Inspectierapport
Kindercentrum De Kleine Tuin (KDV) Betjakstraat 2
1336NC Almere
Registratienummer 197743407
Toezichthouder: GGD Flevoland
In opdracht van gemeente: Almere
Datum inspectie: 19-12-2017
Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 19-02-2018
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ... 2
Het onderzoek ... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Overzicht getoetste inspectie-items ... 11
Gegevens voorziening ... 14
Gegevens toezicht ... 14
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 15
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
In dit inspectierapport zijn niet alle items beoordeeld. Met behulp van het model risicoprofiel zijn de inspectie-activiteiten bepaald. Deze inspectie-activiteiten richten zich primair op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk, aangevuld met aandachtspunten uit vorige inspecties of indien hier een andere aanleiding toe is.
Beschouwing Inleiding
De beschouwing beschrijft de resultaten bij het uitgevoerde inspectie-onderzoek. Na de feiten over het kindercentrum en de inspectiegeschiedenis, volgen de bevindingen uit het huidig onderzoek op hoofdlijnen. Deze worden elders in het rapport per domein verder uitgewerkt.
Algemeen
Kindercentrum De Kleine Tuin is sinds november 2013 gevestigd in de Betjakstraat in Almere en biedt zowel dagopvang als buitenschoolse opvang aan. De dagopvang heeft op dit moment een maximum van 39 kindplaatsen in 4 groepen.
Inspectie geschiedenis
In de periode 2013 tot en met 2015 vonden een onderzoek voor registratie, na registratie en twee jaarlijkse onderzoeken plaats. Er zijn geen tekortkomingen geconstateerd.
Huidig onderzoek
In dit jaarlijkse onderzoek is de nadruk gelegd op de pedagogische praktijk, de VOG's, passende beroepskwalificatie beroepskrachten, de beroepskracht-kindratio, de praktijk van de risico- inventarisatie en meldcode en de binnen- en buitenruimte.
Op 19 december 2017 heeft de toezichthouder onaangekondigd een bezoek gebracht voor een jaarlijks onderzoek. Er zijn 6 beroepskrachten en een stagiaire op drie groepen met in totaal 32 kinderen aanwezig. De toezichthouder observeert de pedagogische praktijk en beoordeelt de binnen- en buitenruimte. Een aantal documenten zijn op locatie beoordeeld.
Conclusie:
Tijdens dit inspectie-onderzoek zijn geen tekortkomingen geconstateerd.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. In de praktijk dienen voorwaarden te worden vervuld voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen, de ontwikkeling van de persoonlijke en de sociale competentie van kinderen en de overdracht van normen en waarden.
Bij de observatie maakt de toezichthouder gebruik van het "Veldinstrument onderzoek en observatie" van december 2014. Hieruit citeert de toezichthouder de criteria (modelvoorbeelden) die betrekking hebben op het geobserveerde pedagogisch handelen en illustreert deze met voorbeelden uit de praktijkobservatie. De beknopte voorbeelden zijn bedoeld als illustraties en pretenderen niet een volledig beeld van de praktijksituatie te geven. De toezichthouder stoelt haar inzicht en mening op de gegeven voorbeelden en op tijdens de observatie opgedane overige signalen.
Pedagogische praktijk
De observatie heeft plaatsgevonden op:
Dinsdagmorgen 19/12/18 van 11.30 - 12.45 uur
Startsituatie:De observatie hebben plaatsgevonden op alle groepen. Op alle groepen zijn veel kinderen aan het slapen of worden verschoond en naar bed gebracht.
Waarborgen emotionele veiligheid:
Veldinstrument:
1. Aandacht (0-1): Tijdens contactmomenten zijn de beroepskrachten meer dan de helft van de tijd gericht op de baby. Handelingen sluiten aan op de interactie met de baby.
2. Individuele aandacht (0-4): De beroepskrachten reageren (meestal) op een warme en
ondersteunende manier op kinderen. Zij gaan op een ongedwongen manier om met de kinderen.
De beroepskrachten sluiten (meestal) op een passende wijze aan op de interesse en emotie die individuele kinderen aangeven. Kinderen delen hun ervaringen en emoties graag met (één van) de beroepskrachten.
Observatie:
1. Tijdens het verschonen van een baby vraagt de beroepskracht: "Heb je lekker geslapen?" De beroepskracht kijkt naar het gezicht van de baby en maakt contact door te lachen.
2. Een kind is net verschoond en staat bij de bakken met de persoonlijke spullen van de kinderen op en neer te springen. De beroepskracht vraagt aan het kind: "Jij wilt je knuffel hè?" Het kind knikt en de beroepskracht geeft het kind haar knuffel. Het kind is blij en springt van plezier.
Conclusie: Op basis van de observatie is gebleken dat de emotionele veiligheid voldoende is gewaarborgd.
Ontwikkelen persoonlijke competenties:
Veldinstrument:
1. Zichtbaarheid resultaat (1-4): De meeste tentoongestelde werkjes of versieringen in de ruimte zijn door de kinderen zelf gemaakt.
2. Passend aanbod (0-4) De activiteiten passen in algemene zin bij de interesse en het
ontwikkelingsniveau van de kinderen. Er is aanpassing of verandering van aanbod mogelijk voor één of enkele kinderen.
Observatie:
1. In een groepsruimte hangen zelfgemaakte werkjes van de kinderen aan lijnen aan het plafond.
2. Een aantal kinderen zit aan tafel en de beroepskracht zingt liedjes met hen. Een andere beroepskracht vraagt aan een, zichtbaar nog jong, kind: "Zal ik voor jou nog even een boekje pakken"? De beroepskracht pakt een prentenboek, neemt het kind op schoot en ze gaan samen het boek bekijken. De beroepskracht vraagt aan het kind: "Wat zegt het hondje"?
Conclusie: Op basis van de observatie is gebleken dat de ontwikkeling van persoonlijke competenties voldoende is gewaarborgd.
Ontwikkelen sociale competenties:
Veldinstrument:
Samen spelen samen leren (1-4): De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten samenspelen. Op passende wijze (zonder verstoren) wijzen zij kinderen op elkaars mogelijkheden. De groep als geheel wordt benut voor gezamenlijke ervaringen (rituelen, groepsgesprek, imitatie).
Observatie:
Op de babygroep heeft de toezichthouder de ontwikkeling van sociale competenties niet kunnen observeren. De beroepskrachten vertellen dat het op dit moment druk is. Ze vertellen dat ze beiden VE-gecertificeerd zijn en ook gerichte activiteiten met de baby's doen.
Op een andere groep zitten de kinderen samen met de beroepskracht aan tafel en zingen liedjes met elkaar.
Conclusie: Op basis van de observatie is gebleken dat de ontwikkeling van sociale competenties voldoende is gewaarborgd.
Overdracht van normen en waarden:
Veldinstrument:
Uitleg en instructie (1-4): De beroepskrachten begeleiden (nieuwe) kinderen actief bij het leren kennen en omgaan met de afspraken in de groep. Zij leggen uit wat er van het kind verwacht wordt. Zij geven aan welk gedrag bij welke situatie hoort in termen van ‘wat er wèl mag’.
Observatie:
Een kind gilt heel hard JA! De beroepskracht reageert daarop door tegen het kind te zeggen: "We zeggen het zachtjes hè, we gaan toch niet gillen"?
Conclusie: Op basis van de observatie is gebleken dat de overdracht van waarden en normen voldoende is gewaarborgd.
Uitvoering pedagogisch beleidsplan.
Veldinstrument:
De beroepskrachten handelen volgens de uitgangspunten en werkinstructies in het pedagogisch beleidsplan.
Observatie:
De hierboven beschreven observatie van de vier competenties sluiten aan bij wat in het pedagogisch beleidsplan wordt beschreven en wordt in de praktijk herkent.
Conclusie: De beroepskrachten handelen in de praktijk conform het pedagogisch beleidsplan.
Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college
De houder biedt activiteiten aan met het voorschoolse-educatie programma Uk&Puk.
De houder biedt op moment van inspectie geen gesubsidieerde voorschoolse educatie, daarom zijn deze voorwaarden in dit rapport niet beoordeeld.
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Mw. J. Meegdes)
Interview (Beroepskrachten)
Observaties (Op de groepen)
Website
Personeel en groepen
Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor verklaringen omtrent het gedrag (VOG) en passende beroepskwalificaties. Ook gelden normen voor opvang in groepen en beroepskracht-kindratio (b-k- r).
Verklaring omtrent het gedrag
Aan de hand van een steekproef, bestaande uit de tijdens het onderzoek aanwezige werkzame personen, zijn de verklaringen omtrent gedrag ingezien.
Conclusie:
Deze verklaringen omtrent gedrag voldoen allen aan de geldende wettelijke eisen.
Passende beroepskwalificatie
Aan de hand van een steekproef, bestaande uit de tijdens het onderzoek aanwezige 6 beroepskrachten zijn de beroepskwalificaties ingezien.
Conclusie:
Deze beroepskrachten beschikken allen over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.
Opvang in groepen
De opvang vindt plaats in 3 stamgroepen:
Groep Leeftijd Maximaal aantal kinderen Worteltjes 0 - 1.5 8
Spruitjes 1,5 - 2,5 15 Tomaten 2 - 4 14
Conclusie:
De omvang en de samenstelling van de groep voldoen aan de wettelijke eisen.
Beroepskracht-kindratio
Tijdens het onderzoek zien de kindaantallen en de inzet van beroepskrachten er als volgt uit:
Groep Aanwezige
kinderen Aanwezige
beroepskrachten Benodigde beroepskrachten
Worteltjes 8 van 0 jaar 2 2
Spruitjes 3 van 2 jaar
7 van 1 jaar 2
1 staigiaire 2
Tomaten 14 2 2
Conclusie:
Er wordt aan de eis ten aanzien van de beroepskracht-kind ratio voldaan
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Mw. J. Meegdes)
Interview (Beroepskrachten)
Observaties (Op de groepen)
Website
Verklaringen omtrent het gedrag
Diploma's beroepskrachten
Veiligheid en gezondheid
Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De toezichthouder heeft de inhoud en uitvoering van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid beoordeeld. Als ook de inhoud en uitvoering van de meldcode kindermishandeling.
In dit onderzoek is naar de uitvoering in de praktijk gekeken. Ook de kennis van het beleid is bij de beroepskrachten getoetst.
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
De beroepskrachten voeren in de dagelijkse praktijk de afspraken uit die in de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid staan beschreven. Dit blijkt onder meer uit de volgende observaties tijdens het inspectiebezoek:
Groepsruimten: keuken en sanitair ogen schoon
Er is een schoonmaakrooster aanwezig welke is bijgehouden en afgevinkt
Schoonmaakkussen wordt na verschonen gereinigd
De temperatuur van de ijskast wordt bijgehouden middels een temperatuurlijst. Hierop is te zien dat de temperatuur tussen de 4 en 7 graden blijft.
Data staan op geopende producten in de ijskast
Er is een brandblusser aanwezig
Er is een protocol warme maaltijden op de locatie aanwezig en ingezien
De houder vertelt dat voor de gehele locatie 1 x per 6 weken onderwerpen m.b.t. gezondheid en veiligheid aan de orde worden gesteld. Op deze bijeenkomsten worden tevens klinische lessen gegeven. Er vinden ook werkoverleggen per groep plaats.
Conclusie:
Er wordt aan de gestelde eisen voldaan
Meldcode kindermishandeling
De houder heeft een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld vastgesteld die voldoet aan de wettelijke eisen en voor de beroepskrachten op de locatie toegankelijk is.
De beroepskrachten zijn voldoende op de hoogte van de stappen die volgens de meldcode gevolgd moeten worden.
Aandachtspunt is de richtlijn rondom de wettelijke meldplicht van beroepskrachten.
Conclusie:
Er wordt aan de eisen voldaan
Vierogenprincipe
In de praktijk is er voor gezorgd dat de beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden gezien en gehoord kunnen worden door een andere volwassene.
Conclusie:
Er wordt aan de eisen voldaan Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Mw. J. Meegdes)
Interview (Beroepskrachten)
Observaties (Op de groepen)
Risico-inventarisatie veiligheid
Risico-inventarisatie gezondheid
Actieplan veiligheid
Actieplan gezondheid
Protocol warme maaltijden
Accommodatie en inrichting
Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor de accommodatie en inrichting van de binnenruimte en buitenspeelruimte.
Binnenruimte
Er is in alle groepsruimtes aangepast aan de leeftijd:
Plek om ongestoord alleen te spelen;
Plek om in kleine groepjes te spelen;
Ruimte voor de hele groep;
Ruimte om samen te eten en te drinken;
Duidelijk plekken voor verschillende speelleeractiviteiten;
Spelmateriaal dat kinderen zelf kunnen pakken;
Er zijn voldoende bedjes aanwezig. Tevens zijn er 2 buitenbedjes.
Conclusie:
De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Buitenspeelruimte
De kinderen kunnen buiten gebruik maken van materiaal dat zowel de grove als fijne motoriek stimuleert. Er zijn buiten dieren in hokken die door hen verzorgd kunnen worden.
Tevens is er een moestuin op het dak aanwezig.
Conclusie:
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Gebruikte bronnen:
Interview (Beroepskrachten)
Observatie binnen- en buitenruimtes
Overzicht getoetste inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart 2013.
(art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.
(art 1.50 lid 4 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is vóór aanvang van de werkzaamheden aan de houder overgelegd en bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee jaar. De actuele verklaring omtrent het gedrag is niet ouder dan twee jaar, te rekenen vanaf de dag van afgifte van de meest actuele verklaring omtrent het gedrag.
(art 1.50 lid 4, 8 en 9, art 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen
De opvang vindt plaats in stamgroepen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF
De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;
- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,
respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn
respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan.
(art 1.51b en 1.51c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Vierogenprincipe
De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Accommodatie en inrichting
Binnenruimte
De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Buitenspeelruimte
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : Kindercentrum De Kleine Tuin
Vestigingsnummer KvK : 000027817571
Aantal kindplaatsen : 39
Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder
Naam houder : Kindercentrum De Kleine Tuin B.V.
Adres houder : Betjakstraat 2
Postcode en plaats : 1336NC Almere
KvK nummer : 58480307
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Flevoland
Adres : Postbus 1120
Postcode en plaats : 8200BC LELYSTAD
Telefoonnummer : 088-0029910
Onderzoek uitgevoerd door : J. Bakker Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Almere
Adres : Postbus 200
Postcode en plaats : 1300AE ALMERE
Planning
Datum inspectie : 19-12-2017
Opstellen concept inspectierapport : 31-01-2018
Zienswijze houder : Niet van toepassing
Vaststelling inspectierapport : 19-02-2018 Verzenden inspectierapport naar houder : 19-02-2018 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 19-02-2018
Openbaar maken inspectierapport :
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.