat heel wat pleinen en parken. Sommige daarvan zullen een permanente waterfunctie krijgen door bijvoorbeeld een wadi te herbergen. We streven ernaar dat in uitzonderlijke gevallen deze ruimtes de eerste zijn om te overstromen zodat er bijkomende buffering ontstaat. Dit mechanisme treedt in werking bij hoge retourperiodes (+10 jaar).

PRIVAAT

Bouwvergunningen (renovatie/nieuwbouw) blijven in deze zone de gewone GSV regels volgen. Op lange termijn zorgt dit ervoor dat de druk op publieke voorzieningen daalt.

Er wordt bij grote nieuwbouwprojecten altijd nagegaan of het project mits kleine aanpassingen ook de totale bufferbalans voor de omgeving kan verbeteren.

6.2 S

PECIALE SITUATIES

BEPERKTE AFKOPPELBAARHEID VAN DAKEN

In deze situatie moet enkel het straatoppervlak en een beperkt aantal daken aangesloten worden. In dergelijke gevallen is een volwaardig afvoersysteem een dure optie voor de beperkte aangesloten oppervlakte. In dergelijke situaties geven we de voorkeur aan afvoer naar een naburige straat via het oppervlak (goten of wegdek) of een geleiding langs het oppervlak. Zo wordt interferentie met

nutsvoorzieningen zoveel mogelijk vermeden en is de kost per aangesloten m² toch te verantwoorden, we denken aan extra brede goten, groene goten, caniveau’s,….

EVENEMENTENZONE

Voor dergelijke zones dient een gevoeligheidsanalyse gemaakt te worden. Sommige vervuiling zoals vet of olie is bij matige debieten op te vangen. Andere vervuiling kan soms reden zijn om minstens tijdelijk een aansluiting op het gemengde systeem mogelijk te maken.

(23)

7 K NELPUNTEN

7.1 J

AN

S

TASSTRAAT EN

L

ADEUZEPLEIN ANALYSE

Er wordt lichte wateroverlast gemeld in de Jan Stasstraat en aan het Ladeuzeplein. In het hydraulische model staat het gehele stelsel onder druk en is er ter hoogte van de probleemlocatie te weinig capaciteit op de gemengde riolering tussen het Ladeuzeplein en de Diestsestraat in de Vital Decosterstraat.

FIGUUR 13 KNELPUNT JAN STASSTRAAT EN LADEUZEPLEIN.

AANPAK

Een hydraulische screening (Aquafin NV, dec 2016) bekeek verschillende mogelijke vermazingen in de

(24)

Knelpunten 24

Deze maatregel levert een lichte verbetering op in het model, maar de impact is beperkt. Indien er geen gevolgschade is van de optredende problemen zien we de ingreep dan ook niet als prioritair.

FIGUUR 14 DE VOORGESTELDE VERMAZINGEN ZIJN AANGEDUID IN HET ROOD.

7.2 O

VERSTORTWERKING

D

IESTSEPOORT ANALYSE

De gemengde riolering stort bij een f7-bui 2414 m³ over naar de Vunt. De belangrijkste instroom komt via afstromingsgebied Martelarenlaan (K14, deelrapport Kessel-Lo) en via de Tiensevest. De opwaarts aangesloten leidingen zijn aangeduid op Figuur 15.

AANPAK

Het probleem in dit stroomgebied is dat het water sterk afdaalt naar de kruising met de spoorweg.

Eens het water daar belandt, zijn er geen goede buffermogelijkheden meer mogelijk. Dat probleem doet zich nu voor binnen het gemengde stelsel, maar ook in een RWA stelsel zou het een zwakte blijven. Daarom wordt er in het deel over Kessel-Lo voor gekozen om de delen die afwateren naar de Diestsepoort zoveel mogelijk te beperken en enkel de laaggelegen delen hierop aan te sluiten. Het uitbouwen van een gescheiden stelsel zal in dit geval dus niet alleen leiden tot een verminderde overstortwerking maar ook de Vunt wordt minder zwaar belast.

(25)

FIGUUR 15 OVERZICHT VAN HET OPWAARTS AANGESLOTEN RIOLERINGSGEBIED OP OVERSTORT DIESTSEPOORT (AANGEDUID MET RODE STER).

7.3 S

CHAPENSTRAAT ANALYSE

In de Schapenstraat wordt er wateroverlast ervaren maar niet gesimuleerd, het probleem zou ontstaan door luchtophoping in de collector en wordt aangepakt met een ventilatiedeksel en een

(26)

26

8 B ESPREKING PER

AFSTROMINGSGEBIED

In dit hoofdstuk wordt elk afstroomgebied onderzocht en waar nodig maatregelen voorgesteld. Op pagina 77 en 78 in het overkoepelend deel bieden we een overzicht van de 10 meest prioritaire maatregelen op basis van de risico-inschatting, wetende dat de effectieve volgorde zich voornamelijk zal laten bepalen door de geplande herinrichtingsprojecten en door de ervaren wateroverlast tijdens komende buien.

De maatregelen worden voor elk afstroomgebied in dezelfde volgorde benaderd:

1. Beschrijving

2. Specifieke maatregelen 3. Generieke

In de eerste plaats zal men geïnteresseerd zijn in de deelzones met de hoogste prioriteit, namelijk L6 Schapenstraat – Sint-Maartensdal en L8 Brabançonnestraat . De overige deelzones hebben een lagere prioriteit, maar worden ook besproken om opportuniteiten naar de toekomst toe niet te missen.

Bovendien is er in het structuurplan van Leuven opgenomen dat er ingezet dient te worden op het open houden van de groene gebieden in de binnenstad in functie van waterbuffering en beheersing van afstroming. Dit principe werd verder doorgetrokken binnen de bespreking van de verschillende afstromingsgebieden. Zo biedt het hemelwaterplan dus ook maatregelen die invulling geven aan het ruimtelijk structuurplan.

Wanneer er ruimtelijke projecten of rioleringsprojecten worden voorzien kunnen de aanbevolen maatregelen die hieronder beschreven zijn gekoppeld worden aan de geplande herinrichting.

De verschillende afstroomgebieden zijn weergeven in Figuur 16.

(27)
(28)

Bespreking per afstromingsgebied 28

8.1 L1 – T

ERVUURSESTRAAT

FIGUUR 17 AFSTROMINGSGEBIED TERVUURSESTRAAT.

BESCHRIJVING

In dit afstromingsgebied zijn er verschillende rioleringsprojecten gepland, zowel gemeentelijk als bovengemeentelijk, waardoor het risico op wateroverlast en de overstortfrequenties in de toekomst zal dalen. In de Mgr. Van Waeyenberghlaan is een rioleringsproject gepland tot aan de Voer met buffering op het Sint-Jacobsplein. In de Heilige-Geeststraat en Voorzorgstraat plant men de aanleg van een gescheiden riolering waarbij buffering voorzien wordt in de leidingen.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.1.2.1 BUFFER SINT-JACOBSPLEIN

Binnen de geplande werken is er reeds een niet-infiltrerende buffer voorzien onder het plein van 346m³. Deze volstaat nog niet voor het ganse afstromingsgebied. Bovendien werkt deze nu als een eenvoudige1 buffer. Zoals gesteld in de visie zoeken we meer gebruiksfuncties voor ondergrondse

1 Met eenvoudig bedoelen we in dit geval dat de buffer op dit moment slechts één functie vervult. Op termijn is het de bedoeling om zoveel mogelijk te evolueren naar infrastructuur die

(29)

buffers. We stellen voor om deze buffer in eerste instantie aan te wenden om de Kruidtuin te bewateren tijdens langdurige droogte, in een latere fase zou hergebruik naar woningen, nieuwbouwprojecten of opwerking tot drinkwater hier mogelijk zijn.

De kruidtuin is 1 hectare groot (1.2ha inclusief paden en dergelijke) en volgens de literatuur heeft een dergelijke tuin 10 mm neerslag nodig elke drie dagen. Als we de standaard periode willen overbruggen van 21 dagen, is er dus een tank nodig van 700m³. Dat is dus in de eerste fase het water dat in de buffer zou moeten blijven staan als er een droge periode verwacht wordt. Dat volume kan gehaald worden door de buffers rond het ziekenhuis en mogelijk in de omgeving te sturen zodat ze de buffer onder het St-Jacobsplein kunnen bijvullen.

(Het nut van dit soort hergebruik moet geëvalueerd worden tegen de huidige situatie waarin

bewatering ook al voor een groot deel met rivier water gebeurt, langdurige droogte kan het debiet op de waterlopen echter sterk doen teruglopen.)

8.1.2.2 ANDERE BUFFERMOGELIJKHEDEN

We bekeken of er nog buffermogelijkheden zijn in de omgeving, al dan niet om de rioleringsprojecten aan te koppelen:

 Grasmushofpark: Het Grasmushofpark kan worden ingezet als regenwatertuin met aanvoer van de RWA van de Voorzorgstraat. De regenwatertuin loost dan via een knijpstructuur of overstort naar de Voer (Figuur 18).

FIGUUR 18 HET GRASMUSHOFPARK ALS REGENWATERTUIN VOOR DE RWA VAN DE VOORZORGSTRAAT.

(30)

Bespreking per afstromingsgebied 30

8.2 L2 – B

RUSSELSEPOORT

FIGUUR 20 AFSTROMINGSGEBIED BRUSSELSESTRAAT.

BESCHRIJVING

Binnen dit gebied vinden we de dense Brusselsestraat die sterk helt richting centrum, de zijstraten van de Brusselsestraat met beperkte doorstroomfunctie en vooral een woonfunctie en enkele rustigere straten buiten de ring. In het huidige gemengde rioleringsstelsel wordt het afvalwater gecollecteerd in de Brusselsestraat, alleen het afvalwater van de Ierse Predikherenstraat komt hier niet in de terecht.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.2.2.1 BRUSSELSESTRAAT EN OMGEVING

De Brusselsestraat biedt vrijwel geen mogelijkheden om te bufferen net als de meeste zijstraten.

Bekijken we de situatie vanuit de lucht dan valt wel op dat de binnengebieden tussen de woningen nog relatief groen zijn. De tuinen zouden wel hoger liggen dan het gelijkvloers: rechtstreekse infiltratie is dus af te raden. Hemelwater van het dak komt in principe wel hoog genoeg toe om het via een sifon of een opgehangen leiding naar achterin de tuin te transporteren waar het kan infiltreren of worden hergebruikt. Het zou een interessant piloot project kunnen zijn om met de bewoners te bekijken of een dergelijk systeem haalbaar is en tegemoet komt aan ervaren problemen zoals verdroging.

(31)

Gezien de grote helling adviseren we om hier in de bovenbouw zoveel mogelijk remmende maatregelen te nemen, maar ondergronds geen bijkomende buffering te voorzien.

Wel moet er rondom de Voer gekozen worden voor een robuuste inrichting en kan bekeken worden of hier bovengrondse buffering kan toegevoegd worden. Eventueel kan er ook onderzocht worden of er nog volume kan gewonnen worden door de Voer (deels) zichtbaar te maken.

Bijkomend zou er na heraanleg een bovengrondse verbinding voor water moeten mogelijk zijn tussen de Voer – en de Dijlevallei. Op dit moment zit daar een kleine top in het reliëf waardoor overbelasting van één van beide valleien zou leiden tot meer overlast dan nodig. Merk op dat door het profileren van de weg en door een zekere robuustheid te eisen van publiek en privaat domein, er hier de facto wel buffering wordt voorzien, namelijk bovengronds.

FIGUUR 21: DHM GECOMBINEERD MET GRB: OP DIT MOMENT GEEFT HET HOOGTE MODEL AAN DAT ER TUSSEN DE TWEEDE ARM VAN DE DIJLE EN DE VOER EEN HOGER PUNT (RODE CIRKEL) ZIT WAARDOOR BIJ STROMING OVER HET OPPERVLAK ER SOWIESO WATER OP STRAAT ZOU KOMEN TE STAAN. (DHM IS EEN GROOTSCHALIGE METING, EEN TERREINBEZOEK ONDERSTEUNDE DHM, MAAR HET EXACTE HOOGTEVERSCHIL IS MOEILIJK IN TE SCHATTEN.)

8.2.2.2 BIJKOMENDE BUFFERLOCATIES

Aan de Mechelsevest kan de groene ruimte tussen de ring en de Mechelsevest ingezet worden voor lokale buffering (rode omcirkeling). Ook het Keizershof aan de Mechelsevest (blauwe ster) is een geschikte bufferlocatie voor het dat lokaal afstromende regenwater. Beide zones liggen echter relatief hoog en zijn dus enkel geschikt voor het opvangen van lokale verharding en de verhardingen van buiten de ring. Voor deze buffers gelden de standaard dimensioneringsregels al zou op termijn de mogelijkheid moeten bestaan om een slimmere sturing te installeren.

(32)

Bespreking per afstromingsgebied 32

8.3 L3 – W

IJNPERSSTRAAT

FIGUUR 22 AFSTROMINGSGEBIED WIJNPERSSTRAAT.

BESCHRIJVING

Deze zone valt op door de aanwezigheid van Campus de Wijnpers centraal in het gebied. Ten oosten ervan vinden we ’s Hertogenwijngaard, een villawijkje dat contrasteert met de dense historische straten er rond. Ten westen van de campus vinden we enkele smallere woonstraten met gesloten bebouwing en het Noormannenpark.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.3.2.1 CAMPUS DE WIJNPERS

De Wijnpers is een secundaire school (provinciaal onderwijs) die vooral focust op tuinbouw en groenaanleg. Het lijkt op termijn haalbaar om binnen de campus vrijwel al het water te hergebruiken om het groen te voeden. In het ideale geval zou de hergebruik opslag voorzien worden van een sturingsmechanisme zodat de buffer geledigd wordt wanneer neerslag verwacht wordt en de peil van de waterlopen nog laag staan. Gezien het groene karakter en de duidelijke watervraag in droge periode zou het vreemd zijn om voor de campus buffering te voorzien op een andere plaats.

Overstort Ridderstraat - Penitentienenstraat

(33)

8.3.2.2 NOORMANNENPARK.

Aan het Noormannenpark (blauwe ster) voorziet men infiltratie en buffering van de omgeving, dit zal voornamelijk voor afstroming vanuit de hoger gelegen zones uit het westen van toepassing zijn. We schatten de maximaal aansluitbare oppervlakte op 3ha verharding, wat zich vertaalt in een volume van 450 à 600m³.

8.3.2.3 ’S HERTOGENWIJNGAARD

Deze villawijk ligt op een heuvel en het openbaar domein is nu zo aangelegd dat overtollig water via twee steile paden naar de lager gelegen stad wordt afgevoerd als de kolken het water niet kunnen slikken. Ondanks de smalle straten zien we toch hier en daar mogelijkheden om wat meer ruimte te creëren voor water, waarbij ook het aanleggen van groene daken op de garageboxen een bijdrage kan leveren. Ook de toegang naar de garages kan aangepast worden. De huidige configuratie maakt het nodig om twee volwaardige wegen parallel te leggen.

FIGUUR 23: VERKEERSBEGELEIDENDE VOETPADEN KUNNEN WORDEN ONTHARD EN LOKALE NEERSLAG VERTRAGEN.

8.3.2.4 STRATEN GELEGEN LAGER DAN HET NOORMANNENPARK

In deze straten zijn grote buffervolumes niet te realiseren tenzij gekozen wordt voor dure

ondergrondse maatregelen, maar de zo gecreëerde winst staat niet in verhouding tot de kosten en het feit dat dergelijke infrastructuur niet of nauwelijks gebruikt wordt.

Volgens de visie die wordt voorgesteld in het hemelwaterplan wordt hier dan ook afgeweken van het

(34)

Bespreking per afstromingsgebied 34

In een project moeten de mogelijkheden voor lokaal hergebruik of infiltratie in de private tuinen worden geanalyseerd.

(35)

8.4 L4 – M

ECHELSEPOORT

FIGUUR 24 AFSTROMINGSGEBIED MECHELSESPOORT.

BESCHRIJVING

Dit gebied wordt gekenmerkt door een steile helling in het noordwesten. Het water van het hoger gelegen gebied en afstromingsgebied L10 wordt omwille van de helling versneld afgevoerd via de Mechelsestraat waar het bij hevige regen overstort naar de Voer. Door het grote hoogteverschil en gebrek aan statische buffering in het opwaartse gebied is de afvoer te snel en wordt er te vaak overgestort.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.4.2.1 MECHELSESTRAAT

In de opwaartse straten wordt best via ontharding gestreefd naar een tragere afstroming,

ondergronds bufferen in de leidingen is vrijwel niet haalbaar. Naast oppervlakte maatregelen is er dus ook nood aan een centrale buffervoorziening.

Overstort Ridderstraat - Penitentienenstraat

(36)

Bespreking per afstromingsgebied 36

voetgangersvriendelijke verbinding mogelijk is tussen de binnenstad, de hoger gelegen woonwijk en het Park Keizersberg.

8.4.2.2 FONTEINSTRAAT

In de Fonteinstraat kan bijkomende buffering voorzien worden in het Predikherenpark. Deze straat leent zich echter ook voor het concept van tuinstraten of woonerven. Door middel van deze

herinrichting wordt de straat ook opgewaardeerd voor zachte weggebruikers. In de straat zelf zijn dus eerst een aantal mogelijkheden die benut kunnen worden alvorens het park aan te spreken.

De aan te sluiten verharde oppervlakte is ook beperkt tot de Fonteinstraat zelf. De buffervraag zal dus vrij beperkt blijven.

8.4.2.3 RIDDERSTRAAT EN BURCHTSTRAAT

Beide straten hebben op dit moment een zwaardere verkeersbelasting waardoor zachte maatregelen moeilijk zijn. Aangezien de straten bijna naast de Voer liggen zijn er afwaarts geen buffer

mogelijkheden. Het gaat om ongeveer 1.6 hectare verharde oppervlakte.

Het lijkt mogelijk, maar niet evident om de aantakking vanuit de buffer van de Mechelsestraat op de Voer, deels open te leggen en het zo ontstane volume in te rekenen als bijkomende buffering. De bufferopgave zou ook kunnen verlicht worden door de recente bouwprojecten te voorzien van een (intensief) groendak.

(37)

8.5 L5 – K

APUCIJNENVOER

–T

WEEWATERS

(38)

Bespreking per afstromingsgebied 38

BESCHRIJVING

Het afstromingsgebied Kapucijnenvoer – Tweewaters ligt tussen de Voer en de Dijle. De bebouwing is voornamelijk gesloten en de straten zijn eerder smal. Voor het Redingeneiland wordt op dit moment een nieuw masterplan ontwikkeld.

Dit gebied loost qua hemelwater rechtstreeks op de waterlopen die het doorkruisen waardoor de afvoerwegen kort zijn. We maakten de keuze om het gebied in een vrij groot deelgebied onder te brengen in plaats van het onder te verdelen in vele deelgebiedjes. Het gebied is volledig ontwikkeld en evolueert constant waarbij soms drastische keuzes worden gemaakt (zoals bijvoorbeeld het

openleggen van een waterloop). Dergelijke projecten scheppen grote kansen, niet alleen voor water.

Het is logisch dat in dergelijke projecten meer groen wordt voorzien en dat dit groen ook actief bijdraagt aan een hogere waterveiligheid. We focussen hier dan ook vooral op twee specifieke ingrepen die in dit soort stedelijk gebied impact kunnen hebben.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

Dit gebied ligt binnen de overstromingscontouren voor 2100 () waardoor de visie voor watergevoelige gebieden hier van toepassing is. In deze zone wordt ingezet op het consequent ruimte creëren voor de waterloopvalleien. Het gaat dus niet over het uitbouwen van 250m³/ha buffering maar over het evolueren naar een waterrobuuste stad die vlot kan recupereren na extreme evenementen met hoge waterpeilen tot gevolg. Concreet vertalen we dit naar:

 Publieke ruimte in dit gebied wordt in de mate van het mogelijke lager aangelegd dan gebouwen met een hogere gevolgschade.

 Publieke ruimte (en private indien mogelijk) langsheen de waterloop worden ingericht zodat ze bij hoge debieten op de waterloop actief de doorstroomsectie kunnen vergroten.

 Bij herbouw of nieuwbouw in deze zone wordt het reliëf geëvalueerd en worden de bouw – en veiligheidsniveaus op elkaar afgestemd.

Deze maatregelen zijn vooral van tel bij zeldzame extreme situaties. Daarnaast adviseren om de publieke ruimte te vergroenen en zoveel mogelijk gebruik te maken van open afvoersystemen. Deze voorkeur volgt uit het feit dat:

 Hittestress en in mindere mate luchtvervuiling worden verminderd door het gebruik van groene elementen.

 Open afvoeren maken dat vervuiling sneller opgemerkt kan worden, ook kan zo eenvoudiger de bron van de vervuiling worden vastgesteld.

8.5.2.1 TUINSTRATEN

(39)

FIGUUR 26 LINKS: TUINSTRAAT IN BORDEAUX. RECHTS: DE RWA-AFVOER VAN DE STRATEN KAN OP SOMMIGE LOCATIES OOK BOVENGRONDS, VOORAL IN DE BUURT VAN EEN WATERLOOP WAAR OP DEZE MANIER EEN LEIDING KAN VERMEDEN WORDEN.

Dit inrichtingsprincipe is ideaal voor kleine straatjes met een woonerf karakter. In veel gevallen kan water over het straatoppervlak of met een caniveau worden afgevoerd omdat de aangesloten verharding erg klein is. In sommige gevallen kan rechtstreeks op de waterloop geloosd worden.

Bijvoorbeeld het woonerf aan Pieter Coutereelstraat en zijstraten zou hiervoor in aanmerking komen..

8.5.2.2 ROND WATERLOPEN

Rond de waterlopen moet nagegaan worden of het mogelijk is om de nuttige doorstroomsectie in geval van nood te vergroten. We denken daarbij aan voorzieningen treffen zodat bijvoorbeeld de rijbaan tijdelijk kan overstromen.

Recent werd op verschillende plaatsen toegankelijk groen aangelegd en werden waterlopen heropend. In deze projecten zien we dat er meer ruimte is voor water, maar ook dat er meer

potentieel is op het vlak van getrapte veiligheid: in het geval van wateroverlast vanuit de Dijle zal het maaiveldpeil bepalen waar water eerst wordt gestockeerd en in die zin zouden buitenruimtes en rijbanen net iets lager moeten liggen dan de gebouwen. De Pereboomstraat en Havelstraat zijn bijvoorbeeld straten waarin de rijbaan als eerste zou overstromen en bij voorkeur zonder schade. Niet alleen kan zo water geborgen worden, ook stijgt de afvoercapaciteit licht en kan de overlast dus ietwat worden beperkt.

In de marge daarvan wijzen we op het belang van een kwetsbaarheidsanalyse van nutsleidingen en ondergrondse infrastructuur in dergelijke risico zones. Vaak zijn kleine ingrepen mogelijk die de weerbaarheid sterk vergroten (bijvoorbeeld het voorzien van verluchtingsroosters op een hoger niveau).

(40)

Bespreking per afstromingsgebied 40

8.6 L6 – S

CHAPENSTRAAT

– S

INT

-M

AARTENSDAL

FIGUUR 27 AFSTROMINGSGEBIED SCHAPENSTRAAT - SINT-MAARTENSDAL.

BESCHRIJVING

(41)

Ook deze zone is erg dens en bevat straten waarin buffering integreren in de bovenbouw niet evident is. Het reliëf stijgt sterk van west naar oost met de as Parijsstraat-Schapenstraat als indicatieve grens van de rechtstreekse invloed van de waterlopen. Ook hier maken we de keuze om een grote zone met gelijkaardige waterkenmerken te bespreken op een conceptschaal en niet te hard in detail te gaan. Zo komt de focus te liggen op de mechanismen die kunnen gebruikt worden om in deze zone de

waterveiligheid te verhogen.

In het noordelijke deel loopt de vijfde arm van de Dijle ondergronds en doet daar (voorlopig) nog dienst als gemengde riolering. Ter hoogte van ring komen Dijle en Vunt heel dicht bij elkaar en daar vinden we ook de laagste maaiveldpeilen van de hele binnenstad. Indien er waterpeilen van 18mTAW of hoger optreden is het appartementsgebouw vlak naast de Vunt in de Strijdersstraat het eerste gebouw dat bedreigd is. Deze gevoeligheid wordt bevestigd in de Vlagg kaarten ().

SPECIFIEKE MAATREGELEN

Algemeen geldt hier dezelfde visie als in L5 – Kapucijnenvoer – Tweewaters. Een interessante uitdaging is het evenementrijke centrum. Ook hier zijn de kansen voor buffering in de straten zelf beperkt, maar het is ook niet zo dat er geen mogelijkheden zijn. Het gaat hier namelijk over een dynamische omgeving waarin kansen zich af en toe zullen aanbieden. We stellen daarom volgende hiërarchie voor:

 In de straten wordt gefocust op ontharding en de combinatie watervertraging en groen.

 Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten of grootschalige herinrichtingen wordt de buffering zoals opgelegd in de GSV gevolgd. Er wordt steeds geëvalueerd of de voorziene buffering ook kan ingeschakeld worden om oppervlakte afstroming op te vangen.

 In parken of nieuwe groene ruimtes wordt steeds nagegaan hoe deze de weerbaarheid van de stad kunnen verhogen, dat kan door minstens één van volgende maatregelen:

o Overstroombaar te zijn vanuit de waterloop (enkel voor laag gelegen delen) o Te beschikken over een vaak gebruikte buffer of infiltratie voorziening van het type

gestuurde vijver of wadi.

o In staat te zijn om water vanuit de omgeving op te vangen in het geval van faling van het systeem.

Vooral deze laatste stap is nieuw, maar is ook de stap die het verschil maakt bij uitzonderlijke

neerslagen tussen veel of weinig schade. Bovendien laat deze manier van denken ook toe om het park of groen in de meeste omstandigheden volledig voor andere functies te kunnen gebruiken.

8.6.2.1 BESTAANDE BUFFERS

Onder andere in de Mathias van den Geynlaan zijn grote hemelwaterbuffers aanwezig. Ze vormen een ideale locatie om te experimenteren met hergebruik en sturing van dergelijke ondergrondse buffers aangezien de belangrijkste investering reeds gebeurd is.

(42)

Bespreking per afstromingsgebied 42

FIGUUR 28: EXTRACT UIT HET MODEL VAN DE SITE AAN DE MATHIAS VAN GEYNLAAN. DE RODE KNOPEN (GEACCENTUEERD MET GEEL) ZIJN TANKS VAN MINIMAAL 100M³.

8.6.2.2 HANDELSCENTRUM

In de wandel en winkelstraten en op de grote pleinen met veel horecagelegenheden, zou het nuttig zijn om te onderzoeken of de afstroming van het oppervlak voldoende kan gefilterd worden voor het in de waterloop komt. Straatkolken gelegen op plaatsen waar vuil zich ophoopt worden best gefilterd of aangesloten op de gemengde riolering2.

8.6.2.3 VIJFDE ARM

Het saneren van deze arm is reeds voorzien, waarbij de oude overwelving ingeschakeld wordt voor hemelwater.

8.6.2.4 VUNT

Ter hoogte van de Strijdersstraat is er zoals gezegd een kritisch punt waar volgens alle modellen overlast zou moeten optreden. In de praktijk gebeurde dit tot op heden niet. De oorzaak ligt

waarschijnlijk in de combinatie van vereenvoudigingen die in de modellen worden aangenomen zoals

2 Ook het zuiveringsproces is niet ideaal om afstromend vuil te verwijderen, toch is er een groffe filtering aanwezig en zorgt de nabezinking ervoor dat heel wat bezinkbare stoffen worden opgevangen. Op dit moment staan de systemen voor filtering op RWA systemen nog in hun kinderschoenen.

(43)

de beperkte overstromingsruimte van waterlopen, de vereenvoudigde sturing van de kleppen op de waterlopen, …

Desondanks is het duidelijk dat hier een kwetsbare zone ligt en dat het hemelwaterplan moet

aansturen op een vermindering van het risico naar de toekomst toe. Een eerste belangrijke aanpassing is terug te vinden in het deel over Kessel-lo en houdt in dat er ongeveer 30ha verharding op termijn niet meer zal lozen richting Vunt maar buiten de ring zal blijven. Dit zal zorgen voor een geleidelijke vermindering van de stedelijke bijdrage tot het waterpeil op de Vunt.

Daarnaast lijkt het ons aangewezen om ervoor te zorgen dat de gebouwen aan de Strijdersstraat pas kunnen overstromen als het Tweewaterspad al onder komt te staan. Dit pad loopt tussen de Dijle en Vunt maar ligt iets hoger dan de parking van het appartementsgebouw aan de Strijdersstraa. Met andere woorden de opbouw van het systeem zou zo moeten zijn dat overlast enkel kan optreden indien beide waterlopen volop belast worden.

FIGUUR 29: OVERSTROMINGSOMVANG AAN DE STRIJDERSSTRAAT VIA DE RIOLERING (ONDERSTE FIGUUR) EN VIA AFSTROMING (BOVENSTE FIGUUR; BRON: VLAGG; LEGENDE: DONKERBLAUW T10, LICHTER BLAUW T100, LICHTBLAUW T1000).

(44)

Bespreking per afstromingsgebied 44

8.7 L7 – B

EGRAAFPLAATS

FIGUUR 30 AFSTROMINGSGEBIED BEGRAAFPLAATS. DE MOGELIJKE VERMAZINGEN TUSSEN DE RING EN DE TIENSESTRAAT OF DE DEKENSTRAAT ZIJN WEERGEGEVEN MET EEN RESPECTIEVELIJKE RODE EN BLAUWE PIJL

BESCHRIJVING

Dit deelgebied ligt langs de ring en watert af naar het noorden via het gemengde stelsel. Dat vormt een uitdaging voor de uitbouw van een gescheiden stelsel, zeker omdat er binnen dit gebied

nauwelijks ruimte is om te bufferen. Er is weliswaar behoorlijk wat groen, maar het groen ligt op het hoogste punt waardoor het niet kan dienen als basis om te bufferen.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

(45)

Het reliëf maakt dit deelgebied erg uitdagend. Het water stroomt van nature richting Martelarenplein waardoor het de dicht bebouwde zone langs de spoorweg via het Martelarenplein tot aan de Vunt moet doorkruisen. In dit gebied is er weinig ruimte om met bovengrondse of robuuste maatregelen te werken.

8.7.2.1 DEEL BUITEN DE RING

Het deel buiten de ring is erg dens bebouwd. Verder zijn er ook een aantal smalle straten waarin het uitdaging wordt om twee leidingen te voorzien (Klein-Rijsselstraat, Korenstraat en Boulevardstraat).

Het resultaat van deze beperkte ruimte is dat zelfs ondergrondse buffering moeilijk te realiseren zal zijn. We zien dan ook maar twee oplossingen, waarvan enkel de eerste eenvoudig haalbaar lijkt:

 Waterbuffering voorzien tussen Tiensevest en Tiensepoort. Dit leidt echter al snel tot een verzonken gebied met lage begroeiing terwijl qua uitzicht een dichte groene buffer eigenlijk te verkiezen zou zijn. Mogelijk moet voor een deel gewerkt worden met een ondergrondse buffering zodat kan voorkomen worden dat het groene scherm te hard verzwakt.

 Een andere optie is om naar de spoorweg te kijken. Deze ligt verlaagd en in het

kruisingscomplex is er nog een restzone waarin water gebufferd kan worden (blauwe ster in Figuur 30). Deze optie lijkt een “last-resort” keuze aangezien het water hierbij veel lager wordt gebufferd en dus inherent ook een zeker risico creëert mocht het systeem overbelast worden.

Verder onderzoek naar de afwatering van deze site is op termijn nodig als voor deze optie wordt gekozen.

8.7.2.2 DEEL BINNEN DE RING

Het deel van de stad binnen de ring heeft minder ruimte om water te bergen, en bovendien is de schadekost van wateroverlast hoger door de densiteit van bebouwing. Verbindingen naar zones buiten de ring kunnen dus een interessante uitweg vormen. De hogere ligging van de ring maakt dat bovengrondse maatregelen niet mogelijk zijn, maar aangezien de riolering hier dieper zit dan deze binnen de ring is er wel potentieel. We onderzochten de haalbaarheid en het effect van een vermazing tussen de Tiensestraat en de Geldenaaksevest en tussen de Dekenstraat en Geldenaaksevest.

De vermazingen zorgen voor een daling van de waterpeilen in de binnenstad, maar een verhoging in de collector aan de Geldenaaksevest wat zich afwaarts op de ring manifesteert aan de Diestsepoort (zie ook verder Brabançonnestraat – L8). De ring biedt echter wel opportuniteiten om hemelwater te bergen en transporteren.

We bekijken waar er ruimte voor water voorzien kan worden op de oostelijke helft van de ring. Het idee bestaat erin om in opwaartse en hoger gelegen delen het afstromende water lokaal te houden en te bufferen / infiltreren, opdat er afwaarts extra ruimte gecreëerd kan worden in de rioleringen om

- water vanuit de binnenstad op te vangen voordat er ter plaatse wateroverlast ontstaan - water trager te laten afstromen en mogelijke wateroverlast afwaarts te verminderen De mogelijke locaties om dit concept toe te passen zijn:

(46)

Bespreking per afstromingsgebied 46

dit nu nog niet het geval is). Verdere infiltratievoorzieningen zijn hier verplicht bovengronds omwille van de drinkwaterbeschermingszone en de aanwezigheid van ondergrondse parkeergelegenheden.

• Park aan Kerkhofdreef: Het regenwater van omgevende verhardingen kunnen, op lange termijn, afvoeren naar en bufferen in het park aan de Kerkhofdreef, zoals gebouwen aan de Pleinstraat of de gevangenis. (het park werd recent heringericht, dus dit is een lange termijnsvisie)

• Berm aan Geldenaaksevest en Tiensevest: Over de gehele lengte tussen de Philipssite en Tiensepoort is er ruimte in de berm om hemelwaterafvoer van de rijweg en omliggende huizen op te vangen. De bermen dienen hier uiteraard voorzien te worden met

afvoermogelijkheden en in sommige gevallen dienen de maaivelden aangepast te worden.

Doordat deze zone hoger gelegen is dan de omliggende wijken (zie ook het digitaal

hoogtemodel Figuur 2) zal deze enkel dienst kunnen doen voor de opvang van de afwatering van de aangrenzende verharding. Er zal geen water van verder gelegen verhardingen hiernaar toe kunnen afwateren, doch zal deze maatregel hier wel een positief effect op hebben aangezien het opwaarts houden van het lokale regenwater afwaarts extra capaciteit zal creëren in de rioleringen, die dan benut kan worden voor de afwatering van lager gelegen zones.

FIGUUR 31 BERGINGSLOCATIES VOOR HEMELWATER LANGS DE RING, AANGEDUID MET BLAUWE DRUPPELS.

(47)

8.7.2.3 PHILIPSSITE

De Philipssite is tamelijk recent en bijgevolg vermoedelijk voorzien van eigen buffering. Voorlopig watert de site af naar het noorden zoals de rest van het gebied. Eventueel zouden we dit deel echter ook naar de molenbeek kunnen brengen door het water via de brug van de Parkweg de spoorweg te laten kruisen. Ook een deel van de Tivoliweg zou hier kunnen op aansluiten. Voordeel van deze keuze is dat het water via een heel andere weg het gebied verlaat en er ruimte is om indien nodig bijkomend te bufferen.

Het gaat echter een in absolute termen beperkte oppervlakte en de winst is beperkt, terwijl de kost mogelijks hoog is.

(48)

Bespreking per afstromingsgebied 48

8.8 L8 – B

RABANÇONNESTRAAT

FIGUUR 32 AFSTROMINGSGEBIED BRABANÇONNESTRAAT.

BESCHRIJVING

Dit deelgebied heeft naast residentiële straten heel wat grotere campussen zoals: de gevangenis, verschillende universiteitsgebouwen, het OCMW gebouw en het Sint-Vincentius verpleeghuis. Al deze campussen beschikken over open ruimte rond het gebouw en parking(s). In het hydraulische model worden zij als gewone verharding ingerekend, maar in de praktijk zijn de meeste van deze gebouwen

(49)

relatief recent en zullen verschillende reeds vertraagd lozen. Dit heeft een grote impact op de totale afstroming in dit gebied.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.8.2.1 GROTERE CAMPUSSEN

Zoals gezegd is een deel van de grotere campussen reeds vernieuwd. Voor de resterende lijkt het een logische eis om de nodige buffering voor het project binnen de campus te voorzien en dit

gelijkwaardig te beschouwen aan buffering in het openbare domein. Het gaat immers om relatief grote volumes waarvan de knijp of andere infrastructuur voldoende groot is om effectief te zijn op lange termijn.

Voor sommige sites, zoals de gevangenis, is het waarschijnlijk onhaalbaar om volledig op eigen terrein de nodige buffering te voorzien. In dat geval kan een publiek-private samenwerking worden opgestart om de private buffering op openbaar domein te realiseren, zo kunnen de werken die binnen de campus moeten gebeuren optimaal afgestemd worden op werken op openbaar domein. In dergelijke situaties kan het ook nuttig zijn om de buffering uit te breiden om ook de omliggende verharding op te vangen.

8.8.2.2 TUINSTRATEN

De cluster straten ingesloten tussen de Dekenstraat, Tiensestraat en Brabançonnestraat valt op in het model omdat er veel overlast zou zijn. Deze overlast komt in de praktijk niet voor en het is niet zeker wat de oorzaak is, maar vermoedelijk gaat het om een combinatie van trager afstromende daken, meer buffering binnen de campussen, lagere waterpeilen dan voorspeld in de waterlopen, …3 Het is wel aannemelijk dat, bijvoorbeeld in een veranderend klimaat, deze straten kritischer zullen blijken dan andere. De straten zijn relatief rustig en smal en lenen zich tot tuinstraten, een concept waar in verschillende steden mee wordt geëxperimenteerd (Figuur 33 en Figuur 34) en een antwoord biedt op het groengebrek dat veel mensen die in smalle straten in de stad wonen ervaren. Het idee is om de straten in te richten als publieke tuinen waardoor ze meer een verblijfsruimte worden en geschikt worden voor sociale interactie.

Een dergelijke visie is zeer geschikt om de afstroming van hemelwater te verminderen: de plantvakken verminderen de verharde oppervlakte en een deel van het hemelwater kan erin infiltreren. Er kunnen centrale tanks voor hergebruik voorzien worden om de plantvakken te bewateren. Wel moet in deze

3 Er werd tevens nagegaan of de overlast op te lossen is zonder ingrijpende maatregelen. Het is mogelijk om de

(50)

Bespreking per afstromingsgebied 50

straten gezocht worden naar een wegprofiel waarin water op straat kan weggeleid worden van de woningen, iets waar niet in elk voorbeeld ontwerp aandacht is aan besteed.

FIGUUR 33 TUINSTRAAT BORDEAUX.

FIGUUR 34 KRUISPUNT IN DE WIJK WAAR MET TUINSTRATEN IS EXPERIMENTEERD (BORDEAUX).

8.8.2.3 HERBERT HOOVERPLEIN

(51)

Het Herbert Hooverplein ()is een potentiele locatie om een waterfunctie in te integreren. Mogelijk aansluitbare zones omvatten:

 De resterend RWA uit Tiensestraat na doorvoer door de tuinstraten

 Lokale verharde oppervlakten: omliggende woningen en restverharding op het plein

 Topografisch gezien kan het afstromend water van de Blijde Inkomststraat, de Tiensestraat en het stadspark naar het Herbert Hooverplein worden afgeleid. Het stadspark zou natuurlijk geen bijkomende afstroom mogen creëren en zal zelf een buffer- en infiltratiefunctie

vervullen voor de omgeving. Een waterthema doorzetten van het park naar het plein zou wel kunnen.

8.8.2.4 FREDERIK LINTSTRAAT

De Frederik Lintstraat heeft momenteel een matig risico op wateroverlast. Aan parking Remy is een verkavelingsaanvraag lopende, voorzien met (extra) infiltratiebuffering, een park en waterdoorlatende verharding. De maatregelen worden geacht de huidige belasting op de Frederik Lintstraat te

verminderen.

Bijkomend adviseren we om de mogelijkheid tot buffering van de aanpalende woningen te verkennen in het project. Naar de toekomst toe kan het ook interessant zijn om een vermazing te voorzien van de (nog niet aanwezige) RWA in de Dekenstraat naar deze groene zone.

(52)

Bespreking per afstromingsgebied 52

8.9 L9 – P

ARKSTRAAT

FIGUUR 35 AFSTROMINGSGEBIED PARKSTRAAT.

BESCHRIJVING

(53)

Dit deel beslaat in hoofdzaak het “Nieuw Kwartier”. Er is vrijwel geen publiek groen beschikbaar waarin eenvoudig buffering zou kunnen voorzien worden. Qua reliëf vormt de Constantin Meunierstraat een natuurlijke concentratie as.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

Omdat er in de wijk weinig ruimte is en een deel van de groene berm in de Naamsevest niet veel hoger ligt dan de omgeving, is het zinvol om de buffering hier te voorzien. Het gaat dan om zijstraten die rechtstreeks aansluiten om de Naamsevest, aangezien de Naamsevest sterk daalt kan een minder sterk hellende RWAleiding hierdoor in de berm uitkomen. (Het centrale deel van de berm ligt te hoog om hier gebruik van te maken).

Voor de andere straten zien we het meeste potentieel in de Constantin Meunierstraat. Deze is voldoende breed om in de lengte bijkomende ruimte te kunnen vrijmaken. Eventueel zou ook op het kruispunt met de P.J. Verhaghenstraat een plein kunnen gecreëerd worden, dit lijkt zo voorzien in het oorspronkelijke plan. Een volwaardig plein zou de buurt meer ontmoetingsruimte geven en den kans om een deel van de buffering mogelijk te integreren in de bovenbouw. Het plein zou ongeveer 740m² groot kunnen zijn.

Aansluitend op de Constantin Meunierstraat zien we 4.5 hectare verharding, wat betekent dat er 1150 m³ voorhanden zou moeten zijn. De bestaande leidingen zijn samen 3000 m lang, wat gerekend met 400mm leidingen 375m³ of 83m³/ha, aan buffering biedt (consistent met onze aanname dat een RWA systeem 80 à 100m³ per ha bevat). Er is met andere waarden 700m³ extra nodig. De Constant

Meunierstraat is 250 meter lang: ofwel is er dus een ingrijpende herinrichting van de bovenbouw nodig zodat ongeveer 3m³ per lopende meter kan gerealiseerd worden, ofwel is er nood aan één of meerdere punten waar een grotere buffering wordt gebouwd.

(54)

Bespreking per afstromingsgebied 54

8.10 L10 – K

AREELVELD

FIGUUR 36 AFSTROMINGSGEBIED KAREELVELD.

BESCHRIJVING

In dit gebied vinden we de reeds gescheiden Wingerdstraat en enkele straten rond de oude Mechelsesteenweg die lozen naar een collector langs de E314 weg van het centrum. De gemengde leiding kan er overstorten op een RWA collector die parallel aan de afvalwater collector loopt (en doet dat ook iets te vaak).

SPECIFIEKE MAATREGELEN

8.10.2.1 OUDE MECHELSESTEENWEG

Deze typische invalsweg is recent vernieuwd en voorzien van een gescheiden stelsel waarvan de regenwaterleiding richting centrum loopt tegen het reliëf in. Dit is een niet ideale situatie omdat bij het overschrijden van de capaciteit van de kolken of de afvoercapaciteit van de riolering wordt overschreden het water alsnog in de andere richting zal afwateren. Het is dan ook nuttig om in de toekomst te zorgen dat oppervlakkig afstromend water kan opgevangen worden aan de kant van de E314.

8.10.2.2 SMALLE STRATEN (KAREELVELD,EIKENBERGSTRAAT)

(55)

In deze smalle straten is er vrijwel geen plaats om aan de oppervlakte te bufferen (tenzij in de delen van Kareelveld waar een gracht ligt). Bovendien helt de weg behoorlijk. Buffering wordt dan ook best voorzien op het einde en zo aangelegd dat ook oppervlakkig afstromend water er in kan opgevangen worden.

Deze buffering kan gerealiseerd worden door de gracht rond de carpoolparking te herprofileren en door te trekken tot aan de Eikenbergstraat. Eventueel kan op termijn de carpoolparking fungeren als noodbuffer door bijvoorbeeld als de gracht volledig vol is nog 10cm bijkomend waterpeil toe te laten.

(56)

Bespreking per afstromingsgebied 56

8.11 L11 – G

ASTHUISBERG

FIGUUR 37 AFSTROMINGSGEBIED GASTHUISBERG.

BESCHRIJVING

Dit deelgebied betreft de campus Gasthuisberg, deze is al grotendeels afgekoppeld en er wordt gebufferd op eigen terrein. De lozing gebeurt via de Herestraat en kruist de Ring.

SPECIFIEKE MAATREGELEN

De campus is reeds vergevorderd op het vlak van hemelwaterbeheer. Op langere termijn kunnen groendaken en meer bomen in het gebied de risico’s op oververhitting verder terugdringen. De nieuwere gebouwen zijn uitgerust met witte daken, ook omwille van de oververhitting. Groendaken zijn dan weliswaar duurder maar bieden tevens op het vlak van water nog meer veiligheid in een veranderend klimaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het  ruimtelijk  structuurplan  focust  zich  op  actuele  thema’s,  zoals  duurzaamheid,  aangepaste  mobiliteit,  anders  wonen,  meer  water,  bijkomend 

Bij vaststelling door een ambtenaar van de stad Leuven of politie van inname van openbaar domein zonder vergunning of bij het niet naleven van de vergunningsvoorwaarden (bv. meer

Leuven MindGate vzw verbindt zich ertoe om alle medewerking te verlenen bij communicatie van stad Leuven om de acties die kaderen in de doelstelling en actieplan van het

In het kader van de omgevingsanalyse als voorbereiding van het meerjarenplan 2020-2025 werden door stad Leuven volgende evaluatie/omgevingsanalyses uitgevoerd.:.. • Evaluatie

• Preventieve zorg door vaste vertrouwenspersoon (pre én postnataal), voor netwerk en medische opvolger - Continuïteit van zorg. • Ongeboren kind

Dit resulteerde in een stijging van het aantal bloembezoeken door hommels (belangrijkste bestuivers van de soort) en de zaadzetting in de meer stedelijke gebieden. Dit

Naast het ondersteunen van het middenveld en het verenigingsleven zorgt de stad samen met partners ook voor een sterk complementair vrijetijdsaanbod voor kinderen, jongeren, gezinnen

2009 Heren senior 1 VAN HOLSBEKE Seppe (Sint-Michielsgilde) BEL 2 DE TROG Laurent (Sint-Michielsgilde) BEL 3 BREYNE Servaas (Sint-Michielsgilde) BEL Dames senior 1 MUNZ Eva