• No results found

Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht

Deze keer:

Samenwonende werklozen met gezinslast

1

Inleiding

In de Belgische werkloosheidsverzekering houdt men, naast het voorheen verdiende loon, ook rekening met de gezinssituatie om de hoogte van de werkloosheids uitkering te bepalen. Dat is niet overal zo: in Frankrijk en Nederland bijvoorbeeld hangt het bedrag van de uitkering enkel af van het voorheen verdiende loon, ongeacht de gezinssituatie.

Rekening houdend met de gezinssituaties, onderscheiden we in de werkloosheidsreglementering drie grote vergoedingscategorieën, nl.

• samenwonenden met gezinslast

• alleenwonenden;

• samenwonenden zonder gezinslast.

Deze spotlight focust op de eerstgenoemde dingscategorie.

M.b.t. de term “samenwonenden met gezinslast de vlag niet helemaal de lading. Immers, de term

“samenwonenden” doet vermoeden dat het hier enkel gaat over personen die samenwonen met gezinsleden ten laste. Dat is echter niet zo. Ook alleenstaanden kunnen onder bepaalde voorwaarden tot de samenwonenden met gezinslast behoren

zij onderhoudsgeld betalen.

Naast bepaalde alleenstaanden stelt de heidsreglementering ook sommige werknemers

bv. de havenarbeiders - gelijk aan samenwonenden met gezinslast, en dit ongeacht hun

Omdat hun gezinssituatie niet gekend is, wordt deze groep niet in deze spotlight besproken.

zijn dus exclusief deze werknemers.

Voor de werklozen die samenwonen met personen ten laste, kan de RVA een onderscheid 1 maken tusse

• werklozen van wie de partner of de echt geno(o)t(e) geen inkomen heeft

• eenoudergezinnen (inclusief co-ouderschap)

• werklozen die samenwonen met gepensio neerde (groot)ouders

1 Voor meer info hierover: zie luik “Documentatie” op website.

Spotlight

Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht

met gezinslast

In de Belgische werkloosheidsverzekering houdt men, naast het voorheen verdiende loon, ook rekening met de hoogte van de werkloosheids- te bepalen. Dat is niet overal zo: in Frankrijk

hangt het bedrag van de het voorheen verdiende loon,

Rekening houdend met de gezinssituaties, reglementering samenwonenden met gezinslast;

samenwonenden zonder gezinslast.

Deze spotlight focust op de eerstgenoemde vergoe-

met gezinslast” dekt lading. Immers, de term doet vermoeden dat het hier enkel gaat over personen die samenwonen met gezinsleden alleenstaanden kunnen onder bepaalde voorwaarden tot de ezinslast behoren; bv. wanneer

stelt de werkloos- werknemers - zoals

samenwonenden ongeacht hun gezinssituatie.

Omdat hun gezinssituatie niet gekend is, wordt deze Alle gegevens

samenwonen met personen ten maken tussen:

werklozen van wie de partner of de echt- ouderschap) werklozen die samenwonen met gepensio-

Voor meer info hierover: zie luik “Documentatie” op onze

We zullen in deze spotlight verder de term

“gezinshoofden” hanteren

cijfers hebben betrekking op de

werkende werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (UVW

cijfers betrekking op de eerste 9 maanden.

2

Evolutie van het aandeel van de gezinshoofden

In 2007 was ruim 33% van de gezinshoofd. In 2017 (eerste 9 maanden) gezakt tot 27,3%.

Meerdere oorzaken liggen aan de evolutie: 2

• een toenemend aantal gezinnen met twee verdieners;

• een toename van het aantal alleenstaanden in onze maatschappij

• efficiëntere controles op de gezinstoestand door kruising van gegevens

• de invoering van de

activering van het zoekgedrag naar werk 2004 - op kruissnelheid vanaf 2007

geleid tot een algemene opvolging

actieve beschikbaarheid van alle werklozen;

de procedure verving de schorsingsprocedure omwille van langdurige werkloosheid (“artikel 80”), die enkel van toepassing was op samenwonende werklozen

• de convergentie van de vergoedings regelingen binnen de verschillende

dingscategorieën.

2 Zie ook onze studie betreffende de evolutie van de verdeling naar gezinscategorie van de werklozen (2015)

Opgelet! Het gezinstype van

partner zonder inkomen kan ook inhouden dat er kinderen ten laste zijn, maar hierover zijn er geen

statistische gegevens beschikbaar.

zullen in deze spotlight verder de term hanteren. De hierna geciteerde cijfers hebben betrekking op de vergoede niet- werkende werkzoekende uitkeringsgerechtigde

(UVW-WZ). Voor 2017 hebben de cijfers betrekking op de eerste 9 maanden.

Evolutie van het aandeel van de werkloze

% van de werklozen een (eerste 9 maanden) is hun aandeel Meerdere oorzaken liggen aan de basis van deze toenemend aantal gezinnen met twee- toename van het aantal alleenstaanden in onze maatschappij;

efficiëntere controles op de gezinstoestand door kruising van gegevens;

de invoering van de procedure inzake de activering van het zoekgedrag naar werk in op kruissnelheid vanaf 2007 - : dit heeft geleid tot een algemene opvolging van de actieve beschikbaarheid van alle werklozen;

de procedure verving de schorsingsprocedure omwille van langdurige werkloosheid (“artikel 80”), die enkel van toepassing was op samenwonende werklozen;

onvergentie van de vergoedings- n de verschillende vergoe- .

Zie ook onze studie betreffende de evolutie van de verdeling naar gezinscategorie van de werklozen (2015).

Opgelet! Het gezinstype van echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen kan ook inhouden dat er kinderen ten laste zijn, maar hierover zijn er geen

statistische gegevens beschikbaar.

(2)

2

Binnen de groep van de gezinshoofden daalt het aandeel van alleenwonenden en van eenouder- gezinnen: respectievelijk van 12,6% in 2007 naar 9,9%

in 2017, en van 47,2% in 2007 naar 43,7% in 2017 (grafiek 1).

Grafiek 1

Evolutie van het aandeel van het gezinstype in het aantal gezinshoofden (2007-2017)

Enkel voor de gezinshoofden met een echtgeno(o)t(e) of partner ten laste stijgt het aandeel, en wel met bijna 10 procentpunten: van 31,5% in 2007 naar 40,7% in 2017. Die evolutie is het gevolg van het feit dat de verhouding tussen uit- en instroom 3 van de andere gezinstypes proportioneel groter is dan bij de gezins- hoofden met een echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen (grafiek 2).

Grafiek 2

Verhouding tussen uit- en instroom per gezinstype

3

Profiel van de werkloze gezinshoofden

Bij de UVW-WZ die tijdens de eerste 9 maanden van 2017 een uitkering als gezinshoofd kregen (figuur 1):

• zijn er meer mannelijke (54,1%) dan vrouwe- lijke gezinshoofden (45,9%);

• woont ruim 1 op 5 in het Brussels Hoofd- stedelijk Gewest en 46,7% in het Waals Gewest;

• heeft 19,5% niet de Belgische nationaliteit;

• is 62,6% laaggeschoold;

• is bijna 28% tussen 45 en 55 jaar;

• is meer dan 56% 2 jaar of langer werkloos.

Eénoudergezinnen vertegenwoordigen 43,7% van de gezinshoofden. Bijna 10% betreft alleenwonenden die onderhoudsgeld betalen, en ruim 40% hebben een echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen.

3 Uitstroom in 2007 t.o.v. 2017 gedeeld door de instroom in 2017 t.o.v. 2007. Als dit getal > 1, dan is de uitstroom groter dan de instroom.

Figuur 1

In vergelijking met de totale populatie van de UVW- WZ, onderscheiden de gezinshoofden zich op basis van volgende kenmerken (grafiek 3):

• relatief iets minder mannen (54,1% t.o.v. 55,1%);

• ondervertegenwoordiging van het Vlaams Gewest (21,7% t.o.v. 41,5%);

• oververtegenwoordiging van de middelste leeftijdsklassen (53,8% t.o.v. 43,6%);

• langere werkloosheidsduur (56% is 2 jaar of langer werkloos t.o.v. 47%);

• hoger percentage vreemdelingen buiten de EU (9,4% t.o.v. 6,7%);

• groter aandeel van laaggeschoolden (62,6% t.o.v.

50,5%).

Grafiek 3

Vergelijking tussen UVW-WZ en gezinshoofden voor enkele sleutelkenmerken

4

Socio-economische kenmerken volgens gezinstype

4.1 Geslacht

Als we de gegevens betreffende de werkloze gezinshoofden verdelen volgens gezinstype en geslacht, zien we opvallende verschillen tussen beide geslachten: 3 op 4 werkloze vrouwelijke gezins- hoofden staat aan het hoofd van een eenoudergezin.

(grafiek 4). Bij de mannen is dat slechts 16,8%.

De werkloze mannelijke gezinshoofden hebben vooral een echtgenote of partner zonder inkomen ten laste (58,4%). We vestigen er wel nog eens de nadruk op

12,6% 9,9%

31,5%

40,7%

47,2%

43,7%

6,6% 5,4%

2007 2017 (9m) 2007 2017 (9m) 2007 2017 (9m) 2007 2017 (9m)

Alleenwonenden Echtgenoot / partner zonder inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

2,38 1,27

1,86 2,19

0,00 1,00 2,00 3,00

Uitstroom tov.

Instroom

Samenwonend met gepensioneerde ascendenten Eenouder

Echtgenoot(e) / partner zonder inkomen

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

Gezinshoofden UVW-WZ 54,1%

21,7%

53,8% 56,0%

9,4%

62,6%

55,1%

41,5% 43,6% 47,0%

6,7%

50,5%

(3)

3

dat in dit gezinstype eveneens kinderen ten laste kunnen zijn.

Bijna 18% van de werkloze mannelijke gezinshoofden is een alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt (tegenover amper 1% bij de vrouwen).

Mannen wonen ook vaker samen met een gepensioneerde (groot)ouder dan vrouwen (6,7% t.o.v.

3,8%).

Grafiek 4

Aandelen van de gezinstypes volgens geslacht (2017)

Het aandeel van mannen en vrouwen verschilt sterk naargelang het gezinstype (grafiek 5). Bij de werklozen aan het hoofd van een eenoudergezin zien we dat meer dan 79% een vrouw is, terwijl alleenwonenden die onderhoudsgeld betalen bijna uitsluitend mannen betreffen.

Grafiek 5

Aandeel volgens geslacht per gezinstype (2017)

Ook bij de totale bevolking (dus niet alleen werklozen) stellen we die verhouding man-vrouw vast voor de eenoudergezinnen. Volgens de recentste gegevens van het datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid 4 was 82% van de gezinshoofden van de eenoudergezinnen een vrouw.

Voor de alleenstaanden kunnen we geen vergelijking maken met de totale bevolking, omdat hier enkel de alleenwonenden die onderhoudsgeld betalen besproken worden. Die informatie is echter niet beschikbaar in de webtoepassing van het dataware- house, maar er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen voor de totale populatie compleet anders zouden liggen. Anno 2017 wordt een eenoudergezin dus nog steeds hoofdzakelijk door vrouwen geleid, terwijl bijna alle werkloze alleenstaanden die onder- houdsgeld betalen mannen zijn.

4Datawarehouse ASB KSZ, webtoepassing gezinssamenstelling, jaar 2015.

Bijna 1 op 4 mannelijke gezinshoofden is 55 jaar of ouder; bij de vrouwen is dat 12,5%. Voor de jongere leeftijdsklassen geldt het omgekeerde: bij de vrouwen is 35,1% jonger dan 35 jaar; bij de mannen is dat 20,9% (grafiek 6).

Grafiek 6

Gezinshoofden: aandelen van jongere en oudere leeftijdsklassen per geslacht (2017)

4.2 Gewest

Behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nemen de gezinshoofden van éénoudergezinnen overal de belangrijkste plaats in (Vlaanderen: 43,7% en Wallonië: 44,2%) (Grafiek 7).

In Brussel heeft bijna 45% van de gezinshoofden een partner of echtgeno(o)t(e) zonder inkomen ten laste (Vlaanderen: 43,3% en Wallonië: 37%).

Het Waals Gewest kent van alle gewesten het hoogste aandeel van alleenstaanden die onderhoudsgeld betalen (12,3%), en van samenwonenden met gepensioneerde (groot)ouder(s) (6,2%).

Grafiek 7

Aandelen van de gezinstypes per gewest (2017)

9,9% 17,6%

1,0%

40,7%

58,4%

19,8%

43,7%

16,8%

75,3%

5,4% 6,7% 3,8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Totaal Mannen Vrouwen

Samenwonend met gepensioneerde ascendenten Eenoudergezinnen

Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

95,6%

77,6%

20,8%

67,5%

54,0%

4,4%

22,4%

79,2%

32,5%

46,0%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Alleenwonende Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal

vrouwen mannen

20,9%

24,2%

35,1%

12,5%

jonger dan 35 jaar 55 jaar en ouder Mannen Vrouwen

7,2% 12,3% 8,8%

43,3% 37,0% 44,9%

43,7% 44,2% 42,6%

5,3% 6,2% 3,7%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Vlaams Gewest

Waals Gewest

Brussels Hfdst.

Gewest

Samenwonend met gepensioneerde ascendenten Eenoudergezinnen

Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

(4)

4

Het aandeel van het Vlaams Gewest schommelt voor de meeste gezinstypes rond de 31 à 33 % (grafiek 8).

Enkel voor de alleenwonenden (22,9%) zien we een afwijking.

Het Waals Gewest vertegenwoordigt 58% van de alleenwonende gezinshoofden, terwijl bijna 24% van de gezinshoofden met een echtgeno(o)t(e) of partner ten laste in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont.

Grafiek 8

Aandelen van de gewesten per gezinstype (2017)

Meer dan 47% van de werkloze gezinshoofden van eenoudergezinnen woont in het Waals Gewest. Ter info: in 2015 bedroeg volgens het datawarehouse het aandeel van het Waals Gewest voor de eenouder- gezinnen van de totale bevolking 33%5.

4.3 Leeftijd

Bij de oudere leeftijdsklassen woont meer dan de helft samen met een echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen (grafiek 9). Bij de jongere leeftijdsklassen nemen de eenoudergezinnen de belangrijkste plaats in: 47,3% voor werklozen jonger dan 35 jaar, en 46%

voor werklozen tussen 35 en 55 jaar.

Grafiek 9

Aandelen van de gezinstypes per leeftijdsklasse (2017)

Bijna 30% van de werkloze gezinshoofden aan het hoofd van een eenoudergezin zijn jonger dan 35 jaar (grafiek 10). Dat is veel hoger dan het aandeel van deze leeftijdsklasse bij de eenoudergezinnen in de totale bevolking: in 2015 bedroeg het aandeel van de leeftijdsklasse jonger dan 35 jaar slechts 12,6% 5. Bij de werkloze gezinshoofden met een partner of echtgeno(o)t(e) ten laste is er een oververte- genwoordiging van de leeftijdsklasse van 55 jaar en ouder: 23,5% t.o.v. 18,8% bij de ganse populatie gezinshoofden.

Grafiek 10

Aandelen van de leeftijdsklassen per gezinstype (2017)

We vermelden hier nog dat het aantal oudere werklozen (55 jaar en ouder) en die aan het hoofd staan van een eenoudergezin meer dan verdrie- voudigd is t.o.v. 2007. Het gaat hier dan bijna uitsluitend over langdurig werklozen die doorge- stroomd zijn naar de oudere leeftijdsklasse.

4.4

Werkloosheidsduur

In vergelijking met de totale populatie UVW-WZ zien we dat relatief meer gezinshoofden langer werkloos zijn: 56,2% is 2 jaar en langer werkloos, tegenover 47,1% bij de UVW-WZ (grafiek 11).

Grafiek 11

Aandelen van de werkloosheidsduur voor gezinshoofden en UVW-WZ (2017)

5Bron: Datawarehouse ASB KSZ, webtoepassing gezinssamenstelling, jaar 2015

22,9%

33,6% 31,6% 31,4% 31,6%

58,0% 42,5% 47,3% 53,7%

46,7%

19,1%

23,9% 21,1% 14,9%

21,7%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Alleenwonende Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal

Vlaams Gewest Waals gewest Brussels Hfdst. Gewest

4,7% 12,5% 10,3%

41,5%

36,8%

50,7%

47,3% 46,0%

31,7%

6,5% 4,6% 5,8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

< 35 j 35-55 j 55j en +

Samenwonend met gepensioneerde ascendenten Eenoudergezinnen

Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

12,9%

28,0% 29,7% 33,2%

27,4%

67,7%

48,6%

56,7% 46,4% 53,8%

19,4% 23,5% 13,7%

20,4% 18,8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Alleenwonende Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal

< 35 j 35-55 j 55j en +

Gezinshoofden UVW-WZ

< 1 j 1-2 j 2-5 j

5-10 j

10j en + 25,9%

17,8%

27,2%

16,9%

12,1%

35,1%

17,9% 23,1%

13,9%

10,1%

(5)

5

Het aandeel van de langdurig werklozen is voor alle gezinstypes van de gezinshoofden groter dan bij de totale populatie UVW-WZ, echter niet in dezelfde mate (grafiek 12). Zo vertegenwoordigen de alleen- wonenden die onderhoudsgeld betalen bijna 61% van het totaal; daarna volgen de samenwonenden met gepensioneerde (groot)ouders (59,4%), de gezinshoofden met een echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen (57,7%) en ten slotte de eenouder- gezinnen (53,4%).

Grafiek 12

Aandeel van de langdurige werkloosheid volgens gezinstype (2017)

De mannen vertegenwoordigen bijna 58% van de langdurig werkloze gezinshoofden (grafiek 13).

Grafiek 13

Aandeel volgens geslacht bij de langdurig werkloze gezinshoofden (2017)

Opvallend is ook dat bij de mannen het aandeel van de langdurig werklozen groter is dan bij de vrouwen, en dit ongeacht het gezinstype (grafiek 14).

Dat is o.a. het gevolg van het feit dat de mannelijke gezinshoofden gemiddeld ouder zijn dan de vrouwe- lijke (zie ook grafiek 5).

Grafiek 14

Aandeel van de langdurig werkloze gezinshoofden volgens geslacht (2017)

We zien dat het aandeel van langdurig werklozen tegenover 2007 fors gedaald is, vooral dan bij de vrouwen: van 64,7% in 2007 naar 51,9% in 2017 (grafiek 15).

Grafiek 15

Evolutie van het aandeel van de langdurig werkloze gezinshoofden per geslacht (2007-2017)

Die evolutie is het gevolg van o.a.:

• De gunstigere situatie op de arbeidsmarkt tgv.

de verbeterde conjunctuur.

• Het grote succes van het stelsel van de dienstencheques, waardoor er een deel van de langdurig werklozen (vooral vrouwen) aan de slag konden.

• Het activeringsbeleid waardoor langdurig werklozen in diverse activeringsprogramma’s tewerkgesteld werden.

• De invoering in 2004 en de veralgemening in 2006 van de procedure inzake de begeleiding en de opvolging van het zoekgedrag naar werk.

• De invoering van de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkeringen. Door deze maatregel - ingevoerd in 2012, maar met de eerste gevallen van einde recht pas vanaf januari 2015 - vervalt in principe het recht op inschake- lingsuitkeringen voor samenwonenden na 3 jaar, en voor gezinshoofden en alleen- staanden vanaf de leeftijd van 33 jaar 6. In de periode januari 2015 tot september 2017 werd aldus voor 9 455 gezinshoofden het recht op de inschakelingsuitkering beëindigd.

4.5

Nationaliteit

19,5% van de gezinshoofden heeft in 2017 niet de Belgische nationaliteit (grafiek 16). Dat is iets hoger dan bij de totale populatie UVW-WZ (16,2%).

Meer dan de helft van de vreemdelingen van buiten de EU die een uitkering als gezinshoofden krijgen, wonen samen met een echtgenote of partner zonder inkomen.

Ter vergelijking: bij de Belgen is dat 38,4%. Ook bij de EU-vreemdelingen neemt dit gezinstype een belang- rijke plaats in (48,8%).

6 Voor meer informatie kunt u onze studie “Impact van de beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen” op onze website raadplegen.

60,8%

57,7%

53,4%

59,4%

56,3%

Alleenwonend Echtgeno(o)t(e) of partner zonder

inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal 48%

50%

52%

54%

56%

58%

60%

62%

57,7%

42,3%

mannen vrouwen

61,0% 60,1% 57,9% 60,4% 60,0%

57,4%

49,5% 52,2%

57,2%

51,9%

Alleenwonende Echtgeno(o)t(e) of partner zonder

inkomen

EenoudergezinnenSamenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal

Mannen Vrouwen

Mannen Vrouwen

65,7% 60,0% 64,7%

51,9%

2007 2017

(6)

6

Grafiek 16

Aandelen van de gezinstypes per nationaliteit (2017)

Verdeeld volgens nationaliteit (grafiek 17) valt op dat voor het gezinshoofd met een echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen het aandeel van de vreemdelingen veel hoger (23,9%) is dan voor de andere gezinstypes.

Grafiek 17

Aandelen van de nationaliteiten per gezinstype (2017)

5

Gemiddeld maandbedrag

Voor de werklozen die tot de werkloosheidsver- zekering toegelaten worden op basis van arbeidsprestaties zijn de uitkeringen loongerelateerd, d.w.z. dat de uitkeringen berekend worden als een percentage van het voorheen verdiende loon. De loon- gerelateerde uitkeringen worden echter zowel naar beneden, als naar boven toe geplafonneerd (minimum- en maximumbedragen). De percentages nemen af naargelang de werkloosheidsduur stijgt - dit is de zgn.

“degressiviteit” -, tot het moment waarop er enkel nog een forfaitair bedrag toegekend wordt.

Werklozen die na studies een uitkering aanvragen, hebben enkel recht op een forfaitair bedrag, de zgn.

inschakelingsuitkering.

Voor beide types werklozen geldt dat de bedragen variëren in functie van de gezinssituatie.

In de loop van 2017 bedroegen de theoretische minimum- en maximumuitkeringen per maand voor de gezinshoofden (tabel 1):

Tabel 1

Werkloze gezinshoofden: minimum- en maximumbedragen (2017) 7

Op 1 september 2017 werden ingevolge de uitvoering van het Interprofessioneel Akkoord (IPA) 2017-2018 de minimumbedragen voor gezinshoofden met 3,5%

verhoogd. Deze correctie maakt deel uit van het pakket van maatregelen met betrekking tot de wel- vaartsaanpassingen.

Uit tabel 2 blijkt dat de gezinshoofden met een inscha- kelingsuitkering 12,4% uitmaken van de populatie.

Bijna de helft van de gezinshoofden ontvangt een forfaitair bedrag. Iets meer dan 16% ontvangt een minimumbedrag, terwijl bijna 11% een maximum- bedrag krijgt.

Tabel 2

Verdeling van de werkloze gezinshoofden volgens bedrag en geslacht (2017)

Toch dient dit beeld enigszins genuanceerd te worden.

Immers, bij de gezinshoofden is het verschil tussen het gemiddeld maximum- en het gemiddeld forfaitair bedrag 8 per maand veel kleiner dan bij de andere categorieën: 142,45 EUR (tabel 3). Bij de alleenstaanden en de samenwonenden loopt dat verschil op tot respectievelijk 257,49 EUR en 584,18 EUR.

7Opgelet! Er zijn meerdere maximumbedragen van toepassing, afhankelijk van de vergoedingsperiode en – fase waarin de werkloze verkeert. Hier wordt enkel het bedrag voor de eerste vergoedingsperiode, en de eerste fase vermeld.

8 Er worden nog forfaitaire bedragen met anciënniteitstoeslag betaald.

10,0% 9,2% 10,1%

38,4% 48,8% 51,4%

45,2% 37,7% 37,0%

6,0% 4,0% 1,4%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Samenwonend met gepensioneerde ascendenten Eenoudergezinnen

Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

81,1%

76,1%

83,3%

90,0%

80,5%

9,3%

12,1%

8,7%

7,6%

10,1%

9,5% 11,8% 7,9% 2,4%

9,4%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Alleenwonende die onderhoudsgeld betaalt

Echtgeno(o)t(e) of partner zonder inkomen

Eenoudergezinnen Samenwonend met gepensioneerde

ascendenten

Totaal

Belgen EU-vreemdelingen Niet-EU vreemdelingen

Bedragen juni 2017 september 2017

Loongerelateerd, minimum 1.204,32 1.246,44 Loongerelateerd, maximum 1.688,96 1.702,48

Forfait 1.204,32 1.246,44

Inschakelingsuitkeringen - gewoon 1.173,12 1.214,20 Inschakelingsuitkeringen - verhoogd * 1.218,88 1.261,78

* als men 78 dagen arbeid bewijst

Bedragen %Mannen %Vrouwen %Totaal

Inschakelingsuitkering 7,0% 18,6% 12,4%

Forfait 47,9% 49,1% 48,5%

Minimum 14,3% 19,1% 16,5%

Tussen 14,9% 7,9% 11,7%

Maximum 15,8% 5,3% 11,0%

Totaal 100% 100% 100%

(7)

7

Tabel 3

UVW-WZ: gemiddelde bedragen in september 2017

Als we de gegevens bekijken volgens geslacht, zien we enkele opmerkelijke verschillen:

Ruim 18% van de vrouwelijke gezinshoofden werd toegelaten op basis van studies en ontvangt een inschakelingsuitkering; bij de mannen is dat 7%.

Meer dan 49% van de vrouwelijke gezinshoofden ontvangt een forfaitair bedrag, terwijl dat aandeel bij de mannen iets lager ligt (47,9%). Nochtans is bij de vrouwelijke gezinshoofden het aandeel van de langdurige werkloosheid kleiner dan bij de mannen (zie punt 4.4). De reden is te zoeken in de zgn.

verlengingen van de degressieve fases in functie van het beroepsverleden. Hoe groter het aantal gewerkte jaren, hoe later de werkloze zal terugvallen op een forfaitair bedrag. Mannelijke werkloze gezinshoofden zijn gemiddeld ouder dan de vrouwen en hebben meer gewerkte jaren op hun conto staan.

Bijna 1 op 5 vrouwelijke gezinshoofden vallen terug op een minimumbedrag (19,1%). Bij de mannen is dat minder: 14,3%.Omgekeerd zien we bij de mannen een veel hoger aandeel van de maximumuitkeringen (15,8%) dan bij de vrouwen (5,3%). Dat heeft te maken met het feit dat mannen gemiddeld meer verdienen dan vrouwen en dus sneller aan de loongrens zitten.

In vergelijking met de totale populatie UVW-WZ krijgen relatief veel meer gezinshoofden een forfait (48,5%

t.o.v. 36,9%), of een minimumuitkering (16,5% t.o.v.

10,1%) (grafiek 18). We vergeten hierbij echter niet dat de bedragen voor gezinshoofden hoger liggen dan die voor de andere werklozen, en dat de gemiddelde maximumuitkering en het gemiddeld minimumbedrag bij gezinshoofden veel dichter bij elkaar liggen dan bij de andere categorieën. (zie hoger).

Grafiek 18

Verdeling volgens bedrag: vergelijking tussen UVW- WZ en gezinshoofden

Omgekeerd is het aandeel van de werklozen met een maximumuitkering kleiner bij de gezinshoofden (11%) dan bij de totale populatie UVW-WZ (17,8%).

Het aandeel van de inschakelingsuitkeringen is groter bij de gezinshoofden (12,4%) dan bij de totale populatie UVW-WZ (11,5%).

6 Besluit

In de Belgische werkloosheidsverzekering wordt ingevolge het solidariteitsbeginsel rekening gehouden met de gezinssituatie van werklozen: gezinshoofden krijgen een hogere uitkering dan alleenstaanden of samenwonenden zonder gezinslast.

Onder invloed van zowel maatschappelijke als reglementaire evoluties is het aandeel van de gezinshoofden in de totale werklozenpopulatie de voorbije tien jaar gedaald.

Gezinshoofden zijn gemiddeld langer werkloos dan andere werklozen. Het aandeel van de langdurig werklozen in het totaal aantal gezinshoofden is de voorbije 10 jaar evenwel gedaald. Dat is het gevolg van o.a. de verbeterde conjunctuur, maar ook van de invoering van een aantal maatregelen waardoor de werkloze gezinshoofden een tewerkstelling konden aanvatten. We denken hierbij aan het stelsel van de dienstencheques – vooral voor de vrouwen succesvol - en aan verschillende activeringsprogramma’s. Daarnaast hebben ook de opvolging van het zoekgedrag naar werk en de beperking van het recht op inschakelings- uitkeringen bijgedragen tot een daling van het aantal langdurige werklozen.

Binnen de populatie van de gezinshoofden overtreft het aandeel van de eenoudergezinnen (43,7%) het aandeel van de gezinshoofden met een echtge- no(o)t(e) partner ten laste (40,7%).

Meer dan 2 op de 3 werkloze gezinshoofden wonen in Wallonië of Brussel.

Gezinshoofden moeten het vaker dan andere werklozen stellen met een minimumuitkering (16,5%

t.o.v. 10,1%), of met een forfaitair bedrag (48,5% t.o.v.

36,9%). Echter, de bedragen voor gezinshoofden liggen hoger dan die voor de andere werklozen.

Bovendien liggen de gemiddelde maximumuitkering en het gemiddeld minimumbedrag bij gezinshoofden veel dichter bij elkaar dan bij de andere categorieën.

______________________________________

Bedragen Gezinshoofden Alleenstaanden Samenwonenden

Gemiddelde inschakelingsuitkering 1.210,77 887,73 467,99

Forfaitair bedrag 1.242,89 1.030,89 564,47

Gemiddeld minimumbedrag 1.244,97 1.044,88 815,59

Gemiddeld intermediair bedrag 1.401,79 1.240,91 1.220,83

Gemiddeld maximumbedrag 1.385,34 1.288,38 1.148,65

Totaal gemiddeld bedrag 1.267,12 1.105,21 883,98

Gezinshoofden UVW-WZ 0%

10%

20%

30%

40%

50%

12,4%

48,5%

16,5%

11,7% 11,0%

11,5%

36,9%

10,1%

23,6%

17,8%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

werkzoekenden die werden begeleid door VDAB of die niet werden begeleid.  Leerproces

Binnen tijdskrediet en loopbaanonderbreking zien we een be- langrijk verschil tussen de geslachtsverhoudingen wanneer we de eindeloopbaanstelsels vergelijken met het algemene

Percentage begunstigden van een specifieke vorm van loopbaanonderbreking (thematisch verlof), per leeftijdsklasse (&lt;30 jaar, &lt;40 jaar, 40 jaar of ouder), per onderbreking

Tijdens de periode oktober 2017 – september 2018 wordt op de uitkering van 43.427 personen minstens 1 keer effectief een inhouding verricht, dat is 5,8% van de totale

Voltijdse arbeid was met voorsprong het meest beoefende type activiteit: 25,7% van de UVW-WZ liet in de loop van de werkloosheidsperiode bijkomende voltijdse arbeid

Om niet-vergoede werklozen (schoolverlaters in beroepsinschakelingstijd, herintreders ...) aan te sporen een individuele beroepsopleiding in een onderneming te volgen, worden

UVW-WZ die in de periode oktober 2016 – juni 2017 ingestroomd zijn in de maatregel springplank, en 12-13-14 maanden later volledig werkloos zijn gebleven: verdeling

Binnen deze beperkte periode wordt tussen 2013 en 2016 - vooral dan voor het Waals Gewest - toch een evolutie vastgesteld naar zowel hogere werkfracties als naar een