• No results found

(1)Van Schaik en Michel lezen de Bijbel als spiegel van de culturele ontwikkeling van de mensheid sinds het begin van de beschaving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(1)Van Schaik en Michel lezen de Bijbel als spiegel van de culturele ontwikkeling van de mensheid sinds het begin van de beschaving"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van Schaik en Michel lezen de Bijbel als spiegel van de culturele ontwikkeling van de mensheid sinds het begin van de beschaving. Dat is creatief en vaak leerzaam. Maar veel van wat ze opdissen komt toch niet verder dan interessante just so stories.

De Bijbel als sleutelgat Dr. Gijsbert van den Brink

Wie de eerste hoofstukken van Genesis leest, ziet duidelijk dat die geschreven zijn tegen het décor van een landbouwsamenleving. Adam moest na de zondeval het land bewerken zodat hij kon leven van de geteelde gewassen; ook Kaïn werd landbouwer, en Abel veehouder. Nu weten we uit de mensheidsgeschiedenis dat de overgang naar een landbouwsamenleving ruim tien- tot twaalfduizend jaar geleden plaatsvond, aan het begin van wat bekend staat als het neolithische tijdperk. Deze overgang bracht nogal wat met zich mee – bijvoorbeeld dat de mens zich op een vaste plaats ging vestigen. Immers, geen landbouw zonder boerderij of wat daarop lijkt. Voor die tijd leefde de mens als jager-verzamelaar: onze voorouders trokken in kleine groepen als nomaden door de wildernis, zonder zich ergens te vestigen en bezit op te bouwen.

De auteurs van Het oerboek van de mens – de in Zürich werkzame Nederlandse

evolutiebioloog Van Schaik en de Duitse historicus Michel – lezen nu de eerste hoofdstukken van Genesis, en in het verlengde daarvan eigenlijk heel de Bijbel, als de neerslag van deze zogeheten landbouwrevolutie. Zij schilderen de voorafgaande jager-verzamelaarscultuur af als een bijna paradijselijke situatie: de mensheid was goeddeels naakt, had seksuele vrijheid, bezat weliswaar weinig maar deelde wel alles onderling. De groepen leefden van de vrije natuur en waren doorgaans

`uiterst egalitair en democratisch’. Echte machtsconcentraties ontbraken. Alles kwam op goede samenwerking aan: je was immers net zo goed van de ander afhankelijk als die ander van jou. Los van de groep was er geen kans om te overleven; vandaar dat ieder zijn best deed een goed groepslid te zijn. De boel bedriegen lukte niet, daarvoor was de groep te klein. Dankzij een lange periode van geleidelijke aanpassing aan de omstandigheden bezat deze prehistorische wereld `paradijselijke trekjes’. De aanvankelijke onbekommerdheid van Adam en Eva past volgens de auteurs dan ook precies in deze setting.

In navolging van de Amerikaanse bioloog en wetenschapspopularisator Jared Diamond zien Van Schaik en Michel de landbouwrevolutie als de `grootste fout’ in de geschiedenis van de mensheid.

Weliswaar groeide de wereldbevolking substantieel en ontwikkelde ze zich cultureel op tal van fronten. Maar de prijs van de vooruitgang was hoog. De mens was namelijk niet gebouwd op het landbouwersbestaan. Door het domesticeren van dieren in de veeteelt konden ziektekiemen (al dan niet via huisdieren) op hem overspringen. `Voor het eerst in de geschiedenis teisterden ziektes zoals de pest en de pokken, cariës en mazelen, griep en cholera de mensheid’. Oogsten konden mislukken, met honger als gevolg. Verder zorgde het ontstaan van bezit voor hiërarchische verhoudingen, en daarmee voor onrechtvaardigheid en onderdrukking. Families die tot voor kort bij elkaar hoorden, raakten verscheurd door geweld. Was je broer vroeger je rechterhand, nu was hij je concurrent in de strijd om de erfenis. Dus slaat Kaïn Abel dood. En de Kaïnsgeest overleeft. Kaïns nageslacht raakt

`getalenteerd in het monopoliseren van bezit, vrouwen en macht’, en al snel ontstaan steden en staten.

(2)

De grootschaligheid brengt ook anonimiteit met zich mee. Men kent elkaar niet meer, relaties bekoelen, samenwerken gaat niet langer vanzelf. Al met al sterven mensen jonger. De hoge bijbelse leeftijden van Methusalem en de zijnen herinneren eraan dat men in de jager-verzamelaartijd ouder werd (waarbij de auteurs er even aan voorbijgaan dat de Bijbel Methusalem en de zijnen na de jager- verzamelaartijd situeert). In de landbouwsamenleving werd de mens trouwens ook kleiner – vandaar dat de zwangerschapspijnen toenamen (Gen.3:16) want de hoofdjes van de zuigelingen bleven even groot. Maar er was geen weg terug: door overbejaging waren er te weinig dieren overgebleven om weer te gaan jagen, en mogelijk was ook het klimaat veranderd. Adam en Eva konden het paradijs dan ook niet meer in, ze moesten aan het werk. Ook in vergelijkbare verhalen uit het oude nabije oosten wordt geklaagd over de moeitevolle arbeid die de mens op enig moment moest gaan verrichten.

Vanaf die tijd begint de zogeheten culturele evolutie: de mens neemt zelf zijn lot ter hand, en verzint van alles om de ongemakken van het nieuwe bestaan het hoofd te bieden. Zo moet de

‘mismatch’ – de kloof tussen onze ‘oude’ jager-verzamelaarsgenen en onze nieuwe omgeving – overwonnen worden. Monogamie wordt belangrijk en dus moet vooral de vrouw zich zedig gaan kleden (de mens krijgt niet voor niets kleding mee uit het paradijs). De moraal wordt uitgevonden om het onderlinge geweld in te tomen en samenwerking weer te bevorderen. Wetten en regels blijken nodig – de Torah staat er niet voor niets vol mee. In dit kader tekenen de auteurs ook het ontstaan van georganiseerde religie (merkwaardig genoeg wijzen ze daarbij niet op Gen.4:26). De religieuze impuls, die overal bovennatuurlijke geesten zag, was er altijd al. Nu kwamen er echter, als stok achter de deur van de moraal, veel machtiger goden met hun geleidelijk aan rechtvaardige wetten, met de gemeenschap die zij boden ter vervanging van het teloorgegane stamverband, maar vooral ook met hun straffen op groepsontbindend gedrag. De vele catastrofes werden als zulke straffen gezien. Zo kwam het uiteindelijk tot de éne God van het monotheïsme, die voor de grootste catastrofe (de zondvloed) verantwoordelijk gehouden kon worden, en die men dus beter maar te vriend kon houden.

Op deze manier wandelen Van Schaik en Michel in hun overigens goed leesbare en grondig gedocumenteerde boek zo ongeveer de hele Bijbel door. Ze zien de Bijbel als een ‘sleutelgat’

waardoorheen we de fascinerende ontwikkeling van de vroege mensheid gedetailleerd in beeld krijgen.

Wat van dit alles te denken? Ik noem een paar dingen. Allereerst gaan Van Schaik en Michel kritiekloos door op de vele theorieën die momenteel in de jonge discipline van de cognitieve religiewetenschap (‘cognitive science of religion’) ontwikkeld worden. Die theorieën (zoals de zgn.

costly signaling theorie: godsdienstige mensen leggen zich vaak zware lasten op om maar te laten zien dat ze het serieus menen en dus betrouwbare groepsleden zijn) zijn echter beperkt in hun verklarende kracht en sluiten elkaar voor een deel ook uit. Vooral echter ontberen de meeste ervan empirische bevestiging. Dat laatste geldt ook van de vele hypothesen die Van Schaik en Michel hier ten beste geven: die hebben een hoog ‘just so story’-gehalte. Dat wil zeggen: ze klinken mooi omdat het zo gegaan zou kúnnen zijn, maar blijven zonder empirische bevestiging niet meer dan verhaaltjes.

Het probleem is dat men in principe alles kan verklaren met een beroep op (cultureel-)evolutionaire principes, en dat gebeurt in de literatuur dan ook. Maar een theorie die met gemak alle feiten kan verklaren is, zoals Karl Popper wist, niet langer wetenschappelijk.

In dit verband is de stelligheid waarmee de auteurs spreken bij vlagen grotesk. Veel te makkelijk sluiten ze zich aan bij populistische retoriek van het type Dan Brown: de kerk heeft u altijd

(3)

voorgehouden dat de Bijbel God Woord is maar wij zullen u wel even vertellen hoe het echt zit.

Boeken die de `echte redenen’ achter het geloof blootleggen en zelfs beloven `de waarheid over zonde, de duivel en het hiernamaals’ (toe maar!) eindelijk eens uit de doeken te doen, kan men maar beter bij voorbaat wantrouwen.

Daarmee hangt een ander punt samen. Van Schaik en Michel presenteren hun verklaringen zonder daar verder op te reflecteren als alternatief voor gelovige verklaringen. De mogelijkheid dat sommige verschijnselen meerdere verklaringsniveaus toelaten of misschien wel nodig hebben, lijkt niet bij hen op te komen. Dat JHWH verbazingwekkend snel `carrière maakte’ en van stamgod tot universele God werd, bijvoorbeeld, moet het gevolg zijn van culturele evolutie. Dat het ook te maken kan hebben met het feit dat JHWH de levende God is, wordt zelfs niet als mogelijkheid overwogen.

Dat is vreemd gezien het feit dat de auteurs zichzelf als agnost introduceren, want een agnost dient zo’n mogelijkheid juist open te houden. Evenzo hadden de auteurs zich open kunnen stellen voor het gegeven dat de Bijbel nog wel wat meer is dan een antropologische bibliotheek – namelijk een verzameling boeken die slechts daarom bijeengebracht is omdat er een appel van Godswege op de lezer in vernomen werd. Men doet de Bijbel geen recht door dat appel er systematisch uit weg te filteren en haar slechts als `oerboek van de mens’ te beschouwen.

Het oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel

Carel van Schaik & Kai Michel. Uitg. Balans, Amsterdam 2016. 447 blz. €19,95

+ prima gedocumenteerd + goed leesbaar

+ brengt diverse wetenschapsgebieden creatief samen - bewijsvoering ontbreekt

- deint mee op echte-waarheid populisme

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

Indien de gegevens betreffende geregistreerde aantallen verkeersdoden voor 1989 (1456) bij de interpretatie betrokken worden dan blijkt daaruit geen feitelijke

 dŽĞŬŽŵƐƚƐĐĞŶĂƌŝŽ͛ƐƉĂƚŝģŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶ͕ĚĞĐĞŵďĞƌϮϬϭϳͲsĞƌƐůĂŐ ϲ  ŝƐĐƵƐƐŝĞ

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 januari 2015, houdende vaststelling van kosten als bedoeld in artikel 1, onderdeel bb, van het

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal