• No results found

implicaties ten gevolge van een Nederlandse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "implicaties ten gevolge van een Nederlandse "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli

Wonen aan de ene kant van de grens en werken aan de andere kant van de grens heeft zowel implicaties op fiscaal als op sociaal vlak. Hierna vindt u een overzicht.

1. Implicaties bij 100 % Nederlandse tewerkstelling

1.1 Fiscale implicaties voor Belgische inwoners die gaan werken in Nederland

Werknemers die voorheen in België woonden en werkten en op die grond belastbaar waren in België en die voor 100 % in Nederland gaan werken maar in België blij- ven wonen, zullen voor hun professionele inkomsten van Nederlandse oorsprong belastbaar worden in Nederland.

België zal echter als woonland eveneens belastingen heffen over het inkomen. Om te voorkomen dat beide landen over hetzelfde inkomensbestanddeel belastingen heffen, werden afspraken tussen België en Nederland vastgelegd in het dubbelbelastingverdrag dat op 5 juni 2001 onder- tekend werd. Men zal vanaf het kalenderjaar waarin men overschakelt van Belgische naar Nederlandse tewerkstel- ling in België een aangifte in de personenbelasting moeten blijven indienen met daarin het wereldwijde inkomen. Met betrekking tot de professionele inkomsten betekent dit dat men in de code 1250 het Belgische loon EN het Neder- landse loon verminderd met de Nederlandse loonbelasting en sociale zekerheidspremie zal moeten aangeven. Aan- gezien het bedrag van het Nederlandse loon verminderd met de loonbelasting en de sociale zekerheidspremie zal worden vrijgesteld in België (vrijstelling met progressie- voorbehoud), moet men dit bedrag eveneens aangeven in de rubriek «Inkomsten van buitenlandse oorsprong» (Vak IV.L.2.). Vanaf de datum van Nederlandse tewerkstelling

In Nederland hebben de werknemers de keuze tussen binnenlandse belastingplicht of buitenlandse belasting- plicht.

A. Buitenlandse belastingplicht

De buitenlandse belastingplicht houdt in dat men in Ne- derland enkel de inkomsten van Nederlandse oorsprong moet aangeven. De wereldwijde inkomsten (i.e. onroe- rende inkomsten, roerende inkomsten, diverse inkomsten en beroepsinkomsten incl. de beroepsinkomsten van Ne- derlandse oorsprong) zullen moeten worden aangeven in de woonstaat, in casu België. Om dubbele belasting van de Nederlandse inkomsten te vermijden zal België de inkomsten van Nederlandse oorsprong vrijstellen van belasting. Wat de kostenaftrek betreft, zal men in België van alle aftrekposten kunnen blijven genieten terwijl men in Nederland enkel van de persoonsgebonden aftrekken zal genieten.

Men zal een aangifte in de belasting der niet-inwoners moeten indienen met daarin te vermelden de inkomsten

I N H O U D

De Belgische grensarbeider : s

sociale en fiscale implicaties ten gevolge van een Nederlandse

tewerkstelling 1

Fusies, splitsingen en gelijk- s

gestelde verrichtingen 5

Onroerend goed dat als s

hoofdverblijfplaats dient voor de zelfstandige kan voortaan niet voor beslag vatbaar worden

De Belgische grensarbeider : sociale en fiscale

implicaties ten gevolge van een Nederlandse

tewerkstelling

(2)

van Nederlandse oorsprong. Aangezien men in beide lan- den een aangifte zal moeten indienen, zal men ook in beide landen een aanslagbiljet ontvangen. In Nederland zal men een aanslagbiljet ontvangen m.b.t. de inkomsten van Nederlandse oorsprong terwijl men in België een aan- slagbiljet zal ontvangen m.b.t. de wereldwijde inkomsten met vrijstelling van de inkomsten van Nederlandse oor- sprong en met toepassing van het progressievoorbehoud.

In Nederland is er echter geen aangifteplicht indien er voldoende loonheffing werd ingehouden op het loon.

B. Binnenlandse belastingplicht

De binnenlandse belastingplicht houdt in dat men in Ne- derland in de belasting der niet-inwoners zal belast wor- den op zijn wereldwijde inkomsten. In België zal men ook nog altijd een aangifte in de personenbelasting moeten indienen met vermelding van het wereldwijde inkomen en vrijstelling van de in Nederland belaste inkomsten.

Wat de kostenaftrek betreft zal men in Nederland van alle aftrekposten kunnen genieten aangezien het volledige inkomen in Nederland wordt belast. De aftrekposten in Nederland omvatten ondermeer de (hypotheek)rente op de eigen woning, de ziektekosten en de studiekosten.

Indien men in Nederland opteert voor de binnenlandse belastingplicht zal men vanaf het kalenderjaar waarin men overschakelt van Belgische naar Nederlandse te- werkstelling in België een aangifte in de personenbelas- ting moeten blijven doen van het wereldwijde inkomen met vrijstelling van de in Nederland belaste inkomsten.

In Nederland zal men een aangifte in de belasting van niet-inwoners moeten doen. Aangezien men opteert voor de binnenlandse belastingplicht zal men in Nederland nu niet alleen de inkomsten van Nederlandse oorsprong maar de wereldwijde inkomsten moeten aangeven. Men zal zijn wereldwijde inkomsten dus zowel in België als in Nederland moeten aangeven. In België zal men de moge- lijkheid hebben om de inkomsten van Nederlandse oor- sprong vrij te stellen. Ook in deze situatie zal men zowel in Nederland als in België een aanslagbiljet ontvangen.

C. Binnenlandse / buitenlandse belastingplicht

In principe is het aantrekkelijk om in Nederland voor de binnenlandse belastingplicht te opteren. Dit geldt voor- namelijk indien men een (hypotheek)rente heeft op de eigen woning aangezien Nederland voorziet in de vol- ledige aftrek van de rente terwijl België slechts in een beperkte aftrek voorziet mits de hypothecaire lening aan een aantal voorwaarden voldoet. Men dient er echter wel rekening mee te houden dat, indien men de keuze van binnenlandse belastingplichtige herroept, de aftrekpos- ten van de laatste acht jaar zullen worden teruggenomen (= terugploegregeling). Er zal evenwel geen terugname

zijn van de heffingskortingen, lijfrentepremies, uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrekpos- ten. Het is steeds aan te raden berekeningen te laten uit- voeren of het aantrekkelijk is gebruik te maken van de keuzemogelijkheid aangezien het resultaat afhankelijk is van de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.

D. 100 % belastbaar in Nederland

Werknemers die 100 % in Nederland werken dienen als Belgisch rijksinwoner toch in België hun wereldwijde in- komen aan te geven (en vrij te stellen). Sinds het aange- paste dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland dienen deze werknemers gemeentebelastingen te betalen op het vrijgestelde inkomen (op basis van artikel 24 van het protocol bij het dubbelbelastingverdrag).

1.2 Sociale zekerheidsimplicaties voor werknemers die in België sociaal verzekerd waren en overschake- len naar de Nederlandse sociale zekerheid

Werknemers die voorheen in België als zijnde hun woon- land werkten en op die grond sociaal verzekerd waren in België en nu 100 % in Nederland gaan werken, worden sociaal verzekerd in Nederland. Dit heeft voor hen de navolgende gevolgen :

– In plaats van een wettelijke verzekering via de mutu- aliteiten moet de werknemer een particuliere ziekte- kostenverzekering afsluiten in Nederland. Deze moet ook dekking bieden in België.

– Bij ziekte bestaat recht op de Nederlandse loondoor- betaling bij ziekte gedurende het eerste jaar.

– Bij arbeidsongeschiktheid bestaat recht op een Neder- landse uitkering.

– Bij werkloosheid blijft het recht op een Belgische werkloosheidsuitkering voortbestaan.

– Ten aanzien van de kinderbijslag geldt dat Nederland de kinderbijslag dient te betalen. Deze is over het al- gemeen lager dan de Belgische kinderbijslag. Indien de partner in België werkt, gaat het recht op Belgi- sche kinderbijslag van de partner voor en wordt het recht op Nederlandse kinderbijslag geschorst.

– Het nabestaandenpensioen zal naar rato van het aan- tal verzekeringsjaren zowel door Nederland als België betaald worden mits voldaan wordt aan de diverse voorwaarden.

– Het wettelijk ouderdomspensioen zal ook naar rato van het aantal verzekeringsjaren door Nederland en België betaald worden. Voor ieder jaar dat zij verze- kerd zijn in Nederland krijgen zij 2 % van de Neder- landse AOW toegekend.

– Bij arbeidsongevallen en beroepsziekten bestaat geen recht op een Belgische uitkering (aangezien Neder- land een dergelijke separate verzekering niet kent).

(3)

– De premie voor de Nederlandse sociale zekerheid,

«de volksverzekering», voor de werknemer bedraagt maximaal 9 694,50 EUR. De premie voor de werk- loosheidsverzekering bedraagt 1 130,26 EUR. Deze premies worden echter verminderd door middel van de toepassing van de heffingskortingen. De premies in België bedragen 13,07 % van het inkomen zonder dat hierop een maximum van toepassing is;

Een werknemer die in Nederland aan de sociale zekerheid is onderworpen, is verzekerd voor ziektekosten. De ver- goedingen worden geregeld door de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

– AWBZ : de AWBZ regelt de bijzondere ziektekosten zoals opname in een verzorgingstehuis, psychische hulp of kunst- en hulpmiddelen. Elke werknemer is hier- voor verplicht verzekerd via inhoudingen op het loon.

– Zorgverzekeringswet : voor de basisverzekering moet de werknemer zich zelf verzekeren via een Nederland- se zorgverzekeraar. De verzekeraar biedt twee soorten polissen aan :

1. de restitutiepolis : in dit systeem kan de werkne- mer zelf een zorgverlener kiezen in Nederland of België. De kosten worden vergoed volgens Neder- landse maatstaven, ook deze in België gemaakt.

2. de naturapolis : de zorgverlening gebeurt via ge- contracteerde zorgverleners. Worden er zorgen ver- strekt door een niet-gecontracteerde zorgverlener (zullen meestal Belgische zijn), dan is een eigen bijdrage verschuldigd.

De premies voor de AWBZ worden op het loon ingehou- den. De premie voor de basisverzekering is afhankelijk van de poliskeuze maar bedraagt ongeveer 1 050 EUR per jaar. Daarnaast kan de werknemer nog aanvullende verzekeringen afsluiten bij de Nederlandse verzekeraar of een hospitalisatieverzekering bij een Belgisch ziekenfonds of verzekeraar.

De werknemer zelf die voor een restitutie- of naturapolis en vergoedingen van de Belgische rekeningen via deze polis kiest, moet niet langer ingeschreven zijn bij een Belgisch ziekenfonds. Wenst de werknemer in het kader van een naturapolis gebruik te maken van geneeskundige verstrekkingen in België, dan moet hij wel een E106 aan- vragen en aan zijn ziekenfonds overhandigen.

Indien de werknemer gezinsleden heeft die niet zelfstan- dig verzekerd zijn, dan moeten deze gezinsleden zich melden bij het College voor Zorgverzekeringen.

De gezinsleden kunnen in principe alleen geneeskundige verstrekkingen krijgen in België. Wensen zij verstrekkin- gen in Nederland, dan moeten ze hiervoor voorafgaan-

Zij moeten op dit moment alleszins een formulier E106 aan het Belgische ziekenfonds overhandigen.

Het formulier E106 wordt afgeleverd door de zorgver- zekeraar.

Verstrekkingen die in België niet helemaal vergoed wor- den en die in Nederland onder de AWBZ-verzekering vallen, kunnen wel nog bij de Nederlandse zorgverzeke- raar worden ingediend voor bijkomende tussenkomst.

Vooraleer grensoverschrijdend aan de slag te gaan, is het aan te raden een analyse te maken van de persoonlijke situatie om na te gaan welke keuzes gemaakt dienen te worden.

2. Implicaties bij een gesplitste tewerkstelling tussen België en Nederland (salary split)

In tegenstelling tot een volledige tewerkstelling in één bepaald land, werken werknemers ook vaak gelijktijdig in meerdere landen. Indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is, heeft men dan te maken met een gesplitste salarisstructuur.

2.1 Fiscale behandeling

In principe worden bezoldigingen belast in de staat waar de activiteiten worden uitgeoefend, tenzij de volgende drie voorwaarden simultaan voldaan zijn :

1. het verblijf in de werkstaat (Nederland) duurt niet langer dan 183 dagen gedurende een periode van 12 maanden;

2. het salaris wordt niet betaald door of voor rekening van een werkgever in de werkstaat;

3. het salaris wordt niet ten laste gelegd van een vaste inrichting van de werkgever in de werkstaat.

Indien een werknemer dus meer dan 183 dagen in Ne- derland voor professionele doeleinden verblijft, is de eer- ste voorwaarde niet voldaan en zal hij bijgevolg belast worden in de werkstaat, met name Nederland.

Zelfs indien aan de 183 dagen-regel niet voldaan is, kan het zijn dat er belastbaarheid in Nederland ontstaat. Indien de salariskosten gerelateerd aan de Nederlandse activiteiten doorgerekend worden naar de Nederlandse vennootschap is de tweede voorwaarde immers niet vervuld, wat bete- kent dat er tevens belastingplicht ontstaat in Nederland.

Aangezien de heffingsbevoegdheid dan toekomt aan de werkstaat (Nederland), worden de bedrijfsinkomsten die bekomen worden in de werkstaat in België van belasting

(4)

op het overige belastbaar inkomen van een inwoner van België, wordt het tarief toegepast dat van toepassing zou zijn geweest indien de vrijgestelde inkomsten niet waren vrijgesteld (zgn. vrijstellingsmethode met progressievoor- behoud). Dergelijke splitsing van de heffingsbevoegdheid over twee of meer landen heeft in de regel een belasting- vermindering tot gevolg. Dit kan verklaard worden door, enerzijds, het gedeeltelijk vermijden van de progressieve belastingdruk en, anderzijds door de lagere belastingdruk in het buitenland.

2.2 Sociaalrechtelijke aspecten

Wanneer personen die de nationaliteit van één van de EU- lidstaten bezitten beroepsactiviteiten uitoefenen op het grondgebied van meer dan één van de EU-lidstaten, wordt de toepasselijke sociale wetgeving bepaald door toepassing van de bepalingen van EU-verordening nr. 1408/71.

Artikel 14, 2, b, i van deze EU-verordening bepaalt dat de wetgeving van de woonplaatsstaat, in dit geval dus België, van toepassing blijft indien een deel van de werk- zaamheden in deze staat wordt uitgeoefend of indien de werknemer verbonden is aan verscheidene ondernemin- gen of verscheidene werkgevers die hun zetel of domicilie op het grondgebied van verschillende lidstaten hebben.

Dit betekent dus dat Belgische rijksinwoners met een gesplitste salarisstructuur tussen België en Nederland de Belgische sociale zekerheidsbijdragen zowel op het Bel- gisch als op het buitenlands salaris verschuldigd zijn.

In de praktijk kunnen alle formaliteiten ter zake en alle betalingen van sociale zekerheidsbijdragen uitgevoerd worden door de Belgische vennootschap of het sociaal se- cretariaat, handelend als bemiddelaar of gevolmachtigde tussen de RSZ en de buitenlandse vennootschap(pen).

Verder dient nog een attest E101 aangevraagd te worden waarin wordt bevestigd dat uitsluitend de Belgische soci- ale zekerheid van toepassing is.

2.3 Cijfervoorbeeld

Een eenvoudig cijfervoorbeeld toont aan dat een gesplitste salarisstructuur tussen België en Nederland een aanzienlijk nettovoordeel kan opleveren in vergelijking met een 100 % Belgische tewerkstelling. De berekeningen uit het volgende voorbeeld zijn gebaseerd op een situatie waarbij de werkne- mer gehuwd is (niet-werkende echtgenote), twee kinderen ten laste heeft en een brutojaarsalaris van 167 000,00 EUR verdient. Voor de split hebben we een verdeling van 50 % België en 50 % Nederland aangenomen, en zonder toepas- sing van de 30 %-regel in Nederland.

Hypothese 1 Hypothese 2

België (50 %) Nederland (50 %) Totaal split België (100 %)

Brutosalaris : 83 500,00 83 500,00 167 000,00 167 000,00

Af :

Belgische sociale lasten (10 858,57) (10 858,57) (21 717,14) (21 717,14)

Subtotaal : 72 641,43 72 641,43 145 282,86 145 282,86

Inkomstenbelasting (B/NL) (33 973,66) (24 267,23) (58 240,89) (66 629,97)

Totaal netto : 38 667,77 48 374,20 87 041,97 78 652,89

Afhankelijk van de concrete situatie zijn eventueel nog verdere optimalisaties mogelijk. Dit dient geval per geval bekeken te worden rekening houdend met de feitelijke gegevens van de tewerkstelling en de persoonlijke situ- atie.

3. 30 %-regeling

Bij een tewerkstelling in Nederland is een verdere opti- malisatie mogelijk indien de Nederlandse 30 %-regeling kan worden toegepast (vergelijkbaar met het Belgisch bij- zonder statuut voor buitenlandse kaderleden). Er dienen

echter een aantal voorwaarden vervuld te zijn om te kun- nen genieten van de 30 %-regeling :

– de werknemer dient een buitenlandse werknemer te zijn die door de Nederlandse werkgever wordt aange- worven, of een die naar een Nederlandse werkgever wordt uitgezonden;

– de werkgever moet een inhoudingsplichtige zijn in de zin van de Nederlandse wet op de loonbelasting;

– de werknemer dient over een specifieke deskundig- heid te beschikken en er dient bovendien schaarste te zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt;

– in het arbeidscontract dient melding gemaakt te wor- den dat de werkgever 30 % belastingvrij zal uitkeren.

(5)

Besluit

Uit bovenstaande blijkt dat bij een internationale tewerk- stelling het raadzaam is zich te laten begeleiden door een fiscale adviseur om zowel de sociaal- als fiscaalrechtelijke aspecten correct te kunnen inschatten. Naargelang de persoonlijke situatie zijn bovendien vaak optimalisaties

mogelijk die bepaald kunnen worden aan de hand van berekeningen. Op die manier kan een grensoverschrij- dende tewerkstelling voor de werknemer in kwestie een verhoging van het nettoloon opleveren.

Yves COPPENS Veerle TRIEMPONT

Tax Counsel Senior Tax Counsel

Fusies, splitsingen en gelijkgestelde verrichtingen

Fusies, splitsingen en inbrengen van een algemeenheid of een bedrijfstak zijn doorgaans complexe verrichtingen.

Het grote aantal artikelen van het Wetboek van Vennoot- schappen dat eraan gewijd is (artikelen 670 tot 773, die Boek XI van het Wetboek vormen), getuigt daarvan.

We zullen u deze verrichtingen in een aantal artikels be- knopt voorstellen.

De bepalingen van Boek XI van het Wetboek van Ven- nootschappen zijn van toepassing op alle vennootschap- pen met rechtspersoonlijkheid die door het Wetboek van Vennootschappen worden geregeld, met uitzondering van de landbouwvennootschappen en de economische samenwerkingsverbanden.

Om de verschillende verrichtingen goed te onderschei- den, beginnen we met een beschrijving ervan.

De fusies

− Elke fusie brengt de verdwijning (ontbinding zonder vereffening) van ten minste één vennootschap teweeg.

− De te ontbinden vennootschap(pen) draagt (dragen) haar (hun) gehele vermogen, zowel de rechten als ver- plichtingen, over aan een andere vennootschap.

− De vennootschap die het overgedragen vermogen ver- krijgt, gaat ofwel over tot een kapitaalverhoging of wordt opgericht.

− De aandelen die naar aanleiding van de verrichting door de verkrijgende vennootschap worden uitgege- ven, worden rechtstreeks aan de aandeelhouders van de ontbonden vennootschap(pen) uitgereikt, eventu- eel met een opleg in geld die niet meer mag bedragen dan een tiende van de nominale waarde of, bij ge- breke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.

Indien één van de hiervoor gedefinieerde punten niet in

Soorten fusies

Fusie door overneming, zoals bepaald bij artikel 671 van het Wetboek van Vennootschappen, impliceert de overgang van het vermogen van de te ontbinden ven- nootschap (de overgenomen vennootschap) aan een be- staande vennootschap (de overnemende vennootschap).

Fusie door oprichting, zoals bepaald bij artikel 672 van het Wetboek van Vennootschappen, impliceert de over- gang van het vermogen van ten minste twee te ontbinden vennootschappen (de overgenomen vennootschappen) aan een nieuw daartoe op te richten vennootschap.

De fusie houdt noodzakelijk de overgang van het gehele vermogen van de te ontbinden vennootschap in.

De splitsingen

− Elke splitsing brengt de verdwijning (ontbinding zon- der vereffening) van een vennootschap teweeg.

− De te ontbinden vennootschap draagt haar gehele vermogen, zowel de rechten als verplichtingen, over aan ten minste twee vennootschappen.

− De vennootschappen die het overgedragen vermogen verkrijgen, gaan ofwel over tot een kapitaalverhoging, of worden opgericht.

− De aandelen die naar aanleiding van de verrichting door de verkrijgende vennootschap worden uitgege- ven, worden rechtstreeks aan de aandeelhouders van de ontbonden vennootschap uitgereikt, eventueel met een opleg in geld die niet meer mag bedragen dan een tiende van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.

Indien één van de hiervoor gedefinieerde punten niet in acht wordt genomen, is de verrichting geen splitsing.

(6)

Soorten splitsingen

Splitsing door overneming, zoals bepaald bij artikel 673 van het Wetboek van Vennootschappen, impliceert de overgang van het vermogen van de te ontbinden vennoot- schap aan ten minste twee bestaande vennootschappen.

Splitsing door oprichting, zoals bepaald bij artikel 674 van het Wetboek van Vennootschappen, impliceert de overgang van het vermogen van de te ontbinden ven- nootschap aan ten minste twee nieuwe vennootschappen die daartoe worden opgericht.

Gemengde splitsing, zoals bepaald bij artikel 675 van het Wetboek van Vennootschappen, impliceert de overgang van het vermogen van de te ontbinden vennootschap aan één of meerdere bestaande vennootschappen EN aan één of meerdere nieuw opgerichte vennootschappen.

De bestanddelen van de te ontbinden vennootschap die over de verkrijgende vennootschappen worden verdeeld, zijn niet noodzakelijk bedrijfstakken.

De inbreng van een algemeenheid

De inbreng van een algemeenheid, bepaald bij arti- kel 678 van het Wetboek van Vennootschappen, is de rechtshandeling waarbij een vennootschap haar gehele vermogen, zowel de activa als de passiva, zonder ont- binding overdraagt aan één of meer bestaande of nieuwe vennootschappen.

De vennootschappen die het overgedragen vermogen verkrijgen gaan ofwel over tot een kapitaalverhoging, of worden opgericht.

Het verschil met een fusie ligt hierin :

− dat er meerdere verkrijgende vennootschappen kun- nen zijn (in dat geval is de verrichting nauwer ver- want met een splitsing);

− dat er aan de vennootschap die haar vermogen heeft overgedragen aandelen worden uitgereikt naar aanlei- ding van de kapitaalverhoging of de oprichting van de vennootschap;

− dat zulks impliceert dat de vennootschap die haar ge- hele vermogen overdraagt niet ontbonden is;

− dat er geen opleg in geld is.

De inbreng van een bedrijfstak

De inbreng van een bedrijfstak, bepaald bij artikel 679 van het Wetboek van Vennootschappen, is de rechtshan- deling waarbij een vennootschap, zonder ontbinding, een bedrijfstak alsmede de daaraan verbonden activa en pas- siva overdraagt aan een andere vennootschap tegen een

vergoeding die uitsluitend bestaat in aandelen van de verkrijgende vennootschap.

Een bedrijfstak is een geheel dat op technisch en organi- satorisch gebied een autonome activiteit uitoefent en op eigen kracht kan werken (art. 680 W.Venn.).

Het verschil met fusies en splitsingen ligt hierin :

− dat niet het gehele vermogen wordt overgedragen;

− dat zulks impliceert dat de vennootschap niet ont- bonden is;

− dat er aan de vennootschap die de bedrijfstak heeft overgedragen aandelen worden uitgereikt naar aanlei- ding van de kapitaalverhoging of de oprichting van de vennootschap;

− dat er geen opleg in geld is.

De partiële splitsing

De partiële splitsing wordt niet alsdanig door het Wet- boek van Vennootschappen gedefinieerd. In de parlemen- taire werkzaamheden wordt vermeld dat het een met een splitsing gelijkgestelde verrichting betreft, in de zin van artikel 677 van het Wetboek van Vennootschappen.

Partiële splitsing is de rechtshandeling waarbij een be- staande vennootschap :

− een gedeelte van haar vermogen, zowel rechten als verplichtingen, en zonder dat dit een bedrijfstak uit- maakt, aan een andere bestaande of nieuw op te rich- ten vennootschap overdraagt;

− de vennootschap die de overdracht doet, blijft be- staan;

− de vennootschap die het overgedragen vermogen ver- krijgt, gaat ofwel over tot een kapitaalverhoging, of wordt opgericht;

− de aandelen die naar aanleiding van deze verrichting worden uitgegeven, worden rechtstreeks uitgereikt aan de aandeelhouders van de vennootschap die haar vermogen heeft overgedragen;

− de vennootschap die een gedeelte van haar vermogen heeft overgedragen «verarmt» aangezien ze niets ver- krijgt in ruil voor het overgedragen vermogen.

Met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting

De verrichting die met fusie door overneming wordt ge- lijkgesteld, wordt gedefinieerd door artikel 676 van het Wetboek van Vennootschappen. Met fusie door overne- ming wordt gelijkgesteld :

− de rechtshandeling waarbij het gehele vermogen van één of meer vennootschappen, zowel de rechten als de verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder

(7)

vereffening overgaat op een andere vennootschap die reeds houdster is van al hun aandelen en van de an- dere effecten waaraan stemrecht in de algemene ver- gadering is verbonden;

− de rechtshandeling waarbij het gehele vermogen van één of meer vennootschappen, zowel de rechten als de verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder ver- effening overgaat op een andere vennootschap, wan- neer al hun aandelen en de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden, in handen zijn ofwel van die andere vennootschap, ofwel van tussenpersonen van die vennootschap, ofwel van die tussenpersonen en van die vennootschap.

Het betreft de vereniging van alle aandelen van een ven- nootschap in de handen van een andere vennootschap, gevolgd door de ontbinding van de eerste en de over- gang van haar vermogen naar de tweede. De verrichting is geen fusie want de overnemende vennootschap verricht geen kapitaalverhoging en er worden geen aandelen uit- gegeven. Om deze reden wordt dergelijke verrichting een met een fusie gelijkgestelde verrichting genoemd.

Een tweede deel over dit onderwerp wordt gepubliceerd in een volgend nummer van Pacioli.

Jean-Pierre VINCKE Bedrijfsrevisor

Onroerend goed dat als hoofdverblijfplaats dient voor de zelfstandige kan voortaan niet voor beslag vatbaar worden verklaard

Het principe dat het onroerend goed dat als hoofdverblijf- plaats dient voor de zelfstandige niet vatbaar is voor beslag, werd bekrachtigd door de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Deze wet heeft tot doel het risico dat een zelfstandige ondernemer loopt te beperken, aange- zien voor hem geen onderscheid wordt gemaakt tussen het privévermogen en het professioneel vermogen. Voortaan kan de woonplaats van de zelfstandige niet vatbaar voor beslag worden verklaard voor sommige van zijn schuldeisers, en dat zelfs bij faillissement. Omdat dit principe van niet- vatbaarheid voor beslag een uitzondering is op het principe dat de goederen van de schuldenaar strekken tot gemeen- schappelijke waarborg voor zijn schuldeisers,(1) zullen de bepalingen van deze wet van 25 april 2007 bijgevolg strikt worden geïnterpreteerd.

1. Op wie is de wet van toepassing?

De wet is van toepassing op (i) natuurlijke personen (ii) die in België een beroepsbezigheid (iii) in hoofdberoep uitoefenen (iv) uit hoofde waarvan ze niet door een ar- beidsovereenkomst of door een statuut zijn verbonden.

Hier worden alle zelfstandigen bedoeld, met inbegrip van de beoefenaars van vrije beroepen.

2. Voor welk onroerend goed?

Het onroerend goed dat beschermd kan worden tegen beslag is het onroerend goed waar de zelfstandige zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd (het gaat om de plaats

waar hij gewoonlijk verblijft en niet noodzakelijk om de plaats waar hij is gedomicilieerd).

De belangrijkste zakelijke rechten die niet vatbaar voor beslag kunnen worden verklaard zijn het eigendomsrecht, het recht van vruchtgebruik, van erfpacht, van opstal, met uitsluiting dus van het gebruiksrecht en het recht van bewoning.

Het kan gaan om eigen, gemeenschappelijke of onver- deelde rechten. In voorkomend geval zal de niet-vat- baarheid voor beslag beperkt zijn tot het onverdeelde deel van de zelfstandige in het goed. In de verklaring van niet-vatbaarheid voor beslag moet de eigen, gemeen- schappelijke of onverdeelde aard van het te beschermen recht duidelijk worden vermeld.

3. Gevolgen van de verklaring van niet-vatbaarheid De bescherming geldt slechts voor de schulden die na de verklaring ontstaan en die ontstaan uit de beroepsactivi- teit. Dit geldt dus voor contractuele schulden ten aanzien van leveranciers, schulden ten aanzien van kredietinstel- lingen en sociale en fiscale schulden die verband houden met de beroepsactiviteit (sociale bijdragen, RSZ, btw, onroerende voorheffing op het materieel, …).

De niet-vatbaarheid heeft geen uitwerking ten aanzien van schulden die geen verband houden met de zelfstandige ac- tiviteit, ten aanzien van gemengde fiscale schulden (d.w.z.

schulden die niet uitsluitend betrekking hebben op de be- roepsactiviteit), ten aanzien van schulden die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling, of bij een ernstige

(8)

Indien het volledig onroerend goed gebruikt wordt als hoofdverblijfplaats of, bij gemengd gebruik, indien het beroepsgedeelte minder dan 30 % van de oppervlakte van het onroerend goed beslaat, kan het volledig onroe- rend goed niet vatbaar voor beslag worden verklaard.

Beslaat het beroepsgedeelte meer dan 30 %, dan kunnen alleen de rechten op het gedeelte dat als hoofdverblijfplaats wordt gebruikt, niet vatbaar voor beslag worden verklaard mits men vooraf statuten van mede-eigendom opstelt.

4. Inhoud van de verklaring van niet-vatbaarheid voor beslag

De verklaring moet (i) de gedetailleerde beschrijving van het onroerend goed bevatten, en, (ii) wanneer het onroe- rend goed tegelijk wordt gebruikt voor beroepsdoelein- den en als woning, moet in de beschrijving een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de twee delen en de oppervlakte van elk van de delen worden vermeld, (iii) met de aanduiding van de eigen, gemeenschappelijke of onverdeelde aard.

Hoewel de wet ze niet vermeldt, lijken de volgende aanwijzingen eveneens vereist: (i) de hoedanigheid van zelfstandige in de zin van de wet, van de persoon die de verklaring doet, (ii) de instemming van de eventuele echtgenoot van de persoon die de verklaring doet, (iii) wanneer meer dan 30 % van het onroerend goed voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt, het feit dat vooraf statuten van mede-eigendom werden opgesteld.

5. Formaliteiten en openbaarmaking van de verklaring van niet-vatbaarheid voor beslag

De verklaring moet, op straffe van nietigheid, worden opgemaakt in een authentieke akte. De notaris kan de akte pas verlijden nadat hij de instemming heeft verkre- gen van de echtgenoot van de zelfstandige. Deze instem- ming van de echtgenoot is in elk geval vereist, zelfs als het betreffend onroerend goed een eigen goed is van de persoon die de verklaring doet.

De verklaring moet worden ingeschreven in een hiertoe bestemd register, op het kantoor van de hypotheekbewaar- der van het arrondissement waar het goed gelegen is. De verklaring is pas tegenstelbaar vanaf deze inschrijving.

6. Overdracht van de onroerende rechten die in de verklaring zijn aangeduid

Indien het onroerend goed dat niet vatbaar voor beslag werd verklaard, wordt verkocht, blijft de verkoopprijs be- schermd als die binnen een jaar wordt wederbelegd in een ander onroerend goed (tijdens die termijn wordt het geld bewaard in handen van de notaris). Het nieuw aan- gekocht onroerend goed wordt niet vatbaar voor beslag (mits inschrijving van de verklaring van wederbelegging) tenzij de schuldeisers aantonen dat de zelfstandige zijn solvabiliteit opzettelijk heeft verminderd.

De datum die in aanmerking zou worden genomen als be- gindatum van de termijn van één jaar, zou de datum van de authentieke verkoopsakte zijn. Er blijven echter andere interpretaties mogelijk, zodat voorzichtigheid geboden is.

7. Herroeping van de verklaring

De verklaring van niet-vatbaarheid voor beslag wordt herroepen door het overlijden van degene die de verkla- ring heeft gedaan, door het afzien van de verklaring door de degene die de verklaring heeft gedaan of wanneer de verkoopprijs van het niet voor beslag vatbare onroerend goed niet binnen de termijn van een jaar bedoeld in punt 6 wordt wederbelegd.

8. Kosten en honoraria

De wet bepaalt dat het bedrag van de erelonen waartoe de verklaring en de inschrijving aanleiding geven, bij ko- ninklijk besluit zal worden bepaald. In afwachting dat de Koning het bedrag vaststelt, wordt het bedrag bepaald op 500 euro voor het opstellen van de verklaring en op 500 euro voor de inschrijving of de doorhaling ervan.

9. Inwerkingtreding van de wet

De bepalingen van de wet van 25 april 2007 met betrek- king tot de niet-vatbaarheid voor beslag van de hoofd- verblijfplaats van de zelfstandige zijn in werking getreden op 8 juni 2007.

Marianne Dickstein Advocate aan de Balie van Brussel DicksteinLawyers & Mediators

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouw- baarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Roland SMETS, B.I.B.F. – Legrand- laan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Roland SMETS. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

G E R E A L I S E E R D I N S A M E N W E R K I N G M E T K L U W E R – W W W . K L U W E R . B E

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4) De verkrijger verzaakt uitdrukkelijk aan het recht de nietigheid van deze overeenkomst te vorderen op grond van artikel 116, paragraaf 1 van het

Voor deze onroerende goederen zijn er geen stedenbouwkundige attesten opgenomen in het vergunningenregister van de gemeente Brecht. Voor deze onroerende goederen zijn er

Het Decreet verklaart het voor de verko- pingen bepaald recht automatisch van toepassing op de totale waarde van het onroerend goed wanneer een bebouwd of onbebouwd onroerend

Het overige gedeelte van de projectzone, dat was gelegen buiten de grenzen van de kazernegebouwen - zijnde toen de groenzones en het parkeerterrein voor

Maatregel 4: vastleggen losliggende stenen met hydraulische kalkmortel, waarbij metselwerkelementen vreemd aan het originele metselwerk verwijderd worden.

• “Wanneer de bouwpromotor de eigendom van de infrastructuurwerken om niet afstaat aan de overheid, maar de kosten verhaalt op de koper van de woning is het verlaagd btw-tarief

4) De verkrijger verzaakt uitdrukkelijk aan het recht de nietigheid van deze overeenkomst te vorderen op grond van artikel 116, paragraaf 1 van het

- niet voorkomt op een (voor)ontwerplijst van voor bescherming vatbare monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen of archeologische patrimonia, noch het