• No results found

OOCUM ENT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OOCUM ENT"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OOCUM ENT .A.TIECENTRUM

'\lEDERLANDSE POLITIEKE;

(2)

J

1-45 Democrai:ie

De burger stemt niet, maar bemoeit zich

op veel andere manieren met

besluitvorming. Is de representatieve

democratie afgeschreven? Kunnen

burgers het zelf regelen op het werk, in

de wijk, in de zorg? En hoe zit het met het

'primaat van de politiek'? Een zoektocht in

zes delen.

4 Jan Pronk

COLOFON

Een wereldwijd sociaal-democratisch

alternatiefvoor het religieuze geloof in

de markt, daar is Jan Pronk naar op

zoek. Hij hoopt op een hergroepering

van progressieve krachten in Nederland.

Een interview.

8 24-uurseconomie

Een 24-uurseconomie lijkt niks, maar dat is een

vergissing. Het is een zegen voor de welvaart, de

emancipatie en het gezinsleven. Een pleidooi.

De Helling, tijdschrift voor linkse politiek, is een onafhankelijk politiek magazine met belangstelling voor ontwikkelingen op het sociale en culturele vlak.

De Helling verschijnt viermaal per jaar. Losse nummers: /13,-, jaarabonnement: f 49,-, gironummer: 2737994, Stichting Wetenschappelijk Bureau Groenlinks (o.v.v. DE HELLING). Uitgever: Stichting Wetenschappelijk Bureau Groenlinks. Hoofdredacteur: Jelle van der Meer. Redactie: Femke Halsema, Ivo Hartman, Menno Hurenkamp, Tom van der Lee, Maarten van Poelgeest, Fransien van der Putt, Christine Reitzema, Evelien Tonkens, Kees Vendrik, I do Verhagen. Vormgeving & zetwerk: Slothouwer Produkties, Amsterdam. Druk: Drukkerij Raddraaier. Abonnement: De abonnee verplicht zich het abonnementsgeld over te maken voor het begin van het nieuwe kalenderjaar.

Niet voor I januari opgezegde abonnementen worden automatisch voor één jaar verlengd. Redactiesecretariaat, administratie & correspondentie: DE HELLING, Postbus 8008, 3503 RA Utrecht 030 239 99 00. Omslagfoto: Bert Verhoeff.

(3)

I

I 2 Crisis in

Oost-Azië

De Aziatische tijgers brullen even

niet meer. Het model van

staatsinterventie moet op last van

het IMF worden afgebouwd. Maar

de neo-liberalen hebben nog niet

gewonnen.

24 Wat

is

poliéiek1

Na de val van de Muur moet politiek

opnieuw worden uitgevonden. Lolle

Nauta doet een voorzet: politiek is

de strijd om verwezenlijking van

individuele diversiteit.

4

'IK WIL MACHT'

Interview met Jan Pronk

Menno Hurenkamp en Maarten van Poelgeest

8

Ed Lof

PLEIDOOI VOOR DE 24-UURSECONOMIE

Meer banen en levendiger steden

I I

10 VRAGEN AAN ••• MAURICE DE HOND

12

AZIË TUSSEN STAAT EN MARKT

Crisis in het Oosten

Ton van Naerssen

IS

I'M FIRED

De macht van het IMF

Robert Went

16

GEEN MEDELIJDEN, MAAR RECHT

jodenvervolging in Nederland

ldo de Haan

19

HET HANDJE

Liro en mijn vader

Marja Vuljsje

20

COMMERCIE IN DE COMMUNICATIE

Naar een links mediabeleid

Jo Bardoel, Kees Brants en Pascal Verhoest

24

HERUITVINDING VAN DE POLITIEK

De strijd

om

het goede leven

Lolle Nauta

28

BEVRIJD DE WETENSCHAP!

Universiteit in de ban van de markt

Patricia Hulsman

11

OP ZOEK NAAR DEMOCRATIE

Wie heeft het voor het zeggen?

Ivo Hartman en Jelle van der Meer

11

DEMOCRATIE IN DE WIJK

De buurtbewoner veegt zijn eigen stoep

Radboud Engbersen en Ard Sprlnkhuizen

16

DEMOCRATIE IN DE ZORG

De tegenmacht van de patiënt

Hans van der Wilk

18

DEMOCRATIE: DE BURGER DENKT MEE

Interactief beleid

Ivo Hartman

42

DEMOCRATIE: GROEN OVERLEG

Milieubeweging in de polder

Peter van der Veer

44

DEMOCRATIE IN BEDRIJVEN

Inspraak met de benen op tafel

Nlco Slffels

46

WH-BERICHTEN

48

SPOREN:

het Belgenmonument

(4)

Het

wereldwijd

alternatief

van

Jan Pronk is nog

steeds heel links,

vindt hijzelf.

Maar de wereld

is veranderd

en dus zijn

zijn standpunten

gewijzigd.

Pronk hekelt het

CDA als

onbetrouwbaar,

hij wil door met

0

Paars, maar het milieubeleid moet beter. Pronk puzzelt op een

wereldwijd sociaal-democratisch alternatief voor het religieuze geloof

in de markt. En hij droomt van een brede samenwerking van

progressieven. 'Groenlinks is de vleesgeworden oppositie.'

door Menno Hurenkamp en Maarten van Poelgeest

:r::

:r::

"

lt:: 0 --C v c: 2 ca -C 0 ca

2

c2._

het Nederlands belang in de hulp centraal gesteld wordt.'

Dat liegt er niet om.

We leggen hem eerst een citaat voor. Theo Ruyter schreef vorig jaar in het herfstnum-mer van de Helling over Pronk: 'Hij mag dan nog steeds koketteren met zijn oude link-se imago, de Pronk van de jaren zeventig

uit het kabinet Den Uyl is allang onder het juk doorgegaan van de paarse Pronk, me-de-architect van de herijking van het bui-tenlandse beleid, waarmee opnieuw, net

als in het prille begin van de jaren zestig, 'Ik sta nog steeds op de linkervleugel van

(5)

·aal

van

~Als

Van Aartsen in China

Nederlandse

de PvdA. maar de wereld is veranderd. Het zou onverstandig zijn met exact dezelfde voorstellen te komen als in de jaren ze-ventig. In de buitenlandse politiek zijn er veel minder mogelijkheden voor een na-tionale politiek. Dat is de consequentie van de globalisering. Voorzover ik een prota-gonist was van het gidslandmodel, ben ik dat nu niet. Voor mij als sociaal-democraat blijft overeind staan dat je moet kiezen voor een politieke beweging die wortelt in een traditie, in uitgangspunten die niet we-zenlijk veranderen. Je moet die alleen wel formuleren als een antwoord op zich wij-zigende vraagstukken. En in de jaren ne-gentig doen zich andere vraagstukken dan in de jaren zeventig.

Ik ben niet onder het juk door gegaan van de herijking. Ik heb die herijking zelf ver-zonnen. Toen ik tijdens de kabinetsforma-tie van 1994 de onderhandelingen van bui-ten moest volgen had ik de indruk dat de buitenlandse politiek daarin geen rol speelde. En dat terwijl we zo onder de in-druk waren van Rwanda op dat moment. Ik heb toen gezegd dat een herijking van het buitenlands beleid nodig was. We moesten andere prioriteiten stellen. De defensiepolitiek was al herijkt. Ter Beek heeft dat gedaan. Ik zelf heb in die tijd ook een herijking tot stand gebracht van het ontwikkelingsbeleid. Wat nog ontbrak was de buitenlandse politiek.'

Wat rs er terecht gekomen van dre herul<rng?

'Van Mierlo heeft in de Tweede Kamer ge-zegd dat hij niet geïnteresseerd was in her-ijking van beleid. Hem ging het om een an-dere organisatie. Dat was niet mijn uit-gangspunt, maar goed, hij is daarvoor ver-antwoordelijk. Die reorganisatie is be-hoorlijk tot stand gebracht. Daarbij is het ontwikkelingsbeleid op geen enkele manier onder het juk doorgegaan van het nationaal economisch belang. Wel is het zo, en dat is een niet-semantisch onderscheid tussen mij en Bolkestein, dat er een nationaal be-lang is bij de bevordering van de interna-tionale rechtsorde en vrede. Dat is in het belang van Westerse landen als Nederland. Gegeven de opstelling van Van Mierlo is de herijking een cultuur- en organisatie aan-gelegenheid geworden. Maar binnen de buitenlandse politiek in de meest ruime zin van het woord zijn deze kabinetsperiode geen conflicten geweest. Niet op de ter-reinen van mensenrechten, economie en ontwikkeling. Dat ik heb in het verleden wel anders meegemaakt.'

Is er nret .~ernopperd Loen Van Mrerlo kntrek le-verde op China?

'Nee. Dat is een interessant voorbeeld. Er is gemopperd door Blankert, maar niet

agrarische

techno-logie verkoopt waar

we in Nederland

vanwege

duurzaam-heid vraagtekens bij

zetten

is dat geen

goed

doordacht,

consistent

beleid.'

door Economische Zaken. Er is uitvoerig door het CDA gemopperd. Maar niet bin-nen het kabinet, ook niet door de VVD. En dat vind ik een van interessante dingen van dit kabinet. Ik ervaar van de kant van de VVD - de opstelling van Bolkestein tussen haken stellend - minder druk op de bui-tenlandse politiek vanwege economische belangen, dan ik van het CDA ooit heb meegemaakt.

Dus u bent geheel tevreden over de heruking?

'De herijking zorgt er voor dat alle ele-menten van buitenlandse politiek mede ge-richt zijn op de doelstelling van vrede, vei-ligheid, duurzame ontwikkeling en minder grote inkomensverschillen. We zijn er in deze periode onvoldoende in geslaagd ook de niet-traditionele dimensies van de Ne-derlandse buitenlandse politiek, zoals de landbouw, daar bij te betrekken. Als Van Aartsen in China Nederlandse agrarische technologie verkoopt waar we in Neder-land vanuit duurzaamheidsoverwegingen vraagtekens bij zetten is dat geen goed doordacht, consistent beleid.'

Sneuvelt het rnrnisterschap voor Ontwrkkelrngs-sarnenwerkrng straks bij de onderhandelingen over een nieuw kabrnet onder druk van de VVD?

'Ik ben daar niet bang voor. Het congres van de PvdA heeft het verkiezingspro-gramma op alle terreinen verlinkst, zeker op mijn terrein, door het voorstel voor een verhoging van het budget van 0,8 naar I procent. Het is dus onmogelijk dat Kok, wanneer hij straks gaat onderhandelen, naar buiten komt met een afschaffing van de minister of met een uitwerking van de financiële paragraaf van het regeerakkoord op dit punt die dichter bij de VVD dan bij de PvdA ligt.'

Theo Ruyter stelde rn datzelfde arrrke/rn de Hel-ling een mrnister voor, drc zich vanurt een

rnter-de Hel/in!!- iaar!!On!! I I - nummer I - vooriaar I 998

natronale rnva/shoek bezrghoudt met natronaai

beleid op gebied van herverdeling van rnkomen, duurzame ontwri<ke/rng en milreube/erd. Wat

denkt u van een minister met een eigen budget

drc het onderscheid rn be/erd tussen ontwikkelrng hier en rn het Zurden moet doen verdwunen?

'Ik kan nu al over alles meepraten. Ont-wikkelingssamenwerking gaat over alles. Maar ik zou niet, want dat is onmogelijk, de verantwoordelijkheid willen hebben voor het totale Nederlandse binnenlandse be-leid vanuit het oogpunt van ontwikkelings-samenwerking. Een eigen budget lijkt me daarvoor ook niet werkbaar. Dat zou mijn invloed beperken tot dat fonds. Ontwik-kelingssamenwerking heeft nu wel interes-sante experimenten lopen die zich begeven op vlak van het binnenlandse beleid. De duurzaamheidsverdragen met Bhutan, Co-sta Rica en Benin bijvoorbeeld, waarvan ik overigens nog moet zien of het experiment zal lukken. Of het bevorderen van alloch-toon ondernemerschap. De gefaciliteerde terugkeer van asielzoekers. We zitten op dit punt niet stil.'

We horen wernig meer van de rebel Jan Pront<.

'Dat ik in mijn politieke tactiek in deze pe-riode meer op de binnenlijn opereer dan op de buitenlijn, heeft te maken met mijn inschatting dat dat effectiever is. Er wordt binnen Paars anders gediscussieerd dan in de vorige kabinetsperiode. Daar was een discussie tussen doven gaande. Ik verbaas me over de toenadering van Groenlinks tot het CDA. Het CDA is een partij van doven. En ze spreekt met twee tongen. Je kunt je als jonge politieke beweging daar-door nog wel eens in de luren laten leggen, maar ik zou daar tegen willen waarschu-wen.

Met betrekking tot ontwikkelingssamen-werking riep het CDA altijd dat er veel meer moest gebeuren. Maar het waren al-tijd de CDA- bewindslieden die in het ka-binet zeiden dat het wel wat minder kon. Of neem het asielbeleid. Alle voorstellen tot verkrapping kwamen van het CDA. Ik vind dat haaks staan op wat christelijke po-litiek zou heten te zijn. Ik heb daar mijn be-komst van gekregen.'

Het behoorlijk sacrale CDA-programma moet u

toch aanspreken? Bovendren steunt de Hoop Scheffer het PvdA-voorstel voor een mrnrster van

Internatronale Somenwerkrng en zet hu zrch of

tegen bezuinrgrngen op ontwrkke/rngssamenwer-krng

'Ik wil door met Paars. Ik geloof niet in het programma van het CDA. Ik vertrouw ze niet. Dat komt voort uit ervaring.'

Moor onder Paars neemt de automobr/iteit toe, wordt er steeds meer gevlogen. nemen de

(6)

6

voortsverschillen toe en rs het osrelbelerd be-hoorlijk strenger geworden.

'Het is waar dat de inkomensongelijkheid is toegenomen sinds 1980. Niet alleen in Nederland, maar in alle westerse landen. Ik heb me daar sterk tegen verzet. Dit kabi-net heeft in de pragmatiek van het Paarse onderhandelingsproces nogal wat tot stand gebracht. Hoofdpunt in het beleid over de inkomensongelijkheid is de kop-peling. Die kon niet met het CDA. Nu kan

dat wel. Dat is een element van beschaving in het herverdelingsbeleid.

Paars heeft zich ook enorm ingezet om werk te creëren voor mensen aan de on-derkant van de arbeidsmarkt. De rij van de werkzoekenden is nog nooit zo kort ge-weest. We hebben op dit moment de laag-ste werkloosheid sinds deze een structu-reel verschijnsel is geworden. Ik vind dat een belangrijke manier om inkomensonge-lijkheid te bestrijden.

de Helling- jaargang /I - nummer I - voorjaar /998

foto Robbert Bodegraven I HH

De vraag of de inzet voor het milieu effec-tief is geweest is moeilijker te beantwoor-den. Daar is nog veel te doen. Ook voor mijn partij. Ik zelf vind dat economische groei en milieuverbetering niet makkelijk met elkaar zijn te verenigen. De nota

Mi-lieu en Economie is op zichzelf interessant, gegeven de wijd uiteenlopende visies die er dit punt zijn. Er is een poging gedaan om productiviteitsverhoging te combineren met een lager milieubeslag. Dat was een in-teressante poging, al heb ik grote twijfels over de mogelijkheden ervan.

De sociaal-democratie heeft in de jaren tachtiggekozen voor een duidelijke en har-de lijn voor verkleining van har-de inkomens-verschillen, veel meer dan voor de ecolo-gisering van de economische groei. Ik denk daar anders over, we hebben nu een beet-je het wethouderssocialisme op macro-ni-veau. Overigens is er wel geld gestopt in een aantal infrastructurele projecten om het milieu te beschermen, dat vind ik posi-tief. Ik ben voorstander van de HSL en de Betuwelijn. Die kunnen het vliegverkeer en het vrachtverkeer terugbrengen. Ik denk ook niet dat je alleen met financieel-eco-nomische instrumenten moet werken. Maar ja, verbieden past niet in het denken over marktconforme instrumenten. He-laas. Op het terrein van het milieu gaat het niet goed. Daar is de prioriteit van Paars niet hoog genoeg. Dat ligt overigens niet aan De Boer, maar een beetje aan de PvdA. Maar laat ik niet nog meer zelfkritiek uitoefenen.

Wat betreft asielzoekers vind ik niet dat er nieuwe, harde instrumenten zijn toege-voegd aan die er al waren sinds het kabinet Lubbers. Er is wel een verscherping van de discussie en van de uitvoering van het be-leid opgetreden.'

Wat zun voor progressre( Nederland de belong-rukste thema's de komende )Oren?

(7)

politie-'Ik

heb altijd een zekere

liefde voor

ke zijde ervan. Waarom hebben we ooit gekozen voor de Europese samenwerking? Vanwege de vrede en de pluriforme een-heid op het continent. Maar wat is Europa? Wat zijn de waarden daarvan? Dat houdt ook een discussie in met de randen van Eu-ropa, met de islamitische wereld. Nu do-mineert de gedachte om vooral het ver-worvene voor ons zelf te willen bewaren, in plaats Europa te zien als een instrument voor vrede.

Vijfde punt is de consequentie van de glo-balisering. Er wordt te makkelijk gekozen voor de zegeningen van de globale markt, waarbij de politiek in dienst staat van de economie, in plaats van deze leidt. Ik denk na over een wereldwijd sociaal-democra-tisch alternatief voor het bijna religieus ge-loof in de markt.'

Is dot met r//usorr?

'Als dat illusoir zou zijn, kon ik beter uit de politiek stappen. Na veel maatschappelijke strijd hebben we gekozen voor een orde met een evenwicht op nationaal niveau tus-sen de particuliere en de publieke sector, een mooi evenwicht. Het is een orde die nooit af is. Nu er geen nationale markten meer zijn, maar een internationale markt met transnationale processen, moet je dat systeem op wereldwijd niveau opzetten. Een publiek tegenwicht bieden tegen de commerciëlen, een representatief besluit-vormingsproces scheppen, een vloer on-der de armoede leggen.'

Het kon notuurluk ook de andere kont opgaan. De notrestoot ver/rest steeds meer legrtrmiteit en

mocht In plaats doorvan gaan mensen zrch in ze/( gekozen netwerken met elkaar verbinden. Van pub/reke lrchamen en afspraken rs dan geen S/Jrake meer

'Dat is een anarchistische visie. Het zou die kant op kunnen gaan, maar dat had al eer-der kunnen gebeuren. Binnen het kapitalis-me van de vorige eeuw waren dat soort netwerken ook dominant. Toen zijn on-dernemers in gegaan op eisen van de vak-beweging. Omdat veiligheid, stabiliteit en de werking van de markt daar bij gebaat waren. Je moet daarom, nu markten steeds internationaler worden, kiezen voor het ontwikkelen van een internationale publie-ke sector. En dan niet een wereldregering, maar democratisch gecontroleerde vor-men van intergouvernevor-mentele savor-men- samen-werking. Daarom vind ik, met alle kritiek erop, dat het IMF een begin is van een in-ternationale publieke sector.'

Zouden de vu( kwestres die u genoemd heeft

sa-men moeten worden genomen rn een 'groot lrnks

verhaal''

'De vijf kwestie zijn voor mij vijf kanten van

GroenLinks gehad.

Alleen, de partij is te

klein. Ik

wil

macht

uitoefenen.'

dezelfde zaak. Je kunt iedere kwestie op zich niet tot een oplossing brengen zonder ook de andere er bij te betrekken. Hoe kom je tot een vermindering van de eco-logisch vijandige groei zonder dat je de so-ciale ongelijkheid vermindert? Natuurlijk moet je het politiek programmatisch be-hapbaar houden, maar je hebt wel een in-tegrale visie nodig.

Maar naast genoemde vijf zijn er nog meer kwesties. Bijvoorbeeld het vraagstuk van cultuur en religie. Een van de fundamente-le punten van kritiek op de drie belangrij-ke maatschappijvisies, marxisme, liberalis-me en sociaal-democratie, is dat ze alle-maal uitgaan van een economistische visie. In een wereld met pluriforme maatschap-pijen, met ideologieën die in belangrijke mate religieus bepaald zijn zonder dat ze een economische grondslag hebben, moe-ten we de vanzelfsprekendheid van econo-mische oplossingen voor maatschappij-vraagstukken terzijde schuiven.

Dit heeft ook betekenis voor het politieke landschap. Het antwoord op de zes zojuist geformuleerd vragen is niet bij voorbaat voorbehouden aan een programma van de kant van de sociaal-democratie zoals die haar bedding vindt in de PvdA. Het ant-woord kan ook anders dan marxistisch, li-beraal of sociaal-democratisch zijn. Ecolo-gie, pluriformiteit en de betekenis van cul-tuur als reden voor conflict, zijn geen kwestie die te beantwoorden zijn door een van die drie ideologieën. Voor mij is dat een belangrijke reden om te zeggen dat je zult moeten kiezen voor een zekere her-groepering van politieke stromingen. Stro-mingen die zichzelf ter discussie stellen, maar waarbij je uitgangspunten overeind blijven. Een redelijke mate van gelijkheid, recht, democratie, verantwoordelijkheid voor elkaar in het kader van publieke in-stellingen en verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. Mensen met deze uitgangspunten zitten in D66, de PvdA, GroenLinks en misschien ook nog wel in het CDA en de VVD.'

Over dre urtgangspunten rs de consensus rn heel Nederland toch heel erg groot? Het zun nouwe-luks onderschcrdende critena.

'In de eerste plaats gaat het er om dat men-sen bereid zijn zich te organiseren op

ba-de Helling- jaargong IJ - nummer I - voorjaar /998

sis van een visie, niet van een groepsbelang zoals bijvoorbeeld de ouderenpartijen. Op de tweede plaats gaat om het voorop stel-len van openheid. Gelijkheid en democra-tie moeten open worden geformuleerd. Niet alleen voor diegenen die al in Neder-land zijn. Dat is een heel belangrijk politiek verschil. Ik zie in wezen twee hoofdstro-mingen. Een open stroom die zegt: wij wil-len dit allemaal verwezenlijken voor ieder-een, en een gesloten stroming die zegt: we willen dit allemaal verwezenlijken voor die-genen waarvan wij vinden, op basis van zelfdefinitie, dat ze tot onze groep beho-ren.'

Gesloten opstellingen vind je in het chris-tendom: "Mijn opvattingen zijn maatge-vend. Mijn interpretatie van het evangelie is juist." Gesloten opstellingen vind je in het liberalisme, zoals de kapitalistische li-beraal die het in wezen Westers kapitalis-tische model verabsoluteert. Maar je vindt ze ook in het socialisme. Ik vind dat de SP in die traditie staat. De SP draagt een fun-damentalistische opvatting van de sociaal-democratie uit.'

En GroenLrnks?

'Ik heb altijd een zekere liefde voor Groen-Links gehad. Alleen, de partij is te klein. Ik bedrijf politiek. Ik wil macht uitoefenen. Als je geen macht uitoefent, kun je natuurlijk ieder compromis verketteren. Maar ik ben bereid om compromissen te sluiten. Alleen houd ik niet op nadat ik een compromis ge-sloten heb.

Het belangrijkste verschil tussen de PvdA en GroenLinks is dat GroenLinks de vlees-geworden oppositie is. De partij heeft nog nooit macht uitgeoefend. Verder is Groen-Links is een sociaal-democratische partij. De PvdA en de SP verschillen in dat opzicht wel fundamenteel van elkaar. De SP heeft niet bewezen een intern democratische partij te zijn. De SP staat wat dat betreft meer in de traditie van de communistische partij. En ik heb mijn twijfels over partijen die niet open zijn.'

Zren we u straks weer terug als minrster van

Ont-wikkelingssamenwerkrng?

'Drie keer is natuurlijk veel. Maar regeren is elke keer anders. Ik wil ook best minis-ter van Buitenlandse Zaken worden, ook omdat ik graag de hele Noord-Zuid pro-blematiek hoog op de prioriteitenlijst zou willen hebben van het buitenlands beleid.'

T

Menno Hurenkamp en Moorten van Poelgeest ZIJn redacteur van de Hellrng

(8)

De 24-uurseconomie is een knieval voor het

materialisme en een aanval op het gezin, zo

vinden de kerken. Groenlinks is het daar mee

eens. Ed Lof niet. De 24-uurseconomie betekent

volgens hem meer welvaart, meer emancipatie

en levendiger steden. En het gezinsleven krijgt

het ritme van de ouderwetse boerenfamilie.

LEVE DE

24-UURS

-ECONOMIE

door Ed Lof

Een 24-uurseconomie, dat lijkt maar niets. Het is natuurlijk prettig als winkels langer open zijn, maar wie wordt er nou beter van? Het winkelpersoneel moet op alle tij-den van de dag en de nacht komen opdra-ven en de winkelier wordt vooral met ho-gere kosten opgezadeld, want waarom zouden mensen meer kopen? Ze smeren hun aankopen alleen maar over meer uren uit.

En dan is er de ontwrichting van het socia-le socia-leven, van alsocia-le clubs en verenigingen die het van de avond en het weekend moeten hebben, en vooral van het gezinsleven. Moeten de kinderdagverblijven ook 24 per dag en zeven dagen per week open zijn? Toch valt op de economische voordelen van de 24-uurseconomie, de ultieme flexi-bilisering van de arbeidsmarkt, valt weinig

af te dingen. Twee zijn het belangrijkst. De eerste is dat er doelmatiger gebruik wordt gemaakt van kapitaalgoederen (machines, apparaten, gebouwen, enzovoort), waar-door de kostprijs van het geproduceerde daalt. Het schoolvoorbeeld is de fabriek die als het even kan in drie ploegen per-manent draaiende gehouden moet wor-den. Als de machines maar 36 uur per week in gebruik zijn, zijn de kapitaalkosten (rente, afschrijving) per product vier maal zo hoog als wanneer er zes dagen in drie ploegen (= 144 uur) wordt gewerkt. Datzelfde argument - optimale benutting van geïnvesteerd kapitaal -geldt ook voor winkels, kantoren en openbare bibliothe-ken. En voor de gezondheidszorg: in zie-kenhuizen wordt met buitengewoon kost-bare apparatuur gewerkt, en hoewel daar

8 de Helling- jaargong I/ - nummer I - voorjaar 1998

continuwerk vanouds vanzelfsprekend is, blijft juist die apparatuur het grootste deel van de tijd onbenut. (Wat weer aanleiding heeft gegeven tot de suggestie dat econo-misch belangrijke mensen best sneller ge-holpen kunnen worden zonder dat ande-ren langer moeten wachten, namelijk in het weekend.)

(9)

betaald om (steeds) meer en nieuwe din-gen op de markt te kunnen brendin-gen, en die lonen vormen het inkomen waarmee die dingen gekocht kunnen worden. In de ter-men van een klassieke economische wet: het aanbod schept zijn eigen vraag. (Daar-bij wordt wel eens vergeten dat dat niet onder alle omstandigheden vanzelf ge-beurt, maar dat is een ander verhaal.) Ook het efficiency-voordeel van continu-productie leidt uiteindelijk tot hogere wel-vaart. In eerste instantie leiden lagere kos-ten vooral tot hogere winskos-ten, maar op termijn werkt de stijging van de producti-viteit altijd door in de hogere lonen (of in de kortere arbeidstijden, waarover later meer). Als we dingen efficiënter produce-ren, kunnen we ons meer dingen veroor-loven.

HYPOCRIET

Er zijn meer redenen waarom de 24-uurs-economie de productiviteit bevordert. Flexibele werktijden maken een grotere spreiding in de tijd van verplaatsingen mo-gelijk. Zolang '9 tot 5' de regel is, houden we twee maal daags dichtslibbende wegen en overvolle treinen. Ook dat is inefficiënt gebruik van kapitaalgoederen. De kosten

Meer economische activiteit

,s avonds

betekent

meer

publiek

en

daarmee

meer

sociale

controle

van het openbaar vervoer zijn ongelooflijk hoog omdat de capaciteit (aan infrastruc-tuur, rollend materieel en personeel) moet zijn afgestemd op de piekuren, en tussen-tijds zwaar onderbezet is. Een volle bus is misschien efficiënter dan een auto, maar hoeveel mensen zitten er 's middags om drie uur in de streekbus/

En dan is er ook nog de zogeheten globa-lisering. In veel sectoren spelen productie-processen zich wereldwijd af en is het van belang dat de verschillende onderdelen (bijvoorbeeld het hoofdkantoor in Tokio, de fabriek in Tennessee en het Europese distributiecentrum in Amsterdam) voort-durend met elkaar in contact kunnen staan. Dat kan alleen als op al die plaatsen dag en nacht mensen aanwezig zijn. Ook daarbij gaat het uiteindelijk om efficiency. Een aar-dig voorbeeld is ook het ca// center, een nieuwe vorm van dienstverlening die in Nederland sterk groeit. Daar worden, in opdracht van derden, telefoontjes aange-nomen van klanten, voor productinforma-tie of over garanproductinforma-tiekwesproductinforma-ties. Het is klant-vriendelijker en goedkoper om al die tele-foontjes door te sluizen naar een punt waar iemand zit die weet wat hij met een bepaald probleem aan moet. Zo komen de

klachten van een Argentijn over een Kore-aans apparaat in Heerlen terecht. Maar dat punt moet dan wel permanent bemand zijn.

De verontwaardiging over de gevolgen van de 24-uurseconomie voor sociale contac-ten is trouwens een beetje hypocriet, om-dat de 24-uurseconomie (of iets wat dicht in de buurt komt) in veel sectoren allang praktijk is, en door gebruikers als vanzelf-sprekend wordt ervaren. Uit recent on-derzoek van de Europese Unie bleek dat in Nederland 38 procent van de werknemers ook (wel eens) in het weekend werkt; in Europa als geheel is dat zelfs bijna de helft. Verpleegkundigen en politiemensen zijn dag en nacht in de weer, het openbaar ver-voer dient van 's morgens vroeg tot 's avonds laat beschikbaar te zijn. Winkels worden vooral in het weekend bezocht, net als pretparken en musea. De horeca moet het van de avond hebben en voor al die sportevenementen op zaterdag en zon-dag moeten talloze mensen in de weer. Vrachtvervoer wordt ook steeds meer nachtwerk, omdat we nu eenmaal eisen dat alles altijd vers in de schappen ligt maar niet gehinderd willen worden door grommen-de en grommen-de straat blokkerengrommen-de trucks. We willen dus wel constant op allerlei dienst-verlening aankunnen maar zelf niet voor de lasten hoeven opdraaien.

DUIVENTIL

De sociale gevolgen van al die activiteiten op de avond, in het weekend en 's nachts voor gezins- en verenigingsleven mogen niet ge-bagatelliseerd worden, maar moeten ook niet overdreven worden. Het doorsnee huishouden met een of twee regelmatige werkers kenmerkt zich tegenwoordig door een hoog duiventil-gehalte: iedereen heeft zijn eigen besognes in en buiten het huis en eet wanneer het hem uitkomt uit de magnetron. Maar wanneer bijvoorbeeld twee ouders elk op onregelmatige tijden werken, is er waarschijnlijk vaker een ou-der thuis dan wanneer beiden op kantoor-tijden werken. Dat voordeel kan nog gro-ter worden omdat een grogro-tere spreiding van arbeidstijden tot een hogere producti-viteit leidt, die vervolgens weer verdere ar-beidstijdverkorting mogelijk maakt. In elk geval zijn er door de flexibilisering van de arbeidsmarkt, zoals die zich in de afgelopen

(10)

Nog steeds zijn grote

groepen min of

meer

jaren voltrokken heeft, vooral 'kleine' baantjes ontstaan zoals voor winkelperso-neel, wat het bijvoorbeeld voor veel vrou-wen mogelijk maakte te werken zonder meteen de hele dag van huis te hoeven zijn. Die groei van betrekkelijk eenvoudig part-timewerk is trouwens de belangrijkste re-den waarom de werkgelegenheid in Ne-derland zich relatief gunstig ontwikkeld heeft, met allerlei positieve emancipatoire effecten op groepen als vrouwen, laagge-schoolden en immigranten (en hun kinde-ren). Daarin schuilt misschien wel het krachtigste argument voor de 24-uurseco-nomie. Nog steeds zijn grote groepen min of meer buitengesloten van de arbeids-markt, en juist hen biedt de flexibele eco-nomie meer kansen. Maatschappelijk ge-zien is de situatie waarin laaggeschoolde jongeren en ook weggesaneerde 45-plus-sers een paar uur per dag, een paar avon-den of op zaterdag bij McDonald's of bij de bibliotheek werken, verre te verkiezen bo-ven het alternatief. Dat alternatief is dat we ons er bij neerleggen dat er voor mensen met weinig opleiding of van middelbare leeftijd geen plaats meer is in ons arbeids-bestel, omdat ze niet in aanmerking komen voor een volwaardige, full-time baan over-eenkomstig de op het kostwinnersbeginsel gebaseerde cao.

Het grootste plus van de flexibele arbeids-markt en de 24-uurseconomie is dat het vooral jongeren meer kansen biedt. Na de crisis van de jaren dertig en de Ameri-kaanse zwarte getto's weten we dat er geen vruchtbaarder voedingsbodem be-staat voor geweld en criminaliteit dan gro-te groepen werkloze en perspectiefloze jongeren. Menig ouder zal zich bij de kran-tenwijk of het vakkenvullen van zijn school-gaande tiener bezorgd afvragen of diens huiswerk er niet onder lijdt, maar waar-schijnlijk zijn scholieren met een bijbaantje minder geneigd tot rondhangen en vanda-lisme; en zij doen meer praktische levens-ervaring op dan het kind dat elke dag tot 's avonds laat zit te blokken.

Dat sociale pluspunt werkt trouwens van twee kanten. Mensen die werken worden meer gestimuleerd tot sociaal gedrag dan

GROENLINKS Live

'Een zondagmiddag zappen!'

Debatten, talkshows, sport

en cabaret met o.a.

HET GROTE 24-UURSDEBAT

26 april 13.30-17.30

West-Indisch Huis, Amsterdam

buitengesloten van de

arbeidsmarkt,

en juist

hen biedt de flexibele

economie

meer

kansen.

mensen die niet werken. Tegelijk betekent de 24-uurseconomie (of in elk geval ver-ruimde openingstijden voor winkels en al-lerlei voorzieningen) dat er veellanger dan nu, meer mensen op straat zijn. Stadscen-tra die na zes uur dicht en uitgestorven zijn, vormen bijna een open uitnodiging aan vooral jongeren om de beest uit te hangen. Veel jongeren willen ook zo gauw mogelijk weg uit hun slaapsteden en provincieplaat-sen, met als gevolg dat in steden als Am-sterdam het avondlijke straatbeeld vooral bepaald wordt door jongeren die op een verzetje uit zijn. Meer economische activi-teiten 's avonds betekent meer en vooral een meer gevarieerd publiek, dat wil zeg-gen een grotere mate van sociale contro-le. De sociale voordelen van meer werk en meer mensen op straat zijn waarschijnlijk veel groter dan de nadelen van het meer gefragmentariseerde gezinsleven.

MOEDERS

Toch moet de 24-uurseconomie niet al te letterlijk worden genomen. Er is veel voor te zeggen dat werktijden meer gespreid worden over een groter deel van de dag -van zes tot tien of twaalf - en over de week. De nacht en de zondag zijn ook niet heilig, maar voor nacht- en zondagswerk moeten misschien specifieke redenen zijn, en mag ook een hogere beloning verwacht worden.

En terwijl zowel werkgevers als werkne-mers vaak een voorkeur hebben voor flexibiliteit in de arbeidsrelatie, kan er mak-kelijk een situatie ontstaan waarin alleen die flexibiliteit wordt doorgevoerd waar de werkgever baat bij heeft. De grootste inschikkelijkheid wordt verwacht van de laagstbetaalde werknemers, zoals dat ook altijd al in de gezondheidszorg gegolden heeft. Moeders willen graag werken onder schooltijden, maar de supermarkt heeft mensen nodig na schooltijd. Dan moet de supermarkt het werk maar wat anders in-delen (met speciale aanbiedingen onder schooltijd), of op zijn minst meer betalen voor werk op moeilijke tijden. Als het stadsvervoer meer bussen laat rijden in de spits, mag het de kosten van de daluren

10 de Helling -jaargang I I - nummer I - voorjaar I 998

niet afwentelen op de bestuurders die dan in gebroken diensten van vijf tot negen 's morgens en van vier tot acht 's avonds moeten werken. Het lijkt dan beter maar verschillende mensen op part-time basis in te zetten.

Dat wil zeggen dat de arbeidswetgeving en cao-regelingen wel versoepeld, maar niet afgeschaft moeten worden. Als uitgangs-punten zouden kunnen gelden dat onre-gelmatig werk alleen op basis van vrijwillig-heid gebeurt, en dat werk buiten de 'nor-male' werktijden hoger beloond wordt. Toegegeven, dat is allemaal moeilijk af te dwingen, maar hoe meer de werkloosheid wordt teruggedrongen, hoe meer werkne-mers in staat zijn eisen te stellen. Om de voordelen van de flexibele 24-uurs-economie te realiseren, is ook op een an-der terrein flankerend beleid noodzakelijk: het fiscale. Het is nog altijd zo dat als een vrouw gaat werken, haar man meer belas-ting moet gaan betalen. En voor mensen met een uitkering geldt nog steeds dat ze er financieel niet of nauwelijks beter van worden als ze gaan werken, doordat de lo-nen weinig hoger zijn dan de uitkering en ze bovendien meer moeten gaan betalen voor allerlei inkomensafhankelijke regelin-gen, van huur tot schoolgeld (de 'armoe-deval'). Wie een klein baantje vindt, moet toch nog naar de sociale dienst voor een aanvullende uitkering. Economen hebben allerlei praktische oplossingen voor dit probleem bedacht, van een negatieve in-komstenbelasting tot een afnemende loon-subsidie, maar in de praktijk wordt het al-leen maar erger en blijkt de overheid zelf de inkomenseffecten van haar maatregelen niet meer te kunnen overzien. Zonder een doorzichtig en rationeel stelsel van heffin-gen en uitkerinheffin-gen dreigt de 24-uurseco-nomie vooral een kwestie van zwart werk te worden.De 24-uurseconomie zal niet voor iedereen even positief uitpakken, maar past in de bredere sociaal-economi-sche trends van individualisering en ver-dienstelijking. De voordelen zijn hogere welvaart, meer werkgelegenheid en leven-diger steden. En misschien is zelfs het flexi-bele 24-uursgezin niet zo'n slecht idee. Er wordt onregelmatig gewerkt, maar er kan steeds meer thuis (achter de computer) gedaan worden, en er is meer vrije tijd bui-ten de avond en het weekend. Het doet een beetje denken aan het traditionele boerengezin waar iedereen meewerkte. In de oogsttijd waren ze dag en nacht bezig, maar in andere seizoenen was er tijd ge-noeg voor kerk- en verenigingswerk. T

(11)

IFI···I:.I:W

J:

I

Naurlice de Hond

Wie komt als overwinnaar wt de Tweede Ka-merverkiezingen? Kok o( Bolkeste~n?

Wanneer verschijnen jullie? Ik geef Kok meer kans, keihard zeggen durf ik het niet.

W1e zou de verkiezingen moeten winnen?

Ik zou niet willen dat PvdA en VVD samen een meerderheid halen.

Bolkeste1n o( Rosenmöller?

Rosenmöller

Hebt u wel eens GroenLinks gestemd?

Ja, bij de laatste provinciale Statenverkie-zingen.

Waarom de andere keren niet?

Paul Rosenmöller combineert idealen met een gezonde dosis pragmatisme. De ande-ren GroenLinks-prominenten hebben dat minder, die reageren zoals de PvdA vroe-ger, nogal Pavlov-achtig, niet in staat om vanuit idealen ook pragmatische doelen te stellen.

Is GroenLinks 'reg1erungs(öhig"?

Rosenmöller wel.

Wat kunt u nog meer voorspellen behalve

digi-tale ontw1kkel1ngen en politieke u1tslagen7

In zakelijke onderhandelingen kan ik goed voorspellen wat de standpunten van de an-dere partij zijn.

Wie wordt wereldkampioen voetballen in Frank-ruk?

Dat weet ik net zo goed als de gemiddelde Nederlander. De finale wordt Brazilië-Duitsland, en Duitsland wint. Nee, Brazilië, nou ja dat hoop je dan. Nederland wordt het in ieder geval niet.

Hoe lang houdt de Economische en Monet01re Un1e stand?

Ha. Die blijft bestaan, die zal niet uiteen-vallen, daar zie ik geen aanleiding voor.

Wat was uw slechtste voorspelling?

Die van 1986, toen we drie dagen voor de verkiezingen aangaven dat CDA-WD net geen meerderheid zou halen, en ze daarop een ruime overwinning boekten.

Het IS 8 me1 en Kok belt. Ja o( nee?

Minister worden? Nee, altijd nee. Politiek is niets voor mij. Ik heb geen geduld en ik kan er niet tegen dat de besluiten op machtspolitieke basis en vanwege per-soonlijke ambities genomen worden.

Wanneer zal een ~nwoner van Burkina Faso 1ets merken van de d1gitale revolutie?

Sneller dan je denkt. Internet-miljardairs als Bil I Gates en Negro Pontebieden tegen elkaar op met liefdadigheidsacties. Er komt een satellietnetwerk, waarmee overal

toe-Maurice de Hond (50) is opiniepeiler. Het electoraal onderzoek begon met hem en

zijn onderzoeksbureau Inter/View. De Hond is sinds

enige tijd ook directeur 'Informatietechnologie en Nieuwe Media' bij de uitgever

Wegener Arcade.

(oto. Miehiel W!Jnbergh I HH Zijn naam staat op de lijst van

de •most influential people in the PC-Industry•. De Hond predikt de digitale revolutie en

is van mening dat alles wat we tot nu toe gezien hebben aan

technische ontwikkelingen, kinderspel is bij wat nog gaat

komen. Nederland heeft een digitaal deltaplan nodig om niet overspoeld te worden door

de bits en data.

gang tot internet mogelijk wordt en Negro Ponte wil - via Unicef- scholen in Afrika daarop aan sluiten. Via de kabel komt Afri-ka nooit op internet.

Wat IS het beste voorbeeld van gebruik van

In-de Helling- jaargang /I -nummer I - voorjaar 1998

(ormat1etechnolog1e 1n Nederland?

Het gaat heel matig met de automatisering. Ik sla nergens steil van achterover.

Moet er toezicht gehouden worden op wat er aangeboden wordt op 1ntemet?

Net zoveel toezicht als in de rest van de samenleving. Op straat staat ook niet bij ie-dere deur een agent, maar bij misdrijf wordt er ingegrepen. Op een gemiddeld benzine-station zie ik meer seks dan op in-ternet.

Mogen mensen ook géén computer hebben?

Natuurlijk. Maar dat moet een keuze zijn op basis van kennis, niet uit onwetendheid.

Wat doet u op 31 december 1999?

Ik sta niet naast mijn computer om te kij-ken of-ie op hol slaat. Maar er zal meer mis gaan dan je denkt.

Doeters van Leeuwen o( Sorgdrager?

Geen goede keus. Sorgdrager doet het niet goed als minister, maar dat staat los van Doeters van Leeuwen.

Ajax o(IBM?

Moet dat niet zijn Ajax of Feijenoord? Ajax natuurlijk. IBM levert vervangbare produc-ten.

Wat 1s het laatste boek dat u gelezen hebt?

Ik sta op het punt om 'I.M.' van Connie Pal-men te gaan lezen.

Wat is het thema van uw volgende boek?

Er is niet een gepland, maar als er een komt zal het wel gaan over de digitale revolutie.

Wat is de laatste webs1te d1e u bezocht hebt?

Vanmorgen heb ik de pagina van mijn zoon bekeken, www.hatchoe.ni.. Dat is een sa-tire.

Hoe duur was uw duurste das7

Weet ik niet, maar zeker minder dan hon-derd gulden. Ik geef niet veel geld uit aan kleding.

Hebt u een held o( held1n?

Mijn ouders, allebei.

Welke nieuwsrubnek o( krant slaat u nooit over?

De Volkskrant, en Bussinessweek.

Geeft u wel eens geld aan bedelaars?

Ja.

Wat leren kinderen bij het vak gezondheidskun-de?

Ik zou het niet weten.

Welke vrouw moet de eerste vrouwe 1ijke

mlniS-ter-president van Nederland worden?

Oh, dat weet ik niet. Hedy d'Ancona zou dat trouwens gewoon goed kunnen.

Wat doet u meestal op zondagmiddag?

Voetballen. Ik ben keeper van AZC 6.

(12)

Het

AZIAT

De Aziatische Tijgers

werden in het Westen

wonder

gevreesd, maar ook aangeprezen als een alternatief

ontwikkelingsmodel. Nu is de angst voorbij en de lof

verstomd. Het reddingspakket van het IMF omvat

privatiseringen en liberalisering, de sterke sturende staat

moet verdwijnen. Volgens Ton van Naerssen wordt zo

met het badwater het kind weggegooid.

door Ton van Naerssen

Mari kita cintai rupiah-'Laten wij van de ru-piah houden', valt op spandoeken en bor-den langs de hoofdwegen in Jakarta te le-zen. 'Investeer in eigen land', zo luidt een andere leuze. Indonesië heeft inderdaad dringend kapitaal nodig. Reeds voordat in januari de rupiah aan een tweede vrije val begon, veel dieper dan die van medio 1997, werd bericht dat circa 85 miljard dollar het land was uitgevloeid. Indonesië is niet het enige land in Oost-Azië dat met kapitaalge-brek kampt en met campagnes de moed er probeert in te houden. Ook in de buurlan-den wordt de bevolking aangespoord om toch vooral producten van eigen bodem te kopen, om te sparen en om de nationale munt te beschermen. Dat zag er nog niet zo lang geleden wel anders uit. Kapitaal viel toen gemakkelijk op de internationale markten aan te trekken. Had men het over Oost-Azië dan had men het over emerging economies en over het 'Aziatische wonder', dat als ontwikkelingsmodel voor de Derde Wereld fungeerde. Wat hield dit model ei-genlijk in? Heeft de huidige crisis dit model niet onhoudbaar gemaakt? En wat voor ge-volgen heeft de crisis voor de bevolking op korte en lange termijn? In dit artikel zal ik deze vragen trachten te beantwoorden. Onder Oost-Azië verstaan we al die lan-den die grenzen aan de Stille Oceaan: Japan, China en de Zuidoost-Aziatische lan-den (Thailand, Maleisië, Indonesië, enzo-voort).

Om met het antwoord op de eerste vraag te beginnen. Afhankelijk van hoe men tegen Oost-Azië aankijkt, blijkt dat er minstens drie interpretaties zijn van de economische groei die in dit gebied heeft

plaatsgevon-den. Met andere woorden: er is niet één model, maar er zijn minstens drie modellen die de ronde doen. Daar is allereerst het

neo-liberale ontwikkelingsmodel. Dit zegt dat ontwikkelingslanden zich moeten openstel-len voor de wereldeconomie. De Oost-Aziatische welvaart is te danken is aan het verstandig gebruik van het comparatieve voordeel bij uitstek: de goedkope arbeid. Er zijn natuurlijk veel meer landen waar ar-beid goedkoop is, maar Oost-Azië heeft in onderwijs geïnvesteerd waardoor de kwa-liteit van arbeid is verhoogd. Naast de pro-ductiefactor arbeid is vanzelfsprekend ka-pitaal nodig. Dit kaka-pitaal is er dankzij hoge spaarquotes (zoals in Japan en Zuid-Korea), terwijl daarnaast buitenlands kapitaal kan worden aangetrokken doordat men het na-tionale huishoudboekje op orde heeft. Met name zijn een geringe inflatie en een sta-biele munt van belang. Zij behoren tot de fundamenten van de economie, en zoals de Wereldbank lange tijd heeft geroepen:

Get-ting the fundamentals right is het geheim van Oost-Azië.

Twee zaken compliceren het zojuist ge-schetste beeld: het ronduit autoritaire ka-rakter van de betrokken samenlevingen dat haaks staat op het door het Westen ge-propageerde idee van de liberale democra-tie (Fukuyama's einde van de geschiedenis) en, in samenhang hiermee, de belangrijke sturende rol van de staat in de economi-sche ontwikkeling. Om met het eerste te beginnen. Wat de arbeid in Oost-Aziati-sche landen voor ondernemers aantrekke-lijk maakt zijn niet alleen de lage lonen en het niveau van scholing, maar vooral ook de disciplinering van de arbeid. De arbeiders

11 de Helling- jaargang /I -nummer I - voorjaar 1998

maken lange werkuren, de controle op de vakbonden is zeer strikt en vrouwen be-kleden in de maatschappij een tweederangs positie (en juist zij werken in de exportin-dustrie). Pleiten voor gelijke rechten tussen man en vrouw en voor mensenrechten en democratie, zal de concurrentiepositie van Oost-Azië aantasten. De elite en delen van de middenklasse vermoeden achter acties voor de mensenrechten vanuit de Wester-se landen dan ook een complot, met als doel het beschermen van de Westerse pro-ductie en werkgelegenheid. Tegen dit com-plot heeft men een oplossing gevonden: het concept van de Aziatische waarden. In Azië zou men gehecht zijn aan de cultuur van hirarchie en het collectief. De gewone bur-ger volgt graag een leider (collectief: de sa-menleving), net zoals de vrouw haar man gehoorzaamt (collectief: de familie). Ook de overheid let op het collectieve belang en zorgt goed voor haar onderdanen. En dit al-les kan omdat men gedisciplineerder is dan in het decadente, individualistische Wes-ten. Het zijn de Aziatische waarden die ver-klaren waarom de economische groei in dit deel van de wereld zo hoog is. Met andere woorden, het concept functioneert als ont-wikkelingsmodel, maar dan één dat op cul-turele grondslag is gebaseerd.

(13)

infor-mele relaties in elkaar grijpen. De invloed van de staat op het bankwezen en grote conglomeraten is overal aanzienlijk. In feite stuurt de staat het ontwikkelingsproces. Of zoals men het met dit model noemt: we hebben te maken met een 'kapitalistische ontwikkelingsstaat'.

ELITE

Het is vooral dit derde model dat momen-teel onder vuur wordt genomen. Daarom is het goed er wat verder op in te gaan. De grondslag voor het model van de 'kapitalis-tische ontwikkelingsstaat' is gelegd in Japan. Daar was het tegen het einde van de ne-gentiende eeuw de staat die in de industrie investeerde. De staatsondernemingen werden later verkocht aan particulieren, waaronder oude invloedrijke families zoals Mitsui en Mitsubishi. Uit deze tijd dateert de nauwe samenwerking tussen de staat en het bedrijfsleven, een samenwerking die in de jaren dertig extra gevoed werd door de oorlogsindustrie. Een aantal van de onder-nemingen ontwikkelde tot zich tot conglo-meraten, waarbinnen industriële bedrijven, handelshuizen en banken nauw met elkaar waren verbonden.

Dit systeem van onderlinge verwevenheid bleef na de Tweede Wereldoorlog intact. Opvallend is echter dat de invloed van de overheid op de conglomeraten werd ver-groot. De relatie tussen staat en onderne-mingen kreeg een patronageachtig karak-ter, waarbij de ondernemers worden ge-acht de plannen te realiseren die op minis-teries zijn uitgedacht. Vooral het ministerie van Internationale Handel en Industrie (het MITI) verwierf zich een reputatie. Als

te-genprestatie voert de staat een protectio-nistisch beleid dat de conglomeraten be-schermt tegen buitenlandse concurrentie. Om de ondernemers te stimuleren in voor de nationale economie belangrijke secto-ren te investesecto-ren, krijgen zij staatsopdrach-ten, directe steun voor onderzoeksactivi-teiten, kredieten tegen lage rentetarieven, enzovoorts.

De opkomst van Japan als economische grootmacht valt dus niet alleen uit de ex-portgerichtheid van de industrie te verkla-ren (zoals het neo-liberale model sugge-reert), maar ook uit de nauwe band tussen overheid en kapitaal en de bescherming van de binnenlandse markt. Deze drie kenmer-ken vindt men terug in de ontwikkeling van Zuid-Korea. Buitenlandse ondernemingen spelen in de nationale economie van Zuid-Korea nauwelijks een rol. Het land beschikt over grote, internationaal opererende conglomeraten, de chaebo/s, zoals Hyundai, Samsung en Daewoo. Daarnaast heeft er reeds lang geleden een landhervorming plaatsgevonden, een van de redenen waar-om de kloof tussen rijk en arm in Zuid-Ko-rea niet buitengewoon groot is en de in-terne markt zich goed heeft ontwikkeld. De overheid beschikt over veel expertise en heeft de economie de afgelopen decen-nia met veel succes gestuurd. Een sturing die, hoewel in andere vormen, ook plaats vond in andere Aziatische New/y lndustriali-zing Countries (NICs), met name Singapore en Taiwan.

Geen wonder dat de landen van Zuidoost-Azië, die op de ladder van welvaart aan-zienlijk lager staan en waar de snelle eco-nomische groei pas na circa 1985 is

begon-de Helling- jaargang /I - nummer I - voorjaar 1998

Singapore. De ambtenoren van S1ngopore hebben de reputatie corruptievru te zun. Foto Co de Kruij( I HH

nen, van hun noordelijke buren trachten te leren. In deze nieuwe ('tweede generatie') NICs, zoals Indonesië, Maleisië en Thailand, ontwikkelde zich een heel eigen variant van de 'kapitalistische ontwikkelingsstaat'. De hoge economische groeicijfers kwamen hier tot stand door een investeringsgolf in de goedkope arbeidsintensieve exportin-dustrie vanuit Japan, de oude NICs en de Westerse landen. Bovendien werd door buitenlandse banken ruimschoots kapitaal verschaft voor prestigieuze infrastructure-le werken en consumptieve investeringen (hotels, onroerend goed).

In de nieuwe NI Cs is de spaarquote niet bij-zonder hoog en men vindt er geen staat die met een ondernemersklasse op zoek gaat naar productieve investeringen. De verwe-venheid tussen staat, banken en onderne-mingen is groot, maar het betreft dezelfde personen die zich zowel in het staatsappa-raat als in de sleutelsectoren van de eco-nomie hebben genesteld. Hier geen bene-valente staat die goed voor de onderdanen probeert te zorgen, maar de staat als mid-del waarmee politici rijkdommen vergaren. De belangen van de familie Suharto in de economie van Indonesië zijn inmiddels we-reldwijd bekend. Maar ook in Thailand en Maleisië heeft een politieke elite zich in het zakenleven begeven. In Maleisië wordt al ja-renlang gesproken van de 'Nieuwe Malei-ers' die door hun posities in de nationale partij en het staatsapparaat buitengewoon rijk zijn geworden. Dat geldt ook voor pre-mier Mahathir en zijn kinderen, die echter minder monopolistisch optreden dan de fa-milie Suharto.

MEGA-PROJECTEN

Lee Kuan Yew, decennialang de sterke man van Singapore (een 'oude' NIC) en een fer-vent propagandist van de 'Aziatische waar-den', heeft over die verrijking zijn afkeuring uitgesproken. Volgens hem moeten de re-laties tussen het zakenleven, de ambtena-ren en politiek moeten niet ontaarden in

crony capitalism. Nergens in de regio is de controle van de overheid over de burgers zo groot als in Singapore. Maar, eerlijk is eerlijk, de ambtenaren hebben er de repu-tatie corruptievrij te zijn en Lee Kuan Yew heeft vanaf het begin ervoor gezorgd dat aan de basisbehoeften van de bevolking te-gemoet wordt gekomen. Kom daar eens om elders in Zuidoost-Azië, waar in feite een parodie op het model van de kapitalis-tische ontwikkelingsstaat plaatsvond en de elite zich weinig heeft druk gemaakt om de armoede.

(14)

14

Over de 'Aziatische

waarden' van hard

Als het bovenstaande juist is, dan moeten

de oorzaken van de crisis in Japan en Zuid-Korea verschillen van die in Zuidoost-Azië (met name Thailand, Indonesië en Malei-sië). Dit is inderdaad het geval. Het is waar dat in alle gevallen de relaties tussen ban-ken, bedrijven en overheid niet al te duide-lijk zijn. Zoals hierboven opgemerkt is de grens tussen formele en informele wijze van handelen niet scherp te trekken. De Aziatische wijze van zaken doen heeft nu eenmaal sterk te maken met wederzijds vertrouwen en bestaande relatienetwer-ken. Maar de verschillen zijn aanzienlijk. In Zuid-Korea is veel te laat vernieuwd, ter-wijl in Zuidoost-Azië zeepbellen zijn door-geprikt.

Zuid-Korea heeft meer dan drie decennia hoge groeicijfers gekend. In deze tijd ont-wikkelde het zich van lage-lonenland tot lid van de OECD, de club van rijke landen. Maar de strategie bleef dezelfde. In plaats van investeren in research en verhoging van de productiviteit, werd veel genvesteerd in auto- chemie- en staalfabrieken, waarbij men genoegen nam met geringe winstmar-ges. Dit kon omdat de conglomeraten toch wel kredieten kregen van de banken, die daartoe door de staat werden geprest. De banken konden voor benodigde kapitaal in het buitenland terecht, aangezien men ook internationaal uitging van blijvende hoge economische groei. Het systeem begon te wankelen toen bleek dat er van overpro-ductie sprake was, onder meer omdat op de wereldmarkt de Amerikaanse en Euro-pese bedrijven zich sterk hebben ver-nieuwd en de concurrentieslag beter aan kunnen dan voorheen.

Dan Zuidoost-Azië. In Indonesië, Maleisië en Thailand is veel geld consumptief ge-bruikt, aangewend om te speculeren op de beurs en belegd in onroerend goed. In fei-te waren er buifei-ten de sector van de in-frastructuur en onroerend goed (kantoren, warenhuizen, hotels, woontorens) weinig andere mogelijkheden om grote hoeveel-heden geld productief te beleggen. Voor-zover er genvesteerd werd in de industrie, kwam dat vooral terecht in sectoren die al te kampen hadden met een structurele overproductie, zoals de staal- en de petro-chemische industrie. Daar kwam nog bij dat politici twijfelachtige infrastructurele mega-projecten op gingen zetten, geld gebruikten om lucratieve posities in ondernemingen te verwerven of om politieke macht te kopen. Uiteindelijk leidde dit proces tot een over-aanbod aan onroerend goed en een zwaar overgewaardeerde beurs.

De crisis in Oost-Azië ondergraaft alle drie de ontwikkelingsmodellen. De Wereldbank staat lelijk te kijk, omdat de fundamentals

uiteindelijk niet zo stevig bleken en de

re-werken

en

onderschikking heeft

men

sinds de crisis

niet veel

meer

vernomen.

laties tussen staat en economie schromelijk zijn onderschat. Over 'Aziatische waarden' heeft men sinds de crisis niet veel meer ver-nomen. Blijkbaar zijn hard werken, onder-schikking en vertrouwen in het collectief-de zogenaamcollectief-de typisch 'Aziatische waar-den' - niet doorslaggevend voor het ont-wikkelingsproces. Ook het model van de kapitalistische ontwikkelingsstaat lijkt, ze-ker in Westerse ogen, zijn langste tijd te hebben gehad. Dat is jammer. Het model, waarvan sturing door de staat, de opbouw van een binnenlandse markt, gelijkere in-komensverdeling en protectie een belang-rijk bestanddeel vormen, heeft in de 'eer-ste generatie' NICs zijn waarde bewezen. Waarschijnlijk lijdt het echter aan dezelfde tekortkomingen als andere staatsinterven-tionistische modellen: goed voor de eerste fasen van ontwikkeling, daarna moet het roer worden omgegooid. Door de ontspo-ringen in Zuidoost-Azië heeft het model een slechte reputatie gekregen en de acties van het IMF, dat immers privatisering en li-beralisering in het vaandel voert, beteke-nen een ontmanteling van het model. Met het badwater van het crony capitalism dreigt men daarmee ook het kind, dat wil zeggen het model van de kapitalistische ontwikke-lingsstaat en zijn positieve kwaliteiten, weg te gooien.

BREEKIJZER

In feite wordt momenteel in Azië een strijd uitgevochten tussen een model van staats-interventionistische economische ontwik-keling en het neo-liberale model van vrije markt en globalisering. Tegenover protec-tie van de binnenlandse markt en een tra-ditie van zaken doen op vertrouwensbasis, staan liberalisering, opening van markten en transparantie van het zakelijk verkeer. Westers kapitaal staat nu klaar om na de sa-nering door het IMF joint-ventures met ban-ken en bedrijven aan te gaan en de binnen-landse markten binnen te dringen. Wat zal de uitkomst van de strijd zijn? Voor een be-langrijk deel hangt dat af van wat er onder de bevolking leeft. En dat hangt weer af van wat de bevolking kan vervvachten op het gebied van inkomen, voorzieningen en

de-de Helling- jaargang I/ -nummer I - voorjaar /998

mocratische vrijheden.

De komende jaren zal in de meeste landen van Oost-Azië de bevolking stappen terug moeten doen. Slechts enkele landen, zoals China, Taiwan en Singapore, ontkomen aan een algehele recessie. Elders vallen ontsla-gen en zijn de kosten van het levensonder-houd aanzienlijk toegenomen. Dit geldt vooral de landen die IMF-steun krijgen. In Zuid-Korea heeft de nieuwe president Kim Dae Jung een kunststukje verricht door de

chaebols te dwingen zich open te stellen voor buitenlands kapitaal en de vakbonden tot een breuk met de traditie dat wie bij een conglomeraat werkt verzekerd is van een baan voor het leven. De grote klappen in de werkgelegenheid moeten echter nog komen. De verwachting is dat minstens één miljoen mensen worden ontslagen. Het-zelfde geldt voor Thailand. Vele werkloze Thailanders trekken nu terug naar hun dor-pen en verergeren de armoede op het plat-teland. Alleen de grootste optimisten gelo-ven dat de economie dit jaar zal groeien. De crisis zal echter het hevigst doervver-ken in Indonesië. De armoede, die in dit land het afgelopen decennium aanzienlijk was afgenomen, neemt nu weer snel toe. In Groot-Jakarta, waar het bankwezen, de handel en de industrie zijn geconcentreerd, zijn de bouwactiviteiten tot stilstand geko-men. De werkloosheid zal naar verwach-ting met 2,5 miljoen personen toenemen. Nu al zijn tienduizenden ontslagen en zijn vrijwel alle levensmiddelen zijn twee tot drie keer zo duur geworden. Dit komt doordat de importen duurder zijn gewor-den. Neem het voedsel voor pluimvee, waarvan de importcomponent 60 procent bedraagt. Nu de rupiah vier keer zo weinig waard is is de prijs van het voer aanmerke-lijk gestegen, en dus ook die van de kippen en eieren. Het hamsteren van rijst en bak-olie heeft eveneens tot forse prijsverhogin-gen geleid.

(15)

ver-men ook in de andere Aziatische landen. De geschoolde middenklasse dringt aan op grotere doorzichtigheid van bestuur en op meer democratie om corruptie en exces-sieve vermenging van politieke macht en economische verrijking te voorkomen. Maar hiermee stelt men zich nog niet vier-kant achter het IMF. Men vreest dat de af-schaffing van subsidies voor de eerste le-vensbehoeften tot sociale onrust zal leiden. Ook spelen nationalistische sentimenten een belangrijke rol en ziet men de buiten-landse invloed, waardoor de eigen industrie kan worden weggeconcurreerd, met zorg tegemoet. Een duidelijk voorbeeld is Malei-sië, waar men als de dood zo bang is om in handen van het IMF te vallen. Ongetwijfeld zullen dan de voorrechten van de Maleise bevolking worden aangetast, hetgeen bin-nen de multi-etnische samenleving van het land (Maleis, Chinees en Indiaas) tot grote sociale en politieke spanningen zal leiden. Ook de subsidiëring van voedsel en benzi-ne wil de Maleise regering niet afschaffen. Op andere terreinen volgt men wel de IMF-recepten. De overheid zal bezuinigen, en de pas opgerichte Nationale Economische Actie Raad zal naar verluidt de politieke in-vloed op het bedrijfsleven aanzienlijk ver-minderen en aandringen op grotere open-heid.

Al met al zal het ontwikkelingspad in de Oost-Aziatische landen afhangen van poli-tieke strategieën en krachtsverhoudingen op nationaal niveau. Voorstanders van een liberaal ontwikkelingsmodel zullen niet te vroeg moeten juichen. De leningen van het IMF fungeren als een machtig breekijzer voor duidelijkheid in de relaties tussen staat en ondernemingen. De buitenlandse invloed in het bedrijfsleven zal toenemen, waarmee niet alleen de transparantie (met name in het bankwezen), maar ook de pro-ductiviteit is gediend. De weerstanden te-gen privatisering en liberalisering zijn ech-ter groot en, zoals hierboven uiteengezet, niet ongefundeerd.

De crisis laat ook zien wat voor gevolgen het mondiale financiële verkeer- dat eerst zorgde voor een snelle instroom van kapi-taal en de afgelopen maanden voor een nog snellere uitstroom- kan hebben. Vanuit dit perspectief is het model van de kapitalisti-sche ontwikkelingsstaat is nog lang niet van de baan. Wellicht dat het samen met de broodnodige hervormingen op het gebied van democratische speelruimte en contro-le op de overheid, in een nieuwe vorm aan de economische groei en ontwikkeling in Oost-Azië kan bijdragen. T

Ton van Naersscn is verbonden aan het SocJOai-Geogra(!sch Instituut van de Katholieke Umvers1te1t Numegen

Dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zich ontwikkeld heeft tot een van de machtigste instituties in de wereld blijkt uit haar rol bij het bezweren van de crisis in Azië. Sinds midden vorig jaar hangt de wereld aan de lippen van het Fonds en dansen regeringen, presidenten en parlementen van door economische rampspoed getroffen Aziatische landen naar haar pijpen. Met de recente toevoeging van Indonesië, Zuid-Korea, Maleisië en de Filippijnen worden nu al in 75 landen IMF-programma's uitgevoerd, en zelfs mainstream-econoom Jeffrey Sachs begint zich daar zorgen over te maken: 'Het is absurd dat een kleine groep van 1000 economen in 19th Street in Washington de

economische levensomstandigheden dicteert aan 75landen met ongeveer 1,4 miljard inwoners.'

Erg moeilijk kunnen de IMF-economen het met deze wereldklus niet hebben, want de voorgeschreven programma's komen voor elk land dat in de problemen raakt steeds weer op hetzelfde neer: hogere rente om de wisselkoers te stabiliseren; bezuinigingen om de overheidstekorten terug te dringen; minder beperkingen op importen; afschaffing van subsidies op primaire levensbehoeften; het bevriezen of verlagen van de lonen om de exportpositie te verbeteren; minder barrières voor buitenlandse investeerders om bedrijven over te nemen; en een verdergaande liberalisering van het grensoverschrijdend kapitaalverkeer. Het sociaal-Darwinistische karakter van deze maatregelen is goed zichtbaar in Azië, waar de goedschiks of kwaadschiks afgedwongen aanpassingen rampzalige gevolgen hebben voor de binnenlandse bevolking. Die ziet zich ineens geconfronteerd met een explosieve stijging van de werkloosheid, een afname van de economische groei en een daling van de reële inkomens, terwijl de nationale economie nog sterker de speelbal wordt van buitenlandse investeerders en speculanten. Met haar hulpprogramma's voor Indonesië en Korea helpt het IMF in de eerste plaats de westerse banken en multinationals. Die krijgen makkelijker toegang tot Aziatische markten en mogen hun ondernemersrisico's

de Helling- jaargang I I -nummer I - voorjaar I 998

afwentelen op de lokale bevolking en op belastingbetalers in IMF-lidstaten, omdat verliezen op leningen en

investeringen gesocialiseerd worden. De aan hulpprogramma's overgeleverde landen betalen een zeer hoge rente over hen door het IMF en haar lidstaten, waaronder Nederland, geleende financiële middelen. Op geen enkele manier verlangt het IMF van de Indonesische of Koreaanse regering dat elementaire vakhondsrechten en de vrijheid van meningsuiting moeten worden gegarandeerd in ruil voor leningen. En nooit zal het IMF

regeringen ertoe aanzetten de armoede te bestrijden en de sociale infrastructuur te verbeteren, want daar moet de

onzichtbare hand van de internationale markt op de langere termijn automatisch voor zorgen.

Vreemd is dit allemaal niet voor wie zich realiseert dat de invloed van elk land in het IMF wordt bepaald door de financiële bijdrage die het levert: de VS, met 18 procent van de stemmen natuurlijk de grootste, maakt er samen met de andere rijke landen de dienst uit. Het IMF ziet zichzelf graag als de financiële brandweerman van de mondiale economie die in ons aller belang ten strijde trekt tegen crises, maar is in werkelijkheid een van de

belangrijkste internationale steunpilaren van de neo-liberale status quo. Voor linkse partijen moet dat meer dan voldoende reden zijn om zich tegen elke uitbreiding van bevoegdheden of financiële middelen voor het IMF te keren.

Robert Went

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De sociale advocatuur wees er ook op dat zij als tweede lijn vooral veel samenwerken op lokaal niveau met bijvoorbeeld sociaal raadlieden en/of sociale wijkteams.. Vanuit de LOSR

Het gedicht krijgt nog een tweede relativering, als de ik-figuur zich afvraagt of zij niet eerder verliefd is op een myste- rieus verhaal dan op dat paard. Je moet als lezer wel

Ook zal de docent wellicht wat weerstand bij de leerlingen moeten overwinnen als deze werkvorm voor het eerst wordt ingezet, omdat de leerlingen voor het geven van feedback

… dat wij permanent kennis ontwikkelen op basis van reflectie om welzijn, zorg en onderwijs te vernieuwen … dat wij de kennis en ervaringen van burgers gebruiken voor het

De technologie versnelt bestaande ontwikkelingen en biedt mogelijkheden voor vernieuwing die nodig zijn om de kwaliteit, betaalbaarheid en toeganke- lijkheid te behouden

Voor het productief maken van kennis voor permanente vernieuwing en verbetering van de beroepspraktijk en opleidingen zijn andere modellen en vormen van kennisontwikkeling

Het is van groot belang om met betrokkenen bij het leertraject overeenstemming te bereiken over de vraag: Wanneer is er voldoende vertrouwen dat de studenten in deze situaties en

Nadat initiatiefnemer omwonenden had geïnformeerd over dit plan, mogelijke belemmeringen voor omliggende bedrijven in kaart zijn gebracht en het plan was voorgelegd aan de