• No results found

L. C. VAN VLEUTEN.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "L. C. VAN VLEUTEN. "

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

OMTRENT

m

I E T L E T E N n N E D E R L l O S C H - I N D I i

P R O T E S T

TEGEN HÊT BOEK VAN

B. V E T H .

DOOR

L. C. VAN VLEUTEN.

Eénig Motto-.

Ala (T het hart tot spreken dringt, Zoo spreek,

Maar, wat gjj spreekt, of preekt of zingt Hou steek,

P . A . m O B S E S T E T .

BATITU,

J A V A 8 C H E B O E K H A N D E L T D R U K K E R I J ,

1900.

(3)

• i i r

0052 8982

0 ; ^ ^ -2. Ü W

DE WAARHEID

(JMTRENT

I E T L E T E N IN N E D E R L A N D S C E - I N D I E .

P R O T E S T

-f

I

TEGEN HET BOEK VAN

B. V E T H

DCXtR

L. C. VAN VLEUTEN.

— • ^ •<>

Ei'niq Atiillo:

AIn L' bet hart tot i^preken dringt,

h a i - . l A N t A . 'KtNKUNOE] Zoo «preek,

. ' f ^ a a r , wat gy spreekt, of preekt of zingt

p . A . D E G É N E S T E T .

B A T A V I A ,

J A V A S C H E B O E K H A N D E L A D R U K K E R I J ,

1900.

(4)

Het is een opmerkelijk, maar tevens betreurenswaardig verschijnsel, dat nagenoeg alle schrijvers en schrijfsters, en helaas! schrijfsters niet het minst, die in de laatste jaren romans, dan wel novellen of beschrijvingen over Ned.-Indië in het licht hebben doen geven, zich, als het ware, hebben beijverd om die Indische Maatschappij en die Indische toestanden op de meest ongunstige, en steeds erg overdreven ongunstige, wijze voor te stellen, vooral op zedelijk en sexueel gebied.

Dikwijls heb ik mij afgevraagd: wat moeten de menschen in Holland, die nog geheel onbekend zijn met Indië, na het lezen van zóódanige romans wel denken van Indische toestanden en Indische Dames en Heeren?

Moeten zij niet zoo langzamerhand tot het denkbeeld komen, dat A L L E menschen hier zóó slecht, zedeloos en verdorven zijn, dat geheel Ned.-Indië rijp is voor een tweeden zond- vloed, of voor eene verdelging door het hemelvuur, als voorheen Sodom en Gomorral

In nagenoeg al die romans toch speelt zondige, zinnelijke liefde en hartstocht, overspel van gehuwde mannen en vrouwen, konkelen van gehuwde Europeesche dames met jongelui of gehuwde mannen, etc. een voornamen rol.

Bijna alle mannen worden geschetst als losbollen, daarbij nog dikwerf verslaafd aan sterken drank, bijna alle vrouwen als zedeloos, zeer weinig intellectueel ontwikkeld, knoeiende, tot bedekking van hare misdadige amouretten, met doekoens, geschenken aannemende van rijke, knoeiende Chineesche gou- vernements leveranciers, op hare onderlinge morgenbezoeken steeds lasterende, kwaadsprekende en bij voorkeur de cro- nique scandaleu.se behandelende, dikwerf verslaafd aan hasard en kaartspel, liefst met Chineesche kaartjes.

(5)

evenmin als in Holland, evenmin als waar ook op de wereld, er zijn dan ook in Indië wellicht enkele zoodanige mannen en vrouwen als hierboven geschetst, maar daarom mag maar niet voortdurend de geheele Indische Maatschappij als ver- dorven worden voorgesteld.

Al dadelijk begio ik met de verklaring, die ik wellicht later meermalen zal moeten ten berde brengen, dat, over het algemeen, de menschen hier in Indië niets slechter zijn, niets zedeloozer noch meer verdorven dan in Holland! In Holland mogen de menschen deftiger zijn, meer schijnvroom, meer dan hier ter kerke gaan, meer de kat in het donker knijpen, etc., hier in Indië zijn de menschen ongetwijfeld eenvoudiger, minder stijf en vooral véél hartelijker, dienstvaardiger en meer gastvrij dan in ons vaderland.

In de, voor vele jaren verschenen, »Herinneringen van een Indisch officier" van »van Rees" komt de Indische Maatschappij, vooral het Europeesch gedeelte er nog al goed af, alhoewel het verhaal van dien, nog wel actief—dienenden kapitein, die er twee inlandsche huishoudsters tegelijk op nahield, en zoo nu en dan in zijn tegenwoordigheid die twee vrouwen eens liet plukharen en elkaar afrossen, alleen, om, zoo hij be- weerde, de wijfjes weer voor een tijdje tot kalmte te stem- men, al geen hoog denkbeeld geeft van de beschaving van sommige Kuropeanen destijds; maar, destijds waren ook wer- kelijk de Indische zeden ruwer dan thans.

Professor Jan ten Brink gaat, in zijne ȟost Indische Dames en Heeren," al een stapje verder met zijn verliefde advokaats- gade, zijn loszinnigen jonker, zijne weinig degelijke koop- mansdochter, zijne intrigeerende gouvernante etc., etc., maar, hij maakt het nog niet al te erg en blijft in zijn stijl en uitdrukkingen nog meestal fatsoenlijk en behoorlijk.

Maar, nu komen de romans van Wilsen en van Maurits.

Wel! die boeken stellen meest alle Indië voor, als één groote Arke Noach's.

overigens uitmuntende strekking, gaat met zijne beschrijvingen, bij voorbeeld met die slaapkamerscene tusschen den Resident van Gulpendam en zijne vrouw, al bepaald de grenzen van het behoorlijke te buiten, en betreedt het gebied der Porno- grafie.

»Bogoriana" van Annie Foore, alhoewel in beschaafden vorm geschreven, geeft in hare schetsen van de Buitenzorgsche Maatschappij, en het geïntrigeer en geknoei aan het Buiten- zorgsche Hof, óók al geen hoog denkbeeld van de moraliteit der Indische menschen.

De novellen van Therese Hoven, zijn in den regel minder beduidend en minder schadelijk, alhoewel toch ook deze wel niet geschikt zijn, om, bij voorbeeld, de dames in Hol- land een geheel juist denkbeeld te geven van toestanden in Indië, noch begeerte om naar dat land der zonne te gaan en aldaar korter of langer tijd te vertoeven.

Maar, nu komt de sensatie roman ,,Fatum" van Stefanotes, nog wel de »nom de plume" van eene dame.

Daarin worden somwijlen in vrij ruwe, en onkiesche ter- men, scenes beschreven om een dragonder te doen blozen;

zulke aarts gemeene mannen, zóó zedelooze vrouwen als mijns inziens alleen kunnen bestaan in de wellicht ietwat verhitte verbeelding van Stefanotes; en geloof ik niet, dat zij zelve ooit persoonlijk kennis heeft gemaakt, met zulke gemeene sujetten, als zij ons voorzet als typen der Indische Maatschappij.

Wij meenden dat met »Fatum" al vrij wel het ergste was bereikt met dat soort Indische romans.

Maar neenl daar verschijnt »Het leven in Nederlandsch Indië" van B. Veth, dat nog erger, nog verkeerder, nog scha- delijker is, waarin de Indische Maatschappij in nog zwarter kleuren, in nog afzichtelijker toestanden wordt geschetst, waarin sommige delicate aangelegenheden nog viezer en pornografischer worden beschreven dan ia al wat vooraf is

(6)

gegaan; waarin al dadelgk Ned. Indië wordt verklaard te zijn:

een Hel; de Indische Maatschappij één onafzienbare rij van „Patsers" en »Vuilbekken." Al die fraaie uitdrukkingen zijn van den Heer Veth die er een eigenaardige vocabulaire op nahoudt, en die beweert dat onze europeesche dames door haar toilet doen denken aan negermeisjes op een bal, of aan mulattinnen; de Officieren aan verkleede burgerjongens, etc. etc.

En, in weenvil dat dit slechte boek niet meer dan 255 paginas bevat, met grooten druk en veel witten rand, in weerwil dat de stijl meestal erg ongebonden, soms triviaal, vies en pornografisch is, in weerwil dat dat boek bij enkele, nog zeer overdreven ongunstig voorgestelde waarheden, veel meer bepaald onwaarheden bevat, en eigenlijk niets meer is als één doorloopend, wraakzuchtig schelden op Indische men- schen en Indische toestanden, en dit boek hier kost, niet minder van / 3.75, toch was het in een niinimun van tijd geheel uitverkocht en kon ik het slechts bij toeval voor korten tijd machtig worden.

Wel! hoor ik bij het lezen van al het vorenstaande de Heer Veth al triomfantelijk uitroepen: dat bewijst dan toch wel dat ik den spijker op den kop heb geslagen; en, dat al die hiervoren genoemde schrijvers en schrijfsters óók zoo hebben afgegeven op die Indische Maatschappij, bewijst verder, dat ik, zij het ook een beetje ruw, toch De waarheid h&h verkondigd!

Daarop antwoord ik al dadelijk, dat dat verschijnen en dat debiet van al die boeken, m. i. nog in het geheel niet bewijst, dat de inhoud daarvan degelijk is en waarheid bevat 1 Naar mijne meening hebben de schrijfsters en schrijvers daar- van somwijlen uiting willen geven aan ondervonden decep- tien of aan wraakgierigheid, maar grootendeels, en ten rechte, gespeculeerd op de wel bekende zucht van het publiek naar wat pikants, naar wat ondeugends, naar beschrijvingen van slechte hoedanigheden van hunne mede menschen, naar de over de geheele wereld helaas verbreide »attrait du scandale".

En, dit niet alleen in Indië maar ook in Europa.

Daardoor waren in der tijd zoo bizonder gewild de ro- mannetjes van Paul de Koek, Xavier de Montepin, en, in den nieuweren tijd, de werken van Zola, ook in Holland; b.v.

»Nana". Toen dat laatste werk pas uitkwam, wist mijn boek- handelaar in Amsterdam mij te vertellen, dat hij daarvan op één dag drie exemplaren had verkocht aan een en dezelfde deftige familie in Amsterdam; één aan Papa, één aan Mama en één aan de twee groote dochters; die het boek alle comp- tant betaalden en het bezit daarvan dus niet voor elkander wilden weten.

Daarom waarschijnlijk ook is de eerste onvervalschte uit- gave van van Deyssels »Liefde" zoo gauw uitverkocht, en vindt nu de door dien schrijver zeiven, met litterarischen zelfmoord gekuischte tweede uitgave veel minder aftrek.

Daarom verwacht ik ook wel, dat dit mijn Protest, jj^ veel minder opgang zal maken dan Veth's boek dat ik be-

I strijd, omdat het al heel gauw bekend zal worden dat in . mijn Protest niets pikants voorkomt, geen enkel overspelle-

' tje of echtbreukje, geen enkel viezigheidje of pornografisch y < s c e n e t j e , ja zelfs dat daarin niet, in het geheel niet wordt ge-

scholden; noch op Indie, noch op Nederland, en ik mij zelfs beijverd heb altijd bedaard, waardig en in beschaafde termen te schrijven.

Toen het boek van Veth hier verscheen was het als het ware het gesprek van den dag. Meestal gelukkigl ging er een kreet op van verontwaardiging, over den vorm, maar vooral over den inhoud; alleen enkelen, vooral jongelui, vonden het boek wel „leuk", alhoewel ook zij moesten erkennen dat er meestal onwaarheid in voorkwam.

Ik vleide mij met de hoop, dat weldra een bekwamen schrij- ver, die Indië niet zoo hartgrondig haat als de Heer V . , Indië en zijne bewoners recht, zoude doen wedervaren, door in een Protest het boek van V. te weerleggen; en had ik reeds mijn hoop gevestigd op Creusesol, die in geestige, fijn gestil- leerde opstellen, vroeger reeds, en ook nu nog voor dat Indië, dat /

(7)

16

hij, even als ik, een goed en geen wraakzuchtig gemoed toe- draagt, zijn stem tegen V zou doen hoeren. Maar, tot heden werd ik in deze mijne verwachting teleurgesteld wat mij be- paald leed doet, te meer, omdat nu ik, met mijne zoo veel geringer litterarische krachten, mij gedrongen gevoel, dat protest te schrijven.—

Wel is reeds in het Bat. Nieuwsblad van 26 Juli 11 ver- schenen, een artikel „ Een infaam boek" van den Heer Hans van de Wall, en in datzelfde blad van 4 Augustus d . a . v . een artikel, geheeten »Naar aanleiding van B. Veth's boek"

van Slamet, maar, hoezeer ook over 't algemeen instemmen- de met den inhoud van beide artikelen, speciaal dat van den Heer van de Wall, de lezing daarvan liet mij wel dank- baar naar niet voldaan.—

De Heer v. d. Wall toch bepaalt zich. in hoofdzaak, om, in wel gekozen, soms vlijmend scherpe bewoordingen, de phio- len van zijn toorn en verontwaardiging uit te storten over het hoofd van den Heer Veth, maar, daarmede heeft hij den inhoud van dat infame boek nog niet weerlegd, en den fa- talen indruk er van nog niet weggenomen. Dat doet ook Slamet niet, die wel in, voor Nederlandsche dames en heeren, vrouwen en mannen, minder vleiende bewoordingen wijst, op de z. i. ergerlijke onzindelijkheid op lichaam en kleeding in Holland.

Ik evenwel acht niet alleen een afkeuring, maar ook een geregelde weerlegging van den inhoud van dat boek nuttig en noodig, omdat die inhoud, aan menschen, die nog totaal on- bekend zijn met Indië, een geheel onjuisten en geheel onver- diend slechten indruk kan geven van dat waarlijk schoone en goede land.—

Mijn doel is: niet den Heer Veth te overtuigen of tot andere gedachten te brengen; menschen met een zóó geprononceerden haat, met een zóó stelligen parti-pris, met een zóó, uit alles doorschemerenden, en op het laatst van zijn boek zelfs er- kenden wraaklust, zoodanige menschen ^^y» eenvoudig niet te overtuigen, zij willen niet overtuigd worden.

Maar, wel bedoel ik, als gezegd, te bestrijden en zoo mogelijk weg te nemen, den fatalen en slechten indruk, die de lezing van dat boek mocht kunnen hebben op nog met Indië onbe- kende personen, die wellicht juist het voornemen hadden hier hun geluk te komen beproeven.

Terwijl de Heer Veth met al de kracht die in hem is aan een ieder ontraadt zich te begeven naar dien Hel van Dante waarin hij intusschen zelf, naar ik veronderstel vrijwillig, meermalen terugkeerde, en naar men beweert, niet zonder finantieel succes, — ben ik nu juist van eene geheel andere opinie.

Aan gefortuneerde jongelui roep ik toe: »Blijf waar gij zijtl Gij zijt door Fortuna bevoorrecht en gezegend! Gij hebt niet noodig U te begeven in den meestal moeitevollen strijd om het bestaan. Blijf gij lieden waar gij zijt. Gij kunt daar, ook door reizen in het Buitenland, oneindig meer van het leven genieten, materieel en intellectueel, dan in Ned. Indië, dan in eenige kolonie, waar ook, mogelijk zoude kunnen zijn."

Maar aan degenen die niet gefortuneerd zijn, die dus in den struggle for life. zelve moeten trachten zich een baan te breken, aan u lieden roep ik toe: »Geloof toch niet al het sombere wat de Heer Veth gelieft te vertellen. Gelooft niet dat Indie is een hel, een bagno, waarin het moeielijker valt rein te blijven, dan in een europeesche boevengevangenis.

Gelooft niet dat in Indië is een onafzienbare rij patsers en ploerten, dat goede menschen hier slecht, nooit slechte goed worden, dat deugd hier vreemd is, als het begrip van sneeuw, reinheid van geest even spaarzaam als een transparante lucht, trouw én eerlijkheid onbestaanbaar. Gelooft toch niet dat Ned. Indië zoude wezen, een hospitaal voor lijders aan ont- aardings ziekte, dat hier alles inferieur is of wordt; dat eene lieve vrouw hier verdwijnt als in een Jordaan omgeving; alle welke liefelijkheden de Heer Veth goedvindt te verkondigen.

Ook uit kracht van mijn 61 jarigen leefttijd, waarvan ik, met afwisselende tusschenpoozen van terugkeer naar Holland,

(8)

thans ruim 30 jaar heb doorgebracht, dertig van mijne schoon- ste levensjaren, roep ik aan de jongelieden die naar Indië zouden willen komen uit den grond van mijn hart toe:

Gelooft toch den Heer Veth niet 1 Al wat hij in zijn boek schrijft is grootendeels óf onwaar óf schromelijk over- dreven.

Indiè is een heel goed, een prachtig land, vooral Sumatra's Westkust, en de Preanger, terwijl bijvoorbeeld Tosari een waar lustoord is.

De menschen, ik herhaal het, zijn hier niets slechter maar wel minder deftig en meer gastvrij dan in Holland.

Hier is nog gelegenheid om vooruit te komen, om te slagen in den strijd om het bestaan, hetgeen in Holland door de overgroote concurrentie, en nu reeds veelal burger jongetjes wenschen voor „Heer" te worden opgeleid, dikwerf met den besten wil en den meesten ijver, onmogelijk is.

Het klimaat ia Indië is heet, dat is niet te ontkennen, maar dan toch niet in de heerlijke bergstreken, waar dan ook veel europeesche dames en heeren wonen, en werken, speciaal de planters en hunne familien, terwijl in de laatste jaren ook meer en meer de militairen worden vereenigd in kcjle bergstreken, als Tjimahi, Magelang, Malang etc.

Terwijl de Heer Veth stoutweg beweert, dat een bestaan in Indië de ergste levensmislukking is, ben ik zoo vrij het tegen- deel te beweren, mits de jonge man, koopman, officier, amb- tenaar etc, niet na aankomst alhier, onmiddelijk beginne, wat helaas nog wel eens gebeurt, met, als het ware moedwillig zijne gezondheid te verwoesten, door, bij voorbeeld halve nachten te zitten drinken in een Societeit als auderzins, en daarna somwijlen nog eens den kampong in te gaan. Even als de militaire dienstjaren tellen ook de Indische uitspattingen dubbel. Hier straffen de excessen in Bacchus en Venus, in den regel zich zelve dubbel zwaar I

Maar, voor degenen die met een gezond, sterk gestel hier kunnen komen en tevens bezield zijn met een weinig wils-

kracht, om niet dadelijk het hoofd te laten hangen, maar flink zich, door de wellicht mogelijke eerste teleurstellingen en moeielijkheden, dapper heen te slaan, voor hen biedt Indië waarlijk kans op een schoone toekomst of carriere.

Voor den koopman, in het vergaren van fortuin, dat dan toch ook het doel is van den Hollandschen koopman, niet waar?

Voor den Officier, in het verwerven van krijgsroem, eene schoone promotie, en, in twintig jaar een behoorlijk pensioen, terwijl de Hollandsche Officieren niet alleen niet de minste kans hebben tot het opdoen van krijgservaring, en alleen kruitdamp kennen van schietoefeningen en kam- peeringen, maar ook nog veertig jaren dienst moeten hebben, en vijftig jaar oud moeten zijn, alvorens voor een kleiner pensioen in aanmerking te komen.

Voor de civiele ambtenaren en ingenieurs, mede in een beter promotie, hooger tractement en beter pensioen, dan in Holland mogelijk ware; in Holland waar ik o. a. heb gekend, meesters in de rechten, die jaren lang vegeteerden op bespot- telijke salarissen in onmogelijk kleine plaatsjes, en dan somwijlen, door protectie of familie relatie eene kleine lots- verbetering ten deel werden. In Holland waar ik het heb bijgewoond, dat nette jongelui die het eind examen H. B. S.

en zelfs van de Handelsschool met succes hadden afgelegd, geen plaatsje op eenig kantoor konden machtig worden, en meestal eerst moesten beginnen als onbezoldigd volontair.

Ik weet Amsterdamsche kantoren, en die zal de heer Veth ook wel kennen, die uit zuinigheid en berekening bij voorkeur zich bedienen van zoodanige, niets kostende volontairs.

Voor onderwijzeressen, en onderwijzers met hoofdacte, die veelal in Holland bekrompen leven op een armzalig salaris en dan nog in den regel weinig in tel zijn bij de deftige hoogere burgerkringen, in een veel aangenamer sociale positie, een veel ruimer salaris, veel beter promotie en veel hooger pensioen.

(9)

10 18 Voor die allen biedt dat er zoo door den Heer Veth gesmaadc

en verachte Indië een somwijlen schoone toekomst aan.

Laat U toch niet afschrikken door het denkbeeld dat in Indië een ieder per se ziek moet worden of vroegtijdig oud en afgeleefd.

Ik zelf ben nu, alles te saam, ruim dertig jaar in Indië nu weer, aan één stuk, ruim negen en een half jaar, den meesten tijd heb ik doorgebracht op juist de warmste strand- plaatsten, bij voorbeeld in alles meer dan negentien jaar te Batavia, of juister Weltevreden; als officier heb ik twee maal de campagnes te Atjeh meegemaakt. In '75 soms dagen en nachten niet uit de kleeren geweest, en des nachts gebivak keerd; in '79 vol jaar doorgebracht als militaire kom- mandant op het, om de ongezondheid zoo beruchte en ge- vreesde Analaboe, op Atjeh, Sumatra's Westkust. Men kan dus niet zeggen dat ik mij steeds in buitengewoon gunstige hygie- nische toestanden heb bevonden, en toch geniet ik nog het voorrecht van een volmaakte gezondheid; nog zonder eenig spoor van eenige speciale Indische ziekte. Tegenover die gevreesde Indische leverziekte door de hitte, staat de Holland- sche longtering door kou en tocht.

Nu zal men wellicht denken dat ik dan wel een heel buitengewone uitzondering ben, maar ook dit is niet het geval.

Hier te Weltevreden wonen, bij voorbeeld een oud Direc- teur van Bestuur en een oud Resident, die veel meer jaren achtereenvolgens in Indië hebben doorgebracht dan ik, die mij in leeftijd nog overtreffen, en toch nog gezond en wel- varend zijn. Men kan bij voorbeeld de oud Resident nog, ongebogen en flink, iederen morgen flinke wandelingen zien doen.

Te Soekaboemi in de Preanger wonen een Generaal, een Majoor, en vele Residenten, alle na volbrachten diensttijd ge- pensioneerd, die nog in geenen deele gedegenereerd, of uit- gepieterd zijn, zooals de Heer V. welwillend alle menschen voorstelt die hier eenige jaren hebben doorgebracht. Al die.

op rijpen leeftijd gepensioneerden, zouden als zij wilden, naar Europa kunnen terugkeeren, maar zij prefereeren het heer- lijke bergklimaat in de Preanger, en die te Weltevreden wonende, zelfs het heete klimaat alhier, boven het akelige en treurige Hollandsche klimaat. Zoo ziet men alweer, hoe de smaken kunnen verschillen.

Aan U allen dus, jeugdige ambtenaren, kooplieden, advo- katen, ingenieurs, onderwijzeressen en onderwijzers, aan U allen die niet met fortuin maar wel met gezondheid, energie en werklust gezegend zijt, roep ik toe:

Laat U niet weerhouden door sombere, onware of over- dreven voorstellingen. Laat U geen vrees aanjagen door dat schrikbeeld ziekte, noch door die z. g. verregaande verdor- venheid van alle Indische menschen.

Neem een kloek besluit 1 Breek met den ouden sleur 1

Komt allen uw geluk in Ned. Indië beproeven!

Alvorens thans overtegaan om hoofdstuksgewijze alle onware of overdreven beschuldigingen tegen Indië en zijne bewoners, uitgebracht door den Heer Veth, te weerleggen, wensch ik nog het volgende mede te deelen. Bij de lezing der eerste hoofdstukken kwam het mij onbegrijpelijk voor, hoe de Heer Veth, die dan toch wel vrijwillig meer malen hier is geweest, en naar men verzekert, zelfs goede zaken heeft gedaan, dat wil zeggen: als koopman veel geld in en aan Indië heeft verdiend, zoo een afschuwellijken, ingekankerden haat aan Indic kan hebben, als waarvan zijn heele boek getuigt, hoe hij zoo, nagenoeg de gelieeie 255 paginas door op Indië heeft kunnen schelden!

Jal Schelden dat is het ware woord!

Het is een doorloopend schelden!

Dat hij scheldt, en zelfs dat hij zijn smart uit in scheld- woorden, erkent, wellicht ondoordacht, de Heer Veth zelf, bijvoorbeeld op pagina 35, waar hij zegt, tot een der man-

nelijke passagiers:

(10)

„En je vrouw, is waarachtig ook al mis, zij, een Euro- peesche, weer zoo bijgekomen in Holland en haar kring, en die me zoo bijviel als ik soms 's avonds aan boord, misschien voor jou wat te hard, schold (ik cursiveer) op den Indischen rommel.

En op pagina 8i waar wij lezen:

„En een luid schelden daarover geschiedt van mijn kant niet omdat me dat vermaakt, maar, omdat ik daardoor uiting geef aan mijn smart."

Met den Heer van de Wall roep ik nu uit:

•De Heer Veth schijnt alzoo te zijn iemand die zijn smart uit in scheldwoorden. Wat zijn wij in Indië toch ploerten dat wij onze smart niet zoo uiten als deze fijngevoelige schrijver.

Ik evenwel begreep de rede, de oorzaak, van dat voort- durend verbitterd schelden maar in 't geheel niet.

Tot dat ik aan het slot van het boek genaderd, eerst lees, op pagina 252. »Ik volgde bij het schrijven aldoor en zon- der aarzelen de waarheid", en eindelijk op pagina 255.

»Maar mijn wraakgevoel werd sterker en sterker, en ook om te waarschuwen", etc.

Dus: de Heer Veth, die eenige regelen te voren zegt dat hij alleen de waarheid heeft willen schrijven, erkent ten slotte, dat zijn heele geschrijf eigenlijk is geweest eene uiting van wraakzucht.

Eerst wraakzucht, eerst zijn smart uiten in scheldwoorden, en dan óók nog waarschuwen tegen Indië.

Al dadelijk nu gevoelt men welke waarde kan worden toegekend aan, door haat, wraak en smart geïnspireerde wenken en waarschuwingen. Ze zijn m. i. waardeloos, als voortspruitende uit onzuiveren bron 1

Niet alleen echter acht ik het boek van den Heer Veth slecht en verderfelijk door den inhoud, maar ook afkeurens- waardig door den vorm, door den lompen, ongebonden trivialen stijl, door de vele scheldwoorden en uitdrukkingen, die m. i.

een fatsoenlijk man zich moest schamen door den druk, nog

met zijn naam versierd, algemeen bekend te maken; en eindelijk, ook door de, geheel onnoodige, en als met opzet er bijgesleepte vele, bepaald vieze en pornografische beschrijvingen die hij niet schroomt zijnen lezers voor te zetten, en ook lezeres sen er aan te wagen, hebbende hij niet vooraf gewaarschuwd dat het eigenlijk geen boek is voor dames.

Zie bij voorbeeld daar waar de Heer Veth het heeft over den toestand der privaten io de Hotels, en heel duidelijk en gedetailleerd beschrijft, hoe, naar zijne onware voorstelling, die privaten er wel uitzien, en wat daarin wel de verrichtingen zijn van enkele afschuwelijke insecten. Pornografisch daar, waar hij verhaalt wat, eigenlijk wel de toestand is van een met den handschoen gehuwde, in Indië aankomende europeesche jonge dame; wat, naar zijne onware beschrijving wel een indisch huwelijk is, en waarbij hij de liefdes-uitingen vaneen indisch man nog stelt beneden die van de dieren des velds; däär waar hij vermeldt, aan wat soort jongelui de ionge dames in Indië zich soms uit wanhoop verslingeren, en voor wat soort kwalen zij dan soms moeten dienen als remedie, en vooral daar, waar hij al weer onwaar beschrijft, als een doorgaande regel, wat voor soort van vrouwelijke zwarte bende, de ho- telkamers, door V. hotelhokken geheeten, wel eiken morgen

om 5 uur uitbraken.

Dit woord is ook weer van den Heer Veth.

Ik nu zal den Heer Veth niet volgen, noch in zijne scheld- woorden noch in zijne weinig gekuischte, soms bepaald vieze beschrijvingen en bewoordingen.

Ik zal trachten, mij zelfs niet te laten verleiden door ver- bittering, door ergernis over al hetgeen wat ik las.

Ik ben niet bezield door haat of wraakzucht, noch tegen Indië noch tegen Holland.

Ik zal zelfs niet trachten een zeker gewicht bij te zetten aan mijne hoofdstukken, door, als de Heer Veth daar boven te plaatsen, somwijlen geheel ontoepasselijke Hollandsche, Fran- sche, Duitsche, Engelsche ja zelfs Italiaansche citaten.

(11)

16

Ik heb slechts ééii grondregel als motto, en wel de zoo be- kende versregels van de Genestet, waar hij aanraadt te spre- ken als het hart daartoe dringt, maar ook, om altijd steek te houden.

Welnul het hart fueft mij gedrongen tot spreken, en ik zal mijn best doen om altijd steek te houden.

Ik vind in Holland veel goeds en veel wat ik gaarne anders wenschte; en, dat zelfde geldt ook voor Indië.

Ik draag Holland een goed hart toe, maar Indië, waaraan ik zooveel verschuldigd ben, evenzeer.

Ik stel mij voor omtrent Indië alles te schrijven wat kan interesseeren iemand, die met dat land geheel onbekend is opdat men zich daarvan een juist beeld kunne vormen. Ik zal trouw en eerlijk van Indië zoowel de vóór—als de keerzijde van de medaille doen zien, en daarbij moeten wijzen op som- mige omstandigheden tegen Indië, die de heer Veth in al zijn haat en wraakzucht nog geheel heeft over het hoofd gezien.

In één woord:

Ik zal, in de hoop daarmede een goede daad te verrichten, tegenover de z. g. waarheid van den Heer B. Veth, stellen de waarheid, zooals die mij, niet beneveld door haat en wraak is voorgekomen.

Kn dan, laat ik het over aan diegenen, die met een onbe- vooroordeelden blik het pro en contra wegende, een oordeel willen vellen tusschen den Heer Veth en mij.

Alleen nog dit: de heer Veth alhoewel de heeren uitmakende voor patsers, de dames vergelijkende bij negermeisjes, de offi- cieren bij aangekleede burgerjongens, verklaart toch ntemand te hebben willen kwetsen.

Welnu! tk geef hierbij den Heer Veth, hoe zeer soms zijn boek mij ook gehinderd hebbe, de stellige verzekering: niet alleen dat het mijn doel niet is hèm te kwetsen of te belee- digen, maar het mij zelfs leed zoude doen wanneer hij zich door sommige mijner uitdrukkingen en dementes beleedigd gevoelde.

Maar! >De Waar/ieid hovea al!" Niet waar Heer Vethf

Het leven in Nederlandsch-Indie.

Om maar al dadelijk zijnen lezers eventjes te doen zien hoe hij nu wel eigenlijk over Indië denkt, plaatst de Heer Veth, boven dit hoofdstuk de bekende regels uit Dante's Hel, en wel die, geplaatst boven de Hellepoort:

»Laat alle hoop varen gij die hier binnentreedt" en voor- zeker om nog meer effect te sorteeren eerst in het Italiaansch en dan in het Hollandsch.

Daarna, om met de deur in het huis te vallen, deelt hij mede, dat de twaalf jaren die hij doorbracht in die streken van ballingschap,, hehl hoe akelig! hem voorkomen, als twaalf verschrikkelijke droomen. Brr.

Al dadelijk vraag ik nu: waarom kwam hij dan telkenmale vrijwillig in die Hel terug? Voorzeker omdat zijne belangen dit mede brachten. En dan althans was Indië, ten minste in dit opzicht, nog zoo kwaad niet, voorzeker geen Heil, en althans hij heeft niet (wat hij zijnen lezers aanraadt), bij het herhaaldelijk met kennis van zaken binnentreden van die hellepoort „alle hoop latea varen"; bij voorbeeld niet die, om nogmaals goede massels, te maken.

Naar men mij algemeen verzekert, heeft hij zelfs in die indische Hel met heel veel succes gewerkt. Is dit be- weren juist, dan is, alhoewel schelden altijd leelijk staat en on- beschaafd, vooral in een man, die naar de Heer Veth het wil doen voorkomen, zoo erg fijn gevoelt, dan is, zeg ik, zijn voortdurend schelden en zijn ingekankerde haat tegen dat- zelfde Indië minst genomen toch al heel leelijk en heel ondankbaar I

De, door niets gestaafde beweringen, dat hier goede men- schen altijd slecht en slechte nooit goed worden, verklaar ik, uit kracht van mijn dertig jarige ervaring, bepaald voor onwaar en lasterlijk, even als zijne onjuiste en domme bewering'

2

(12)

dat deugd, trouw, reinheid van geest en eerhjkheid hier niet of bijna niet bestaan.

Alleen de vrees om hunne bescheidenheid te kwetsen, weer- houdt mij de namen te noemen van de talrijke, mij bekende hoogstachtenswaardige, eerlijke en trouwe mannen; van de vele lieve, intelligente en deugdzame vrouwen.

Dat ook hier in Indie de menschen geen Engelen zijn, evenmin als in het zoo deugdzame Holland, en dat ook hier soms en dikwerf, wordt gezondigd tegen een of meer der tien geboden, wil ik niet ontkennen. Dwalen en zondigen is nienschelijk.

Maar, ik herhaal het, dat geschiedt in Nederland even veel, zoo niet meer dan hier!

Het is mijn doel niet in dit piotest te schrijven of te waar- schuwen tegen Nederland, anders ware het mij zeer gemak- kelijk, hier al dadelijk te wijzen op de vele en ergelijke schandalen, die, juist op het gebied van deugd en eerlijkheid, zoo herhaaldelijk zijn voorgevallen; en wel, liefst, bij voorkeur, in het zoo deftige den Haagl

Ik wil er al weer eenvoudig op wijzen dat de menschen hier in het geheel niets meer verdorven zijn dan in Holland, en het dus van den heer V. onverantwoordelijk is ook in dit opzicht zoo te schelden op de indische Maatschappij.

Over die beweerde doorloopende degeneratie van de Euro- peanen in Indië, heb ik hieivoren reeds het mijne gezegd.

Met wat soort menschen heeft B. V. in die twaalf jaar in indië toch wel omgegaan, dat hij durft beweren dat men in een Europesche boevengevangenis reiner kan blijven dan in het „Bagno Indië "11

Die bewering is bepaald bespottelijk. Hoe dóór en dóór door haat en wraak verbitterd moet hij wel geweest zijn om zóó iets te durven beweren en te doen drukken 11

Geheel Indië één Turksche slavenkerker te noemen, één ga- leiboeven gevangenis als te Toulon, Brest etc. en dan nog te ver- klaren, dat men bij die boeven en slaven reiner kan blijven

VI

dan in Indie! Heeft de Heer Veth soms persoonlijke ervaring van zoon bagno in Turkije of Frankrijk?

Denkelijk niet. Maar hoe kan hij er dan over oordeelen?

Voorzeker alléén maar weer om te schelden op Indië; te schelden à tort et à travers.

Of meent de Heer Veth het werkelijk, dat geheel Indië is één gevangenis van slaven en galeiboeven, nog veel erger dan de boeven-gevangenissen in Europa?

Dan wensch ik zóódanigen nonsens niet eens te weder leggen.

Dat is mij te machtig en geen bestrijding zelfs waard.

Het is niet waar, en, ik zoude het al weer met tal van voor- beelden kunnen staven, dat een eenvoudig, oprecht menscli hier is als een schaap onder de wolven: geheel Indië is: een verzameling chevaliers d'Industrie, één onafzienbare rij patsers.

Dat de Europeanen hier in Indië komen om carrière uf fortuin te maken, dat is volmaakt juist.

Hadden zij dat niet noodig, dan behoefden zij in 't geheel niet naar Indië te komen.

Gefortuneerde lieden blijven natuurlijk in Europa,

^ ' ^ i e n bevoorrechten der aarde riep ik immers zelf reeds toe; »Blijf, waar ge zijtl Gij hebt niet noodig U te inenj;en in den strijd om het bestaan 1"

Maar, is het dan voor die, niet met fortuin gezegenden, zoo verachtelijk en zoo slecht, om, langs eerlijke middelen door ijver, toewijding, spaarzaamheid, kennis, etc. te trachten dat doel te bereiken, dat hen naar Indië dreef?

Is het in de Officieren niet prijzenswaardig, dat zij trachten waar mogelijk, zich te onderscheiden door moed, beleid en trouw en zoo het Ridderkruis te verwerven, of anders hunne carrière te verzekeren door studie en het bijwonen der lessen aan de Hoogere Krijgsschool 1

Tracht niet een ieder die het noodig heeft, te slagen, „de parvenir" in het voorgestelde doel, cn is dan dat geslaagd zijn, die toestand van parvenu, in deze opvatting, niet als

(13)

10

de type Kegge uit Hildebrandts Camera Obscura, zoo ver- achtelijic. Ik vermeen van niet.

Heeft de Heer Veth niet ook zelf getracht „de parvenir" en vindt hij zich zelf, als hij geslaagd is, dan daarom ook zoo verachtelijk ?

Dat er in Indië in dien struggle for life soms wordt geïn- trigeerd, dat protectie ook hier een grooten rol speelt is waar.

Maar, ook dat gebeurt even goed in Holland, als in heel de beschaafde wereld: ook dut is geen speciale Indische kwaal, Heer Veth.

Dat Indië voor de meeste Kuropeanen is: een land van vreemdelingschap, een land van doortocht, van middel, niet van doel, ook dat is niet te ontkennen.

De meeste Europeanen komen hier om een doel te bereiken, I te trachten de parvenir: de kooplieden om zoodra mogelijk

i fortuin te vergaderen, ambtenaren, officieren etc. om zoodra mogelijk een mooie promotie te maken en een hoog pensioen 4 machtig te worden, ten einde een aangenamen, onbezorgden

I ouden dag in Patria te hebben.

Al die, steeds aangroeiende repatrieerende Iiulische-gasten komen dat Patria, speciaal het Haagje, dan ook bijzonder ten goede.

Nog slechts weinigen blijven, na volbrachten arbeid, hier in Indië; dat is treurig maar waar; alhoewel in den iaatsten tijd meer dan vroeger ook gepensionneerden vrijwillig in Indië

blijven; ja zelfs nu en dan enkele personen, en zelfs soms geheele familiën met iiuwbare dochters naar Indië weer terug- keeren, hetzij Holland hun op den duur niet beviel, hetzij om andere redenen.

De vooravond-receptiën in Indië, waartegen der Heer V.

zoo verbazend fulmineert, zijn in den regel een vervelend ceremonieel; toch alweer niet zoo absurd, en intens-bespot- telijk als hij het wil doen voorkomen.

De zaak is deze:

Op de hoofdplaatsen in Indië, en vooral te Weltevreden

wonen steeds tal van Civiele en Militaire autoriteiten, die niet alleen hunnen vrienden en kennissen, maar ook hunnen ondergeschikten in de gelegenheid willlen stellen, nu en dan een bezoek te brengen.

Om nu niet verplicht te zijn geregeld eiken vooravond te huis te blijven om die bezoeken af te wachten, om de gele- genheid te hebben zelf nu en dan ook bezoeken af te leggen, en óók, om nu en dan eens, een enkelen vooravond vrij te hebben, daarom zijn zeer practisch die ontvang—of te wel receptie dagen vastgesteld. Wil men dan ook deze of gene autoriteit, deze of geene familie een bezoek brengen, dan weet men precies op welke dagen men derwaarts kan gaan en is dan tevens vrij wel zeker daar nog andere kennissen, c. q. vrienden aan te treffen.

De ruime Indische huizen, met hunne groote, meest met marmer bevloerde voorgaanderijen, leenen zich dan ook uitmuntend, tot het tegelijk ontvangen van een groot aantal menschen.

Dit zoude in Holland, met zijne, meestal bekrompen hui- zen en poppekamertjes, eenvoudig onmogelijk wezen.

Daar pousseert men veelal maar visite kaartjes, soms wel vier of vijf op één Zondag morgen. Erg gezellig niet waar?

En is in Holland een, niet bepaald familiare maar zoo- genaamd verplichte, deftige visite, dan óók niet het toppunt van comediespel, en van verveling!

Die bezoeken, waarbij de Dames stokstijf blijven zitten in vol ornaat, hoedjes op, handschoenen aan, mantels of man- tilles om, terwijl de Heeren, deftig geglaceerd, met hoog toege- knoöpte lange jas, hunne fraaie cijlinders, alias kachelpijpen, zeer kunstig doende balanceeren op een knie, die visites waarbij geen cigaar en nog veel minder iets wordt gepresenteerd, een glas port, sherrij a. a., maar daarentegen wel veel kwaad gesproken en gelasterd, kunnen toch ook waarlijk niet tot de reine amusementen worden gerekend. Ik herinner mij nog levendig de groote verbazing van een Dame en

(14)

Heer mijner kennis, die mijne Echtgenoot en mij — toen ik met verlof in Holland vertoefde — een eerste contravisite kwa- men maken en ik mijn kennis een cigaar offreerde. Mevrouw vroeg waarlijk, of mijne Echtgenoot dit wel toestond met het oog op de vitrages van ons salonnetje? waarop ik lachend ten antwoord gaf, dat ik heusch niet gewend was, aan mijne vrouw vergunning te vragen om een cigaar op te steken;

en, wat die vitrages betrof, dat ik vermeende dat die, even als het meubilair er waren ten onzen dienste en gerieve, dat, als ze wat fraîcheur hadden verloren ze zouden worden ge- wasschen en, als ze versleten waren, door nieuwe vervangen!

Maar, och Hemel! toen mijne Pxhtgenoot—het was omstreeks drie uur—de meid deed binnen komen met port en sherry en daarvan offreerde, toen had men de gezichten dier bezoekers eens moeten zien ! Zij keken ons aan, of wij Barbertje ver- moord hadden, en, nagenoeg beide tegelijk, verklaarden, met een zuurzoet glimlachje dat zij nooit iets gebruikten op visite.

Het was voor ons om van schaante door den grond te zinken! Ik geloof dan ook dat mijne voormalige vrienden wei onder elkaar zullen hebben verklaard, dat ik een halve wilde was geworden; wellicht wel een barbaar. Stijve visites in Holland zijn even vervelend, wellicht nog vervelender dan officieele vooravondreceptien in Indie.

Faut etre juste !

Maar, even goed als in Holland, heeft men ook hier waar- lijk aangename onder onsjes, gezellige, intieme voor- of na avond bezoeken, als wanneer, vooral in den na avond, de ouderen een hombertje maken, en de jeugd musiceert, platen en illustratien beziet, somwijlen een dansje maakt en nu en dan, tevens een weinig flirt. Och ja! waarom niet?

Ile Heer Veth klaagt voortdurend, steen en been over die Indische hitte, over dat brutale Indische zonnelicht, over dat altijd door heete, en heete.

Ja! in den Oost is het warm, en op de strandplaatsen, op

het midden van den dag, zelfs bepaald heet; dat valt niet tegen te spreken.

Maar, dat weet men vooruit, althans dat kan en moet men weten voor dat men Holland verlaat. C'est ä prendre ou ä lais- ser. En dan ook, de heerlijke bergstreken op Java en Sumatra zijn in het geheel niet heet, soms zelfs erg frisch en koud op vele theeondernemingen kan men niet buiten warme kleeding en wollen dekens, op enkele hooggelegen kina- ondernemingen, heeft men des avonds zelfs een kacheltje noodig. En die streken behooren dan toch ook tot den Oost.

Daar wonen dan toch ook talrijke Europeanen en familien.

In de groote garnizoenen op Java, Tjimahi, Malang en Magelang is het ook niet heet, evenmin als te Fort de Koek, Paijacombo etc., integendeel, in al die plaatsen heerscht doorloopend een als 't ware lente temperatuur, een temperatuur, die de Hol- landsche Dames en Heeren dol gaarne altijd zouden willen genieten.

Bovendien, ook te Batavia, Samarang, en Soerabaija zijn in den regel, de morgenuren niet heet maar frisch.

Voorts zijn de indische huizen van den gegoeden stand meestal ruim en omgeven door groote erven; de kamers luchtig en hoog, heel wat anders als de Hollandsche huisjes en binnen- kamertjes waar men gewoonlijk met een wandelstok de zol- dering kan bereiken.

De nette witte kleeding, de elegante huisdracht der Dames, jn sarong kabaai, het geheele leven in Indië, waar men nooit op het heetst van dag gaat wandelen, alles is er op ingericht om de indische hitte zoo dragelijk mogelijk te maken, en is het dan ook een feit, dat men in warme zomerdagen in Holland oneindig meer last heeft van die hitte, dan indische menschen hier van de tropische warmte.

De woningen van de minder gefortuneerden zijn niet zoo ruim en niet altijd voorzien van groote erven, maar altijd toch verre te verkiezen boven de bovenwoninkjes van de kleine burgers in patria.

(15)

10 24

Kelderwoningen en krotten als nog in Amsterdam moeten dienen tot woningen, niet van beesten, maar van menschen, vindt men gelukkig, in Indië niet.

Ook kent men hier niet die ellende en misère, die kou en armoede, als waaraan de armen in Holland bloot staan, en ik ben het dan ook niet eens met den Heer Veth, dat een pauper in Holland het nog altijd beter heeft dan een pauper in Indië.

Het is toch niet te ontkennen, dat het klimaat in Holland rein weg afschuwelijk is; ongeveer negen maanden van het jaar regen en wind, enkele maanden een hitte om van te stikken, en maar enkele waarlijk prachtige lente en najaarsdagen, dte kan men dan ook wel tellen.

Alhoewel niet zonder overdrijving, is er toch welwaarheid in de navolgende versregelen uit de bekende „Boutade" van de Génestet.

>0 land van ment en miat van viiilen konden regen,

«Doorsüperd stiikske grood, vol kitten dauw en damp,

»Vol vuns onpeilbaar »Ijjk en ondoorwaadbare regen.

»Vol jicht en paraplniea, vol kiespijn en vol kramp".

Wellicht zal men mij doen opmerken, dat ik als mijn voor- nemen heb te kennen gegeven alleen Indië te willen verde- digen, tegen de onverdiende beschuldigingen van den Heer Veth, niet om een geschrift te leveren tegen Holland 1

Volmaakt juist 1

Maar, daar waar het geldt de vraag: is het voor niet ge- fortuneerden, al dan niet raadzaam om hun fortuin in Indië.

te gaan beproeven? dair is het soms onvermijdelijk om te tre- den in vergelijkingen tusschen Holland, waar de Heer Veth aanraadt te blijven, en Indië, dat hij afschildert als een, met ploerten en patsers bevolkte Hel, en werwaarts hij, die er zelf meermalen met succes kwam, ten stelligste een ieder óntraadt heen te gaan 1

De heer Veth, alhoewel gedrongen te erkenen dat, bijvoor-

beeld Sumatra's-Westkust een schoon land is, vindt de natuur hier dood en over het algemeen het land niet prachtig.

Ik, daarentegen vind de natuur, over het algemeen, in Indië wèl prachtig, vooral in het gebergte; alhoewel ook ik gaarne ietwat meer afwisseling zoude hebben. Maar in de tropen heeft men nu eenmaal maar twee moussons, niet de vier jaargetijden als in Holland, waarvan ik er echter minstens twee

graag cadeau geef.

Enkele provinciën in ons vaderland uitgezonderd, als Utrecht.

Gelderland, Noord-Brabant, c.z.v. vind ik over 't algemeen juist in Holland die natuur alles behalve mooi.

Maar, tusschen de Boutade van de Génestet tegen Holland, en de veroordeeling van Indie door den Heer Veth, ligt de gulden waarheid.

Nederland heeft ten dezen, even als in alle andere zaken veel goeds en veel kwaads; Ned.-Indie evenzoo; alhoewel ik toch werkelijk de natuur in Indie prefereer boven die in Holland.

Het leven in Holland evenwel biedt, vooral voor de Dames, oneindig meer genoegen en afwisseling aan dan in de tropen.

Dat geef ik dadelijk toe.

Het groote genot van de Hollandsche Dames van toilet maken, soms meermalen per dag, daarmede te pronken en, bij voorbeeld in het Kurhaus te Scheveningen, eikaars toilet te critiseeren, het zoo geliefde wandelen en winkelen, afge- wisseld met het gebruiken van een versnapering bij een con- fiseur op den dag etc., dat alles missen of geheel, of grooten- deels onze Dames in Indie.

Nagenoeg den geheelen morgen, als wanneer manlief voor zaken op kantoor in stad is, zijn de dames in Indie vrij wel aan zich zelve overgelaten. Meestal blijven zij dan ook in die heete morgenuren te huis, in luchtige sarong en kabaai;

doch hebben daarom toch nog geen nood van, en- naar zij in den regel zelve verzekeren- ook zelfs geen tijd tot verveling.

Eerst de zoo gewichtige zorg voor de huishouding, alhoewel

(16)

in Indie met de talrijke bedienden, en de zooveel makkelijker te arrangeeren bedden, etc. vrij wat minder omslachtig en vermoeiend dan in Holland, waar zelfs de Dames van den deftigen bursjerstand, duchtig zelve moeten medewerken, en op de Zondagen als het dienstmeisje vrij af heeft, nog som- wijlen het groote genoegen hebben, zelve voor den middag- maaltijd te moeten zorg dragen, en met haar Zondagsche japon, te staan voor kachel of kooktoestel in de keuken I

Dan de kinderen, waaraan vele Dames in Indie groote zorg besteden, zelfs m. i. soms al te veel zorg, zoodat zij als ware de slavinnen van die kinderen zijn, en menig nog jong Europeesch vrouwtje, moeder van een paar kleine kinderen, nagenoeg in het geheel niet meer durft uit te gaan.

Zijn er geen kinderen, dan hebben onze, meestal zeer intelli- gent ontwikkelde Europeesche Dames in Indie nog afleiding en bezigheid genoeg; bij voorbeeld in het toilet, het maken van nieuwe Japonnetjes, voor de meer serieuse Japonnen heb- ben zij tal van modistes, het maken van muziek, vele harer zijn waarlijk uitstekende pianistes of chanteuses, het teekenen en schilderen, en ook daarin hebben vele het tot eene verdienstelijke hoogte gebracht, het schrijven van brieven, lectuur van fraaie boeken, het instudeeren van zangpartijen voor de eerstvolgende repetitiën van Toonkunst-Aurora, of het fraaie a capella koor onder de leiding van den Heer Siep.

Somwijlen gaan de Dames in Indie in de morgen uren eenige noodzakelijke inkoopen doen of eene kennis bezoeken, maar in den regel blijven zij des morgens en des middags in hare woningen.

In den vooravond evenwel wordt toilet gemaakt 1 en gaan de Dames dan of toeren in de eigen rijtuigen, of winkelen, of met hare echtgenooten visites maken; óf ook wel een poosje zitten bij een der groote confiseurs, waarvan men er, alleen op Noordwijk, thans reeds drie heeft,.en wel: Stam &

Weyns, Houpt en Versteeg, waar men aan tafeltjes aan straat, net als ia Brussel of Parijs of in Amsterdam voor

Mille-Colonnes, heel gezellige kan zitten en dan nog soms wordt onthaald op muziekuitvoeringen.

Als er gasten komen blijven de Dames in den regel gekleed, en anders verwisselen z'j Japon en Corset weer voor de zooveel makkelijker en luchtiger sarong kabaai. Des Zaterdags na- avond gaat bijna tout Batavia luisteren in den tuin van Concordia naar de muziekuitvoeringen van de Stafmu- ziek, evenals des Woensdag vooravonds, als wanneer ook kinderen worden toegelaten. Zondags vooravond heeft men Stafmuziek in de Societeit de Harmonie.

Van amusementen zijn de Dames te Weltevreden ook in geenendeele verstoken. Tot voor korten tijd hadden wij hier nog de zeer goede Italiaansche Opera, onder leiding van den Heer Balzofiore, en werd hier o. a. uitstekend op- gevoerd, de „Paljas" van Leoncavallo, als ik wel heb nog beter dan dat deze opera in den Haag werd ten gehoore gebracht.

Dan, behalve voormelde muziekuitvoeringen in de beide groote societeiten, van tijd tot tijd, bals, of thé dansants, in de prachtige danszalen van die vereenigingen; afgewisseld door bals bij Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal, Legerkommandant, of Vlootvoogd; partijen en feesten bij particuliere familien.

Dan. in den Planten en Dierentuin met zijn prachtige groote danszaal en groote lommerrijke lanen, bals en bloemencorsos, waarvan nog het laatste zoo rijk en wel ge- slaagd was, dat de Haagsche Dames er jaloersch van ge- worden zouden zijn; somwijlen uitvoeringen van de muzikale vereeniging Toonkunst- Aurora, het à Capella koor, orgel- concerten etc. etc., en de uitvoeringen van Opera's door Dillettanten.

En, als nu een pas hier aankomend jongmensch, dat alles weet, en hij wandelt dan des vooravonds langs Noordwijk en Rijswijk, en ziet dan de, hetzij electrisch, hetzij met gas gloei licht helderverlichte Societeit Harmonie, de Hotels des Indes, der Nederlanden, Wisse, Java Hotel, en Hotel du Lion

(17)

d'Or, alle in elkanders onmiddelijke nabijheid gelegen, hetzij op Rijswijk, of op het tegenoverliggend Noordwijk, verder de inderdaad grandiose juweliers etalage der Firma Van Arcken, de groote Winkel magazijnen, bij voorbeeld Eigen Hulp en Onderlinge Hulp, en vooral niet te vergeten, de meer en meer Dames en Heeren aantrekkende, drie groote Etablissementen der Confiseurs en Patissiers, dikwerf opge- luisterd door muziek uitvoeringen; hij hoort dan, net als in groot Mokum, langs den weg, de goede draaiorgels, en ziet, behalve de talrijke wandelaarsters en wandelaars, de bijna even talrijke, meer of min elegante equipaadjes, dames en Heeren op velocipèdes, ja zelfs, nu en dan, een paar Heeren in een elegante Automobile, voorbijsnorren, dan moet zoo iemand waarlijk een Bas Veth, of een naneefje van wijlen Robertus Nurks zijn, om dan nog, althans dat gedeelte van Ned. Indie, te houden voor een Hel, voor een oord van ballingschap, voor een doorloopende verzameling uitgepieterde patsers en ploerten, zonder eenig comfort of beschaving.

Ook te Soerabaia heeft men tal van amusementen, en ook, alhoewel wellicht wat minder te Samarang.

Op de kleinere plaatsen, en vooral op de binnenplaatsen- of buitenposten is het natuurlijk veel stiller; alweer net als in Holand in kleine provinciesteden of dorpen, en denk ik wel niet dat Dames, wonende bijvoorbeeld in Scheemda, Pekel A. Broek en Waterland, ter Neuzen, Echt in Limburg etc., zich in veel amusementen zullen kunnen verheugen.

Maar het stilste is het wel voor de Dames op de Lande- lijke ondernemingen, en vooral voor de jonge vrouwtjes van aspirant controleurs en van enkele jonge controleurs, die somwijlen moeten leven op de onmogelijkste, en meest een- zame oorden, als 't ware van alle menschen verlaten, waar men, op palen in den omtrek, geen Europeaan of daarmee gelijkgestelde vindt waarmede men een verstandig woord kan praten. En, als dan de echtgenooten, als plichtmatig,

29

elke maand, gedurende soms tien of twaalf dagen op tournee gaan, dan gevoelen zich die jonge vrouwtjes eerst recht

„einsam und verlassen" en als zij dan nog de landstaal niet of maar weinig kennen en wat dikwerf gebeurt nog bang zijn van die bruine bedienden, ja 1 dan is haar lot waarlijk niet benijdenswaardig.

Daarom, jonge meisjes, die in Holland ten huwelijk worden gevraagd, vooral door aanstaande ambtenaren van het binnen- landsch bestuur, „verzint eer gij begint" en vooral: „Prüfet, wer sich ewig bindet. Ob sich das Herz zum Herzen findeti Bedenkt dat somwijlen geldt: „Der Wahn ist kurz; Die Reue ist lang.

Voor de Dames van Officieren en andere gouvernements ambtenaren geldt die absolute eenzaamheid in minderen mate.

Behalve natuurlijk als de officieren op expeditie zijn, bevinden zij en de andere rechterlijke of civiele ambtenaren en ingenieurs zich slechts hoogst zelden in zoodanige eenzame plaatsjes, als dikwijls ten deel vallen aan jeugdige ambtenaren bij het bin- nenlandsch bestuur.

Gouvernantes in Indie kunnen het, even als in Holland, soms heel goed trefïen, vooral als Mijnheer haar niet te veel attentien bewijst, en Mevrouw niet al te erg jaloersch is; wat somwijlen gebeurt. In allen gevalle is de finantieele positie dier dames hier oneindig beter dan in Holland.

Onderwijzeressen eindelijk hebben hier, in den regel, een zeer goed, ik zou haast zeggen een, voor jonge dames die niet al te trouwlustig gezind zijn, benijdenswaardig l>estaan, benijdenswaardig zeker, voor de hollandsche onderwijzeressen.

Hier hebben die Dames een uitstekende sociale positie, en

"iy komen, donder stijf te worden bejegend, bij de voornaamste familien, soms heel familiaar aan huis.—

De uren die zij doorbrengen in de ruime, goede geventi- leerde schoollokalen, zijn alleen van half acht tot een uur 's morgens; waarbij dan nog komt wat corrigeerwerk voor te huis. Voorzeker hebben die Dames tijd en honorarium genoeg,

om van het leven te genieten.

(18)

Alle wonen zeer goed, dikwerf aan huis bij familien, som- mige hebben heel elegante rijtuigjes, met fraaie sandelhout of sumbawa paardjes!

Hiermede vermeen ik een tamelijk volledig en juist denk- beeld te hebben gegeven van het gewone, dagelijksche leven van de Dames in Ned. Indië.

De Heeren enkele wellicht uitgezonderd die rentenieren en, of course, ook de gepensioneerden, de Heeren hier, zeg ik, werken véél en hard, véél harder en meer, dan de Hol- landers, die onbekend zijn met indische toestanden, zich wel- licht wel kunnen voorstellen.

Het idee, dat wellicht sommigen hebben, dat het leven hier wordt doorgebracht op luiaardstoelen, en de gebraden duiven iemand maar zoo in den mond vliegen, is totaal verkeerd.

Enkele gelukskinderen, het is waar, worden ook hier plotse- ling rijk, door een hoog lot uit de loterij, door een rijke erfenis, door een rijk huwelijk, en in den laatsten tijd óók nog wel eens door een of andere gelukkige mijnconcessie maar, dat zijn hooge uitzonderingen, die dus niet als regel kunnen gelden. De regel is: dat de Heeren hier hard, lang en veel moeten werken voor zij parvenu, voor dat zij ge- slaagd zijn, en voldoende hebben verdiend om in Europa een rustigen ouden dag te hebben. De kooplieden gaan des mor- gens al vroeg naar kantoor, de employe's omstreeks acht uur, de chefs wat later, en werken dan, in de soms groote hitte in de kantoren in de stad aan een stuk door, tot vijf, zes uur, op maildagen soms tot zeven uur des avonds, als wanneer zij dan bepaald vermoeid tehuis konen.

Op de landelijke ondernemingen zijn Chefs en employés meestal voor een groot gedeelte van den dag, te paard of te voet er op uit, in de tuinen of fabrieken. Op de suiker- fabrieken komt daarbij nog de jaarlijks terugkeerende, zoo drukke „maaltijden" als wanneer de arbeid in de fabrieken nacht en dag wordt voortgezet.

Neen! dan hebben de heeren, en vooral de kooplieden in

Holland het vrij wat makkelijker, en ook hier spreek ik bij langdurige ervaring.

De morgenuren natuurlijk op kantoor, daarna koffiedrinken en den, veel tijd wegnemenden en heel veel afwisseling geven- den gang naar en van de Beurs, dat groote praatcollege waar sommigen dikwerf enkele dagen alleen acte de présense

maken.

Daarna somwijlen even bij Bols of Fockink, een half- om halfje, of een glaasje bier in een café, en daarna bedaard terug, en nog een paar uurtjes op kantoor; en. dat alles in een veel minder afmattend klimaat dan hier.

Het is echter waar, dat, vooral voor de employes, de betaling dan ook meestal is, te weinig om van te leven, en te veel om den hongerdood te sterven.

Ik heb O. a. gekend, een uitstekend geschikt boekhouder op een groot kantoor van import en export te Amsterdam die maar Acht honderd gulden per jaar aan salaris toucheerdel

»Leef daar nu eens van in dat dure Amsterdam, vooral ge- huwd !

Neen! dan zijn de boekhouders hier in Indie toch vrij wat beter af. Een geschikt boekhouder of eerste employe op een groot handelskantoor toucheert al licht een vier a vijfhonderd gulden per maand', de jongste employe waarvoor men in Am- sterdam, uit bezuiniging, dikwerf onbezoldigde volontairs, neemt, hebben hier minstens honderd vijftig, en. bij een weinig bruikbaarheid, al spoedig twee a drie honderd gulden per maand

En van een paar honderd gulden kan een jongemensch, dat orde op zijne zaken heeft, eu niet. al dadelijk, te hoog wil vliegen, reeds behoorlijk leven.

De Ambtenaren en Officieren hebben hier mede een vrij- wat drukker en beduidender werkkring dan in Holland.

Ik weet niet of het nog zoo is, maar, toen ik als officier diende in Leeuwarden, weet ik nog heel goed, dat in de wintermaanden, als wanneer de n)iliciens naar huis waren.

(19)

82

het aantal dienstdoenders bij een kompagnie bespottelijk klein was, terwijl hier de kompagnien steeds een behoorlijke sterkte hebben, van een honderd man, soms meer, bij de infanterie.

Nu kom ik aan enkele; voor Indie minder gunstige toe- standen, die ik evenwel niet wil verzwijgen, ten einde getrouw aan mijn voornemen, de Dames en Heeren in Holland, die nog in 't geheel niet bekend zijn met Indie, daarvan een zoo volledig en getrouw mogelijk beeld te geven.

Daartoe moet ik zoowel het goede vermelden als het kwa- de, en niet handelen- in tegenstelden verkeerden zin als de Heer Veth, door alleen de voorzijde der medaille te doen zien, terwijl V. alleen en uitsluitend uitpikt, haarfijn overdreven en dikwerf geheel onwaar beschrijft, enkel en alleen het goede en slechte wat hij in Indie heeft gezien en ondervon- den of heeft meenen te zien en te ondervinden.

In hoofdzaak ook daardoor, en door den haat en de wraak die uit zijn geheele boek spreken is dit boek slecht en, en bloc genomen, onwaar, al moge hij hier en daar waarheden als ossen hebben gedebiteerd, als daar zijn: dat het in den Oost warm, en in Europa veel amusanter is, dat men hier slechte menschen heeft, dat niet allen volmaakt of engelen zijn, dat men hier somwijlen onder de autoriteiten pedante, aan een soort van hoogmoedswaanzin lijdende personen heeft, dat het indische klimaat vooral opde heete strandplaatsen afmatten- der is dan het klimaat in Holland, dat, als hier geen handel kon worden gedreven, er ook geen handelaren zouden zijn 11 Alle waarheden die vrij wel algemeen bekend zijn en staan: als palen boven water.

Maar, behalve hoogst enkele uitzonderingen, bij voorbeeld daar waar hij wel genadig zijne bonne marqué wil geven aan enkele exceptien onder die groote onafziebare rij patsers, ook aan de leeszaal in de Harmonie, de natuur ter Sumatra's westkust, etc, breekt de Heer Veth alks af wat hij in Indie zag of ondervond, niets deugt er I Indie is een Hel vol van

33

/

één doorloopende rij patsers etc; terwijl hij, onedel en onoprecht, geheel onvermeld liet, het voorzeker vele goede en boven Holland verkieslijke dat men hier in Indie aantreft.

Het boek van den Heer Veth is een tendenzwerk.

Het is geschreven zoo hij zelf erkent wild weg, uit haat en wraak, daarbij voortdurend scheldende, het kwade overdrijvende en het goede miskennende, en dit al somwijlen ontsierd, door pornografien en viezigheden, vol van klinkklaren onzin

En daarom is dat boek in zijn geheel een slecht boek.

Daarom schrijf ik er tegen, ook om de zoo breed uitgemeten drawback terug te brengen tot zijne juiste proportien.

Maar ook daarom wil ik, de verdediging op mij nemende van dat Indië waarin ik zoo vele gelukkige jaren doorbracht, en dat ik een dankbaar hart toedraag, ook niet in gebreke blijven het minder goede te releveeren.

Vooreerst gezondheid en temperatuur 1 Het is waar, de temperatuur is in Indië in den regel hoog, vooral de strand, plaatsen, en vooral in den oostmoesson, als wanneer ieder die het doen kan, voor korter of langer tijd naar de koele bergstreken ontvlucht; heet, soms zelfs zeer heet, vooral op de heete middaguren, alhoewel, als reeds vermeld, de morgenuren in den regel frisch en de indische nachten soms verrukkelijk zijn.

Door die voortdurende hooge temperatuur verdwijnt, vooral op die strandplaatsen, al spoedig de roode frissche blos van de pas aankomende jonge meisjes en jonge vrouwtjes, en vooral de laatste soufïreeren daarna dikwerf aan bloed armoede, met daarmee gepaarden bleeke kleur.

Maar, om alle dames als heer Veth doet, af te schilderen als bleeke holoogige witteslapoorige wezentjes, die er uit zien alsof zij al eenmaal dood zijn geweest 1 dat is toch waarlijk terlaloe. Ik ken buitendien tal van jongere en oudere dames die in 't geheel niets lijken op die hoopeloos treurige be- schrijving, en er wat goed uitzien, en zóó geestig en levens- lustig zijn als heer Veth, die blijkbaar niet veel met Euro- peesche dames heeft omgegaan, durft denken; vooral in 't ge-

(20)

bergte, waar zelfs de inlandsche jonge vrouwen op hare licht- bruine wangen een gezonden blos vertoonen, gaat die beschrijving van al eenmaal dood te zijn geweest, in 't geheel niet op.

Ik zelf, die nu ruin dertig jaar in Indië doorbracht, ben op mijn 6ie jaar nog zóó welvarend, opgewekt, welgemoed en levenslustig als maar mogelijk is.

Tegenover de Hollandsche tering, influenza etc., heeft men de indische aenemie en somwijlen, vooral voor heeren die veel nats noodig hebben, ook nog leverziekte, al welke speciaal- indische kwalen den lijders meestal verplichten, in Holland herstel van gezondheid te zoeken.

Moet nu de vrouw naar Holland, en kan de man, door zijne zaken niet mee, ja dan is dat erg onaangenaam, daar valt niets tegen te zeggen.

Een naarder omstandigheid is, dat de europeesche ouders meestal verplicht zijn hunne kinderen, vooral de zoons, in het belang hunner opvoeding en studiën voor eenige jaren terug te zenden naar Nederland, omdat men hier geen akademischen graad kan behalen, geen ingenieur kan worden, sedert eenige jaren, door de opheffing van de examens aan de militaire school te Meester-Cornelis ook geen officier, en, als de voor- genomen opheffing van de afdeeling B aan het gymasium Willem III doorgaat, ook zelfs geen indisch ambtenaar meer-

En eindelijk, is óók nog een speciaal aan Indië verbonden hoogst onaangename toestand, voor ambtenaren en officieren de, alhoewel gelukkig veel minder dan vroeger, toch nog veel te veel ondervonden overplaatsingen, als wanneer men dan zijn geheelen inboedel op vendutie moet verkoopen, om zich op de nieuwe standplaats weer geheel nieuw in te richten, al hetwelk gewoonlijk gepaard gaat met groote geldelijke schade

voor die overgeplaatsten. Men zegt wel eens, drie maal overge- plaatst, is even schadelijk als eenmaal afgebrand. De hooge

procenten die het Gouvernement heft bij die vendutien, èn van de koopers èn van de veikoupers, de hooge onkosten die

daarbij de verkoopers nug aan de, die vendutien houdende

commissionnairs hebben te betalen, worden, als ze veelmalen voorkomen, een ware ruine.

Die van gouvernements wege te houden particuliere vendutien zijn ook iets dat men in Holland niet aantreft, en toch hoe couteus ook, hebben ze hare goede zijde, dewijl, nu als 't ware het gouvernement optreedt als financier voor den be- langhebbenden verkooper, en deze het aankomend bedrag zijner vendutie bij de vendukantoren kan ontvangen, drie maanden na dato, óf des gevvenscht dadelijk, maar dan al weer na aftrek van een zeker discompto.

Heb ik nu in het vorenstaande eerlijk en getrouw eenige posten genoteerd ten nadeele van Indie, thans kan ik weer wijzen op eene voor Indie bepaald voordeelige omstandig- heid. Het betreft namenlijk het gehalte van, en den omgang met de vele hier niet te missen dienstboden.

In Holland doen sommige dames het af met een half- of te wel dagmeisie, in de meeste gezinnen vindt men evenwel een heele meid; keuken- tevens werkmeid, in enkele huishou- dens zelfs een keuken- èn een aparte werkmeid.

Hoe meer dienstmeisjes in een Hollandsche huishouding hoe grooter ellende. Eene eigenaardige joodsche vervloeking luidt dan ook. »Ik wensch je een lang leven, en een huis

„vol boden".

Ja I die Hollandsche vrouwelijke dienstboden zijn in den re- gel een doorloopende ergernis, een ware ramp en vervloe- king voor de europeesche huisvrouwen, dit is zoo algemeen bekend, dat ik het wel overbodig kan achten dit nader en breedvoerig te motiveeren.—

Dat oog geen tweede Sentot zijn vloekzang daartegen heeft geslingerd, is wel te bevreemden.

Had een dame in Indie van iederen bediende maar een tiende gedeelte van die dagelijksche ergernis dan ware haar leed niet te overzien.

Hier toch kan een huisvrouw het onmogelijk stellen met één half—nteisje zelfs met geen heete meid.

(21)

f i

10 36 Hier heeft zij minstens noodig aan inlandsche bedienden: een kokkie, een baboe, en meestal ook een naaister, aan manne- lijke bedienden: een a twee huisjongens, een waterdrager tevens tuinman, en, bij de eenigszins gegoeden, ook nog een koetsier. Bij de gefortuneerden nog veel meer. Die be- dienden, waarvan enkele kamers hebben in huis bij de meesters, anderen des avonds naar huis toe gaan in hunne kampongs, doen een ieder het haar of hem opgedragen werk stil, bedaard en, als alle op bloote voeten loopende, ook meestal onhoorbaar.

Natuurlijk vindt men ook onder die bedienden enkele slechte exemplaren, luie of brutale jongens, snoeplustige of verliefde baboes of naaisters, soms zelfs diefachtige sujetten.

Maar in den regel zijn zij goed, en heeft eene huisvrouw in Indië met haar zeven of tien of meer bedienden, niet het tiende part van de last en de ergenis als de hollandsche huis- vrouw met één heele of halve dienstmeid, die zich reeds se- dert jaren door de »Heeren" slagers of bakkersjongens »juf- frouw" doet heeten.

De meeste nieuwelingen vervallen bij hun aankomst in Indië in één der twee navolgende gebreken:

Of zij beschouwen die bedienden als zwarte, sommigen zeg- gen zelfs »blauwe slaven," en behandelen ze dan ook als zoo- danig. In meestal bespottelijk geradbraakt maleisch, waar bij alleen een inlander met zijn gewone flegma zich kan ont- houden om in lachen uit te barsten, schelden zij tegen Kro mo of Sidin op de heftigste wijze, dikwerf nog met Holland- sche vloeken doorspekt. Totaal verkeerd 1 De flegmatieke in- lander trekt zich die boosheid, en al dat schelden en vloe- ken in het geheel niet aan; hij blijft er dood leuk bij en antwoordt, zonder een spier op het gelaat, te vertrekken meestal. „Saja Toewanl (Ja mijnheer.)

Maar achter den rug van dien Toewan, en met zijne in- landsche kameraden, lacht hij zijn heet gebakerden heer dap- per uit, en getuigt menigmaal dat die toewan »stenga gila"

d. i. half gek is, en vloekt »Kèja Setan", als de duivel.

Andere baren vervallen weder in een ander uiterste.

Deze, bezield met erg overdreven huminiteisbegrippen, vloeken en razen niet tegen hun bedienden, slaan ze ook niet, wat trouwens tegenwoordig nog maar bij uitzondering gebeurt, dewijl de wetgever den inlander beschermt tegen mishandelingen ja zelfs tegen klappen van hunne meesters of van andere

europeanen.

Neen 1 deze categorie baren zijn heel lief voor Sidin of Kromo, maken, als zij 't kunnen, dikwerf vertrouwelijke praatjes met hen, informeeren belangstellend naar hunne bloedverwan- ten, zijn, als die bedienden wat hollandsch kunnen praten-en dat vindt men op sommige hoofdplaatsen- in de wolken van blijdschap, vertrouwen hun dan roijaal sleutel van linnenkast en dikwerf van geldtrommel toe, en.. . zijn dan dikwijls na korten tijd de dupe van die te groote humaniteit, en dat te groote en geheel ongemotiveerde vertrouwen. Dit ondervindt men meestal al heel gauw, na dat men met zoo'n bediende van Batavia zijne nieuwe besteming heeft bereikt, bij voorbeeld Samarang, Soerabaia, Bandjermasin enz.

Op een kwaden dag is dan eensklaps zoo'n trouwen!

Sidin totaal verdwenen, meestal op het eind van de maand als hij pas zijn loon heeft ontvangen, dikwerf neemt hij dan nog het een en ander mede als aandenken aan zijn goeden heer; bij voorbeeld zijn horologie, portefeuille, portemonnaie of dergelijke kleinigheden.

Sidin intusschen is weer al lang gefileerd naar Weltevreden, en probeert daar datzelfde, voor hem zoo aangename en voor- deelig spelletje met een anderen Toewan.

De ware wijze van omgang met inlandsche bedienden is, m. i. evenwel deze: men behandele de menschen goed en toone, waar noodig, bij ziekte, a. a. belangstelling en medelijden.

Voor het overige make men nimmer met de bedienden onnoodige praatjes, men geve de noodige bevelen op korten doch welwillenden, niet op verzoekende toon, vordere dat de

(22)

bevelen ook behoorlijk worde opgevolgd, tolereere nooit eenig onvoegzaam woord en vooral make zich tegenover die be- dienden nooit driftig.

Op die wijze met mijne bedienden omgaande, heb ik het, ook al weer in de nu circa tien achtereenvolgende jaren, zeer goed met hen kunnen stellen. Wil b.v. een tuinman op't eind van de maand weg? Goed! Voor hem weer dadelijk een andere.

Alleen met koetsiers en vertouwde huisbedienden hebbe men een klein weinig meer égards, en sta men hun, waar mogelijk, nu en dan eens eenig genoegen of eenige uren permissie toe.

In resumé is mijne ervaring ten dezen opzichte, dat men, mits men hen behoorlijk en oordeelkundig behandele, niet de . zachtaardige, niet brutale en gewillige inlandsche bedienden heel goed kan opschieten.

Voor de goede orde, en om voor mijne lezers het overzicht gemakkelijker te maken wil ik in dit voornaamste hoofdstuk gewijd aan: »Het leven in Nederlandsch Indie" alles bijeen brengen, wat daarmede als 't ware rechtstreeks betrekking heeft, en waar noodig weerlegen al het onjuiste en overdrevene, wat ook daaromtrent door den heer Veth somwijlen in volgende hoofdstukken is verspreid.

In mijne behandeling van die volgende hoofdstukken, ge- wijd aan de indische huwelijken, indische hotels, enz kan ik dan veel korter zijn, en in enkele paginas releveeren, en weer- leggen de vele onwaarheden en den velen onz.in daaromtrent door den Heer Veth ten berde gebracht.

Tot de détails van het dagelijksch leven behooren óók voorzeker de middelen van vervoer, vooral in zoo uitgebreide plaatsen als de hoofdsteden van Ned.-Indie, en ook vooral, voor een land als Indië, waar de Europeaan zoo weinig wandelt en zoo veel rijdt; deels uit gemakzucht, deels daartoe gedwongen door de hooge Indische temperatuur.

Daaromtrent nu discht de heer Veth ergens een waarlijk belachelijk verhaal op van een, door hem bij zijn aankomst

te Batavia en Weltevreden gemaakt ridje in een dos à dos, met welk voertuig, bespannan als hij zegt, mît een verfom- faaiden kleinen kribbebijter, bij wijze van paard, hij ten leste, met een korten zwaai en een ruk in zijn Hotel aankwam. Ter- loops gewaagt hij nog even van een bruinen ijzeren bak, die hem op rails voorbij kwam, alweer van alles het slechte breed uitgemeten het vele goede geheel onvermeld gelaten.

L)e waarheid ten dezen opzichte is de navolgende.

Ik beschrijf alweer Batavia en Weltevreden, voor de overige plaatsen, geldt, mutatis mutandis, wat ik hiervoren heb gezegd omtrent andere hoofdsteden, binnenplaatsen en buitenposten.

Van Tandjong Priok bereikt men Batavia per spoor, hefzij met Ned.-Ind. Spoor-Mij. hetzij met Bat.-Ooster-Spoor- Mij.

Men kan daarmede zelfs doorreizen tot Weltevreden en met een lijn ook tot Meester-Cornelis.

Wil men evenwel uitstappen te Batavia, dan kan men Weltevreden bereiken, of per stoomtram, met heel nette com- partimenten eerste klasse, meer eenvoudige idem tweede, beide klassen gereserveerd voor Europeanen of daarmede gelijkge- stelden, en ook een of meer hoogst primitieve wagens uitslui- tend voor Inlanders, die voor een heel traject maar enkele centen betalen. Die wagens nu zijn van buiten bruin geverfd, en nu juist die minst sierlijke wagens, heeft de Heer Veth gezien en als bruine bakken beschreven. De andere nette eerste en tweede klassen negeert hij totaal.

Of, middels den zeer fraaien Electrischen tram. De waarheid gebiedt mij evenwel te vermelden, dat deze eerst is eene nieuwigheid van den laatsten tijd.

Of, met vrij goede huurwagens, in den regel Mylords, bespannen met twee wel kleine paarden, maar geenszins lijkende op de parodien van rosinanten van den Heer Veth.

Of, per dos à dos, in den regel bij verkorting sados genaamd.

Dit nu zijn heel primitieve voertuigjes; als de naam aanduidt hebben zij twee, of juister een dubbele bank waarop vier personen twee aan twee, ruggelings togen elkaar kunnen zitten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hun moeder zegt dat het goed gaat met hem en zijn zusje, maar dat ze wel in het ziekenhuis zijn omdat ze rook hebben

[r]

Ik weet in dit alles mijn Jezus steeds bij mij.(Jezus) Liefdevol en zonder stop.. trekt Hij

Als ik terugkijk op de ziekte van mijn moeder, weet ik nog altijd niet wat daar bij haar het juiste moment voor zou zijn geweest.. Uiteindelijk is mijn moeder zelf van de

Op dit moment is zij onder andere werkzaam als au- tismeconsulent voor het Centrum voor Consultatie en Expertise (gespecialiseerd in complexe zorgvragen), maakt zij deel uit van

Mocht u hiermee een vermoeden hebben dat er iets niet pluis is, kan u met deze lijst contact opnemen en dit bespreken met uw verantwoordelijke of de huisarts.. De informatie op

O, wat verlangde Sehelto toch naar sneeuw en ijs. Wat zou hij Ineke dan lekker inpakken, in de slee zetten en uren niet haar rijden. In den lirief aan zijn moeder klaagde Sehelto

&#34; rest-Java, in vele gemeenten van Bagelen en Banjoemas el1 algemeen ln Keeloe alle mannelijke meerderjarige in gezetenen, met uitzondering van afhangelingen eu