• No results found

kNOw FRAUD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "kNOw FRAUD"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

kNOw FRAUD

Onderzoek naar de betrokkenheid van controllers bij verslaggevingsfraude

Verslaggevingsfraude is een maatschappelijk probleem. De belangrijkste betrokkenen zijn volgens voorgaand onderzoek respectievelijk de chief executive officers, chief financial officers en de controllers. Dit onderzoek gaat dieper in op de laatste groep betrokkenen. Door de jaren heen is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van controllers bij verslaggevingsfraude. Door alleen te focussen op deze specifieke groep betrokkenen bij verslaggevingsfraude verbreedt dit onderzoek hierdoor de literatuur. Voor dit onderzoek is een unieke handmatige dataset samengesteld door gebruik te maken van de SEC database. De dataset bestaat uit 114 verslaggeving fraudezaken. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat agressief gedrag door de chief executive officer en/of chief financial officer een negatieve niet-significante invloed heeft op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Daarnaast laten de resultaten zien dat groepshomogeniteit van leeftijd geen invloed heeft en groepshomogeniteit van geslacht en tijdsbestek een positieve niet-significante invloed hebben op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. De invoering van de SOX wetgeving zorgt echter voor een significante afname van betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Vervolgonderzoek kan dieper ingaan op de beperkingen van dit onderzoek.

Studentnummer: 2675293 Anne van Strijdhoven Boterdiep 58-C 9712LR, Groningen Rijksuniversiteit van Groningen Faculteit Economie en bedrijfskunde

MSc Accountancy & Controlling EBM869B20.2015-2016.1 Begeleidster: Dr. K.G.B. Linke 2e begeleider: K.L. Leijendekker Datum: 18 maart 2016 Aantal woorden: 12.664

(3)

Graag wil ik mijn afstudeerbegeleidster mevrouw Linke bedanken voor de goede begeleiding, uitgebreide adviezen en hulp gedurende de gehele afstudeerperiode.

Groningen, maart 2016 Anne van Strijdhoven

(4)

kNOw FRAUD - Pagina | 4

Inhoudsopgave

1. Inleiding ...5

1.1 De strijd tegen criminaliteit ...5

2. Theorie ...7

2.1 Verslaggevingsfraude ...7

2.2 Fraudedriehoek ...7

2.3 Hypotheses ...9

2.3.1 Agressief gedrag (dominantie) van de CEO en/of CFO [dwang] ...9

2.3.2 Relatie samenwerkingsgroep [samenzwering] ... 10

2.3.3 Betrokkenheid van de controller na de invoering van de SOX wetgeving ... 12

3. Onderzoeksmethoden... 14 3.1 SEC database ... 14 3.2 Dataverzameling en periode ... 15 3.3 Variabelen ... 15 3.3.1. Afhankelijke variabele ... 15 3.3.2. Onafhankelijke variabelen ... 16 3.3.3. Controle variabelen ... 18 3.4 Methodologie ... 19 4. Resultaten ... 20 4.1 Toetsing hypotheses ... 20 4.1.1 Dwang ... 20 4.2.2 Samenzwering ... 21 4.2.3 SOX wetgeving ... 24

4.2 Toetsing controle variabelen ... 26

5. Conclusies ... 27

5.1 Discussie Resultaten... 27

5.2 Beperkingen en aanbevelingen ... 29

6. Afkortingen ... 31

(5)

kNOw FRAUD - Pagina | 5

1. Inleiding

1.1 De strijd tegen criminaliteit

In veel landen is het begrip witteboordencriminaliteit ingeburgerd. Edwin Sutherland was een pionier in het bestuderen van deze criminaliteit. Witteboordencriminaliteit is een schending van de wet begaan door een persoon in een positie van respect en gezag in de gemeenschap die gebruik maakt van zijn of haar legitieme beroep om een financiële misdaad te plegen (Sutherland, 1949; Eicher, 2009). Witteboordencriminaliteit kan men in elk beroep terug vinden.

Witteboordencriminaliteit is tot op de dag van vandaag een relevant probleem. De kans om slachtoffer te worden van witteboordencriminaliteit is vele malen groter dan van een straatmisdaad (Friedrichs, 2007). Het publieke besef van economische, sociale en persoonlijke schade door ‘crime in the suites’ is door de jaren heen gestegen door de oplopende schandalen zoals Enron en WoldCom (O’Donnell en Willing, 2003). Door het publieke besef is er meer vraag naar de aanpak van witteboordencriminelen. Zo is in 2002 in Verenigde Staten van Amerika de Sarbanes-Oxley-Act (SOX) ingesteld op onder andere het vlak van het besturen van bedrijven en de financiële verslaglegging door bedrijven. Als reactie hierop is in Nederland de Code Tabaksblat aangenomen. Beide gedragscodes zijn bedoeld om de aandeelhouders van beursgenoteerde ondernemingen te beschermen tegen wanbeleid (Zijlstra, 2009). Meer recentelijk is in Nederland op 1 januari 2015 het Wetboek van Strafrecht aangepast om financieel-economische criminaliteit beter te kunnen opsporen, vervolgen en strenger te bestraffen. Ondanks de vele onderzoeken en gedragscodes zijn er volgens Simpson (2011) meer en betere studies nodig om te beoordelen, te evalueren en aan te bevelen welk soort beleid nuttig is ter voorkoming en bestrijding van witteboordencriminaliteit. In de loop der jaren is er veel wetenschappelijk onderzoek verricht naar witteboordencriminaliteit. Men is er achter gekomen dat veel witteboordencriminelen niet alleen, maar in een samenwerkings-verband fraude plegen. Een vorm van witteboordencriminaliteit is verslaggevingsfraude. Om verslaggevingsfraude te kunnen plegen, is er vaak een samenwerkingsverband nodig (Tillman en Indergaard, 2007; Ramamoorti, 2008). Volgens een Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO) rapport (Beasley, Carcello, Hermanson en Lapides, 2010) wordt de meerderheid van de verslaggevingsfraude gepleegd in samenwerking met het topmanagement. Degene die het meest betrokken zijn bij het plegen van fraude zijn de chief executive officers (CEO’s), chief financial officers (CFO’s) en daarna de controllers.

Er zijn alleen al in de afgelopen jaren veel wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar diverse factoren die invloed hebben op de betrokkenheid van CEO’s en/of CFO’s bij fraude (Zhang, Bartol, Smith, Pfarrer en Khanin, 2008; Armstrong, Guay en Weber, 2010; Jiang, Petroni en Wang, 2010; Dichev, Graham, Harvey en Rajgopal, 2013; Ndofor, Wesley en Priem 2015). Volgens Beasley et al. (2010) zijn de controllers de derde grootste groep die betrokken zijn bij verslaggevingsfraude. Toch is er minder onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van midden managers bij fraude, ondanks hun relevante positie binnen de organisatie (Osterman, 2008). Het is belangrijk om meer onderzoek te verrichten naar de motivaties van de daders tot het plegen van fraude (Holtfreter, 2005). Dit onderzoek gaat dieper in op de betrokkenheid van controllers bij verslaggevingsfraude. Controllers zijn onder andere medeverantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening en zij moeten er voor zorgen dat deze voldoet aan de diverse eisen/regels (Sathe, 1983). Voor het plegen van verslaggevingsfraude is hierdoor de betrokkenheid van de controller belangrijk.

(6)

kNOw FRAUD - Pagina | 6 Controllers die verslaggevingsfraude plegen hebben een respectabele en professionele status in de samenleving. Door het plegen van verslaggevingsfraude brengen ze hun reputatie, vrijheid en familie in gevaar. Ze veroorzaken schade aan diverse belanghebbenden van de onderneming. Waarom willen ze dit risico lopen bij het plegen van verslaggevingsfraude? Het is belangrijk om meer onderzoek te verrichten naar de motivaties van de controllers, om zo te bepalen welke factoren voor hen van invloed zijn om verslaggevingsfraude te plegen. Dit onderzoek gaat analyseren of er een relatie bestaat tussen de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude en (I) dwang door de CEO en/of CFO, (II) samenzwering tussen de CEO en CFO en/of (III) de invoering van de SOX wetgeving.

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

Hebben dwang, samenzwering en/of de invoering van de Sarbanes-Oxley-Act invloed op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude.

De strategie tegen de criminaliteit is veranderd; de focus was gericht op het oplossen van misdaden, echter richt men zich nu op het voorkomen van misdaden (Ramamoorti, Morrison en Koletar, 2009). Dit kan niet zonder eerst de aanleiding tot het plegen van fraude te begrijpen. Wanneer belanghebbenden (zoals personen binnen de organisatie, accountants en overheid) zich bewust zijn van welke factoren de betrokkenheid van controllers aan verslaggevingsfraude verklaren, kan men hier op ingrijpen. Dit verkleint de kans op witteboordencriminaliteit binnen de organisatie en de daaraan geassocieerde kosten voor de maatschappij, overheid en organisatie worden verlaagd. Het is belangrijk meer kennis te vergaren om zo dit maatschappelijke probleem beter tegen te gaan.

Naast de bijdrage aan de praktijk, dient dit onderzoek ook als aanvulling op de huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur. Rapporten van de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE 2012 en 2014) en Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO 1999 en 2010) gaan in op de betrokkenheid van controllers (of executive/upper management) bij verslaggevingsfraude. Het gaat hier echter om een onderdeel uit het gehele onderzoek. Er zijn al diverse wetenschappelijke onderzoeken verricht naar de werking van de SOX wetgeving. Zo is een relatie tussen de SOX wetgeving en winststuring (Cohen, Dey en Lys, 2008), conservatief boekhouden (Lobo en Zhou, 2006), gebruik van overlopende posten/’accruals’ (Ashbaugh-Skaife, Collins, Kinney, en LaFond, 2008) en de veranderende werkwijze van de accountant (Hoitash, Hoitash, en Bedard, 2008; Feldmann en Read, 2010) onderzocht. Deze factoren hebben een indirecte relatie met verslaggevingsfraude, alleen is de betrokkenheid van de controller niet specifiek onderzocht. In deze onderzoeken is er niet gekeken naar de relevante factoren die alleen invloed hebben op controllers en hun betrokkenheid bij verslaggevingsfraude. Dit onderzoek gaat dieper in op deze specifieke groep, en verbreedt hierdoor de literatuur.

Om de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden, wordt er gebruik gemaakt van de Security and Exchange Commission (SEC) database. Voor dit onderzoek is een unieke handmatige dataset samengesteld. De dataset bestaat uit 114 verslaggeving fraudezaken.

Dit onderzoek is als volgt opgesteld. In hoofdstuk twee worden de theorieën op verslaggevingsfraude en de fraudedriehoek toegelicht. Aan de hand van het element ‘druk’ uit de fraudedriehoek, zijn diverse hypotheses geformuleerd. Het derde hoofdstuk gaat dieper in op de gebruikte SEC database waarmee deze hypotheses zijn onderzocht. Ten slotte zijn in hoofdstuk vier de resultaten weergegeven en de conclusies zijn in het laatste hoofdstuk beschreven.

(7)

kNOw FRAUD - Pagina | 7

2. Theorie

Om er achter te komen of de drie factoren invloed hebben op de betrokkenheid van de controller aan verslaggevingsfraude, is het belangrijk om eerst verslaggevingsfraude te definiëren. Daarna wordt er ingegaan op de fraudedriehoek. Deze theorie verklaart waarom iemand overgaat tot het plegen van fraude. Hieruit ontstaan de hypothesen die verder zijn onderzocht.

2.1 Verslaggevingsfraude

De financiële schade, als gevolg van verslaggevingsfraude, is hoog. De precieze omvang wordt door verschillende wetenschappers verschillend geraamd, echter zijn ze het er over eens dat het om vele miljarden euro’s per jaar gaat. Verslaggevingsfraude heeft niet alleen gevolgen voor de overheid, maar ook voor de belanghebbenden van de organisatie zoals de leveranciers, de consumenten en de medewerkers. Het is een maatschappelijk probleem. De kosten zijn er niet alleen voor de slachtoffers maar worden door de gehele maatschappij gedragen. Hierdoor is verslaggevingsfraude een relevant probleem.

In dit onderzoek wordt verslaggevingsfraude volgens de definitie van Rezaee (2005: 279) gebruikt: ‘Verslaggevingsfraude is een opzettelijke poging van bedrijven om de gebruikers van de gepubliceerde jaarrekeningen te bedriegen of te misleiden […] door het opstellen en verspreiden van materiële onjuiste jaarrekeningen’.

Verslaggevingsfraude wordt meestal gepleegd door het management of op zijn minst met de kennis en betrokkenheid van topmanagers (Razaee, 2002). Daarnaast is sprake van opzet en bedrog door een slim team van deskundige daders met een set van goed geplande schema's en een aanzienlijke gehaaidheid (Razee, 2005).

Niet iedereen in het topmanagement pleegt verslaggevingsfraude. Een universeel aanvaard concept is de fraudedriehoek. Deze theorie beschrijft drie elementen die aanwezig moeten zijn, om een persoon te motiveren tot het plegen van fraude. Bij het plegen van verslaggevingsfraude zijn alle drie de elementen van de fraudedriehoek aanwezig (AICPA, 2002).

2.2 Fraudedriehoek

Volgens Cressey (1951, 1953) zijn er drie elementen die verklaren waarom iemand fraude pleegt. Deze drie elementen moeten alle drie aanwezig zijn binnen een organisatie. Het gaat hier om de elementen; gelegenheid, druk en rationalisatie (Albrecht, Howe en Romney, 1984; ACFE, The Fraud Triangle; AICPA, 2002/SAS No. 99). Door de jaren heen is deze theorie uitgegroeid tot de fraudedriehoek en vormt deze de basis voor de meeste discussies over witteboordencriminaliteit (Dorminey, Fleming, Kranacher en Riley, 2012).

Alle elementen van de fraudedriehoek zijn aanwezig binnen bedrijven waar fraudeconstructies worden gepleegd (Bell en Carcello, 2000; Hogan, Rezaee, Riley en Velury, 2008). Toch is men deze theorie de afgelopen jaren gaan bijstellen. In het algemeen gaat de fraudedriehoek er vanuit dat de fraudeur alleen werkt. Men is er achter gekomen dat veel fraudeurs samen werken. Een centraal element tussen de meest complexe en dure financiële fraudes, is de samenwerking binnen het topmanagement (ACFE 2014). Om de samenwerking tussen witteboordencriminelen beter te verklaren is de fraudedriehoek aangepast.

(8)

kNOw FRAUD - Pagina | 8 Officieel had Cressey (1951) het element ‘druk’ omschreven als niet-deelbare financiële druk. Om de verslaggevingsfraude gepleegd door het topmanagement te verklaren, is het element niet-deelbare financiële druk aangepast naar druk (Dorminey, et al., 2012). Aangezien deze specifieke groep witteboordencriminelen zo rijk is, plegen ze waarschijnlijk geen fraude omdat ze het geld nodig hebben (Ramamoorti, Morrison en Koletar, 2009). Het gaat hierbij eerder om de hebzucht naar meer en niet om de noodzaak. Hierdoor vallen ook monetaire stimuleringsmaatregelen, bonussen en aandelenopties onder het element druk. Hoewel het duidelijk is dat ook personen uit het topmanagement druk ervaren, is dit niet de druk die Cressey officieel bedoelde.

M.I.C.E. is een aanvulling op het element druk uit de fraudedriehoek (zie figuur 1). Het acroniem M.I.C.E. staat voor Money, Ideology, Coercion/Collusion, Ego/Entitlement (Kranacher, Riley en Wells, 2010; Dorminey, et al., 2012). Door deze vier factoren is het element druk uitgebreid naar meerdere motivaties voor het plegen van fraude. De factoren geld en ego zijn de meest voorkomende motivaties voor het plegen van fraude en ideologie de minst voorkomende reden (Dorminey, et al., 2012).

Figuur 1: fraudedriehoek inclusief M.I.C.E.

Money, Ideology en Ego

Bij het element Money (geld) gaat de witteboordencrimineel over tot het plegen van fraude door financiële motieven (Bucy, Formby, Raspanti en Rooney, 2008; Kranacher, Riley en Wells, 2010). Volgens Choo en Tan (2007) zorgt materialisme namelijk voor een grote druk. Wegens het element Ideology (ideologie) gaan de daders stelen of meewerken aan criminele activiteiten onder het motto dat zij hiermee een ‘gepercipieerde groter goed’ (Dorminey, et al., 2012: 563) behalen. Ze zijn immers overtuigd van de juistheid van hun zaak (Bucy et al., 2008). Bij het derde element Ego/Entitlement (ego/aanspraak) zorgen macht en aanzien voor de trigger tot het plegen van fraude (Bucy et al., 2008; Kranacher, Riley en Wells, 2010). Dit derde element kan in relatie staan met het eerste element Money. Door het monetaire succes wordt de druk naar steeds meer geld groter, wat zorgt voor een oneindig verlangen. Zo concluderen Messner en Rosenfeld (1994) dat het monetaire succes een goede drijfveer is naar een hoge en sociale status, echter kan dit ook overgaan naar hebzucht. Rationalisatie Gelegenheid Druk M.I.C.E. Money Ideology Coercion/Collusion Ego/Entitlement

(9)

kNOw FRAUD - Pagina | 9

Coercion/Collusion

Het element Coercion/Collusion gaat in op de dwang en samenzwering die er heerst binnen een groep. Bij Coercion/dwang wordt iemand tegen zijn wil in en/of onder druk gedwongen (Bucy et al., 2008; Kranacher, Riley en Wells, 2010) tot samenwerking aan fraude. Bij Collusion/samenzwering gebeurt de samenwerking aan fraudeconstructies op vrijwillige basis (Ramamoorti, Morrison en Koletar, 2009).

Zoals eerder is aangegeven wordt de meerderheid van de verslaggevingsfraude gepleegd in samenwerking met het topmanagement (Beasley et al., 2010). Aangezien deze laatste twee elementen (Coercion/dwang en Collusion/samenzwering) uit de M.I.C.E. acroniem mogelijk de samenwerking tussen de controller, CEO en/of CFO aan verslaggevingsfraude verklaren, gaat dit onderzoek hier dieper op in. Het element Coercion kan van toepassing zijn, wanneer de CFO en/of CEO de controller door middel van agressief gedrag dwingt tot medewerking aan verslaggevingsfraude. Door het gebruik van agressief gedrag van de CFO en/of CEO wordt de controller tegen zijn wil in gedwongen tot samenwerking aan verslaggevingsfraude. Bij Collusion zal de controller samen met de CEO en/of CFO vrijwillig meewerken aan verslaggevingsfraude. Om een goede samenwerkingsband te creëren tussen de CEO, CFO en controller is het belangrijk dat men elkaar vertrouwt. Dit is mogelijk wanneer er bepaalde overeenkomsten heersen binnen de groep, zoals demografische en informatieve kenmerken (Patel en Thatcher, 2013).

2.3 Hypotheses

Waarom werkt de controller samen met de CFO en/of CEO? Wordt hij/zij onder druk gezet of werkt hij/zij vrijwillig mee aan verslaggevingsfraude? Heeft de invoering van de SOX in 2002 nog invloed op de samenwerkingsband tussen de controller, CEO en/of CFO? In dit onderzoek worden deze vragen met behulp van diverse hypotheses verder geanalyseerd.

2.3.1 Agressief gedrag (dominantie) van de CEO en/of CFO [dwang]

Het topmanagementteam staat continue onder druk om de prestaties van de onderneming te verhogen. Zo kunnen aandeelhouders de onderneming onder druk zetten door een succesvolle onderneming te verwachten en een steeds hogere omzet of groei te verlangen. Deze druk om te presteren, kan leiden tot illegaal gedrag (Simpson en Piquero, 2002; Bucy et al., 2008; Dichev et al., 2013). Zo kan verslaggevingsfraude er onder andere voor zorgen dat de targets beter worden behaald, de resultaten meer in overeenstemming zijn met die van de analisten en/of de aandeel-houderswaarde beter wordt (Rezaee, 2002).

De twee beste afschrikmiddelen tegen fraudeurs zijn de angst om gepakt te worden en de angst voor repercussies (Dorminey, et al., 2012), zoals een gevangenisstraf of boete. Het is daarom belangrijk voor fraudeurs om met mensen samen te werken die gespecialiseerd zijn in het onderwerp. Doordat een controller gespecialiseerd is in de boekhouding, is hij een belangrijke speler. De creativiteit en kennis van de controller is nodig om onopgemerkt te blijven. Uit het onderzoek van Beasley et al. (2010) blijkt dat controllers de derde grootste groep zijn die betrokken zijn bij verslaggevingsfraude. De controller kan gedwongen worden door iemand van het topmanagement (CEO/CFO) tot een medewerking aan verslaggevingsfraude. De CEO en/of CFO wil voldoen aan de verwachtingen van de belanghebbenden van de onderneming. Door deze druk gaan ze over tot verslaggevingsfraude, echter hebben ze iemand nodig die voldoende kennis heeft om dit onopgemerkt te volbrengen. De CEO en/of CFO zullen de controller onder druk zetten, om zo zijn medewerking aan verslaggevingsfraude te krijgen. Het topmanagement kan op verschillende manieren agressief gedrag vertonen (Perri, 2011). Zo kan men volgens Perri (2011) denken aan fysiek gedrag (het schenden van persoonlijke ruimte, het vernietigen van eigendommen of heftige lichamelijke gebaren) verbaal gedrag (vloeken, beledigen of neerbuigende taal) en intimiderend gedrag (ongegronde woede, snelle frustratie, of vernederend optreden).

(10)

kNOw FRAUD - Pagina | 10 Doordat de CFO en/of de CEO een hoge functie in de onderneming heeft, creëert diegene aanzien en gezag. Mensen hebben een natuurlijke neiging om gezagsdragers te gehoorzamen (Milgram, 1974). Wanneer de CEO/CFO de controller dwingt tot medewerking aan verslaggevingsfraude, zal hij/zij het moeilijk vinden om hier nee tegen te zeggen. Een persoon in een positie met aanzien en gezag, kan een ander gemakkelijker dwingen tot medewerking. Gezaghebbende leiders eisen gehoorzaamheid, ze zijn vastbesloten, inflexibel en niet bereid om compromissen te sluiten (Patelli en Pedrini, 2015). Het aanzien en de macht die de CEO/CFO heeft, zorgt er voor dat de controller eerder geneigd is om mee te werken. Zo kan de CEO en/of CFO door middel van agressief (dominant) gedrag de controller zo onder druk zetten dat hij/zij daardoor overgaat tot medewerking aan fraude. Wanneer er een cultuur van intimidatie heerst (dominantie) binnen de organisatie, zal de controller hierdoor eerder geneigd zijn samen te werken met de CEO en/of CFO aan verslaggevingsfraude.

Hypothese 1

Door het vertonen van agressief gedrag (dominantie) door de CEO en/of CFO, werkt de controller eerder mee aan verslaggevingsfraude.

2.3.2 Relatie samenwerkingsgroep [samenzwering]

Verslaggevingsfraude vereist in het algemeen een collusie tussen meerdere personen (Trompeter, Carpenter, Desai, Jones en Riley, 2013). Om er voor te zorgen dat de CEO, CFO en/of controller vrijwillig meewerken aan verslaggevingsfraude, is het belangrijk dat men elkaar vertrouwt. Wanneer de samenwerkingsgroep bepaalde overeenkomsten heeft, zal men elkaar eerder vertrouwen (Patel en Thatcher, 2013). Zo kunnen er demografische overeenkomsten binnen de groep heersen, zoals leeftijd, geslacht, nationaliteit en/of informatieve kenmerken zoals functionele expertise, opleiding en periode werkzaam binnen de organisatie (Patel en Thatcher, 2013).

Demografische overeenkomsten en Informatieve kenmerken

De leeftijd van de individuen binnen de samenwerkingsgroep kan invloed hebben op de samenwerkingsband. Volgens Gray en Cannella (1997) willen CEO’s en/of CFO’s die bijna met pensioen gaan niet het risico lopen ontdekt te worden omdat dan hun opgebouwde reputatie voor niets is geweest. Jonge CEO’s en/of CFO’s durven meer risico’s te nemen (MacCrimmon en Wehrung, 1990). Zij moeten zich namelijk nog bewijzen en carrière maken. Door deze kenmerken is het aannemelijk te verwachten dat de kans op illegale handelingen afneemt wanneer de leeftijd van de topmanagers toeneemt (Daboub, Rasheed, Priem en Gray,1995). In het ACFE rapport (2014) wordt geconcludeerd dat het aantal fraudezaken toeneemt totdat men tussen de leeftijd van 41-45 jaar zit; daarna neemt het aantal fraudezaken per leeftijd af. Echter concludeert men ook dat het fraudebedrag stijgt naarmate de fraudeur ouder wordt. Dit is waarschijnlijk te verklaren door de steeds hogere positie die de desbetreffende fraudeur gedurende een carrière bemachtigt. Hierdoor heeft hij minder toezicht en meer tijd om de fraudemaatregelen te bestuderen. Wanneer de leeftijd van de CEO, CFO en controller meer in overeenstemming zijn, lopen ze meer dezelfde risico’s. Ze zullen daardoor elkaar eerder begrijpen en een band creëren. Hierdoor zullen ze elkaar eerder vertrouwen.

Naast de leeftijd van de individuen, zijn er ook grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Zo willen mannen liever niet samenwerken met vrouwen aan fraude (Steffensmeier, 1983). Volgens Becker en McCorkel (2011) willen mannelijke witteboordencriminelen het liefst werken in een samenwerkingsgroep bestaande uit alleen mannen dan een menging tussen mannen en vrouwen. Daly (1989) concludeert dat de kans dat mannen samenwerken met tenminste twee andere personen aan fraude groter is dan bij vrouwen. Ook hebben mannen en vrouwen andere motieven voor het plegen van fraude (Daly, 1989). Zo worden mannen minder snel beïnvloed door anderen en gaan mannen over tot fraude door hun niet-deelbare financiële problemen (zoals zakelijke- of gokschulden en het leven boven hun stand). Terwijl vrouwen niet alleen uit eigenbelang maar ook uit financiële behoeften voor de familie overgaan tot het plegen van fraude. Daarnaast zullen vrouwen eerder hun schuld toegeven, gemakkelijker persoonlijke verantwoordelijkheid nemen voor het gepleegde misdrijf, hun

(11)

kNOw FRAUD - Pagina | 11 misdaden sterker rechtvaardigen en hun berouw meer uiten dan mannen (Rothman en Gandossy, 1982). Het ACFE rapport (2014) concludeert dat meer mannen verslaggevingsfraude plegen dan vrouwen. Zo blijkt uit het onderzoek dat van alle fraudevormen gepleegd door mannen, 11% betrekking heeft op verslaggevingsfraude, terwijl dit bij vrouwen 6% is. ‘Het is echter niet duidelijk waarom mannen vaker deelnemen aan verslaggevingsfraude […] dan vrouwen’ (ACFE, 2014: 51). Misschien is dit de verklaren door groepshomogeniteit. Als er grote verschillen zijn tussen de groepsleden, zullen er eerder groepsconflicten ontstaan (Daboub, Rasheed, Priem en Gray,1995). Wanneer geslacht overeenkomsten heersen binnen de groep, zal men elkaar eerder vertrouwen (Patel en Thatcher, 2013). Hierdoor zullen mannelijke controllers eerder gaan samenwerken aan verslaggevingsfraude met mannelijke CEO’s en/of CFO’s en vrouwelijke controllers eerder met vrouwelijke CEO’s en/of CFO’s. Aangezien meer mannen een topfunctie hebben (Accountant, 2014), is de kans dat verslaggevingsfraude door een groep mannen wordt gepleegd groter.

Iemand vertrouwen kost tijd. Om een goed samenwerkingsverband te creëren tussen teamleden is tijd nodig om elkaar te leren kennen. Volgens Tuckman (1965; Tuckman en Jensen, 1977) zijn er vijf verschillende stadia die een groep moeten doorlopen om zo tot een goede samenwerking te komen. De vijf verschillende stadia zijn Forming, Storming, Norming, Performing en Adjourning. Niet alle groepen doorlopen alle stadia, slecht een enkeling. De meeste groepen lopen vast in een van de stadia. Wanneer een nieuw persoon in de groep terecht komt, zal de groep weer bij een eerdere fase moeten beginnen om zo tot een goede samenwerking te komen. Het kost tijd om een groep te ontwikkelen waarin de groepsleden goed samenwerken. Het ACFE onderzoek (2014) toont aan dat personen die ongeveer een tot vijf jaar werkzaam zijn binnen de organisatie het meest overgaan tot fraude. Daarnaast concluderen ze dat hoe langer iemand voor de desbetreffende organisatie werkt, hoe groter de fraudeschade is. Volgens ACFE (2014) is dit te verklaren doordat het tijd kost om elkaar te vertrouwen en de fraudemaatregelen te bestuderen. Dit zegt weinig over groepshomogeniteit, echter laat het wel zien dat er tijd nodig is om elkaar te vertrouwen. Groepsleden die even lang bij een onderneming werken, kunnen ervaringen delen en hebben vergelijkbare opvattingen en waarden (Daboub, Rasheed, Priem en Gray,1995). Hierdoor is het belangrijk dat de CEO, CFO en controller gezamenlijk voor een bepaalde periode werkzaam zijn binnen de organisatie om zo groepshomogeniteit te creëren.

Groepshomogeniteit

‘Gelijkenissen tussen groepsleden (dat wil zeggen groepshomogeniteit) kunnen een impact hebben op de sociale controle en de groepsbesluitvorming door middel van interpersoonlijke aantrekkingskracht en groepscohesie’ (Daboub, Rasheed, Priem en Gray,1995: 157). Doordat men goed met elkaar kan opschieten zullen de groepsleden bij de groep (willen) blijven. Groepsdynamiek kan verschillende prikkels, druk, rationalisaties en kansen creëren voor degenen die betrokken zijn bij het plegen van verslaggevingsfraude (Trompeter, Carpenter, Desai, Jones en Riley, 2013). Groepen die homogener zijn, zullen meer invloed en druk uit oefenen op de overeenstemmingen tussen de groepsleden (Daboub, Rasheed, Priem en Gray,1995). Dit zorgt voor een groter gevoel van eenheid waardoor men elkaar gaat beschermen.

De kans dat topmanagers betrokken zijn bij verslaggevingsfraude kan groter worden naarmate de groep homogener is. Een controller zal eerder in een samenwerkingsverband met de CEO en/of CFO meewerken aan verslaggevingsfraude wanneer hij de desbetreffende personen vertrouwt. Wanneer er bepaalde overeenkomsten in een groep heersen, zal men elkaar eerder vertrouwen (Patel en Thatcher, 2013). Door elkaar te vertrouwen kan men op elkaar steunen.

Hypothese 2

Homogeniteit van leeftijd tussen de CEO, CFO en controller, zorgen ervoor dat de controller eerder vrijwillig meewerkt aan verslaggevingsfraude tussen de desbetreffende personen.

(12)

kNOw FRAUD - Pagina | 12 Hypothese 3

Homogeniteit van geslacht tussen de CEO, CFO en controller, zorgen ervoor dat de controller eerder vrijwillig meewerkt aan verslaggevingsfraude tussen de desbetreffende personen.

Hypothese 4

Homogeniteit van tijdsbestek (periode werkzaam binnen de organisatie) tussen de CEO, CFO en controller, zorgen ervoor dat de controller eerder vrijwillig meewerkt aan verslaggevingsfraude tussen de desbetreffende personen.

2.3.3 Betrokkenheid van de controller na de invoering van de SOX wetgeving

De Sarbanes-Oxley Act (SOX) heeft als hoofddoel het vertrouwen in de verslaggeving te herstellen. Door het invoeren van de SOX wetgeving hebben de CEO en CFO meer verantwoordelijkheid. In het eerste onderzoek van Beasley et al. (1999) zijn bij 83% van de van de fraudegevallen de CEO en/of CFO betrokken; in een later onderzoek (2010) is de betrokkenheid gestegen naar 89%. Kortom de CEO en CFO zijn nog steeds betrokken bij verslaggevingsfraude ondanks hun gestegen verantwoordelijkheid. De vraag is echter of zij ook dezelfde rol spelen. Misschien is door de invoering van de SOX wetgeving de verantwoordelijkheid voor de CEO en CFO te groot, waardoor ze niet actief (of agressief/dominant) meewerken aan verslaggevingsfraude. Hierdoor zou de controller een actievere rol kunnen spelen.

De SOX wetgeving probeert de mogelijkheid tot het plegen van verslaggevingsfraude te beperken. Zo is door de invoering van sectie 302 van de SOX wetgeving meer verantwoordelijkheid gegeven aan de CEO en CFO (Sarbanes Oxley Compliance Professionals Association (SOXCPA), section 302). Deze sectie geeft aan dat de CEO en CFO een certificaat bij de kwartaal- en de jaarverslaggeving moeten afgeven, waarin zij aantonen dat er geen materiële onjuistheden in de jaarrekening zitten. Hierbij zijn de CEO en CFO dus persoonlijk verantwoordelijk voor de juistheid van de gepresenteerde informatie.

Sectie 906 van de SOX wetgeving legt daarnaast aanzienlijke straffen op CEO’s en CFO’s voor het bewust certificeren van een jaarrekening die niet voldoet aan de eisen van de SOX wetgeving. Boetes en straffen voor de afgifte van valse verklaringen of er niet in slagen een financieel verslag correct te certificeren, zijn verhoogd naar maximaal $5.000.000 en 20 jaar gevangenisstraf (SOXCPA, section 906).

Gezien deze verantwoordelijkheid (sectie 302), mogelijke boetes en straffen (sectie 906) zullen de CEO en CFO sneller samenwerken met de controller aan verslaggevingsfraude. Bij het plegen van illegale handelingen wil men niet onnodig de aandacht trekken. Een crimineel wil zijn pakkans zo laag mogelijk houden (Larcker en Zakolyukina, 2012). Een strafzaak op basis van het certificeren van een jaarrekening die niet voldoet aan de eisen van de SOX wetgeving is gemakkelijker te bewijzen dan een complexe boekhoudkundige fraude (Beckett, 2002). Hierdoor is de pakkans van een CEO en/of CFO na de invoering van de SOX wetgeving (zie sectie 302 en 906) groter. Om er voor te zorgen dat de kans op ontdekking kleiner is, willen misschien de CEO en CFO samenwerken met de controller aan verslaggevingsfraude.

Naast sectie 302 van de SOX wetgeving wordt ook vaak sectie 404 besproken in de literatuur en de media. Sectie 404 van de SOX wetgeving gaat in op de inrichting van de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) van een onderneming. Tevens moet over deze AO/IC een managementrapport komen over de getroffen maatregelen. Deze AO/IC moet gecontroleerd worden door de externe accountant die ook de jaarrekening controleert (SOXCPA, section 404). In het algemeen zijn interne controles ontworpen om een individu die zonder hulp van anderen frauduleuze handeling pleegt te ontdekken (Trompeter, Carpenter, Desai, Jones en Riley, 2013). Bij samenzwering gaat het echter om een teamsport (Ramamoorti, 2008). Wanneer meerdere

(13)

kNOw FRAUD - Pagina | 13 personeelsleden betrokken raken bij het plegen van verslaggevingsfraude, zal de AO/IC niet meer optimaal werken. Bij samenzwering zal de AO/IC van de onderneming, waarbij het gaat om een duidelijke scheiding van taken, niet meer optimaal werken (Ramamoorti, 2008). Hierdoor is het moeilijk voor de externe accountant om dit te achterhalen. Daarnaast vertrouwen ongeveer 80% van de bedrijven op het minst effectieve controlemiddel tegen fraude, namelijk de externe accountants (ACFE, 2012). Hierdoor heeft de samenzweringsgroep minder kans om ontdekt te worden. Dit versterkt de kans op een samenzweringsgroep tussen CEO, CFO en controller.

Volgens Bunt (2010) zijn er een aantal belangrijke factoren die fraudedetectie nadelig beïnvloeden zoals gebrek aan toezicht en het succesvol verbergen van de fraudeconstructie. Deze factoren wijzen op het belang van streng toezicht, functiescheiding en een gezonde bedrijfscultuur met de nadruk op openheid en transparantie (mogelijkheden voor het anoniem rapporteren van ongepast gedrag; klokkenluiders). Deze factoren worden alleen in twijfel getrokken wanneer er samenzwering is tussen de CEO, CFO en controller. De meest voorkomende en effectieve detectiemiddel is de tip lijn (ACFE, 2014). Het is echter minder waarschijnlijk dat klokkenluiders naar voren komen als ze geloven dat het management hen niet zal ondersteunen of er angst is voor vergelding (Mesmer-Magnus en Viswesvaran, 2005). Hierdoor is bij samenzwering tussen de CEO, CFO en controller de kans op fraudedetectie kleiner.

Door de hierboven genoemde factoren is het aannemelijk dat de invoering van de SOX wetgeving (sectie 302, 906 en 404) geen groot afschrikmiddel is voor de samenzweringsband met de CEO en CFO aan verslaggevingsfraude. Hierdoor zal de CEO en/of CFO ook na de invoering van de SOX wetgeving meewerken aan verslaggevingsfraude. Toch willen de CEO en CFO niet de volle aandacht trekken, om zo de ontdekkingskans niet te vergroten (gezien hun gestegen verantwoordelijkheid). Ze zullen daardoor de controller meer betrekken bij het plegen van de verslaggevingsfraude. De controller zal eerder geneigd zijn samen te werken, ook na de invoering van de SOX wetgeving, aangezien de pakkans klein blijft doordat de SOX wetgeving niet het gewenste effect heeft wanneer er samenzwering plaatsvindt tussen mensen uit het managementteam.

Hypothese 5

Na de invoering van de SOX wetgeving zal de controller meer betrokken zijn bij het plegen van verslaggevingsfraude.

(14)

kNOw FRAUD - Pagina | 14

3. Onderzoeksmethoden

Om de geformuleerde hypotheses te onderzoeken is er gebruik gemaakt van de SEC database. Er vindt kwantitatief onderzoek plaats.

3.1 SEC database

Naar aanleiding van de Sarbanes-Oxley Act van 2002 is de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) opgericht om toezicht te houden op de accountantsorganisaties die beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten controleren. PCAOB werkt samen met de Securities and Exchange Commission (SEC) om dit te waarborgen. De SOX wetgeving is geldig binnen de Verenigde Staten. Aangezien de SOX wetgeving van toepassing is op Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven, is het logisch dat de database bestaat uit bedrijven uit de Verenigde Staten. De SEC publiceert alle aanklachten die zij hebben onderzocht. Deze verslaggeving fraudezaken zijn in de Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAER’s) beschreven. De AAER’s zijn in de database van de SEC (https://www.sec.gov/divisions/enforce/friactions.shtml) opgenomen. Dit is een openbare database. In eerdere onderzoeken is deze database ook gebruikt in relatie met verslaggevingsfraude (Baesley et al., 1999 en 2010; Farber, 2005). Daarnaast is deze database gemakkelijk te raadplegen en de beste bron voor verslaggevingsfraude (Beasley et al., 1999). Daarom wordt deze database ook voor dit onderzoek gebruikt. Naast het gebruik van de AAER’s is er ook gebruik gemaakt van de Litigation Releases (https://www.sec.gov/litigation/litreleases.shtml). Litigation Releases zijn civiele rechtszaken van de SEC. Ook deze zijn opgenomen in een openbare database. Voor bepaalde variabelen is de informatie uit de EDGAR database gehaald. De EDGAR database bevat onder andere jaarrekeningen en overige statutaire data van beursgenoteerde onderneming in de Verenigde Staten. Uit deze database zijn bijvoorbeeld de leeftijden van de CEO en CFO gehaald. De dataset voor dit onderzoek is handmatig uit de SEC database geselecteerd.

Door gebruik te maken van de SEC database bestaat de dataset voor dit onderzoek voornamelijk uit verslaggeving fraudezaken die in de Verenigde Staten hebben plaatsgevonden. De conclusies over andere landen moeten hierdoor voorzichtig getrokken worden. De resultaten van dit onderzoek hebben hierdoor niet per definitie ook betrekking op andere landen. Beasley et al. (1999) geven aan dat de data moeilijk generaliseerbaar is. Echter geeft Linke (2012) aan dat er geen bewijslast is gevonden die een bredere toepassing van resultaten ook voor andere landen in de weg staat.

Alleen fraudezaken waarin verslaggevingsfraude is ontdekt, zijn in de dataset van dit onderzoek opgenomen. Zoals eerder is aangegeven is in dit onderzoek de definitie van Rezaee (2005: 279) gebruikt: ‘verslaggevingsfraude is een opzettelijke poging van bedrijven om de gebruikers van de gepubliceerde jaarrekeningen te bedriegen of te misleiden […] door het opstellen en verspreiden van materiële onjuiste jaarrekeningen’. Om te voldoen aan deze definitie vallen de SEC fraudezaken onder Sections 10(b), 13(a) en 13(b)(5) van de Secutities Exchange Act van 1934 en Section 17(a) van de Secutities Act van 1933. Alleen wanneer de verslaggeving fraudezaken van de SEC database onder deze secties vallen of wanneer duidelijk uit de AAER’s valt te achterhalen dat het om verslaggevingsfraude gaat, zijn ze in de dataset opgenomen.

(15)

kNOw FRAUD - Pagina | 15

3.2 Dataverzameling en periode

De SOX wetgeving is in juli 2002 ingevoerd. Om er achter te komen of de SOX wetgeving invloed heeft op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude zijn er verslaggeving fraudezaken onderzocht voor en na deze periode. Er is op basis van de fraudeperiode geselecteerd. Per verslaggeving fraudezaak is gekeken of deze voor of na de SOX wetgeving heeft plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar de startdatum van de fraudeperiode, ongeacht of de fraudeperiode voor of na de SOX wetgeving eindigt. In totaal zijn er 114 verslaggeving fraudezaken geselecteerd. Hiervan zijn de laatste 57 verslaggeving fraudezaken voor de invoering van de SOX wetgeving en de eerste 57 verslaggeving fraudezaken na de invoering van de SOX wetgeving geselecteerd.

Tabel 1: verdeling verslaggeving fraudezaken

Hierdoor is er een evenredige verdeling tussen de fraudezaken voor en na de invoering van de SOX wetgeving. De verslaggeving fraudezaken die vallen onder de periode voor de SOX wetgeving variëren tussen de jaartallen 2000 en het 2e kwartaal uit 2002. De verslaggeving fraudezaken die vallen onder de periode na de SOX wetgeving variëren tussen het 3e kwartaal uit 2002 en 2006. Zie tabel 1 voor een overzicht van de gehele gebruikte dataset onderverdeeld naar aantal verslaggeving fraudezaken per jaar.

De gebuikte dataset in dit onderzoek is voor een deel

afkomstig uit een dataset van Linke (2012). De ontbrekende variabelen voor dit onderzoek zijn aangevuld. De overige data is verzameld door gebruik te maken van de SEC database zoals eerder beschreven.

3.3 Variabelen

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie soorten variabelen namelijk: de afhankelijke variabele is de controller, de onafhankelijk variabelen hebben betrekking op de hypotheses en de controle variabelen zijn omzet en verslaggeving fraudebedrag. Hieronder zijn de variabelen kort toegelicht.

3.3.1. Afhankelijke variabele

Controller

De controller is de afhankelijke variabele. Door middel van deze variabele is onderzocht of de andere variabelen zijn veranderd. De afhankelijke variabele is door middel van een dummycodering in de dataset verwerkt. In de verslaggeving fraudezaken is gekeken naar de betrokkenheid van de controller. Wanneer er sprake is van een betrokkenheid aan verslaggevingsfraude is dit door een dummycodering in de dataset verwerkt. Een 1 bij aanwezigheid en een 0 voor afwezigheid.

Wanneer een persoon gedurende de verslaggeving fraudezaak meerdere titels heeft, is de hoogst hiërarchische titel ten tijden van de fraudezaak genomen. Helaas gebruiken niet alle ondernemingen dezelfde titel voor een controller. Hierdoor vallen Chief Accounting Officer (CAO), VP Accounting en VP Financial Reporting ook onder de functiebenaming van een controller (Linke, 2012). Wanneer er meerdere personen gedurende de fraudeperiode dezelfde titel dragen (bijvoorbeeld bij ontslag), is de titel die het langst gedurende de fraudeperiode geldig is, opgenomen in de dataset (deze twee stellingen zijn ook van toepassing bij de onafhankelijke variabelen CEO en CFO).

Verslaggevingsfraude jaar Aantal verslaggeving fraudezaken

2000 36

2001 18

2002 3

Totaal voor SOX 57

2002 14 2003 14 2004 12 2005 6 2006 11 Totaal na SOX 57 Totaal dataset 114

(16)

kNOw FRAUD - Pagina | 16

3.3.2. Onafhankelijke variabelen

CEO en CFO

De CEO en CFO zijn onafhankelijke variabelen. Deze onafhankelijke variabelen zijn door middel van een dummycodering in de dataset van dit onderzoek verwerkt. In de SEC database is gekeken naar de betrokkenheid van de CEO en/of CFO bij de desbetreffende verslaggeving fraudezaak. Indien er sprake is van een betrokkenheid aan verslaggevingsfraude door een van deze personen is dit verwerkt met een 1 en een 0 voor geen betrokkenheid.

Agressief (dominant) gedrag

Wanneer door een CEO en/of CFO agressief (dominant) gedrag is gebruikt, is dit ook middels een dummycodering in de dataset verwerkt. Bij gebruik van agressief (dominant) gedrag een 1 en bij geen agressief gedrag een 0 verwerkt.

Onder agressief (dominant) gedrag door de CEO en/of CFO is verstaan ‘de druk van dreigementen dat wil zeggen geen tolerantie beleid voor het niet halen van doelstellingen, schreeuwen, gooien met documenten en het bedreiging van het ontslaan van mensen’ (Linke, 2012:95). Door dit agressief (dominant) gedrag zijn andere personen overgegaan tot medewerking aan verslaggevingsfraude.

Leeftijd

De leeftijden van de CEO, CFO en controller zijn uit de AAER’s en Litigation Releases gehaald. Indien de leeftijd niet in deze database is vermeld, is de EDGAR database gebruikt.

Om homogeniteit tussen de CEO, CFO en controller te bepalen is er gekeken naar de acht levensfasen c.q. ontwikkelingsfasen van de mens. Volgens Erikson (1959) gaat een mens in zijn leven door acht verschillende levensfases heen. In elke fase moet men een psychologisch conflict oplossen. Het succesvol afronden van elke fase resulteert in een gezonde persoonlijkheid. Het niet succesvol volbrengen van een fase kan resulteren in een minderwaardigheidsgevoel of een ongezonde persoonlijkheid. De fases kan men echter ook in een latere leeftijd nog volbrengen.

Tabel 2: levensfasen

De acht verschillende levensfases zijn gekoppeld aan leeftijden. De acht levensfasen zijn in tabel 2 weergegeven (McLeod, 2008). Als een CEO, CFO of controller 35 jaar is, valt diegene in de vroege volwassenheidfase. Volgens het ACFE rapport (2014) zitten de meeste fraudeurs (51%) tussen de leeftijd van 31 en 45 jaar. Hierdoor is te verwachten dat de meeste CEO’s, CFO’s en controllers vallen in de levensfase vroege volwassenheid en middelbare volwassenheid.

Wanneer er meerdere personen (CEO, CFO en/of controller) betrokken zijn bij de verslaggevingsfraude is er een mogelijkheid tot groepshomogeniteit. Alleen mits een CEO, CFO en/of controller in dezelfde levensfase zitten, bijvoorbeeld middelbare volwassenheid, is de groep homogeen geacht. Dit is door middel van een dummycodering in de dataset verwerkt. Wanneer alle betrokkenen van de desbetreffende verslaggeving fraudezaak in dezelfde levensfase zitten, is dit door middel van een dummycode 1 in de dataset verwerkt. Indien er geen groepshomogeniteit van levensfase heerst tussen de betrokkenen, is dit verwerkt met een dummycode 0. Indien de leeftijd van één van de betrokkenen niet gevonden is (in zowel de AAER, Litigation Release als de EDGAR database), is de gehele groep niet meegenomen in de resultatenberekening voor de desbetreffende hypothese.

Leeftijd Levensfase

0 tot 1½ Zuigelingen fase 1½ tot 3 Peuterleeftijd 3 tot 5 Kleuterleeftijd 5 tot 12 Basisschoolleeftijd 12 tot 19 Adolescentie

19 tot 36 Vroege volwassenheid 36 tot 55 Middelbare volwassenheid

(17)

kNOw FRAUD - Pagina | 17

Geslacht

Het geslacht van de betrokkenen worden door middel van een dummycodering in de dataset verwerkt. Hierbij staat een 1 voor vrouwelijk en een 0 voor mannelijk geslacht. Er is hierbij gekeken naar de voornaam van de desbetreffende persoon. Deze voornaam is vergeleken met een Amerikaanse namen index (http://www.namenindex.nl/amerikaanse_namen.php). Wanneer de naam van de desbetreffende persoon niet in de index is vermeld en het geslacht (‘him/her’) ook niet uit de AAER, Litigation Release of EDGAR database is te achterhalen, is de desbetreffende persoon uit de dataset verwijderd.

Er heerst groepshomogeniteit binnen de betrokkenen mits alle personen hetzelfde geslacht hebben. Ook dit is door middel van een dummycodering in de dataset van dit onderzoek verwerkt. Wanneer de betrokkenen CEO, CFO en/of controller van een bepaalde verslaggeving fraudezaak allemaal mannen of vrouwen zijn, is dit verwerkt met dummywaarde van 1. Ingeval er geen groepshomogeniteit van geslacht heerst, is dit verwerkt met een dummywaarde van 0.

Periode werkzaam binnen de organisatie (tijdsbestek)

De periode dat de CEO, CFO en controller werkzaam zijn in de desbetreffende onderneming is omgerekend naar maanden. De werkzame periodes binnen de organisatie van de CEO, CFO en controller zijn voornamelijk uit de AAER’s gehaald. Indien de periode niet in de AAER, Litigation Release of EDGAR database is vermeld, is het tijdsbestek van de desbetreffende persoon niet in de dataset opgenomen.

Zoals eerder is aangegeven doorloopt een groep vijf verschillende stadia om zo tot een goede samenwerking te komen. De vijf verschillende stadia zijn Forming, Storming, Norming, Performing en Adjourning (Tuckman1965; Tuckman en Jensen, 1977). Het doorlopen van deze vijf stadia kost tijd. Hoeveel tijd dit precies kost is niet duidelijk. Er zijn diverse casestudies over het implementeren van de vijf stadia, echter is er een grote verscheidenheid aan tijdsbestek. Zo zijn er casestudies van vier dagen (Wheelan en Kaeser, 1997), vier weken (Miller, 2003) en acht maanden (Abudi, 2010). Tuckman (1965) baseert zijn theorie op uiteenlopende groepen met tijdsbestekken van enkele weken tot zes maanden. Dit komt omdat Tuckman wil laten zien dat een groep door vijf verschillende stadia moet om tot een goed samenwerking te komen ongeacht het tijdsbestek.

Dit onderzoek gaat in op de samenwerkingsband tussen CEO, CFO en controller die verslaggevingsfraude plegen. Aangezien het hierbij om een gevoelige kwestie gaat, wil men er zeker van zijn dat men de andere teamleden kan vertrouwen. Daarnaast wil men er voor zorgen dat de pakkans laag blijft. Hierdoor kost het plegen van verslaggevingsfraude tijd. Het gaat hier niet om een samenwerkingsband van enkele weken maar eerder van maanden. Beasley et al. (2010) constateren dat de gemiddelde fraudeperiode 31.4 maanden bedraagt. Dit betekent dat het vormen van een samenwerkingsband tussen de CEO, CFO en controller minder tijd in beslag neemt dan ongeveer 32 maanden.

Bij de samenzwering tussen de CEO, CFO en de controller gaat het er om dat iedereen vrijwillig in de groep samenwerkt. Binnen de groep moet men elkaar vertrouwen en is men gericht op het bereiken van het doel (het ongemerkt plegen van verslaggevingsfraude). Hierdoor is het belangrijk dat men in stadia 4 Performing zit. Wanneer een nieuw persoon in de groep terecht komt, zal de groep weer bij een eerdere fase moeten beginnen om zo tot een goede samenwerking te komen (Tuckman1965; Tuckman en Jensen, 1977).

Uitgaande van de casestudie van Abudi (2010), is in tabel 3 een schema gemaakt rekening houdend met de gemiddelde fraudeperiode van 32 maanden (gebaseerd op het onderzoek van Beasley et al., 2010). Uit deze tabel is af te leiden dat een goed samenwerkingsverband tussen de CEO, CFO en controller minimaal 1 jaar duurt (zie kolom dataset uit tabel 3). Dit houdt in dat de CEO, CFO en controller minimaal 1 jaar binnen de organisatie werkzaam moeten zijn. Het maakt dus niet uit hoelang de desbetreffende persoon bij de organisatie werkt, zolang de groepsleden elkaar maar

(18)

kNOw FRAUD - Pagina | 18 minimaal een jaar lang kennen. Op deze manier heeft men genoeg tijd om elkaar te leren vertrouwen en als groep samen te werken (om zo stadia 4 te bereiken), waardoor er homogeniteit heerst binnen de groep.

Tabel 3: tijdsbestek groepsvorming

Stadia Kern van de desbetreffende fase Abudi Tijdsbestek Dataset

1. Forming Kennismaking 2 dagen Minder dan

een maand 2. Storming De teamleden zijn met elkaar in conflict, men moet leren

naar elkaar te luisteren en elkaars verschillende ideeën te accepteren

Minder dan 6 maanden 3. Norming De teamleden beginnen elkaar te vertrouwen, waardoor

men elkaar helpt en minder gefocust is op de individuele doelen

3 maanden 12 maanden Tussen 6 en 12 maanden 4. Performing De nadruk ligt op het bereiken van het doel als een

groep 12 maanden of meer

5. Adjourning In deze fase is het doel (niet) succesvol bereikt en gaan

de teamleden ieder zijn/haar eigen weg 8 maanden 32 maanden

Indien er minimaal twee personen betrokken zijn bij de verslaggeving fraudezaak is er een mogelijkheid tot groepsvorming. De groepsvorming stadia zijn in de dataset verwerkt op basis van degenen die het korst bij de desbetreffende organisatie werkt. Als een CFO 25 maanden en een controller 7 maanden bij de desbetreffende organisatie werken, is in de dataset aangegeven dat de groepsvorming in stadia 3 (Norming) zit en er dus geen sprake is van groepshomogeniteit (hiervoor moet men in stadia 4 Performing zitten). Indien het tijdsbestek van één van de betrokkenen niet gevonden is (in zowel de AAER als de EDGAR database), is de gehele groep niet meegenomen in de resultatenberekening voor de desbetreffende hypothese.

SOX wetgeving

De SOX wetgeving is door middel van een dummycodering in de dataset verwerkt. Wanneer verslaggeving fraudezaken begonnen zijn voor de invoering van de SOX wetgeving in juli 2002 krijgen ze een dummywaarde van 0. Verslaggeving fraudezaken die plaatsvonden na de invoering van de SOX wetgeving krijgen een dummywaarde van 1. Hierbij is er gekeken naar de datum wanneer de fraude is begonnen (de startdatum van de fraudeperiode). De verslaggevingsfraude periodes worden in de AAER beschreven.

3.3.3. Controle variabelen

Ondernemingsgrootte door middel van omzet

Hoe groter de onderneming, hoe groter de kans op frauduleuze activiteiten (Beasley et al., 1999 en 2010; Udding en Gillet, 2005; Baucus en Near, 1991; Dalton en Kesner, 1988). De complexiteit van de boekhouding wordt ook groter naarmate de onderneming groeit. Dit vraagt mogelijk naar meer kennis van boekhouding. De controller beheerst deze kennis en zal daardoor misschien eerder meewerken aan verslaggevingsfraude. Hierdoor is een positieve relatie tussen de ondernemings-grootte en de betrokkenheid van de controller aan verslaggevingsfraude te verwachten.

De grootte van de onderneming wordt gemeten door middel van de omzet van de onderneming in Amerikaanse dollars. Er wordt gekeken naar de omzet die betrekking heeft op het eerste jaar waarin de verslaggevingsfraude plaats vindt. De omzetcijfers zijn uit de EDGAR database gehaald.

Deze continue data is getest op een normale verdeling door middel van de Shapiro-Wilk test en een histogramweergave. Het resultaat van de Shapiro-Wilk test is significant en hieruit valt te concluderen dat er geen normale verdeling is (Field, 2009). De histogram gaf dezelfde uitkomst. Aangezien er geen normale verdeling is, is er gebruik gemaakt van de LOG.

(19)

kNOw FRAUD - Pagina | 19

Fraudebedrag

De grootte van het fraudebedrag hoeft geen directe relatie te hebben met de grootte van de onderneming. Volgens het ACFE rapport (2014) is er sprake van proportionaliteit tussen iemands positie in de onderneming en het fraudebedrag. Hoe hoger iemands positie in de onderneming, hoe meer toegang diegene tot de activa en uitgaven heeft. Door hun hoge positie, zijn ze minder onderworpen aan toezicht van anderen en hebben ze meer mogelijkheden om hun fraudebedrag te vergroten. Zo hebben Beasley et al. (1999) geconcludeerd dat het fraudebedrag vaak geleidelijk wordt verhoogd over een periode van ongeveer twee jaar. Hoe langer men onopgemerkt blijft des te hoger het fraudebedrag wordt (ACFE, 2012). Hierdoor is te verwachten dat het totale fraudebedrag hoog is wanneer verslaggevingsfraude is gepleegd door de CEO en/of CFO.

Toch is de kans om opgepakt te worden bij een groter fraudebedrag hoger. De creativiteit en kennis van de controller kunnen handig zijn om onopgemerkt te blijven. Dit vraagt om consistentie en vaardigheid van de controller om niet ontdekt te worden. Hierdoor kan de betrokkenheid van een administratief expert cruciaal zijn. Het is te verwachten dat er een positieve relatie is tussen het fraudebedrag en de betrokkenheid van de controller aan verslaggevingsfraude.

Het totale fraudebedrag is in Amerikaanse dollars weergegeven. Het gaat hier om het totale bedrag van alle fraudebedragen (die een relatie hebben met verslaggevingsfraude) ongeacht wie de fraudeur is. Deze fraudebedragen zijn uit de SEC database gehaald. Er was volgens de Shapiro-Wilk test en de histogramweergave geen normale verdeling. Hierdoor is er gebruik gemaakt van een LOG.

3.4 Methodologie

In dit onderzoek is de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude onderzocht. Om dit te onderzoeken zijn hypotheses opgesteld, waaraan diverse variabelen zijn gekoppeld. De hypotheses zijn door middel van het statistiekprogramma IBM SPSS Statistics (SPSS) getoetst. De gebruikte variabelen zijn in tabel 4weergegeven.

Uit de tabel is tevens op te maken dat de variabelen die door middel van een dummycodering in de dataset zijn verwerkt met behulp van de Pearson Chi-Square test zijn getoetst. De controle variabelen omzet en fraudebedrag zijn continue data. Deze data zijn eerst getoetst op een normale verdeling. Door gebruikt te maken van een LOG is een logistische regressie mogelijk (Field, 2009).

Tabel 4: opsomming variabelen

Variabelen Type variabel Meeteenheid Test methode Controller Afhankelijk Dummy

(0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

CEO Onafhankelijk Dummy

(0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

CFO Onafhankelijk Dummy

(0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

Agressief (dominant) gedrag Onafhankelijk Dummy

(0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

Groepshomogeniteit van

leeftijd Onafhankelijk Dummy (0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

Groepshomogeniteit

van geslacht Onafhankelijk Dummy (0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

Groepshomogeniteit van

tijdsbestek Onafhankelijk Dummy (0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

SOX wetgeving Onafhankelijk Dummy

(0= nee, 1= ja) Pearson Chi-Square

Ondernemingsgrootte (door

middel van omzet) Controle LOG omzet in Amerikaanse dollars Logistische regressie Totaal fraudebedrag Controle LOG fraudebedrag in Amerikaanse

(20)

kNOw FRAUD - Pagina | 20

4. Resultaten

Nadat de dataset algemeen is doorgenomen, wordt er dieper ingegaan op de eerder geformuleerde hypotheses. De vijf verschillende hypotheses worden in dit hoofdstuk een voor een behandeld. Hierna wordt gecontroleerd of de controle variabelen invloed hebben op de resultaten.

4.1 Toetsing hypotheses

Aan de hand van het element druk uit de fraudedriehoek, is er dieper ingegaan op de elementen dwang en samenzwering. Onder deze elementen vallen de eerste vier hypotheses. De vijfde hypothese gaat in op de Sarbanes-Oxley Act. Met behulp van de resultaten uit SPSS zijn er conclusies getrokken waarbij de hypotheses zijn aanvaard of verworpen.

4.1.1 Dwang

De eerste hypothese gaat in op het tonen van agressief (dominant) gedrag door de CEO en/of CFO. Er wordt een positief verband verwacht. De controller zal eerder meewerken aan verslaggevings-fraude, wanneer de CEO en/of CFO agressief (dominant) gedrag vertonen.

In de dataset van dit onderzoek zijn maar enkele verslaggevingsfraudegevallen met agressief (dominant) gedrag door de CEO en/of CFO ontdekt. De kruistabel (tabel 5) laat zien dat er meer verslaggevingsfraudezaken zonder (110) dan met (4) agressief (dominant) gedrag zijn gevonden. In tegenstelling tot de beredenering van de eerste hypothese heeft agressief (dominant) gedrag door de CEO en/of CFO geen positieve invloed op de betrokkenheid van de controller bij de verslaggevingsfraude. Wanneer er geen agressief (dominant) gedrag door de CEO en/of CFO is getoond, zijn er namelijk meer controllers betrokken (38) bij verslaggevingsfraude dan wanneer dit wel het geval is (2). De resultaten van de Pearson Chi-Square test zijn minder accuraat omdat de verwachtte telling van de test minder dan vijf is (boven de 20% uit komt). Dit kan verholpen worden door de dataset van dit onderzoek uit te breiden (het aantal verslaggeving fraudezaken te vergroten), echter is gezien het tijdgebrek van dit onderzoek dit geen optie. Hierdoor wordt er gekeken naar de Likelihood Ratio in plaats van naar de Pearson Chi-Square uitkomsten. De Likelihood Ratio is niet significant (N=114, p=.534). De factoren agressief gedrag en de betrokkenheid van de controller zijn daardoor niet van elkaar afhankelijk. De eerste hypothese is verworpen.

Tabel 5: resultaten Chi-Square test hypothese 1

Chi-Square Tests Value Df Asymp. Sign. Exact Sign.

(2 sided) Exact Sign. (1 sided)

Pearson Chi-Square ,405a 1 ,525

Continuity Correctionb ,011 1 ,918

Likelihood Ratio ,387 1 ,534

Fisher’s Exact Test ,611 ,439

Linear-by-Linear association ,401 1 ,526

N of Valid Cases 114

a. 2 cells (50%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,40. b. Computed only for a 2x2 table.

Betrokkenheid controller * Agressief (dominant) gedrag door CEO en/of CFO kruistabel

Geen agressief (dominant)

gedrag door CEO en/of CFO Agressief (dominant) gedrag door CEO en/of CFO Totaal

Controller niet betrokken 72 2 74

Controller betrokken 38 2 40

(21)

kNOw FRAUD - Pagina | 21

4.2.2 Samenzwering

Bij het element samenzwering is er ingegaan op de groepshomogeniteit tussen de CEO, CFO en controller. Door overeenkomsten in leeftijd, geslacht en tijdsbestek zal er meer een eenheid gecreëerd worden binnen de groepsleden. Als er groepshomogeniteit heerst, zal de controller eerder betrokken raken bij verslaggevingsfraude.

Leeftijd

Tabel 6 laat een weergave zien van de leeftijden van de CEO’s, CFO’s en controllers die betrokken zijn bij verslaggevingsfraude. De gemiddelde leeftijd is respectievelijk 50.38, 49.16 en 44.32 jaar. De gemiddelde leeftijd van de CEO en CFO komen redelijk overeen echter is de gemiddelde leeftijd van de controller een stuk lager. De tabel laat tevens zien dat de meeste CEO’s in de leeftijdscategorie 51-55 vallen, de CFO’s tussen 46-50 en de controllers tussen 41-45 jaar. Hierdoor vallen de meeste CEO’s, CFO’s en controllers in de levensfase middelbare volwassenheid (leeftijd 40 tot 55). Daarentegen valt uit de tabel ook te lezen dat veel CEO’s (31%) en CFO’s (19%) in de levensfase late volwassenheid (55+) vallen, terwijl maar 3% van de controllers in deze levensfase vallen.

Tabel 6: leeftijden in aantallen

De tweede hypothese gaat dieper in op de groepshomogeniteit van leeftijd tussen de CEO, CFO en controller. Hierbij is gekeken naar de acht verschillende levensfases. Wanneer de levensfase binnen de groep overeenkomt, is er sprake van groepshomogeniteit. Er wordt een positief verband tussen de groepshomogeniteit van leeftijd en de betrokkenheid van de controller aan verslaggevingsfraude verwacht.

In tegenstelling tot de tweede hypothese laat de kruistabel (zie tabel 7) zien dat groepshomogeniteit van leeftijd geen grote invloed heeft op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Ongeacht of er nu wel of geen groepshomogeniteit van leeftijd heerst, er is een evenredige verdeling (13 versus 13) tussen de betrokkenheid van controllers bij verslaggevingsfraude. Volgens de resultaten uit de Chi-Square test (N=50, p=.768) is er geen directe relatie tussengroepshomogeniteit van leeftijd en de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Er is geen significante p-waarde, waardoor hypothese 2 is verworpen.

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 30-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65 65+ CEO CFO Controller

(22)

kNOw FRAUD - Pagina | 22

Tabel 7: resultaten Chi-Square test hypothese 2

Chi-Square Tests Value Df Asymp. Sign. Exact Sign.

(2 sided) Exact Sign. (1 sided)

Pearson Chi-Square ,087a 1 ,768

Continuity Correctionb ,000 1 ,991

Likelihood Ratio ,087 1 ,768

Fisher’s Exact Test ,785 ,496

Linear-by-Linear association ,085 1 ,771

N of Valid Cases 50

a. 0 cells (0,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 11,52. b. Computed only for a 2x2 table.

Geslacht

Zoals verwacht zijn de meeste CEO’s, CFO’s en controllers mannen. Tabel 8 laat zien dat hoe hoger de functie, hoe minder vrouwen in de desbetreffende functie werkzaam zijn. Door dit grote verschil tussen mannen en vrouwen is groepshomogeniteit van geslacht redelijk snel te vormen. Alleen wanneer alle betrokkenen bij een verslaggevingsfraudezaak hetzelfde geslacht hebben, wordt er homogeniteit binnen de groep verstaan. De derde hypothese gaat er van uit dat er een positief verband is tussen groepshomogeniteit van geslacht en de betrokkenheid van de controller aan verslaggevingsfraude.

Tabel 8: verhouding man versus vrouw

De kruistabel (tabel 9) laat zien dat er vaker homogeniteit van geslacht heerst binnen de groep (51) dan geen groepshomogeniteit (10). Groepshomogeniteit van geslacht heeft een positieve invloed op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Er zijn namelijk meer controllers betrokken bij verslaggevingsfraude wanneer er groepshomogeniteit van geslacht heerst (27) dan wanneer er geen groepshomogeniteit van geslacht is (6). De resultaten van de Chi-Square test bepalen of deze verschillen significant genoeg zijn. De resultaten van de Chi-Square test zijn minder accuraat, aangezien de verwachtte telling van de test minder dan vijf is (boven de 20% uit komt). Hierdoor wordt er gekeken naar de Likelihood Ratio in plaats van naar de Pearson Chi-Square uitkomsten. De Likelihood Ratio is niet significant (N=61, p=.681). Hierdoor is de derde hypothese verworpen.

Tabel 9: resultaten Chi-Square test hypothese 3 97% 3% CEO Man Vrouw 91% 9% CFO Man Vrouw 82% 18% Controller Man Vrouw Betrokkenheid controller *

Groepshomogeniteit van leeftijd (door middel van levensfase) kruistabel

Geen groepshomogeniteit

van leeftijd Groepshomogeniteit van leeftijd Totaal

Controller niet betrokken 11 13 24

Controller betrokken 13 13 26

Totaal 24 26 50

Betrokkenheid controller * Groepshomogeniteit van geslacht kruistabel

Geen groepshomogeniteit

van geslacht Groepshomogeniteit van geslacht Totaal

Controller niet betrokken 4 24 28

Controller betrokken 6 27 33

(23)

kNOw FRAUD - Pagina | 23

Chi-Square Tests Value Df Asymp. Sign. Exact Sign.

(2 sided) Exact Sign. (1 sided)

Pearson Chi-Square ,168a 1 ,682

Continuity Correctionb ,004 1 ,950

Likelihood Ratio ,169 1 ,681

Fisher’s Exact Test ,741 ,478

Linear-by-Linear association ,165 1 ,685

N of Valid Cases 61

a. 1 cells (25%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 4,59. b. Computed only for a 2x2 table.

Tijdsbestek

De CEO, CFO en controller werken respectievelijk gemiddeld 89.89, 39.35 en 53.70 maanden bij de desbetreffende organisatie voordat men aan verslaggevingsfraude begint (zie tabel 10). Bij alle drie de beroepen is de kans dat men aan verslaggevingsfraude begint het grootst binnen de eerste vijf jaar dat men werkzaam is in de desbetreffende organisatie (respectievelijk 55%, 81% en 76%).

Tabel 10: periode werkzaam binnen de organisatie

Voor het vormen van groepshomogeniteit is er gekeken naar de vijf verschillende groepsvorming stadia. Men moet gezamenlijk minimaal een jaar binnen de organisatie werken om in stadia Performing te kunnen zitten. De kans dat een CEO, CFO of controller korter dan een jaar binnen de organisatie werkt, is respectievelijk 14%, 29% en 33% (zie tabel 10). Hierdoor is het te verwachten dat veel groepen in de stadia Performing zitten. Zoals verwacht laat tabel 11 zien dat de meeste berokkenen in groepsvorming stadia Performing vallen.

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% CEO CFO Controller

(24)

kNOw FRAUD - Pagina | 24

Tabel 11: kruistabel groepshomogeniteit van tijdsbestek

Groepshomogeniteit van tijdsbestek (door middel van groepsvorming stadia)

Forming Storming Norming Performing Totaal

Betrokkenheid CEO Afwezig 0 1 2 5 8 Aanwezig 2 8 7 29 46 Totaal 2 9 9 34 54 Betrokkenheid CFO Afwezig 0 1 0 3 4 Aanwezig 2 8 9 31 50 Totaal 2 9 9 34 54 Betrokkenheid controller Afwezig 0 6 4 15 25 Aanwezig 2 3 5 19 29 Totaal 2 9 9 34 54

Er heerst groepshomogeniteit van tijdsbestek wanneer de groep betrokkenen bij de verslaggevingsfraude in stadia Performing zit. Er wordt een positief verband verwacht tussen groepshomogeniteit van tijdsbestek en de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Tabel 12 laat zien dat er meer homogeniteit van tijdsbestek heerst binnen de groep (34) dan dat er geen groepshomogeniteit (20) heerst. Groepshomogeniteit van tijdsbestek heeft een positieve invloed op de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude. Wanneer er groepshomogeniteit van tijdsbestek heerst zijn er namelijk meer controllers betrokken (19) bij verslaggevingsfraude dan wanneer er geen groepshomogeniteit van tijdsbestek heerst (10). De resultaten van de Chi-Square test, moeten aantonen of deze verschillen significant genoeg zijn. De derde hypothese is verworpen aangezien de resultaten van de Chi-Square test niet significant (N=54, p=.675) zijn.

Tabel 12: resultaten Chi-Square test hypothese 4

Chi-Square Tests Value Df Asymp. Sign. Exact Sign.

(2 sided) Exact Sign. (1 sided)

Pearson Chi-Square ,175a 1 ,675

Continuity Correctionb ,019 1 ,892

Likelihood Ratio ,175 1 ,676

Fisher’s Exact Test ,780 ,445

Linear-by-Linear association ,172 1 ,678

N of Valid Cases 54

a. 0 cells (0,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 9,26. b. Computed only for a 2x2 table.

4.2.3 SOX wetgeving

Voor de laatste hypothese is er gekeken naar de invoering van de SOX wetgeving. Hiervoor is bij de dataverzameling rekening gehouden met een evenredige verdeling (zoals tabel 13 laat zien). Opvallend is dat de CFO’s het meest betrokken zijn bij verslaggevingsfraude daarna de CEO en daarna de controller. Deze volgorde verandert niet ongeacht of men de periode voor of na de invoering van de SOX wetgeving neemt. De vijfde hypothese gaat uit van een positief verband tussen de invoering van de SOX wetgeving en de betrokkenheid van de controller bij verslaggevingsfraude.

Betrokkenheid controller * Groepshomogeniteit van tijdsbestek kruistabel

Geen groepshomogeniteit

van tijdsbestek Groepshomogeniteit van tijdsbestek Totaal

Controller niet betrokken 10 15 25

Controller betrokken 10 19 29

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zou u meer of minder contact willen hebben met de tandarts gedurende de behandeling, zodat deze richting kan geven aan de behandeling. In welke

Echter met betrekking tot de zwakke interne controles is de mogelijkheid er alleen wanneer het individu de technische vaardigheden en kennis over de activa, betrokken mensen,

H3: Een hoge mate van emotie verwerkt in een video zal een effect hebben op de mate van herkenning, attitude tegenover de video en de attitude tegenover het onderwerp

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM

Het kan ook zijn dat kinderen zich agressief gaan gedragen uit een gevoel van onmacht, omdat ze iets (nog) niet kunnen.. Een jong kind wil bijvoorbeeld een toren bouwen, maar

Een uitzondering hierop kan echter gelden indien u een bouwwerk gaat bouwen in het achtertuingebied dat niet hoger is dan 5 meter en voldoet aan de planologische regels uit

studie was de eerste studie zover bekend die respondenten tegelijk (simultaan) twee taken liet uitvoeren, (a,.. onbewust) controleren van de blaas, en (b, bewust) het kiezen van

Als je meer dan vijf keer „ja“ hebt aangekruist, mag men aannemen, dat je je gedrag niet alleen goed onder controle hebt, maar dat je ook een goed sociaal gedrag hebt. En nu