• No results found

ruimtelijke ontwikkeling glastuinbouw, ecologische bosuitbreiding en bescherming open ruimte omgeving sint-katelijne-waver

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ruimtelijke ontwikkeling glastuinbouw, ecologische bosuitbreiding en bescherming open ruimte omgeving sint-katelijne-waver"

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bosuitbreiding en bescherming open ruimte omgeving sint-katelijne-waver

kennisopbouw departement ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed

november 2009 | RAPPORT

(2)

colofon

− project: ruimtelijke ontwikkeling glastuinbouw, ecologische bosuitbreiding en bescherming open ruimte omgeving sint-katelijne-waver

− opdrachtgever: DEPARTEMENT RWO

− opdrachtnemer: OMGEVING cvba | universiteit gent AMRP uitbreidingstraat 390 | 2600 berchem-antwerpen

(3)

Inhoud

Inhoud...- 3 -

Kaarten ...- 6 -

I. Inleiding...- 9 -

1. Afbakening van het onderzoeksonderwerp ...- 11 -

2. Afbakening van het studiegebied ...- 11 -

3. Relatie met de milieubeoordeling ...- 11 -

4. Leeswijzer ...- 12 -

II. Thematisch deel...- 13 -

1. Inleiding...- 15 -

2. Glastuinbouw ...- 16 -

2.1. Economische analyse van de glastuinbouw (anno 2007) ...- 16 -

2.1.1. Europa ...- 16 -

2.1.2. Vlaanderen...- 18 -

2.1.3. Mechelse Veilingen ...- 26 -

2.1.4. Andere veilingen en afzetkanalen ...- 30 -

2.1.5. Regio Sint-Katelijne-Waver ...- 30 -

2.2. Ruimtelijke aspecten van de glastuinbouw ...- 33 -

2.2.1. Ruimtelijke spreiding van glastuinbouwbedrijven ...- 33 -

2.2.2. Verschillende modellen ...- 34 -

2.2.3. Ruimtelijke componenten ...- 35 -

2.2.4. Bedrijfsomgeving...- 38 -

2.2.5. Stromen van en naar het glastuinbouwbedrijf ...- 41 -

3. Bossen ...- 45 -

3.1. Evolutie van de historische bosstructuur...- 45 -

3.1.1. Evolutie van de historische bosstructuur ...- 45 -

3.1.2. Ouderdom van de bestaande bosstructuur ...- 46 -

3.2. Natuurwaarde van de bosstructuur ...- 47 -

3.2.1. Conclusies ...- 51 -

3.3. Ruimtelijke aspecten van de bosstructuur...- 52 -

3.3.1. Verschillende modellen ...- 52 -

3.3.2. Ruimtelijke spreiding van de bosmodellen ...- 54 -

III. Gebiedsgericht deel ...- 55 -

1. Inleiding...- 57 -

2. Planningscontext...- 58 -

2.1. Juridische context en beleidscontext...- 58 -

2.2. Relevante studies en plannen ...- 58 -

(4)

2.2.3. Locatiestudie bedrijvenzone glastuinbouw Sint-Katelijne-Waver – VLM-studie 2005- 59 -

2.3. Synthese van de planningscontext ... - 59 -

3. Bestaande ruimtelijke structuur ... - 61 -

3.1. Bronnen... - 61 -

3.2. Synthese ... - 61 -

IV. Onderzoeksgebieden ... - 63 -

1. Onderzoeksgebieden voor potentiële glastuinbouwontwikkeling... - 65 -

1.1. Uitsluitingscriteria ... - 65 -

1.1.1. Kwetsbare gebieden uit het gewestplan ... - 65 -

1.1.2. Natuurreservaten, VEN-gebieden, vogel- en habitatrichtlijngebieden ... - 65 -

1.1.3. Beschermde landschappen ... - 65 -

1.1.4. Risicozones voor overstromingen (watertoets)... - 65 -

1.1.5. Bouwvrij agrarisch gebied ... - 65 -

1.2. Voorwaarden ... - 66 -

1.2.1. Nutsleidingen: elektriciteit ... - 66 -

1.2.2. Wegencategorisering en ontsluiting door woonkern richting veiling ... - 66 -

1.2.3. Bedrijventerreinen ... - 67 -

1.3. Ruimtelijke situering van de onderzoeksgebieden... - 67 -

1.3.1. Inbreiding... - 67 -

1.3.2. Glastuinbouwbedrijvenzones... - 67 -

1.3.3. Glastuinbouwbedrijvenlandschap ... - 67 -

1.3.4. Onderzoeksgebied 1 ... - 68 -

1.3.5. Onderzoeksgebied 2 ... - 69 -

1.3.6. Onderzoeksgebied 3 ... - 70 -

1.3.7. Onderzoeksgebied 4 ... - 72 -

1.3.8. Onderzoeksgebied 5 ... - 73 -

1.3.9. Onderzoeksgebied 6 ... - 74 -

1.3.10. Onderzoeksgebied 7 ... - 75 -

1.3.11. Onderzoeksgebied 8 ... - 76 -

1.4. Confrontatie met bestaande (sectorale) visies ... - 78 -

1.4.1. Onderzoeksgebied 1 ... - 78 -

1.4.2. Onderzoeksgebied 2 ... - 78 -

1.4.3. Onderzoeksgebied 3 ... - 79 -

1.4.4. Onderzoeksgebied 4 ... - 79 -

1.4.5. Onderzoeksgebied 5 ... - 79 -

1.4.6. Onderzoeksgebied 6 ... - 79 -

1.4.7. Onderzoeksgebied 7 ... - 79 -

1.4.8. Onderzoeksgebied 8 ... - 79 -

2. Onderzoeksgebieden voor potentiële ecologische bosontwikkeling ... - 80 -

2.1. Uitsluitingscriteria ... - 80 -

2.1.1. Bebouwde ruimte... - 80 -

2.1.2. Bouwvrij agrarisch gebied ... - 80 -

2.1.3. Ecologisch waardevol niet bebost gebied... - 80 -

2.2. Voorwaarden ... - 80 -

2.2.1. Verbetering en versterking van de bestaande bosstructuur ... - 81 -

2.2.2. Verbetering van de boskwaliteit... - 81 -

(5)

2.2.3. Gelegen in historische bosgronden...- 81 -

2.2.4. Ligging in valleigebied...- 81 -

2.3. Ruimtelijke situering van de onderzoeksgebieden ...- 81 -

2.4. Confrontatie met bestaande (sectorale) visies ...- 82 -

2.4.1. Vergelijking met de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos en met de herbevestigde agrarische structuur...- 82 -

2.4.2. Vergelijking met de afbakening van kerngebieden voor bosuitbreiding in de regio Mechelen - Lier ...- 83 -

3. Synthese ...- 84 -

3.1. Confrontatie ...- 84 -

3.2. Conclusie ...- 84 -

V. Bijlagen ...- 85 -

1. Planningscontext...- 87 -

1.1. Juridische context en beleidscontext...- 87 -

2. Lijst met bevoorrechte getuigen ...- 101 -

3. Bronnen ...- 102 -

(6)

Kaarten

kaart 1: ruimtelijke situering ...- 11 -

kaart 2: orthofoto ...- 11 -

kaart 3: ruimtelijke spreiding van glastuinbouwbedrijven ...- 33 -

kaart 4: ruimtelijke spreiding bedrijfsomgevingen ...- 38 -

kaart 5: energiekringloop ...- 43 -

kaart 6: evolutie van de historische bosstructuur...- 45 -

kaart 7: ouderdom bestaande bosstructuur ...- 46 -

kaart 8: fysisch systeem ...- 47 -

kaart 9: biologische waarderingskaart ...- 47 -

kaart 10: waterlopen ...- 47 -

kaart 11: overzicht ligging kerngebieden en gebieden voor effectieve bosuitbreiding ...- 58 -

kaart 12: gewenste ruimtelijke structuur deelruimte ‘de zuiderkempen van Lier en Heist-op- den-Berg ...- 58 -

kaart 13: onderzoeksgebieden ...- 59 -

kaart 14: gewenste open ruimte structuur...- 59 -

kaart 15: synthese bestaande ruimtelijke structuur...- 61 -

kaart 16: uitsluitingscriteria glastuinbouw ...- 65 -

kaart 17: synthese uitsluitingscriteria glastuinbouw ...- 65 -

kaart 18: voorwaarden glastuinbouw ...- 66 -

kaart 19: synthese voorwaarden glastuinbouw...- 66 -

kaart 20: uitsluitingcriteria, voorwaarden en onderzoeksgebieden glastuinbouw...- 67 -

kaart 21: luchtfoto onderzoeksgebied 1 ...- 68 -

kaart 22: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 1 ...- 68 -

kaart 23: luchtfoto onderzoeksgebied 2 ...- 69 -

kaart 24: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 2 ...- 69 -

kaart 25: luchtfoto onderzoeksgebied 3 ...- 70 -

kaart 26: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 3 ...- 70 -

kaart 27: luchtfoto onderzoeksgebied 4 ...- 72 -

kaart 28: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 4 ...- 72 -

kaart 29: luchtfoto onderzoeksgebied 5 ...- 73 -

kaart 30: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 5 ...- 73 -

kaart 31: luchtfoto onderzoeksgebied 6 ...- 74 -

kaart 32: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 6 ...- 74 -

kaart 33: luchtfoto onderzoeksgebied 7 ...- 75 -

kaart 34: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 7 ...- 75 -

kaart 35: luchtfoto onderzoeksgebied 8 ...- 76 -

kaart 36: bestaande ruimtelijke kenmerken van onderzoeksgebied 8 ...- 76 -

kaart 37: confrontatie eigen onderzoeksgebieden en onderzoeksgebieden uit de VLM studie...- 78 -

kaart 38: uitsluitingcriteria ecologische bosontwikkeling ...- 80 -

kaart 39: synthese uitsluitingcriteria ecologische bosontwikkeling...- 80 -

kaart 40: voorwaarden ecologische bosontwikkeling...- 80 -

kaart 41: synthese voorwaarden ecologische bosontwikkeling...- 80 -

kaart 42: uitsluitingcriteria, voorwaarden en onderzoeksgebieden voor ecologische bosontwikkeling ...- 81 - kaart 43: confrontatie onderzoeksgebieden voor ecologische bosontwikkeling

(7)

kaart 44: confrontatie onderzoeksgebieden voor ecologische bosontwikkeling

en afbakening kerngebieden voor bosuitbreiding ... - 83 -

kaart 45: confrontatie onderzoeksgebieden voor glastuinbouw en ecologische bosontwikkeling ... - 84 -

kaart 46: gewestplan ... - 87 -

kaart 47: plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen ... - 87 -

kaart 48: waterkwaliteitsdoelstellingen ... - 87 -

kaart 49: beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten, en monumenten ... - 87 -

kaart 50: landschapsatlas... - 87 -

(8)
(9)

I. Inleiding

(10)
(11)

1. Afbakening van het onderzoeksonderwerp

De oorsprong van deze voorstudie voor de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoerings- plan is terug te vinden in het intensief overleg dat is gevoerd met betrekking tot de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos. Deze voorstudie is een verdere uitwerking van de resulta- ten van de ruimtelijke visie die tot stand is gekomen na intensief overleg tussen de Vlaamse overheid, de betrokken sectoren en de verschillende gemeenten.

De voorliggende voorstudie bevat drie uitgangspunten: het opstellen van een ruimtelijke ontwik- kelingsvisie voor de glastuinbouw, het lokaliseren van ruimte voor ecologische bosuitbreidingen en het beschermen van de open ruimte. Het doel is één kwalitatief plan op te stellen waar deze verschillende thema’s aan bod komen.

Tijdens de eerste fase van het onderzoek wordt vooral kennis opgebouwd rond de thema’s glastuinbouw en ecologisch verantwoorde bosuitbreidingen, wat resulteert in de aanduiding van verschillende locatiealternatieven.

2. Afbakening van het studiegebied

kaart 1: ruimtelijke situering kaart 2: orthofoto

Het studiegebied met een oppervlakte van 11.081,92 hectare beslaat de ruime omgeving van Sint-Katelijne-Waver, waaronder (delen van) de gemeenten Berlaar, Duffel, Lier, Mechelen, Putte en Sint-Katelijne-Waver. Het is aan de westelijke zijde begrensd door N1, aan de noord- westelijke zijde door de waterloop van de Nete, in het noordoosten door de spoorlijn Lier - Aar- schot en in het zuiden door N15 Putsesteenweg - Mechelbaan.

Het gebied ten noordwesten van de Nete wordt niet mee in het studiegebied opgenomen. De vallei van de Nete wordt immers in het ruimtelijk structuurplan voor de provincie Antwerpen aangeduid als een afzonderlijk structurerend agrarische gebied voor grondgebonden landbouw, en fungeert als ruimtelijke scheidingsgrens tussen het zuidelijk ‘centrum voor glastuinbouw’

rond Sint-Katelijne-Waver en de noordelijk gelegen 'Antwerpse gordel'. In die zin maken de be- perkte concentraties aan glastuinbouwbedrijven ten noordwesten van de Nete ruimtelijk deel uit van een andere provinciale deelruimte, de Antwerpse gordel, en worden zij niet in deze studie begrepen.

3. Relatie met de milieubeoordeling

Parallel aan dit proces wordt een plan-mer opgemaakt. De in deze nota van kennisopbouw aangeduide onderzoeksgebieden voor zowel glastuinbouw als ecologische bosuitbreidingen zullen hierin verder worden onderzocht.

Het plan-mer zal eveneens worden gevoed met resultaten van een landbouwgevoeligheidsana- lyse (LIS, LGA en LER). De Vlaamse Landmaatschappij, in opdracht van het departement land- bouw en visserij, afdeling duurzame landbouwontwikkeling, de Mechelse Veilingen en Green- partners voert deze analyse uit.

(12)

De resultaten van het plan-mer dienen op hun beurt dan weer als input voor een volgende fase van het ruimtelijk onderzoek, waarin op basis van ontwerpend onderzoek een ruimtelijke visie en inrichtingsvoorstellen zullen worden opgemaakt voor de verschillende locatiealternatieven.

4. Leeswijzer

De voorliggende nota bevat drie delen.

Het eerste thematisch deel bespreekt afzonderlijk de glastuinbouwsector en de ecologische bossen. Voor de glastuinbouw wordt een economische analyse op verschillende schaalniveaus gemaakt, gevolgd door een ruimtelijke analyse. Deze bespreekt het ruimtelijk spreidingspatroon van het serrebestand en onderzoekt de bedrijfslogica. Voor de bossen wordt teruggegrepen naar de historische bosstructuur en is de evolutie ervan in kaart gebracht. De relicten van deze oude bossen worden naar hun huidige natuurwaarden geanalyseerd.

Het tweede gebiedsgericht deel analyseert de huidige kenmerken van het studiegebied. De uitgebreide planningscontext biedt inzichten in de juridische toestand en werpt een blik op de toekomstige beleidsopties van de verschillende overheden. Een beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur, met nadruk op een sterke differentiatie van de open ruimte elementen, geeft inzicht in het huidig functioneren van het studiegebied.

Het derde deel formuleert uitsluitingscriteria en voorwaarden om te komen tot potentiële onder- zoeksgebieden voor zowel bijkomende glastuinbouwbedrijven als voor ecologische bosuitbrei- dingen. De eerste resultaten van het onderzoek sluiten het derde deel af.

(13)

II. Thematisch deel

(14)
(15)

1. Inleiding

De handel van tuinbouwproducten in de Europese Unie gebeurt voornamelijk tussen de lidsta- ten onderling. De regio Sint-Katelijne-Waver neemt daarbij een belangrijke positie in als groot productiecentrum van verse groenten, gelegen in het centrum van de Belgische en Europese gebruiker. Naast de vele groentebedrijven liggen ook enkele sierteeltbedrijven verspreid in het gebied. Via de Mechelse Veilingen wordt het merendeel van de producten verhandeld. De om- zet van de veilingorganisatie bedraagt de laatste jaren meer dan 200 miljoen euro, waarbij de belangrijkste glasteelten, goed voor drie vierden van de totale omzet, tomaten, kropsla, paprika en komkommer zijn. De overige opbrengsten komen uit de vollegrondsgroententeelten (bloem- kool, prei, asperges). In wat volgt, wordt de Belgische handelspositie in de tuinbouwsector be- sproken en worden verschillende ruimtelijk-economische aspecten op Vlaams niveau en voor de Mechelse Veilingen verder toegelicht. De economische analyse wordt afgesloten door een bespreking van trends, knelpunten en kansen voor de regio Sint-Katelijne-Waver.

De glastuinbouwbedrijven uit het betrokken gebied zitten vandaag aan het kritisch minimum wat oppervlakte en aantal bedrijven betreft. Er is vooral vraag naar vervanging en plaats waar de tuinbouwbedrijven zich in grote clusters kunnen concentreren, waarbij de noodzakelijke schaal- vergroting een belangrijk element is. Een ruimtelijke concentratie van serreactiviteiten en even- tueel ook andere activiteiten, verwant aan de glastuinbouw, kan immers leiden tot mindere en kortere transportbewegingen, tot een besparing van ruimte en tot sluiting van kringlopen. Vanuit economisch standpunt is de tuinder bijna verplicht om samen te werken, wil hij een kans maken op overleven. Verschillende ruimtelijke aspecten van de glastuinbouw worden onderzocht, gaande van een ruimtelijke spreiding van het serrebestand op niveau van het studiegebied tot een analyse van de verschillende ruimtelijke componenten van een glastuinbouwbedrijf. Zo worden verschillende bedrijfsmodellen aanwezig in het studiegebied geanalyseerd en locatiepa- rameters, van belang voor de werking van een serrebedrijf, voorop gesteld.

Voor wat de aanwezige bossen betreft, kan in een eerste oogopslag worden gesteld dat het bestaand aanbod in het studiegebied erg beperkt is. Met een totaal van 615 ha bossen, wat neerkomt op 5% van het totaal voor het studiegebied, scoort de ruime omgeving van Sint- Katelijne-Waver duidelijk slechter dan het Vlaams gemiddelde van 8%. Uit datzelfde beeld kan men eveneens afleiden dat de aanwezige bosfragmenten veeleer verspreid en versnipperd voorkomen. Uitzonderingen hierop zijn het Juffrouwenbos, het Luisbos, de Brede Zijpe, het Gasthuisbos, de Duivenbos-Hondsbossen, de Zuurbossen en de Peultebossen, centraal in het studiegebied, die als relicten van historische bossen nog enige omvang kennen.

In onderstaand deel worden de bestaande bosfragmenten in relatie gebracht tot de historische bosstructuur zoals weergeven op de Ferrariskaarten (1777). De analyse toont een heldere rela- tie tussen de aanwezigheid van bosstructuren en de elementen van het fysisch systeem. Vanuit historisch perspectief komen bossen veelal voor op voor de landbouw weinig interessante gronden, met name in de lager gelegen, natte beekvalleien. Op basis van verschillende evolu- ties en transformaties van het landschap sinds 1777 kunnen naast relicten van historische bos- sen (valleibossen) eveneens cultuurhistorisch gekoppelde bossen en functionele (productie- en bufferbossen) worden aangeduid in het studiegebied.

(16)

2. Glastuinbouw

2.1. Economische analyse van de glastuinbouw (anno 2007)

2.1.1. Europa

BRON:

- Vermeiren T., Provinciaal concentratiegebied voor glastuinbouw: regio Hoogstraten. Onuitgegeven scriptie. juni 2006

- Leinfelder H., Pisman A., Vanden Abeele P., Denissen R., Maes E. en Sneyers S., Gedifferentieerd ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor de glastuinbouw binnen de macrozone Hoogstraten, UGent AMRP en IOK plangroep in opdracht van de provincie Antwerpen, 2007

De beschermde teelten komen in het ruimtelijk spreidingspatroon op wereldschaal vooral voor in het noordelijk halfrond. Dit patroon heeft twee oorzaken. Vooreerst vestigt de tuinbouw en later ook de glastuinbouw zich van oudsher nabij steden en grote bevolkingskernen omwille van de aanwezige afzetmarkten. Vervolgens komen investeringen in de glastuinbouw voort uit het feit dat beschermde teelten meer voordelen zouden opleveren ten opzichte van de omstandig- heden in open lucht. Onder glas kan men immers een jaarrond telen, iets wat in het zuiden on- mogelijk is omwille van de oververhitting tijdens de zomermaanden (gepaard gaande met een tekort aan water).

Binnen de Europese Unie (EU) zelf was er vroeger een concurrentiestrijd tussen het noorden en het zuiden. Spanje is binnen Europa nog steeds de onbetwiste koploper inzake areaal aan beschermde tuinbouwteelten, gevolgd door Italië. Deze zuiderse landen maken bijna uitsluitend gebruik van plastic kappen. De teelten in plastic serres in het zuiden verliezen aan belang om- wille van enerzijds een lagere kwaliteit en een hogere ziektedruk, waaruit een hoger bestrij- dingsmiddelenverbruik volgt, en anderzijds het tekort aan water.

Recent ondervindt de Vlaamse glastuinbouw steeds meer concurrentie vanuit de landen in de oost-west gerichte gordel. Nederland is met een grote oppervlakte aan glasteelten reeds lang een belangrijke concurrent. Met de toetreding van de Oost-Europese landen tot de EU kan zich vanuit deze hoek eveneens een concurrentiestrijd ontwikkelen. Binnen deze strijd tracht de Vlaamse glastuinbouw zich te onderscheiden door enerzijds kwaliteitsvolle producten aan te leveren en anderzijds zich te specialiseren in bepaalde segmenten (trostomaten, kropsla enz.).

Vlaanderen heeft alzo een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van de zuiderse landen: de kwaliteit van de producten, de diversificatie, de moderne bedrijfsvoering, een goed uitgebouwd afzetsysteem enz. Of deze voordelen van de noordelijke Europese landen op termijn ook het zuiden zullen bereiken, is zeer de vraag. De loonkost in het zuiden neemt immers toe en inves- teringen in de modernisering en de schaalvergroting zullen leiden tot een hogere kostprijs. In- dien dit wordt doorgerekend in de verkoopprijs, verliest het zuiden een belangrijk voordeel.

Daarenboven kampen deze landen nog met enkele nadelen die op korte termijn wellicht niet zijn weg te werken. De energiekosten lopen hoog op, zowel voor het bereiken van een constan- te temperatuur in de serres als voor het transport, en het warm klimaat verhoogt de kans op ziekten, waardoor er meer gewasbeschermingsmiddelen worden aangewend ten nadele van het milieuvriendelijk imago. Ook de onzekerheid inzake de beschikbaarheid van water maakt het moeilijk om de glastuinbouw in de zuiderse landen verder uit te bouwen. Concurrentie zal met andere woorden de komende jaren vooral komen van naburige landen, met gelijkaardige productieomstandigheden, zowel klimatologisch als milieutechnisch.

Een gedetailleerde analyse over de vraag of de markt voor glastuinbouwproducten al dan niet verzadigd is, zou hier te ver leiden, maar vermoedelijk is er nog ruimte voor een groeiende markt door een stijging van de consumptie. Cijfers van het WHO duiden aan dat wij in Vlaande-

(17)

gram per dag zouden moeten eten. Daarenboven biedt het sterk verstedelijkt gebied in noord- west Europa een ideale koopkrachtige afzetmarkt. Voor de glastuinbouw, en dan vooral voor de verse producten, is het immers belangrijk dat de afzetmarkt nabij is. De hoge grondprijzen in het verstedelijkt gebied dwingen een sterk op kwaliteit gerichte tuinbouw en een hoge toegevoegde waarde per m² af. Het welvarend afzetgebied is bereid om te betalen voor deze kwaliteit.

Vanuit de omliggende afzetgebieden wordt dus geen onmiddellijke inkrimping van de markt verwacht. Bovendien zijn met de uitbreiding van de EU nieuwe afzetmarkten mogelijk. Om de bestaande markten te handhaven en om nieuwe te kunnen veroveren, zal Vlaanderen nog meer moeten investeren in kwaliteit, in een voldoende gevarieerd assortiment en in een goede commercialisering van de tuinbouwproducten. Het zal niet langer volstaan enkel een kwaliteits- vol product af te leveren: nog meer zal moeten worden ingespeeld op nieuwe tendensen en voorkeuren van de consument.

Verwacht wordt dat de tendensen naar globalisering en schaalvergroting zich zullen verder zet- ten. Het concept van concurrerende landen zal stilaan evolueren naar een grensoverschrijden- de samenwerking tussen bedrijven en ketens. Voor de telers is het erg belangrijk om deel uit te maken van dit internationaal netwerk van productie en vermarkting. De Vlaamse glastuinbouw zal zich hierin moeten proberen handhaven door het toepassen van diversificatie in de produc- tie en door een continu innoveren in productie- en logistieke processen.

Cijfers

België heeft een zelfvoorzieningsgraad groter dan 100 voor wat betreft de groenten, wat bete- kent dat ons land meer groenten produceert dan consumeert. Voor fruit kennen wij echter een omgekeerde verhouding: meer consumptie dan productie.

Bron: landbouwrapport 2008

De totale uitvoer van tuinbouwproducten is in 2007 groter dan de import. Dit is duidelijk een gevolg van het positieve handelssaldo van de groentesector, meer bepaald van de diepvries- groenten, verse peren en tomaten. Het handelstekort van fruit is vooral te wijten aan de invoer van verse bananen en citrusvruchten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de Belgische handel in tuinbouwproducten, uitgedrukt in miljoen euro.

Bron: landbouwrapport 2008

Bij de verdeling van de Belgische handel in de tuinbouwproducten, valt op dat handel voorna- melijk wordt gevoerd met onze buurlanden en amper met de nieuwe Europese lidstaten. Hier liggen dus nog kansen voor de toekomst. Bijna de helft van de totale import komt uit landen van de EU-25. De producten zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Nederland, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Italië. De overige helft van de ingevoerde tuinbouwproducten is afkomstig van buiten de EU,

(18)

Voor de uitvoer is anno 2007 een andere trend waar te nemen: ruim 93% van de export is be- stemd voor de EU-landen met Duitsland en Frankrijk als voornaamste exportpartners, gevolgd door Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Slechts 6,6% van onze uitvoer van tuinbouwproduc- ten is bestemd voor landen buiten de EU.

Het totaal positief handelssaldo dankt België aan Duitsland en Frankrijk. Voor Spanje en Neder- land staat de balans duidelijk op een handelstekort.

Bron: landbouwrapport 2008

Bron: landbouwrapport 2008

2.1.2. Vlaanderen

Structuur van het Vlaams tuinbouwareaal

Met slechts 8% (49.599 ha in 2007) van de totale oppervlakte aan Vlaamse cultuurgrond (622.133 ha in 2007) is de tuinbouwsector verantwoordelijk voor bijna één derde van de totale landbouwproductie.

Sinds 2001 blijft het tuinbouwareaal steeds rond 50.000 ha schommelen, waarbij het aandeel onder glas rond de 4,3% blijft hangen. Zo bedraagt het areaal serres in 2007 2.140 ha.

Bron: landbouwrapport 2008

Van de drie deelsectoren vertegenwoordigt de groenteteelt het grootste aandeel (56,1%) in het tuinbouwareaal, gevolgd door de fruitteelt (31,6%) en de sierteelt (11,5%).

Het is niet noodzakelijk de drie teelten uitgebreid te bespreken. Uit de economische analyse van de Mechelse Veilingen (zie verder) valt af te leiden dat een verdere toespitsing op de be- spreking van de groentesector volstaat omwille van het groot economisch belang van de groen- teteelt in het betrokken studiegebied.

(19)

Groenteareaal

Het overgroot deel van het groenteareaal (96%) wordt gebruikt voor vollegrondsgroenten (openluchtteelt), waarbij de voornaamste teelten groene erwten, groene bonen, wortelen, spi- nazie, spruitkool, bloemkool, witloofwortelen en prei zijn. Er bestaat een verschil tussen de teel- ten, bestemd voor de diepvries enerzijds of voor de versmarkt anderzijds. Het is de laatste ca- tegorie waar de betrokken regio zich op toespitst.

Slechts 4% van het areaal voor groenten is bestemd voor de glasgroenten, waarbij de verschil- lende soorten tomaten overduidelijk de belangrijkste producten zijn, gevolgd door een sterk aandeel kropsla. Voor de streek rond Sint-Katelijne-Waver geldt tevens dat de tomaten het grootse deel voor hun rekening nemen, maar daarnaast wordt nog een heel gamma van andere glasgroenten aangereikt.

Bron: landbouwrapport 2008 + eigen verwerking

Bron: landbouwrapport 2008 + eigen verwerking

Bron: landbouwrapport 2008

Bron: landbouwrapport 2008

Een vergelijking op niveau van de gewesten en provincies betreffende de verdeling van het groenteareaal wordt in onderstaande tabellen gemaakt. Daarbij valt op dat voornamelijk Vlaan- deren instaat voor de nationale groenteteelt. Bij de teelt onder glas neemt het maar liefst 99,3%

voor zijn rekening, waarvan meer dan de helft is terug te vinden in de provincie Antwerpen.

(20)

Bron: landbouwrapport 2008

Economisch belang op gemeentelijk niveau

Wanneer wij het economisch belang van de verschillende sectoren op gemeenteniveau nagaan voor het jaar 2007, valt onmiddellijk op dat Sint-Katelijne-Waver een voorname tuinbouwstreek is, in het bijzonder voor de groenteteelt. In onderstaande figuren wordt het economisch belang van de drie tuinbouwsectoren t.o.v. de totale landbouw van die gemeente in % weergegeven.

Groenteteelt

Uit onderstaande figuur blijkt dat de groenteteelt voor de verse markt vooral van belang is in de streek rond Sint-Katelijne-Waver en in mindere mate rond Roeselare.

BRON: landbouwrapport 2008, hoofdstuk 8, pagina 195

Fruitteelt

De fruitteelt is vooral belangrijk voor de streek rond Sint-Truiden. Voor Sint-Katelijne-Waver en omstreken is de fruitteelt van minimaal belang.

(21)

BRON: landbouwrapport 2008, hoofdstuk 8, pagina 196

Sierteelt

Voor de streek rond Lochristi, en in mindere mate voor enkele gemeenten in de Kempen en de Zandstreek rond Antwerpen, is de sierteelt erg belangrijk. Voor Sint-Katelijne-Waver en omstre- ken is zij niet van groot belang, maar wel duidelijk aanwezig.

BRON: landbouwrapport 2008, hoofdstuk 8, pagina 196

Bedrijfsstructuren

Anno 2007 teelten 9.098 bedrijven tuinbouwgewassen (goed voor bijna 29% van alle Vlaamse landbouwexploitaties), waarvan groentebedrijven het grootste aandeel innemen.

Bron: landbouwrapport 2008

(22)

22,5% van alle Vlaamse tuinbouwbedrijven zijn gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven met beroepsmatig karakter wat een daling van 5% ten opzichte van het vorig jaar (2006) is. De daling is overigens merkbaar in alle specialisaties.

Bron: landbouwrapport 2008 + eigen verwerking

Onderstaande tabel maakt duidelijk dat van het aandeel gespecialiseerde groentebedrijven de gespecialiseerde glasgroentebedrijven het grootst in aantal zijn. Op deze bedrijven bedraagt de gemiddelde oppervlakte groenten onder glas 1,18 ha, waarvan tomaten, kropsla en paprika het grootste aandeel voor hun rekening nemen, met respectievelijk 50%, 17,9% en 9,6%. Samen met komkommers zijn deze drie groenten goed voor 82% van de oppervlakte onder glas. Op deze bedrijven bedraagt de gemiddelde oppervlakte groenten (zowel onder glas als in open- lucht) 1,22 ha, wat betekent dat 97% van de oppervlakte groenten op de gespecialiseerde glas- groentebedrijven onder glas wordt gekweekt.

Op de bedrijven met overwegend groenten in openlucht worden vollegrondsgroenten vaak ge- combineerd met andere land- en tuinbouwteelten, zodat het aandeel aan groenten in openlucht slechts 43,9% bedraagt van de totale oppervlakte cultuurgrond op de bedrijven.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p35

Sinds enkele jaren kent de glastuinbouw een problematiek betreffende nieuwe vestigingsplaat- sen, stijgende energiekosten, strengere milieunormen en verhoogde eisen met betrekking tot de voedselveiligheid. Houden wij hierbij dan nog eens rekening met de nieuwe technische ontwik- kelingen (bijvoorbeeld warmtekrachtkoppeling), dan wordt de nood aan vernieuwing en schaal- vergroting onontbeerlijk. Deze schaalvergroting valt in cijfers ook waar te nemen wanneer wij de evolutie tussen 1997 en 2007 van het aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en de gemiddel- de oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf bekijken. In die periode stijgt de oppervlakte tuin- bouwgewassen per bedrijf met bijna 53%, waardoor een bedrijf in 2007 gemiddeld 5,4 ha be- reikt. De schaalvergroting is het gevolg van een combinatie van een lichte afname van het to- taal tuinbouwareaal en een relatief grotere daling van het aantal tuinbouwbedrijven. Deze cijfers zijn een gemiddelde voor de drie deelsectoren (groente-, fruit- en sierteelt), maar de trend van schaalvergroting is zeker voor de gespecialiseerde glasgroentebedrijven ook een feit. Zij dalen

(23)

Bron: landbouwrapport 2008, p. 192

Onderstaande tabellen geven een verdeling volgens grootteklasse anno 2007 van respectieve- lijk de gespecialiseerde glasgroentebedrijven en de bedrijven met overwegend groenten in openlucht. De glasgroentebedrijven bewerken gemiddeld 1,58 ha, een cijfer dat beduidend la- ger ligt dan de 14 ha cultuurgrond van de bedrijven met overwegend groenten in openlucht. Het grootste aantal glasgroentebedrijven (net geen 40%) is terug te vinden in de categorie van tus- sen 0,5 en de 1 ha, terwijl momenteel vooral behoefte is aan bedrijven van 3 tot 5 ha of groter.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 36

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 36

(24)

Financiële bedrijfsresultaten

Voor een analyse van de rendabiliteit werd een onderscheid gemaakt tussen de verschillende groentebedrijven. Gelet op het onderwerp van de studie beperken wij ons hier tot een bespre- king van de glasgroentebedrijven, waarbij enkel de sterk gespecialiseerde bedrijven in rekening werden gebracht om de invloed van de tuinbouwtakken zoveel mogelijk uit te sluiten. Deze be- drijven bewerken gemiddeld 1,58 ha en de glastuinbouwteelten leveren 98% van de totale geldopbrengsten per are cultuurgrond.

Zowel kosten als opbrengsten kenden een daling in 2007, maar de uiteindelijke balans was negatief omwille van de merkbaar grotere terugval van de totale opbrengsten. Dit heeft een negatieve invloed gehad op de inkomensvorming. Met een neerwaartse bijstelling van 9,5%

werd het arbeidersinkomen per VAK niet groter dan 61% van het vergelijkbaar inkomen. Het arbeidsinkomen zakte hiermee nog verder weg in vergelijking met voorgaande jaren. De familia- le betrokkenheid is groot: op een gemiddelde van 3,78 voltijdse arbeidskrachten (VAK) zijn er 1,79 familiale.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 38

Aan de kostenzijde werd vooral bespaard op energie voor verwarming (-21%) en op bestrij- dingsmiddelen (-29%). Voor grond- en gebouwenkapitaal betaalde men echter 9% meer.

Onderstaande figuur geeft een verdeling van de totale kosten weer, waaruit blijkt dat de lonen samen met de energiekost voor verwarming meer dan de helft van de totale kosten uitmaken.

Men spreekt vaak van de verdeling: 1/3 arbeidskost, 1/3 energiekost, 1/3 overige kosten.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 38

Voorgaande cijfers zijn gemiddelden voor de glasgroentebedrijven. Hierachter schuilt echter een grote variatie. Zo kan onder andere afhankelijk van het teeltplan de resultaten tussen de bedrijven sterk uiteenlopen, wat in onderstaande tabel duidelijk wordt. De taartgrafieken geven vervolgens de structuur van de variabele kosten voor de productie van de verschillende teelten weer.

(25)

Bron: rendabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 39

Tomaten

Zowel de prijs als de ontvangsten per are zijn voor het jaar 2007 vergelijkbaar met de cijfers van voorafgaand boekjaar. De kosten voor energie dalen maar liefst met 23%, terwijl deze voor meststoffen met 24% stegen. De daling in de variabele kosten is een gevolg van het groot aan- deel energie in het totaal.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 40

Komkommer

Anno 2007 bleven ook hier de gemiddelde komkommerprijs en de opbrengsten per are onge- veer constant. De variabele kosten daalden met 15%, waardoor het bruto saldo opnieuw naar het niveau van 2005 steeg. Het grootste deel van de daling van de variabele kosten is toe te schrijven aan energie dat bijna de helft van de variabele kosten bedraagt.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 41

(26)

Kropsla

Als gevolg van een overaanbod, gecombineerd met een zwakke zomer en dus een lage vraag, daalde de slaprijs in 2007 met 32% ten opzichte van 2006. De variabele kosten daalden dankzij een sterke daling van de energiekosten (-39%) en voor bestrijdingsmiddelen (-50%). Maar de opbrengsten daalden sterker dan de kosten, wat resulteert in een negatieve balans voor het bruto saldo.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 40

Paprika

In het jaar 2007 steeg de paprikaprijs omdat de aanvoer vanuit Spanje laag was. Opmerkelijk is echter wel dat de variabele kosten - in tegenstelling tot de andere serregroenten - met 10% ste- gen. Een grote stijging is waargenomen bij de kost voor bestrijdingsmiddelen, maar de belang- rijkste stijging zat voor de paprikateelt echter bij de energiekost, die met bijna 10% toenam. Een daling van het bruto saldo is een gevolg van het feit dat de grotere opbrengsten de gestegen variabele kosten niet konden compenseren.

Bron: rentabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2007, p. 41

2.1.3. Mechelse Veilingen Ontstaan

Vóór het opstarten van het veilingwezen in januari 1950 was de producent voor de verkoop van zijn tuinbouwproducten aangewezen op de vroegmarkten. Dit vond plaats zonder enige unifor- miteit qua prijsvorming, kwaliteitscontrole, verpakking en betalingsvoorwaarden. Ondertussen zijn de Mechelse Veilingen met een omzet van meer dan 200 miljoen euro de grootste Europe- se coöperatieve veiling, met aandacht voor voedselveiligheid en hygiëne, uniforme verpakking en een goed uitgebouwde kwaliteitscontrole via extern gecontroleerde lastenboeken.

(27)

Omzet

Op de Mechelse Veilingen wordt bijna 40% van alle Belgische tuinbouwproducten verhandeld.

Vooral groenten, met de tomaten en tomatentrossen als belangrijkste producten, gaan hier over de veilingtafel. Zij komen zowel van de vollegrondsteelt (15%) als van de glasteelt (85%!).

Tijdens de maanden april tot en met juli wordt een piek in de omzet bereikt, waarbij het zaken- cijfer 25 miljoen euro overschrijdt. Het hoogtepunt, uitgedrukt in kwantum, schuift een maand op en wordt gerealiseerd tijdens de maanden mei tot en met augustus. De primeurprijzen zijn de reden waarom het in april reeds piekt voor wat betreft de omzet, vooral dankzij de vollegronds- groenten. In de winter is er een omzet van sla onder glas en van bepaalde vollegrondsgroenten.

Omzetwaarde groenten van de Mechelse Veilingen over de laatste 5 jaar:

Bron: http://www.vmv.be/NL/index.asp

Omzet per soort in % van de totale omzet (anno 2008):

Bron: http://www.vmv.be/NL/index.asp + eigen verwerking

Het is duidelijk dat de omzet bijna uitsluitend uit leveringen van groenten bestaat en dat de fruit- teelt slechts een klein gedeelte voor haar rekening neemt. Voor de 5 belangrijkste producten, goed voor drie vierden van de totale omzet, wordt in onderstaande tabel een overzicht van de waarde, de eenheden en de middenprijs gegeven van de afgelopen 5 jaar.

(28)

Bron: http://www.vmv.be/NL/index.asp + eigen verwerking

Stromen

Afname

Een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de kleine afnemers (detailhandel) en anderzijds de grote afnemers (supermarktketens) die door recente tendensen 80 à 85% van de afzet voor hun rekening nemen.

De gemiddelde afvoer per dag bedraagt 175 vrachtwagens. Maar tijdens de zomermaanden kan dit cijfer oplopen tot 450 vrachtwagens per dag, wat overeenkomt met 8.980 paletten.

Bron: Arcadis Gedas, Herinrichting verouderde bedrijventerreinen en economische locaties, Sint-Katelijne-Waver, veilingzone (eindrapport)

De grote Duitse afzetmarkt valt op. Momenteel is de afvoer naar het oosten via het hoofdwe- gennet kwetsbaar omdat de flessenhalzen Brussel en Antwerpen steeds moeten worden ge- passeerd. Wil men die verkeersverwikkelingen ontwijken, moet men langs lokale wegen door- heen de dorpskernen, wat geen valabel alternatief is.

Aanvoer / tuinders

De tuinder die zijn producten via de veiling wil commercialiseren, moet aandeelhouder zijn van de veilingorganisatie, een coöperatieve vennootschap van ruim 2.200 tuinders. Enkel producen- ten van tuinbouwproducten kunnen aandeelhouder worden. De leverplicht houdt in dat alle oog- sten van de leden-tuinders op de veiling moeten worden verhandeld.

De aanvoerstromen variëren tussen de 400 en de 1.000 vrachtwagens per dag (respectievelijk tussen de 3.773 en de 9.289 pallets per dag).

Aandeelhouders zijn voornamelijk gevestigd in een straal van 50 km rond de veilingsite. De aanvoer over grote afstand stijgt echter (bijvoorbeeld telers uit Zeeland), waardoor het belang van de onmiddellijke omgeving inzake toevoer afneemt. Een gebrek aan plaats voor de inplan- ting van zeer grote tuinbouwbedrijven, de verdringing van de tuinbouwsector door woningen recreatie, en de vraag naar toenemende investeringen liggen mede aan de oorsprong van deze aanvoer over grotere afstanden.

(29)

Los van de steeds groter wordende toevoer uit Nederland, valt nog een andere trend waar te nemen: een uitbreiding van het areaal naar het oosten en het westen, gepaard gaande met een inkrimping van het bouwvolume. Vroeger breidden de glastuinbouwbedrijven zich vooral noord- zuid uit, maar door de verstedelijkingsdruk vanuit Antwerpen en Brussel werden de werkzaam- heden in een andere richting gedwongen. In eerste instantie kwam er een verschuiving van het areaal in oost-westelijke richting.

Naast de traditionele afnemers en toeleveranciers bestaan samenwerkingsverbanden tussen de veilingen, die de stromen mee realiseren.

Toekomstscenario’s

Minimaal groeiscenario

In dit scenario doen zich geen drastische wijzigingen voor in de positionering van de Mechelse Veilingen. Grootschalige uitbreidingen zijn niet nodig en men gaat zich dan ook beperken tot een verdere optimalisering van de bestaande werking. Dit impliceert een versterking van de stromen tussen de verschillende veilingen (bijvoorbeeld met de veiling van Hoogstraten), waar- door de kans bestaat dat meer vrachtwagens zullen aan- en afrijden. De veilingzone, momen- teel sterk afhankelijk van één aansluitpunt, zal dan moeten worden voorzien van een aangepas- te (verbeterde) ontsluiting. Indien bijkomende ruimte nodig zal zijn, kan zij worden gevonden in ofwel het intensiveren van het ruimtegebruik, ofwel het aansnijden van strategische reserves, ofwel het beperkt uitbreiden van de site zelf.

Groeiscenario op regionale schaal

Bij een groeiscenario op regionaal niveau streeft men er naar om aanverwante activiteiten naar de veilingzone toe te trekken. Bij de keuze van de bedrijvigheden (bijvoorbeeld verwerkende nijverheid, verpakkingsindustrie), dient aandacht uit te gaan naar hoe men zich verder wil gaan profileren. Een link met de verse producten (bijvoorbeeld bedrijven die verse producten verder verwerken tot kant en klare maaltijden) is daarbij aangeraden daar hier de troeven van de vei- ling liggen. Bij deze clustervorming geldt de wet van vraag en aanbod: bedrijven zijn slechts geneigd om zich in en rond de veilingzone te groeperen indien er vraag naar is en wanneer de nodige ruimte beschikbaar is. Hierbij kunnen de strategische reserves van de veiling worden gebruikt voor het verder uitbouwen van de faciliteiten voor verladers en verwerkende bedrijven.

Regionale bedrijventerreinen langs R6, in het noorden van het afgebakend stedelijk gebied Me- chelen, kunnen hiertoe dienen. Ongeveer 50 ha van de bedrijventerreinen zijn bestemd voor de agro-industrie.

Groeiscenario op globaal niveau

Doel van alle veilingen is een zo goed mogelijke prijs realiseren voor de telers. Wat de Vlaamse veilingen betreft, kan men algemeen stellen dat een gunstig bedrijfsresultaat wordt gehaald.

Maar wil men in de toekomst antwoord bieden op nationale en internationale evoluties als schaalvergroting en globalisering, dan zijn het verder integreren en clusteren van het veilingwe- zen in Vlaanderen een belangrijke denkpiste. Een overkoepelende coöperatie op Vlaams ni- veau zou bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd waarbij de verschillende veilingen misschien wel aan eigenheid zullen inboeten. Op termijn zullen de kleinschaligere veilingen verdwijnen ten voordele van de grotere. Een nood aan uitbreiding zal dan voor de Mechelse Veilingen niet lang uitblijven. Door de centrale ligging en de positie als grootste veiling van Vlaanderen kan de vei- ling zich als belangrijke speler op internationaal niveau gaan positioneren. Aan- en afvoerstro- men zullen toenemen en bijgevolg ook de ruimtebehoefte.

(30)

De laatste decennia is het gebruikelijk om binnen het domein van ketenanalyse een hub and spoke netwerk op te bouwen. De veilingzone zou zich dan ontwikkelen als main hub, een be- langrijke schakel in de logistieke keten. Aanvoerstromen worden zo geconcentreerd in de vei- lingzone om van daaruit naar een andere main hubs te worden getransporteerd, om vervolgens via kleinere afvoerstromen regionale markten te bevoorraden.

Het gaat dus over een ontwikkeling op lange termijn waarbij men zich wil gaan profileren als centrum van verse producten en zich verder gaan ontwikkelen als draaischijf op (inter)nationaal niveau. Ongetwijfeld zal er zich in dit scenario een ruimteprobleem voordoen, waarbij uitbreiding een absolute must zal zijn.

Ook de ontsluiting van het terrein moet in dit scenario extra aandacht krijgen omwille van de grootteorde van aan- en afvoerstromen. Buiten de veilingzone (aan de overzijde van Heisbroek- weg) bestaat de mogelijkheid om een spoorplatform uit te bouwen.

2.1.4. Andere veilingen en afzetkanalen

De Mechelse Veilingen zijn echter niet de enige afzetkanalen voor de tuinders van Sint- Katelijne-Waver. Een andere belangrijke coöperatieve telersvereniging uit Sint-Katelijne-Waver is Greenpartners cv, opgericht in 1999 en feitelijk van start gegaan met de eerste commerciële activiteit in januari 2000. Sindsdien groeiden de omzet, het personeel en het aantal aangesloten producenten zienderogen. Zo realiseerden 68 producenten in het jaar 2008 een omzet van bijna 34 miljoen euro. Doel van de coöperatie is het conditioneren en commercialiseren van groen- ten. De organisatie gaat op zoek naar nauwe contacten tussen producenten en afnemers, waardoor de handelsketen kan worden ingekort. Groenten worden geproduceerd op vraag van koper en klant.

De tuinders uit het betrokken gebied zijn voor hun afzet niet enkel aangewezen op Sint- Katelijne-Waver. De BRAVA veiling, de Euroveiling Brussel, bloemenveilingen uit Nederland en contractteelten voor onder andere verssnijderijen komen tevens in aanmerking als volwaardige afzetkanalen.

2.1.5. Regio Sint-Katelijne-Waver Trends

Schaalvergroting

De kleine telers uit de omgeving verdwijnen, maar de nieuwe generatie opteert voor schaalver- groting binnen het familiaal model. Dit is in tegenstelling tot Nederland, waar de glastuinbouw- bedrijven geëvolueerd zijn naar grote high-tech bedrijven van soms 100 ha groot. Nu reeds wordt de Belgische markt voor een stuk bevoorraad uit Nederland (18,9% anno 2007). De vraag naar vervanging van de serres staat vooral ten dienste van de schaalvergroting van de bedrij- ven, niet zozeer om het totaal glasareaal in de regio uit te breiden.

Door enerzijds het consumentengedrag en anderzijds de stijgende concurrentie van de groot- schalige detailhandel (die reeds 80 à 85 % van de afzetmarkt bepaalt), worden steeds meer kleine handelaars uitgeschakeld. Binnen de supermarktketens leiden overnames tot zeer grote groepen die eveneens instaan voor de wijzigingen in machtsverhoudingen.

(31)

Globalisering

Ook de tuinbouwsector ontsnapt niet aan de globaliseringstrend. Hier moet echter een onder- scheid worden gemaakt tussen diepvriesproducten en de versmarkt. Voor fruit en diepvries- groenten is de factor snelheid van minder groot belang, waardoor de producten van overal in de wereld kunnen worden aangevoerd. Snelheid is daarentegen wel heel belangrijk als het gaat over de versmarkt. Over slechts een straal van ongeveer 500 km kunnen verse producten wor- den vervoerd om dan via een centraal distributiecentrum regionale en lokale markten (straal van ongeveer 150 km) te bevoorraden. Het is in deze global/local verhouding dat de toegevoegde waarde van de Mechelse Veilingen ligt, als enorm bedieningspotentieel van de West-Europese versmarkt.

Vraag van de handelaar

Vanuit de afnemers wordt ten gevolge van verschillende aspecten zoals schaalvergroting ge- zocht naar betere manieren om de logistiek te regelen. ’s Nachts rijden om files te omzeilen is één oplossing, maar vanuit deze optiek stijgt ook de vraag naar clustering van verkoopsknoop- punten.

Knelpunten

Versnippering als gevolg van de hoge grondprijzen

Een nieuw bedrijf opstarten is geen evidentie. Wanneer men een nieuw bedrijf wil starten, wordt men reeds bij de eerste stap, bijvoorbeeld bij het verwerven van de grond, geconfronteerd met moeilijkheden. Door de versnippering van percelen, als gevolg van de verhoogde grondprijzen, de verdeling bij vererving en als historisch kenmerk van deze regio, zal een startende tuinder of hij die aan uitbreidingen denkt, met meerdere grondeigenaars moeten praten. Gevolg hiervan is niet enkel grondspeculatie, maar tevens het gegeven dat er momenteel zeer weinig clusters aanwezig zijn in het betrokken gebied, terwijl de schaalvergroting van de sector heden ten dage een feit is geworden. Om te kunnen overleven als glastuinbouwregio moet er ook de mogelijk- heid worden geboden aan bedrijven van 3 ha tot zelfs 7 ha of groter om zich in de omgeving te vestigen. Ook voor clustering en verweving is de versnippering een negatieve factor. Samen- hang wordt een economische must, waardoor iedere tuinder hiertoe intussen bereid is.

Paardenweiden

In feite zijn paardenliefhebbers de grootste concurrenten van de glastuinbouwers. Zij geven veel geld voor landbouwpercelen (vaak 2 tot 3 maal zoveel als de tuinder kan geven!) en jagen zo de grondprijzen de lucht in. Een discours gaat wel op dat die weiden zorgen voor een vrijwa- ring van de open ruimte en dus ook in dit verhaal niet zomaar van de kaart mogen worden ge- veegd. Beide sectoren, de paardenweiden en de tuinbouwbedrijven, kunnen volgens het ge- westplan in agrarisch gebied worden gevestigd. Het definiëren van ruimtelijke voorschriften kan een oplossing bieden voor de problematiek. Een ruimtelijk uitvoeringsplan is hiervoor een goed middel. Het één sluit echter het ander niet uit. Glastuinbouwbedrijven hebben namelijk geen baat bij onregelmatige kavels. Deze kunnen dan bijvoorbeeld worden ingevuld door paarden- weiden. Dit geldt zowel voor de zoektocht naar nieuwe glastuinbouwbedrijvenzones als voor de reconversie van verouderde serregebieden.

(32)

figuur 1: verweven paardenweiden Landbouw

Via de landbouwgevoeligheidsanalyse, uitgevoerd door de VLM in opdracht van de sector, zal de landbouw als knelpunt verder worden onderzocht.

Veroudering

In bepaalde subgebieden, zoals dicht bij het centrum van Sint-Katelijne-Waver, is veroudering van het serrebestand duidelijk zichtbaar. Deze glastuinbouwbedrijven zijn dringend toe aan af- braak en/of vernieuwing. Een vorm van gedirigeerde reconversie (afbraak en reconversie naar grotere kavels) zou interessante opties kunnen bieden.

Kansen - opportuniteiten

Diversiteit van het aanbod

De Mechelse Veilingen zijn eigenlijk een one-stop, waar men alle soorten denkbare verse groenten kan kopen. De kracht van zowel de regio als van de veilingorganisatie bestaat dan ook in de spreiding van alle teelten en bijvoorbeeld niet enkel in het verspreiden van tomaten.

48% van de omzet van de Mechelse Veilingen wordt verkregen via het verhandelen van toma- ten, maar daarnaast zijn er nog 150 andere soorten groenten. Men ervaart het als een groot verlies mocht men naar een verenging van het aanbod streven. Het moet net de uitdaging zijn de kennis en de verwerking van alle teelten in de streek te houden en dus ruimte te voorzien voor zowel kleine als grote bedrijven en voor zowel openlucht- als glastuinbouw.

Tuinbouwgebied van oorsprong

De regio rond Sint-Katelijne-Waver is van oudsher een tuinbouwstreek. De inwoners leven tus- sen de serres en hebben nooit anders geweten. Nieuwe bewoners worden ingelicht door de gemeente. Tuinbouw is hier een hoofdactiviteit en men wenst zich zo verder te kunnen ontwik- kelen.

De kennis wordt vooral doorgegeven van vader op zoon, maar ook nieuwkomers zijn welkom.

Daarbij dient gezegd dat kennisoverdracht niet hetzelfde is als bedrijfsoverdracht: de zoon be- gint vaak met een nieuw bedrijf, omdat het oorspronkelijk verouderd of afgeschreven is, of om- dat hun ouders nog een deel van hun carrière wensen verder te zetten.

Nieuw regionaal bedrijventerrein voor agro-industrie

In de afbakening van het stedelijk gebied Mechelen wordt circa 50 ha voorzien voor agro- industrie. Dit wordt beschouwd als een positief signaal vanuit de Vlaamse regering naar de toe- komst toe.

Verwevenheid

De regio spitst zich niet enkel toe op glastuinbouw. Verwevenheid met grondgebonden land- en tuinbouw, zoals vollegrondsgroenteteelt, biedt zich aan, waardoor gesloten ‘kaslandschappen’

(33)

schap, bestaande uit kassen en openluchtteelt, kan worden ontwikkeld. Deze landschappelijke inpassing vergroot tevens het draagvlak voor de bewoners en de verschillende grondgebruikers uit de regio.

2.2. Ruimtelijke aspecten van de glastuinbouw

2.2.1. Ruimtelijke spreiding van glastuinbouwbedrijven

kaart 3: ruimtelijke spreiding van glastuinbouwbedrijven

Hoewel het studiegebied an sich op Vlaams niveau een duidelijke concentratie van glastuin- bouwbedrijven betreft, is op een meer lokaal schaalniveau weinig sprake van een echt gecon- centreerd voorkomen van de glastuinbouwbedrijven. Er is veeleer sprake van een grotere dichtheid in de nabijheid van de kern van Sint-Katelijne-Waver en een geleidelijke uitwaaiering naar het noorden en het oosten.

Van oudsher is Sint-Katelijne-Waver een belangrijke tuinbouwregio. Dit vertaalt zich in de aan- wezigheid van verschillende (kleinschalige) en verouderde glastuinbouwbedrijven in de directe nabijheid van de kern. Verschillende binnengebieden, ruimtelijk begrensd door linten, worden massaal ingenomen door glastuinbouw. Het is zelfs niet overdreven te stellen dat enkel op het marktplein en in de omliggende straten geen serres te bespeuren zijn. Eenzelfde fenomeen valt waar te nemen voor de kern van Onze-Lieve-Vrouw-Waver en Duffel.

In noordelijke en oostelijke richting is een duidelijke afname van de dichtheid aan glastuinbouw- bedrijven merkbaar, waadoor sprake is van een sterk verspreid en versnipperd voorkomen van het glasareaal. Het betreft in hoofdzaak ook meer recente, en dus qua oppervlakte grotere, be- drijven. De glastuinbouwbedrijven zijn er minder verweven met de woonkernen en situeren zich op een aanzienlijke afstand van de bewoonde kern.

(34)

2.2.2. Verschillende modellen

Diversiteit in aanbod is een grote kracht van het betrokken gebied. Verschillende teelten han- gen ook samen met verscheidene bedrijfstypologieën. Groot en klein, oud versus nieuw, open- luchtteelt (weliswaar in kleinere mate) en glasteelt: alle zijn ze terug te vinden in de regio. Naast de schaalvergroting mag men bij de ontwikkeling van een ruimtelijke visie de kleine bedrijven niet uit het oog verliezen. Ook voor hen is er een toekomst weggelegd: “met groene vingers kom je er altijd”, aldus Luc Peeters van de Mechelse Veilingen. Bovendien kunnen de kleine en middelgrote bedrijven beter inspelen op evoluties, op de markt van vraag en aanbod. Het gaat daarbij om zeer specifieke teelten, zoals radijs, thijm, postelein enz. Een teelt erbij nemen of wisselen van teeltsoorten is voor deze bedrijven geen probleem. Overschakeling van de ene teelt naar de andere gaat echter niet zo vlot bij de grote gespecialiseerde bedrijven.

Glastuinbouw is daarenboven een heel dynamisch gegeven. Kennis wordt van vader op zoon doorgegeven, maar de kinderen starten dikwijls een eigen bedrijf even verder op. Het ouderlijk bedrijf wordt na stopzetting van de activiteit afgebroken. Drie vierden van de bedrijven zijn nieu- we bedrijven, waarbij uiteraard ook de nieuwe spelers van buiten de streek moeten worden ge- rekend. Momenteel zit men qua areaal glastuinbouwbedrijven aan het kritisch minimum. Er is vooral vraag naar vervanging en uitbreiding, maar ook grote nieuwe sites moeten mogelijkhe- den krijgen.

Onderstaand worden vier bedrijfsmodellen toegelicht die momenteel terug te vinden zijn in de regio maar die tevens naar de toekomst toe relevant zijn voor verdere ontwikkeling. Het verschil is niet steeds even duidelijk. Toch is het relevant een onderscheid te maken, daar de modellen een eerste belangrijke stap zijn in het behouden en het realiseren van een gedifferentieerd aan- bod.

Model 1: de kleinere groenteteler

Kenmerken van het eerste model zijn:

− een klein bedrijf van maximum 1 ha glas en 2 ha vollegrond

− teelten in openlucht of onder glas

− teeltspecifiek, maar makkelijke omschakeling indien nodig (bijvoorbeeld radijzen).

figuur 2: model 1: de kleinere groenteteler

Model 2: de combinatieteler

Kenmerken van het tweede model zijn:

− teelten in openlucht (4 à 5 ha) en onder glas (1 ha)

− meestal 2 (of meer) verschillende teelten (glas en openlucht)

− combinaties groenten en sierteelt (onder andere chrysanten) mogelijk.

(35)

figuur 3: model 2: de combinatieteler

Model 3: familiaal geleid bedrijf

Kenmerken van het derde model zijn:

− bedrijf met enkel beschermde teelten

− verschillende teelten en wisseling van teeltsoorten mogelijk

− bedrijfsgrootte tot 3 à 4 ha

− intern bedrijfsleiderschap: de bedrijfsleider werkt mee in de serre

− structurele inpassing nodig, maar zij moeten ook op een natuurlijke manier kunnen groeien.

figuur 4: model 3: familiaal geleid bedrijf

Model 4: familiaal geleid bedrijf met externe teeltverantwoordelijke

Kenmerken van het vierde model zijn:

− bedrijf met enkel beschermde teelten

− uiterst gespecialiseerd: slechts één teelt (tomaten, aubergines, paprika)

− bedrijfsgrootte vanaf 5 ha of meerdere serres verspreid over de ruime regio

− externe teeltverantwoordelijke: de bedrijfsleider werkt zelf niet mee in de serre, maar be- heert de administratie en staat in voor het algemeen beheer

− vooral hiervoor structurele inpassing nodig.

figuur 5: model 4: familiaal geleid bedrijf met externe teeltverantwoordelijke

2.2.3. Ruimtelijke componenten

Wanneer wij spreken over een glastuinbouwbedrijf, dan beslaat dit lang niet alleen de serre. Elk bedrijf bestaat uit een aantal ruimtelijke bouwstenen, hieronder besproken. Ter illustratie van de verschillende componenten wordt een typevoorbeeld gegeven van een nieuw tuinbouwbedrijf uit de streek.

(36)

figuur 6: ruimtelijke componenten van het glastuinbouwbedrijf

Serre

Hoogte

De hedendaagse serres zijn met een hoogte van ongeveer 7 m beduidend hoger dan de oudere modellen. Deze hoogte zorgt voor voldoende luchtbuffer tussen het plantgoed en de warmste zone bovenaan. Door het voldoende volume lucht kan de warmte worden geregeld en kan men een stabieler klimaat bekomen wat beter is voor de gewastoestand en de ziektedruk. Ook de groter wordende planten, ten gevolge van nieuwe teeltmethodes en aanpassingen aan de wer- kergonomie (vruchten op plukhoogte), zorgen ervoor dat de serres steeds hoger worden.

Vorm

De ideale vorm is een vierkant (verhouding 1:1 tot 1:1,5) met centraal een verhard pad. Op die manier is er het minste energieverlies, wordt de kavel het efficiëntst gebruikt, zijn de bouw en inrichtingskosten het laagst.

Levensduur

De technische levensduur van een serre is 15 tot 20 jaar maar de economische levensduur is waarschijnlijk nog korter.

In tegenstelling tot de bedrijfswoning ligt de serre vaak dieper in de kavel, niet rechtstreeks aan de openbare weg. Om energetische redenen worden de zijwanden met plastiek bedekt.

Loods en technische ruimtes

− De loods doet dienst voor het sorteren, verpakken en verwerken van de geteelde groenten en bevat de sorteermachines en koelcellen.

− Ook de tussentijdse opslag van irrigatiewater vindt hier plaats.

− De technische ruimtes voor de verwarming en warmtekrachtkoppeling, het toevoegen van CO2 en voor het irrigatiesysteem vinden hier tevens onderdak.

− De stookinstallatie is zeer kenbaar aanwezig in het landschap door de typische schouw.

− Aansluitend op de loods wordt een laad- en loskade voorzien.

− Een loods kan ook enkele studio’s voor seizoensarbeiders of de bedrijfswoning bevatten.

SERRE LOODS

VERHARD OPPERVLAK VOOR LOODS BEDRIJFSWONING

STOOKINSTALLATIE EN WARMTEBUFFER

(37)

Waterbassin

− Het waterbassin ligt steeds naast de serre om het afstromend regenwater gemakkelijk op te kunnen vangen.

− De vorm van het bassin is meestal een afgeleide van de kavelvorm. Zo wordt het bassin ingepast in de restruimtes die overblijven tussen de rechthoekige serre en de onregelmatige kavelvorm.

− De grootte van het waterbassin is afhankelijk van het systeem van waterbevoorrading. Per hectare beglaasd oppervlak is jaarlijks gemiddeld 800.000 liter nodig.

Warmtebuffer

− Een warmtebuffer is een tank waarin tijdelijk warm water afkomstig van de warmtekracht- koppeling kan worden gestockeerd.

Verhard oppervlak

− Aanvullend heeft elk glastuinbouwbedrijf nog verharde oppervlaktes nodig voor parkeren, laden en lossen, en als opslagruimte in openlucht.

Bedrijfswoning

− Het glastuinbouwbedrijf heeft nog steeds een zeer hoog familiaal gehalte waardoor de teler dicht bij het serrebedrijf woont. Bovendien vraagt de glastuinbouwactiviteit om een zekere permanentie op het bedrijf. Daarom wordt voorzien in een bedrijfswoning, vaak met eigen tuin.

− Er zijn op basis van de bedrijfswoning drie bedrijfstypologieën te onderscheiden, namelijk het boerderijtype, het villatype en het loodstype.

Bij kleinschaligere en gemengde bedrijven komt het boerderijtype het meest voor. Dit type heeft de bedrijfsstructuur van een klassieke boerderij. Achter elkaar liggen woning, erf, magazijn en serre.

Bij het villatype (zie typevoorbeeld) is de woning al meer losgekoppeld van het bedrijf waardoor deze nauwelijks nog verschilt van andere vrijstaande woongebouwen in het agrarisch gebied.

Bij grotere en modernere glastuinbouwbedrijven wordt de woonst ook in de loods voorzien. Bij zeer grote complexen ontbreekt de woonfunctie (model 4).

− De stijl van de woning staat geheel los van de glastuinbouwbedrijvigheid. Het ontwerp van de woning volgt de algemene tendensen in de woningbouw en vertoont geen typische ken- merken. De omvang van de woning verschilt niet van de doorsnee woning in een verkave- ling.

− De bedrijfswoning met tuin is rechtstreeks vanaf het openbaar domein bereikbaar.

Grond

− Enkele glastuinbouwbedrijven maken naast de serre eveneens gebruik van bijkomende gronden voor de teelt.

(38)

Buffer

− Groenschermen mogen geen schaduw werpen op de serres of hinder veroorzaken door bladval en moeten daarom steeds op voldoende afstand van het glastuinbouwbedrijf worden voorzien. Er moet minstens een strook van ongeveer 15 m worden gevrijwaard. Ofwel dient men de 45° regel toe te passen.

Kavel

Vanuit de verschillende samenstellende ruimtelijke bouwstenen van het glastuinbouwbedrijf worden duidelijke eisen gesteld aan de kavel zelf.

Optimale vorm

De optimale vorm van het terrein is één rechthoekige kavel per bedrijf, voldoende in oppervlakte om uitbreiding in de toekomst mogelijk te houden. Voor een serrebedrijf is de optimale kavel- breedte de breedte van een serre met aan weerszijden een bouwvrije strook voor onderhoud en toegankelijkheid van 2 - 8 m.

Meest voorkomende vorm

In werkelijkheid is de kavelvorm onregelmatig waardoor ruimteverlies optreedt en het glastuin- bouwbedrijf niet optimaal kan worden ingepast op de kavel.

2.2.4. Bedrijfsomgeving Landschappelijke integratie

De glastuinbouwbedrijven zijn niet steeds even goed geïntegreerd in het omliggend landbouw- landschap. Een serre kan afhankelijk van de ligging al dan niet als storend worden ervaren.

Vooral bij de nieuwere bedrijven valt dit op omwille van het grootschalig karakter. Daarbij dient wel gezegd dat de regio een duidelijke tuinbouwregio is en relatief weinig protest kent voor de inplanting van nieuwe serres. Toch mag de visueel-landschappelijke integratie niet uit het oog worden verloren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een solitaire ligging in een open landschap enerzijds en een gegroepeerde ligging tussen andere tuinbouwbedrijven an- derzijds.

Verschillende bedrijfsomgevingen

kaart 4: ruimtelijke spreiding bedrijfsomgevingen

In de zoektocht naar de implementatie van verschillende bedrijfsmodellen is het nodig te analy- seren waar welke modellen vandaag gevestigd zijn. Is er in de omgeving reeds een patroon of een logica herkenbaar? Vanuit de verschillende bedrijfsomgevingen kunnen in de toekomst acties voorop worden gesteld zoals verdichting, reconversie enz.

In het betrokken gebied zijn drie soorten bedrijfsomgevingen te detecteren:

Geïsoleerd bedrijf

Op de aangrenzende percelen van een geïsoleerd glasgroentebedrijf zijn geen andere serres aanwezig.

(39)

Grote geïsoleerde bedrijven (voornamelijk model 3 en eventueel ook model 4) zijn terug te vin- den in het noordoosten van het afgebakend gebied terwijl de kleinere afgezonderde glastuin- bouwbedrijven veeleer centraal gelegen zijn (model 1 en model 2). De kleinere bedrijven zijn vaak ouder en bijgevolg meestal dichter bij de kern van Sint-Katelijne-Waver gevestigd.

figuur 7: geïsoleerd bedrijf

Groepering

Onder groepering wordt een hoge concentratie van meer dan twee aaneensluitende glastuin- bouwbedrijven verstaan. In het noordoosten bevinden zich enkele kleine groepen van 2 à 3 grote bedrijven (voornamelijk model 3). Centraal in het gebied liggen grotere groepen van 5 of meer glasgroentebdrijven. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen uniforme en gedifferentieerde groeperingen.

Uniforme groepering

Deze groep bestaat voornamelijk uit dezelfde bedrijfsmodellen (model 3).

(40)

figuur 8: uniforme groepering

Gedifferentieerde groepering

Deze groep bestaat uit verschillende bedrijfsmodellen (model 1, 2, 3 en 4).

figuur 9: gedifferentieerde groepering

Gegroepeerde isolatie

Wanneer vele geïsoleerde bedrijven in elkaars buurt liggen maar hun percelen niet grenzend zijn, spreken wij van een gegroepeerde isolatie. Het is een soort dichte verspreiding. Stilaan duiken hier groepen op, maar het algemeen beeld is een mozaïek van glastuinbouwbedrijven in

(41)

het landschap. Deze vorm is vooral in het zuidelijk deel van het studiegebied terug te vinden en bevat alle bedrijfsmodellen (model 1, 2, 3 en 4).

figuur 10: gegroepeerde isolatie

2.2.5. Stromen van en naar het glastuinbouwbedrijf Locatieparameters

Het intern functioneren van het glastuinbouwbedrijf en de bedrijfsactiviteiten worden bepaald door een aantal stromen, processen of kringlopen. Aan deze kringlopen zijn in- en outputrela- ties verbonden. Bepaalde producten, diensten en grondstoffen komen dus het bedrijf binnen, volgen er een intern proces en resulteren in een aantal producten en stoffen die het bedrijf weer verlaten. Daardoor is het glastuinbouwbedrijf afhankelijk van een aantal externe locatieparame- ters die eigen zijn aan een specifieke locatie binnen het betrokken gebied.

De inplanting van concentratiegebieden zal enerzijds mede worden bepaald door de aanwezig- heid van deze basisparameters. Anderzijds kan de inplanting van een concentratie er juist voor zorgen dat deze parameters worden voorzien op die locatie.

(42)

Onderstaand worden de belangrijkste processen en de bijhorende locatieparameters voor de glastuinbouw weergegeven.

Waterkringloop

Dit proces bestaat uit het opvangen van het proceswater, het intern recirculeren en behandelen van het proceswater en het lozen van het restwater. Het spuiwater komt niet in de beek terecht maar wordt volgens wettelijke normen in de riolering geloosd of uitgereden als meststof op landbouwpercelen. In het mestdecreet is een minimum van 20 m³/ha voorzien voor de opvang van draineringswater.

Locatieparameters

De aanwezigheid van volgende infrastructuren is aangewezen:

− netwerk voor watervoorziening

− opvang hemelwater (800 l/m²/jaar).

Energiekringloop

Dit proces bestaat uit de aanvoer van de energiebronnen, de omzetting en opslag van de ener- giebronnen, de uitwisseling van energie met andere gebruikers of het net.

Locatieparameters

De aanwezigheid van volgende infrastructuren is aangewezen:

− gasnetwerk

− netwerk voor warmte-uitwisseling

− midden- en hoogspanningsnetwerk

− uitwisseling CO2.

Impact op de omgeving en het milieu

Door de glastuinbouwactiviteit heeft een serre een aantal emissies zoals de uitstoot van CO2 bij verbranding, de uitstoot van chemicaliën bij het besproeien van de gewassen, de mogelijke overdracht van plantenziektes en lichtoverlast bij assimilatieverlichting. De emissie van CO2 is echter beperkt daar de uitstoot verder wordt gebruikt als plantenvoeding.

Locatieparameters

De nabijheid van volgende functies is niet aangewezen louter op basis van de impact op de omgeving en het milieu:

− woongebieden

− belangrijke natuurwaarden

− waterwingebieden

− andere serres.

In- en output van grondstoffen, producten en personen Dit vraagt om dagelijkse aan- en afvoertransporten.

Locatieparameters

Door de grote vervoersstromen is een locatie in de nabijheid van volgende elementen aange- wezen:

− secundaire wegen

− knooppunten/afritten van hoofdwegen

− in de nabijheid van de afnemers, zoals de veiling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gebied is bestemd voor lokale bedrijvigheid, die voor de omgeving geen abnormale hinder veroorzaakt en niet moet geïsoleerd worden in een daartoe geëigende zone, in die zin dat

Er zijn echter niet voldoende aanwijzingen (bv. podzolbodem, gekende vondsten in de buurt) om deze kost te verantwoorden. Gezien de kosten-batenanalyse worden deze

Deze archeologienota werd opgesteld door ABO NV naar aanleiding van de uitbreiding van een serre en de oprichting van een inpakmagazijn aan de Duffelsesteenweg 111 te

Gelieve deze medische fiche nauwkeurig in te vullen en op te bergen in je handbagage.. Voornaam:

∙ Niet veel goesting hebben bij het eten - Mee lange tanne ete. ∙ Niets van - Zjatte

Vanuit de gemeente Putte wordt er voor heel wat randanimatie gezorgd met verschillende optredens. Nog enkele

10 euro (leden Femma: 7 euro) - materiaal niet inbegrepen Sinna Cools (sinnacools@hotmail.com, 0485 54 08 67) verplicht inschrijven voor 1 oktober. Koken op

Terug te voet naar de bushalte waar we ons toch afvroegen of de bus wel op tijd zou zijn voor onze trein (er was melding van staking bij de busdiensten) NIET DUS!!.. De bus