LEERPLAN TWEEDE GRAAD
DOMEIN land- en tuinbouw Specifiek gedeelte
Studierichting dubbele finaliteit 1. Plant-, dier- en milieutechnieken
Leerjaar: eerste en tweede leerjaar Leerplancode: POV-2021-027-1
Nummer inspectie: SO-2021-30-4-adv-V-22
Inhoud
1. Algemene inleiding ... 3
1.1. Indeling van het leerplan provinciaal onderwijs basisopties ... 3
1.2. Wettelijk kader ... 3
1.3. Doelgroep ... 3
1.4. Uitgangspunten leerplan provinciaal onderwijs specifiek gedeelte ... 3
1.4.1. Het pedagogisch project is de motor van het schooleigen curriculum ... 3
1.4.2. Het leerplan gebruikt de taxonomie van Bloom ... 3
1.4.3. Het leerplan kwam participatief tot stand ... 4
2. Systematiek en opbouw van het leerplan ... 4
2.1. Leerplandoelen ... 4
2.1.1. Schematische voorstelling leerplandoelen specifiek gedeelte ... 4
2.1.2. Cesuurdoelen ... 5
2.1.3. Leerplandoelen voor de onderdelen van de beroepskwalificatie(s) ... 5
2.2. Formulering van de leerplandoelen ... 6
2.3. Samenhang van het leerplandoel met de concretisering ... 6
3. Leerplandoelen ... 7
3.1. Plant-, dier- en milieutechnieken ... 7
3.1.1. Overzicht cesuurdoelen ... 7
3.1.2. Overzicht van de betrokken beroepskwalificaties...17
3.1.3. Specifieke beroepsgerichte competenties ...17
3.1.4. Onderbouwende specifieke competenties ...21
4. Minimale materiële vereisten ...22
4.1. Algemene uitrusting ...22
4.2. Veiligheid ...22
4.3. Algemene basisuitrusting vaklokalen ...22
4.4. Basisuitrusting voor plant-, dier- en milieutechnieken ...23
1. Algemene inleiding
1.1. Indeling van het leerplan provinciaal onderwijs basisopties
Elk leerplan is opgebouwd volgens een vaste structuur met een algemene inleiding: wettelijk kader, doelgroep en uitgangspunten leerplan provinciaal onderwijs.
Vervolgens wordt de opbouw van het leerplan besproken.
Aansluitend worden de bijhorende cesuurdoelen en de leerplandoelen voor de onderdelen van de
beroepskwalificatie(s) voor het specifiek gedeelte van de studierichting(en) in het domein land- en tuinbouw in de dubbele finaliteit geformuleerd.
Ten slotte worden de materiële vereisten beschreven.
1.2. Wettelijk kader
Alle scholen die subsidiëring/financiering van de overheid willen ontvangen, zijn verplicht een goedgekeurd leerplan te gebruiken.1.
Dit leerplan is, na goedkeuring, van toepassing vanaf 1 september 2021 ingevolge de progressieve uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs.
1.3. Doelgroep
Dit leerplan is bestemd voor de leerlingen van de tweede graad dubbele finaliteit, domein land- en tuinbouw, studierichting plant-, dier- en milieutechnieken.
In dit leerplan wordt verder gebouwd op de verworven kennis en vaardigheden uit de eerste graad.
In deze tweede graad wordt ingezet in het verder verwerven van basiscompetenties die in een derde graad worden verfijnd en verdiept.
1.4. Uitgangspunten leerplan provinciaal onderwijs specifiek gedeelte
1.4.1. Het
pedagogisch
project is de motor van het schooleigen curriculumHet pedagogisch project van de school bepaalt welke accenten er worden gelegd en welke keuzes er worden gemaakt bij de opbouw van het schooleigen curriculum. Het is de school die bepaalt welke onderwijsdoelen, ongeacht het eindtermen, cesuurdoelen of leerplandoelen voor de onderdelen van de beroepskwalificatie(s) betreft, binnen eenzelfde vak/vakkenclusters en binnen dezelfde onderwijstijd geïntegreerd worden
aangeboden. Het leerplan vrijwaart deze autonomie maximaal.
Het is dan ook de school die beslist welke administratieve vakbenamingen aan de vakken van de studierichting gekoppeld worden. Hiervoor maakt de school gebruik van de administratieve vakbenamingen zoals
omschreven in omzendbrief SO69.
1.4.2. Het leerplan gebruikt de taxonomie van Bloom
Het beheersingsniveau van elk doel wordt gekoppeld aan de taxonomie van Bloom2. Op die manier hanteren de leraren een gelijkaardig begrippenkader doorheen het leerplan van de basisvorming en de leerplannen van het specifieke gedeelte.
1 Artikel 15, §1, 8° Codex secundair onderwijs.
1.4.3. Het
leerplan kwam
participatief tot standHet leerplan is het resultaat van een nauwe samenwerking van directies en leraren, ondersteund door de koepel POV. De leerplandoelen voor de onderdelen van de BK werden ontwikkeld door teams bestaande uit leraren, TA’s en TAC’s van de provinciale scholen. De ondersteunende rol van de koepel bestaat uit het
bewaken van de vastgelegde beheersingsniveaus, de afstemming tussen leerplandoelen en de onderdelen van de beroepskwalificatie(s) en de concretisering ervan.
2. Systematiek en opbouw van het leerplan 2.1. Leerplandoelen
2.1.1. Schematische voorstelling leerplandoelen specifiek gedeelte
Specifieke eindtermen en beroepskwalificaties werden vastgelegd voor de derde graad. Hieruit hebben alle onderwijsverstrekkers samen cesuurdoelen en onderdelen van beroepskwalificaties vastgelegd per
studierichting voor de tweede graad.
De cesuurdoelen en onderdelen van de beroepskwalificaties maken, samen met de eindtermen, deel uit van het volledige curriculum van de tweede graad zoals in bovenstaande figuur wordt voorgesteld.
POV heeft de onderdelen van het curriculum opgenomen en verder geconcretiseerd in de leerplannen 2de graad. Hieronder wordt de procedure voor de cesuurdoelen en onderdelen van beroepskwalificaties verder beschreven.
2.1.2. Cesuurdoelen
Het leerplan voor het specifiek gedeelte van de studierichtingen voor de tweede graad dubbele finaliteit omvat de door de onderwijsverstrekkers vastgelegde cesuurdoelen (afgeleid van de specifieke eindtermen) nodig voor de doorstroming naar het hoger onderwijs.
De vastgelegde cesuurdoelen worden letterlijk overgenomen in het leerplan conform de protocolafspraken gemaakt tussen de onderwijsverstrekkers.
Het aftoetsen van de beheersing van (geïsoleerde) kennis kan deel uitmaken van het formatief handelen van de leraren om het leerproces te begeleiden. De integratie van verschillende elementen uit de afbakening van de eindtermen moet evenwichtig tot uiting komen om de representativiteit/validiteit van de evaluatie te garanderen, aangepast aan het beheersingsniveau van het cesuurdoel.
Het is aangewezen dat de school hier schoolbreed duidelijke afspraken over maakt.
2.1.3. Leerplandoelen voor de onderdelen van de beroepskwalificatie(s)
Wat je moet kennen en kunnen om een beroep uit te oefenen is vastgelegd in een beroepskwalificatie (BK). Bij de modernisering secundair onderwijs heeft de overheid deze beroepskwalificaties gekoppeld aan
studierichtingen van de derde graad. Voor de vertaling naar de onderwijscontext werden voor deze BK’s onderwijsdoelen voor de tweede en derde graad geformuleerd door alle onderwijsverstrekkers gezamenlijk.
Deze ‘set van competenties uit BK’ zijn onderverdeeld in beroepsgerichte specifieke competenties en onderbouwende specifieke competenties. Voor deze ‘set van competenties uit BK’ zijn door POV hiervan afgeleide leerplandoelen geformuleerd voor de tweede graad. Hieronder vind je een schematisch overzicht van de structuur.
De leerplandoelen voor de onderbouwende specifieke competenties staan niet op zich maar worden geïntegreerd aangeboden met de leerplandoelen van de beroepsgerichte specifieke competenties.
Leren op basis van ‘vaardigheden’ mikt op een dieper leerniveau dan leren louter op basis van
‘kennisonderdelen’ alleen. Dieper leren wordt gestimuleerd door de klemtoon te leggen op vakgebonden vaardigheden, op activerend leren in de klas met feedback van de leraar en op het geïntegreerd aanbrengen van kennis en vaardigheden.
Het is hierbij belangrijk dat het aanbrengen van kennis en vaardigheden op elkaar afgestemd wordt. Dit kan op verschillende manieren: één leraar geeft zowel de onderliggende kennis als de vaardigheden of meerdere leraren werken samen om de onderliggende kennis en vaardigheden te realiseren. Het is de school die een doeltreffende schoolorganisatie kiest in functie van goede afstemming.
De onderliggende kennis en vaardigheden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kennis ligt aan de basis van elk beheersingsniveau. Dit betekent dat de evaluatie van de kennis geïntegreerd met de evaluatie van de vaardigheden kan gebeuren. Het afzonderlijk evalueren van de opgedane kennis is ook mogelijk met dien verstande dat de evaluatie van de kennis steeds ondergeschikt is aan de evaluatie van het leerplandoel overeenkomstig de voorgeschreven dimensie van de taxonomie van Bloom. Het is aangewezen dat de school hier schoolbreed duidelijke afspraken over maakt.
2.2. Formulering van de leerplandoelen
De leerplandoelen, gekoppeld aan de onderdelen van de BK, worden zo eenvoudig en helder mogelijk geformuleerd. Het werkwoord beschrijft de manier waarop de leerling de kennis moet beheersen. Het beheersingsniveau wordt vastgelegd op basis van de taxonomie van Bloom.
De volgende handelingswerkwoorden, onderverdeeld in zes categorieën, komen voor:
• Onthouden: De leerling onthoudt het materiaal zoals het gepresenteerd is. Het gebruikte werkwoord is herkennen.
• Begrijpen: De leerling voegt iets toe aan kennis (een eigen voorbeeld geven), voert een bewerking uit op kennis (een logische conclusie afleiden) of legt verbanden tussen voorkennis en nieuwe kennis (een oorzaak-gevolg relatie geven). Werkwoorden die gebruikt worden binnen dit beheersingsniveau zijn: aanvullen, beschrijven, bespreken, illustreren, relaties leggen tussen, onderbouwen, onderscheiden, ordenen, toelichten, verklaren, vergelijken, verwoorden, ...
• Toepassen: De leerling voert oefeningen uit of lost problemen op. Werkwoorden die gebruikt worden binnen dit beheersingsniveau zijn: beheren, bepalen, berekenen, demonstreren, gebruiken, hanteren, handelen, herleiden, lokaliseren, oplossen, rekenen, gedrag stellen, toepassen, uitvoeren, uitwerken, voorstellen, ...
• Analyseren: De leerling kan een geheel verdelen in onderdelen en bestuderen hoe de onderdelen aan elkaar en aan het geheel gerelateerd zijn en hoe ze elkaar beïnvloeden. Werkwoorden die gebruikt worden binnen dit beheersingsniveau zijn: analyseren, benoemen, beschrijven, het geven van een redenering, onderscheiden, onderzoeken, ordenen, verwerken, verwoorden, ...
• Evalueren: De leerling kan een oordeel geven en dat oordeel onderbouwen aan de hand van criteria en standaarden. Werkwoorden die gebruikt worden binnen dit beheersingsniveau zijn:
beargumenteren, beoordelen, bijsturen, evalueren, maken keuzes, reflecteren, …
• Creëren: De leerling bedenkt een alternatieve hypothese of een eigen aanpak om een taak uit te voeren of maakt nieuwe, originele producten. Werkwoorden die gebruikt worden binnen dit beheersingsniveau zijn: produceren, zich creatief uitdrukken, ideeën genereren, creëren, ontwerpen, …
2.3. Samenhang van het leerplandoel met de concretisering
Om het leerplandoel verder te verduidelijken kan er extra informatie toegevoegd worden onder
‘concretisering’. De concretisering wordt meestal voorafgegaan door ‘zoals’. De opsomming erna wordt als illustratief beschouwd. Deze is louter richtinggevend voor de manier waarop het doel gerealiseerd kan worden. De ‘zoals’-formulering geeft leraren een zekere vrijheid om het pedagogisch project van de eigen school te realiseren.
3. Leerplandoelen
3.1. Plant-, dier- en milieutechnieken
3.1.1. Overzicht cesuurdoelen
Wetenschapsdomein Onderdelen wetenschapsdomeinen SET voor afleiding cesuurdoel
Plant-, dier- en milieutechnieken
8.5 Biologie – fysiologie en anatomie van dieren 8.5.1 8.6 Biologie – fysiologie en anatomie van planten 8.6.1
8.7 Biologie – plant- en dierkunde 8.7.1
9.2 Chemie – algemene chemie 9.2.1
9.2.2 9.2.3 9.2.4 9.2.7 9.2.8 10.2 Aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen:
bodemkunde 10.2.1
10.3 Aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen:
milieu, klimaat en natuur 10.3.1
10.4 Aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen:
milieu, klimaat en landbouw 10.4.1
Vanaf hier wordt de nummering van de doelen uit bovenstaande tabel overgenomen.
Cesuurdoelen Biologie – fysiologie en anatomie van dieren
8.5.1 De leerlingen vergelijken de bouw en elementaire werking van enkele orgaanstelsels tussen zoogdieren, vogels, vissen, reptielen en amfibieën.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder
> namen van organen;
> namen van orgaanstelsels.
*Conceptuele kennis - Driedomeinensysteem;
- rol van orgaanstelsels;
- stofwisselingstelsel en secretiestelsel;
> bouw en elementaire werking van de betrokken organen;
# spijsverteringsenzymes, voedingsenzymes;
- metabole en systemische enzymes;
- transportstelsel;
> bouw en elementaire werking van de betrokken organen;
- bewegingsstelsel;
> bouw en elementaire werking van spieren en skelet;
# soorten spieren: dwarsgestreepte spieren en gladde spieren.
Met inbegrip van context
* Het cesuurdoel wordt met studierichtingspecifieke context gerealiseerd.
* De structuur en de werking van organen worden tot op weefselniveau behandeld.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Begrijpen
Cesuurdoelen biologie – fysiologie en anatomie van planten
8.6.1 De leerlingen leggen fysiologische processen bij zaadplanten uit aan de hand van de structuur en de werking van de betrokken organen.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel.
*Conceptuele kennis - Transportfysiologie:
> Structuur en werking van wortel, stengel, blad in functie van transport;
# Transport van water: xyleem, worteldruk, transpiratie, capilariteit;
# Transport: floëem, source-sink;
- Ontwikkelingsfysiologie:
> Structuur van de voortplantingsorganen;
> Ontwikkelingsprocessen: bestuiving;
- Voortplantingsfysiologie:
> Structuur en werking voortplantingsorganen;
# Bevruchting;
# Vruchtontwikkeling en -verspreiding.
Met inbegrip van context
* Het cesuurdoel wordt met context gerealiseerd.
* De structuur en de werking van organen worden tot op weefselniveau behandeld.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Begrijpen Cesuurdoelen biologie – Plant- en dierkunde
8.7.1 De leerlingen leggen het verband uit tussen het voorkomen van organismen en hun omgeving.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder namen van interacties tussen organismen
*Conceptuele kennis
- Soorten interacties tussen organismen: commensalisme, mutualisme, parasitisme, antibiose;
- microbioom;
- aangeboren en aangeleerd gedrag;
- communicatie tussen organismen;
- biotische en abiotische factoren.
Met inbegrip van context
* Het cesuurdoel wordt met context gerealiseerd.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Begrijpen
Cesuurdoelen chemie – algemene chemie
9.2.1 De leerlingen classificeren organische en anorganische stoffen zowel op basis van een gegeven chemische formule als op basis van een naam.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder;
> namen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be;
> courante triviale namen van stoffen zoals zuurstofgas, zoutzuur, loogoplossing, ammoniak, salpeterzuur, zwavelzuur, fosforzuur, soda, koolzuur, stikstofgas, ozon;
- symbolen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be;
- regels van de IUPAC-naamgeving;
- regels voor stocknotatie bij ionverbindingen;
- regels voor naamgeving met Griekse telwoorden bij moleculaire stoffen.
*Conceptuele kennis
- Zuren als een samenstelling van proton(en) + zuurrest;
- hydroxiden als een samenstelling van een metaalion + hydroxide-ion(en);
- zouten als een samenstelling van een metaalion + zuurrest;
- oxiden als een samenstelling van een metaal of niet-metaal + zuurstofato(o)m(en);
- chemische structuur van koolwaterstoffen;
- chemische structuur van alcoholen, carbonzuren;
- soorten chemische formules: structuurformule, brutoformule, formule eenheid, skeletnotatie.
Met inbegrip van context
* Voor anorganische en monofunctionele (alcoholen, carbonzuren) organische stoffen gebeurt de classificatie op basis van de structuurformule, de brutoformule en de naam.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Begrijpen
9.2.2 De leerlingen gebruiken het PSE om eigenschappen van atomen en ionen af te leiden.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder groep, periode, valentie-elektron, edelgasconfiguratie, atoomnummer, atoommassa, metaal, niet-metaal, edelgas.
*Conceptuele kennis
- Opbouw van het PSE in functie van een atoommodel;
- groep, periode;
- valentie-elektronen, edelgasconfiguratie;
- eigenschappen: massa van een atoom, ionvorming;
- onderscheid tussen een atoom en een ion;
- eigenschappen van atomen;
> metaal- en een niet-metaalkarakter, elektronegativiteit;
> ionlading
*Procedurele kennis
- Leggen van het verband tussen de plaats van een element in het PSE en de eigenschappen ervan.
Met inbegrip van context
* Elementen uit de a-groepen en de edelgassen komen aan bod.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Toepassen
9.2.3 De leerlingen stellen chemische formules op voor anorganische stoffen.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder namen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be;
- Symbolen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be.
*Conceptuele kennis
- Soorten chemische bindingen: ionbinding, covalente binding, metaalbinding;
- oxidatiegetal;
- elektronegativiteit;
- onderscheid tussen een index en een coëfficiënt;
- soorten chemische formules: structuurformule, brutoformule, formule eenheid, skeletnotatie.
*Procedurele kennis - Gebruiken van het PSE;
- opstellen van lewisstructuren;
- opstellen van chemische formules van anorganische stoffen.
Met inbegrip van context
* Beperkt tot binaire stoffen.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Toepassen
9.2.4 De leerlingen leggen het verband tussen de structuur en de eigenschappen van stoffen.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder polariteit.
*Conceptuele kennis
- Polariteit (afbakenen tot di-atomisch) - water als dipoolmolecule;
- stofeigenschappen: kookpunt, smeltpunt, het oplosgedrag van stoffen, geleidbaarheid, zuur-base
9.2.7 De leerlingen stellen een reactievergelijking op.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder:
> Oxidator, reductor, oxidatie, reductie
> Namen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be;
- Symbolen van elementen uit het PSE: H, He, C, N, O, P, Ne, Na, Mg, Al, S, Cl, K, Ca, Fe, Cu, Zn, Br, Ag, Au, Hg, Pb, F, I, U, Sn, Li, Cd, Ar, Si, Be;
- Notatie van aggregatietoestanden in chemische reacties.
*Conceptuele kennis
- Naamgeving van anorganische stoffen en ionen;
- chemische formules: brutoformule, structuurformule;
- principe van een zuur-basereactie, een neerslagreactie en een redoxreacties;
- wet van behoud van massa.
*Procedurele kennis - Gebruiken van het PSE;
- opstellen van eenvoudige redoxvergelijkingen tussen enkelvoudige stoffen;
- opstellen van eenvoudige zuur-basereacties en eenvoudige neerslagreacties: schrijven van chemische formules en balanceren van de reactie.
Met inbegrip van context
* Het cesuurdoel wordt met context gerealiseerd.
* De volgende gegevens worden aangereikt:
> de reagentia;
> de aggregatietoestanden van alle stoffen;
> in geval een redoxreactie: de namen of chemische structuur van reagentia en reactieproducten;
> een tabel van goed en slecht oplosbare stoffen.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Toepassen
9.2.8 De leerlingen voeren stoichiometrische berekeningen uit op een gegeven aflopende chemische reactie.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder;
> molaire concentratie, massaprocent, massadichtheid;
> namen van grootheden, SI-eenheden en andere eenheden;
- symbolen van grootheden, SI-eenheden en andere eenheden.
*Conceptuele kennis - Mol;
- molaire massa;
- getal van avogadro;
- molaire concentratie;
- massaprocent;
- massadichtheid.
*Procedurele kennis - Gebruiken van het PSE;
- gebruiken van een formularium;
- omvormen van formules: één variabele uitdrukken in functie van de andere;
- rekenen met verhoudingen;
- omzetten van concentratie-eenheden.
Met inbegrip van context
* Het cesuurdoel wordt met studierichtingspecifieke context gerealiseerd.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Toepassen
Cesuurdoelen aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen: bodemkunde 10.2.1 De leerlingen karakteriseren bodems.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel waaronder bodemprofiel, bodemhorizont.
*Conceptuele kennis
- Beïnvloedende factoren voor bodemvorming: klimaat, gesteente, biologische activiteit, reliëf, menselijke activiteiten, tijd;
- samenstelling en eigenschappen;
> bestanddelen van bodems: lucht, mineralen, humus, water;
> biologische, fysische en chemische eigenschappen: zuurtegraad, textuur, doorlaatbaarheid en andere zoals humusgehalte, beworteling;
> bodemprofiel met bodemhorizonten;
- variatie in bodemtypes.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Begrijpen
Cesuurdoelen aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen: milieu, klimaat, natuur 10.3.1 De leerlingen onderzoeken interacties en processen in ecosystemen.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel.
*Conceptuele kennis
- Biotische en abiotische componenten en hun ruimtelijke patronen in ecosystemen;
- interacties en processen in ecosystemen met inbegrip van oorzaak-gevolgrelaties, terugkoppeling;
- een ecosysteem als deel van een groter systeem.
*Procedurele kennis - Systeemdenken;
- Gebruiken van geografische hulpbronnen en terreintechnieken.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Analyseren
Cesuurdoelen aardwetenschappen – toegepaste aardwetenschappen: milieu, klimaat, landbouw 10.4.1 De leerlingen onderzoeken interacties en processen in ecosystemen.
Met inbegrip van kennis
*Feitenkennis
- Vakterminologie inherent aan de afbakening van het cesuurdoel.
*Conceptuele kennis
- Biotische en abiotische componenten en hun ruimtelijke patronen in ecosystemen;
- interacties en processen in ecosystemen met inbegrip van oorzaak-gevolgrelaties, terugkoppeling;
- een ecosysteem als deel van een groter systeem.
*Procedurele kennis - Systeemdenken;
- Gebruiken van geografische hulpbronnen en terreintechnieken.
Met inbegrip van dimensie eindterm
*Cognitieve dimensie Analyseren
3.1.2. Overzicht van de betrokken beroepskwalificaties
Richting Plant, dier en milieutechnieken
logische doorstroom 3de graad BK(‘s) officiële benaming (VKS-niveau) Nr
Agrotechnieken dier BK Productiemedewerker dier (4) BK-0443-2
Agrotechnieken plant BK Productiemedewerker plant (4) BK-0444-2
Tuinaanleg en -beheer BK Tuinaanlegger-groenbeheerder (4) BK-0135-3
Natuur- en groentechnieken BK Natuurbeheerder (4) BK-0345-2
3.1.3. Specifieke beroepsgerichte competenties Competenties eigen aan het vakgebied
Set van competenties uit
BK nr.
LPD Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering De leerlingen
communiceren functioneel in het Nederlands.
PDT01 De leerlingen communiceren functioneel in het Nederlands met aandacht voor
vakjargon. toepassen link met de
basisvorming
De leerlingen gebruiken materialen,
handgereedschap, machines en producten op een gezonde, veilige, diervriendelijke en milieubewuste manier.
PDT02
De leerlingen maken een verantwoorde keuze voor materialen,
handgereedschap, machines en producten in functie van een opdracht.
analyseren
De leerlingen reinigen en onderhouden machines, uitrustingen, materiaal, infrastructuur en omgeving.
PDT03 De leerlingen reinigen machines,
uitrustingen, materiaal, infrastructuur en
omgeving. toepassen zoals schoonmaken na
gebruik, ontsmetten van dierverblijven
PDT04 De leerlingen onderhouden machines, uitrustingen, materiaal, infrastructuur en
omgeving. toepassen
zoals luchtfilter uitblazen, slijpen van snijgereedschappen, eenvoudige smeerbeurt machines, de geschikte brandstof kiezen
PDT05 De leerlingen maken eenvoudige constructies. toepassen
zoals
verbindingstechnieken (afsluitingen, omheiningen, huisvesting), vorstbescherming
PDT06 De leerlingen voeren kleine herstellingen uit. toepassen
zoals herstelling van lamp, band, verlengkabel, omheining, poort, verharding, muurtjes, dierverblijven
De leerlingen verpakken en slaan producten op.
PDT07 De leerlingen verpakken producten. toepassen zoals verpakken van aardappels, eieren, bloemen, planten
PDT08 De leerlingen slaan producten op. toepassen zoals fruit, bloemen, stekken, zaden
Competenties eigen aan dier
Set van competenties uitBK LPD nr. Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering
De leerlingen begeleiden, voederen, verzorgen, huisvesten en kweken dieren met inbegrip van kennis over:
soortkenmerken en ontwikkelingsprocessen;
met aandacht voor:
dierenwelzijn.
PDT09 De leerlingen handelen volgens de wetgeving over het dierenwelzijn. analyseren
PDT10 De leerlingen begeleiden dieren volgens aangereikte criteria. toepassen
zoals verplaatsen van vee, hanteren kleine diersoorten, benaderen, vangen, fixeren, begeleiden, transporteren, verplaatsen, inschatten van gedrag van het dier en eigen handelen hierop afstemmen
PDT11
De leerlingen stellen het voedsel samen voor dieren met aandacht voor
voedingswaarde, hoeveelheid, soort voeder, frequentie, levensstadium, beschikbaarheid, prijs.
analyseren
zoals essentiële bestanddelen, prestatie van het dier,
voedingsstoffen en energetische waarde, voederverrijking, rantsoenering
PDT12 De leerlingen voederen dieren volgens aangereikte criteria. toepassen
zoals efficiënt, niet verspillen, geen overvoeding, geen ondervoeding
PDT13 De leerlingen verzorgen dieren volgens aangereikte criteria. analyseren
zoals basisverzorging, ethologie,
hanteerbaarheid, gehoorzaamheid, socialisatie, dierziekten, parasieten, zoönosen, preventieve en curatieve behandeling
PDT14 De leerlingen huisvesten dieren volgens aangereikte criteria. analyseren
zoals stalklimaat, kooiverrijking, verbindingstechnieken, inrichting dierverblijven, aquarium- en
terrariumtechniek (afsluitingen, omheiningen, huisvesting)
PDT15 De leerlingen vermeerderen dieren volgens aangereikte criteria. analyseren
zoals bronstdetectie, voortplantingsproces, verloop van dracht en geboorteproces, postnatale verzorging, rassenverbetering, selectie,
geslachtsbepaling
De leerlingen verzamelen
producten van dierlijke PDT16 De leerlingen verzamelen producten van dierlijke oorsprong. toepassen zoals eieren rapen, basis melken, scheren van schapen
Competenties eigen aan plant
Set van competenties uitBK nr.
LPD Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering
De leerlingen bereiden gronden en substraten voor met aandacht voor:
abiotische factoren.
PDT17 De leerlingen passen eenvoudige grondbewerkingen toe met aandacht
voor de bodemstructuur. toepassen
zoals zaaiklaar leggen, egaliseren, moduleren, nivelleren, plantklaar maken, organische bemesting inwerken, onkruid werende folies aanbrengen, hakfrees gebruiken, rolhak, wielschoffel gebruiken
PDT18 De leerlingen bereiden substraten voor aangepast aan de teeltmethode. analyseren
zoals substraten:
rotswol, perliet, steenwol, (pot)grondsoorten teeltmethoden:
watercultuur, eb- en vloed, containerveld
De leerlingen zaaien, planten, telen, verzorgen en vermeerderen planten met aandacht voor:
biotische factoren en groeiprocessen.
PDT19
De leerlingen vergelijken experimenteel verschillende technieken voor het vermeerderen van planten in functie van de toepassing.
analyseren
zoals vegetatief, generatief, economische waarde, standplaats, instandhouding, arbeidsuren
PDT20
De leerlingen vergelijken experimenteel verschillende technieken voor het vermenigvuldigen van planten in functie van de toepassing.
analyseren zoals selectie, F1- hybride
PDT21 De leerlingen passen de correcte teeltwijze toe voor gewassen volgens
aangereikte criteria. toepassen
zoals planten en verzorgen van bomen, struiken, groenten, perkplanten, …
PDT22
De leerlingen vergelijken experimenteel eenvoudige, duurzame technieken toe voor het beschermen van planten in een bestaand ecosysteem.
analyseren
zoals eenvoudige bescherming tegen ziekten en plagen, uitzetten van natuurlijke vijanden, afweermiddelen, feromonenvallen, teeltrotatie, duurzame materialen, afdekmaterialen
De leerlingen oogsten producten van
plantaardige oorsprong met aandacht voor: het ontwikkelingsstadium.
PDT23
De leerlingen onderzoeken de oogstrijpheid van producten van
plantaardige oorsprong aan de hand van aangereikte criteria.
analyseren
zoals smaaktest, lugoltest, kleurenkaart, graslandmeter, % droge stof, penetrometer, refractometer (suikergehalte), afmetingen
PDT24 De leerlingen maken producten van plantaardige oorsprong marktklaar. toepassen
Competenties met betrekking tot nomenclatuur en systematiek
Set van competenties uitBK LPD nr. Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering
De leerlingen hanteren de correcte Nederlandse en/of wetenschappelijke namen van belangrijke planten en dieren.
PDT25 De leerlingen passen de basis van de systematische wetenschappelijke
naamgeving van organismen toe. toepassen
zoals nomenclatuur- regels,
wetenschappelijke naamgeving,
PDT26
De leerlingen hanteren de correcte Nederlandse en wetenschappelijke namen van belangrijke planten uit de akkerbouw, bloementeelt, fruitteelt, groenteteelt, sierteelt, kruidenteelt en bosbouw.
toepassen
PDT27
De leerlingen hanteren de correcte Nederlandse en wetenschappelijke namen van belangrijke insecten, productiedieren, gezelschapsdieren en inheemse dieren.
toepassen
De leerlingen delen planten en dieren die belangrijk zijn voor de agrarische sector in.
PDT28 De leerlingen delen planten die
belangrijk zijn voor de agrarische sector
in, volgens vastgelegde criteria. analyseren
zoals criteria:
systematiek, eetbaar, niet eetbaar, inheems, uitheems, houtachtig, bloeiwijze, bladhoudend
PDT29 De leerlingen delen dieren die belangrijk zijn voor de agrarische sector in, volgens
vastgelegde criteria. analyseren
zoals pluimvee, kleine zoogdieren, productiedieren, gezelschapsdieren, hoefdieren, systematiek, courante rassen
Competenties met betrekking tot natuurbeheer
Set van competenties uitBK nr.
LPD Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering De leerlingen passen
natuurbeheerswerken toe.
PDT30 De leerlingen stellen een eenvoudig beheerplan op voor een biotoop. analyseren zoals een poel, een klein perceel van een natuurgebied
PDT31 De leerlingen voeren eenvoudige beheerswerken uit in een bepaald
ecosysteem. toepassen zoals maaibeheer,
bermbeheer
Competenties met betrekking tot tuinaanleg
Set van competenties uitBK nr.
LPD Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering
3.1.4. Onderbouwende specifieke competenties
Set van competenties uitBK nr.
LPD Leerplandoelen Beheersings-
niveau Concretisering
Werken in een teamverband (organisatiecultuur, communicatie, procedures)
PDT36 De leerlingen volgen de aanwijzingen van de leerkracht op. toepassen PDT37
De leerlingen overleggen over de voorbereiding, uitvoering en afwerking van de opdracht met medeleerlingen en leerkracht.
toepassen PDT38 De leerlingen werken efficiënt samen met medeleerlingen. toepassen PDT39
De leerlingen wisselen efficiënt en duidelijk informatie uit met medeleerlingen, leerkrachten en schoolpersoneel.
toepassen PDT40 De leerlingen stellen zich flexibel en constructief op. toepassen
Kwaliteitsbewust handelen
PDT41 De leerlingen evalueren de eigen werkzaamheden kwalitatief en
kwantitatief. evalueren
PDT42 De leerlingen evalueren de kwaliteit van het eindproduct. evalueren PDT43 De leerlingen sturen de eigen werkzaamheden bij. evalueren
Economisch en duurzaam handelen
PDT44 De leerlingen gaan zuinig en zorgzaam om met materialen en gereedschappen. toepassen PDT45 De leerlingen werken ecologisch en milieubewust. toepassen PDT46 De leerlingen realiseren een opdracht binnen de aangegeven tijd. toepassen
Veilig, ergonomisch en hygiënisch handelen
PDT47 De leerlingen handelen volgens de veiligheidsvoorschriften en instructies. toepassen PDT48 De leerlingen werken ergonomisch. toepassen PDT49 De leerlingen handelen volgens de hygiënerichtlijnen. toepassen PDT50 De leerlingen dragen werk- en beschermkledij volgens de richtlijnen. toepassen
4. Minimale materiële vereisten 4.1. Algemene uitrusting
De minimale vereisten verwijzen naar de basisuitrusting die tijdens elke les beschikbaar moet zijn om de leerplandoelstellingen te kunnen realiseren. De basisuitrusting bestaat uit een leslokaal of lesruimte en het nodige didactisch materiaal.
Om de leerplandoelen te realiseren dient de school de infrastructuur, materiële en didactische uitrusting ter beschikking te stellen die beantwoordt aan de reglementaire eisen op het vlak van veiligheid, gezondheid, hygiëne, ergonomie en milieu.
De school wordt daarbij geadviseerd om de grootte van de klasgroepen af te stemmen op de beschikbare ruimte en infrastructuur.
Het integreren van recente of innovatieve technologieën, machines, software, databanken is belangrijk om de opleidingen up-to-date te houden.
Materialen en benodigdheden kunnen occasioneel ook geleend worden. Je kan ook gebruik maken van infrastructuur van externe organisaties zoals andere scholen, bedrijven of opleidingscentra.
4.2. Veiligheid
De volgende wetgeving is van toepassing: Codex, ARAB, AREI en Vlarem.
Deze wetgeving omschrijft de technische voorschriften die in acht moeten worden genomen bij de inrichting en uitrusting van lokalen en bij aankoop (aankoopdossier) en gebruik van toestellen, machines, materialen en gereedschappen.
Voor toestellen, machines en gereedschappen moet er bijkomend een Nederlandstalige handleiding en een technisch dossier aanwezig zijn op school.
Alle leraren en leerlingen kennen de veiligheidsinstructies en onderhoudsvoorschriften bij gebruik van toestellen en gereedschappen.
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gedragen worden, daar waar de wetgeving, de preventieadviseur of de interne richtlijnen van de school het vereisen.
4.3. Algemene basisuitrusting vaklokalen
Een leslokaal of ruimte is minimaal uitgerust met:
- multimedia-apparatuur met de nodige actuele programma’s en/of apps om de leerplandoelen te realiseren met een voldoende snelle internetverbinding;
- digitale apparatuur om (bewegend beeld) kwaliteitsvol te projecteren;
- apparatuur om geluid kwaliteitsvol weer te geven en /of te versterken zoals boxen, versterker;
4.4. Basisuitrusting voor plant-, dier- en milieutechnieken
Basisuitrusting voor het vaklokaal en labo fysica bestaande uit:
- voldoende labotafels waar de leerlingen experimenten kunnen uitvoeren;
- een demonstratietafel met toevoer van water, elektriciteit en gas;
- een aantal veelgebruikte sensoren (temperatuur, spanning, magnetische veldsterkte, kracht, beweging), de daarbij horende software voor analyse;
- bewegingssensoren en dynamometers (krachtsensoren), toestellen uit de bewegingsleer, balans en massa’s;
- hellend vlak met wagentje (te meten met triller of bewegingssensor).
Basisuitrusting voor het vaklokaal en labo chemie bestaande uit:
- voldoende labotafels waar de leerlingen experimenten kunnen uitvoeren;
- een demonstratietafel en leerlingentafels met stoelen en met toevoer van water, gas en elektriciteit;
- zuurkasten voor afvoer van schadelijke dampen en gassen;
- bergruimte om leermiddelen, materiaal, breekbare gereedschappen, meettoestellen te bergen, - chemicaliën worden opgeslagen in een daartoe voorziene ruimte met daartoe voorziene kasten,
geschikt voor de veilige opslag van gevaarlijke stoffen en voorzien van de overeenkomstige gevarensymbolen;
- onderhoudsproducten zoals afwasmiddel, azijn;
- sensoren voor metingen gekoppeld aan de vereiste software op computers of mobiele apparaten;
- wandplaat met het periodiek systeem van de elementen;
- documentatieruimte bij de computers of mobiele apparaten met wetenschappelijke boeken en tijdschriften;
- stereo- en demonstratiemicroscoop voor de leraar (bij voorkeur met camera);
- volumetrisch materiaal (buretten, pipetten, maatcilinders) en pipetperen of andere veilige opzuigsystemen;
- balans (0,01 g), droogstoof, moffeloven, bunsenbranders, verwarmingsmantels, magneetroerders, een waterbad, thermometers (0,1°C), autoclaaf, digitale pH-meter en universele indicator, multimeter, geleidbaarheidsmeter of geleidingsmeter;
- recipiënten (glas of plastic): maatbekers, trechters, reageerbuizen en reageerbuisrekken, petrischalen, erlenmeyers, een waterbad;
- klein labomateriaal: statieven met toebehoren;
- chemicaliën voor het uitvoeren van proeven o.a. voor chromatografie;
- voedingsbodems;
- bij voorkeur een EHBO-set;
- een brandblusapparaat, een oogdouche en een branddeken;
- toegang tot een koelkast met diepvriesvak om stalen te bewaren.
Leraren maken gebruik van de adviezen voor onderwijs in de COS-brochure van de werkgroep Chemicaliën Op School (KVCV - Sectie Onderwijs & Opleidingen). De aanbevelingen worden geformuleerd op het vlak van veiligheid, welzijn en milieuzorg in het schoollabo.
Basisuitrusting voor het vaklokaal met aansluitende werkruimte voor plant-, dier- en milieutechnieken bestaande uit:
Het vaklokaal of de ruimte is minimaal uitgerust met:
- multimedia-apparatuur bestaande uit: printer (A3), scanner (A3), beamer, projectiescherm, beeldbank, domeineigen softwarepakketten (inclusief update);
- (digitale) bibliotheek zodat er ter plekke informatiebronnen kunnen geraadpleegd worden met tijdschriften en vakliteratuur;
- voldoende bergingsmogelijkheden voor kleine en grotere gereedschappen;
- hulpmiddelen bestaande uit: microscopen en binoculaire loepen voor onderzoek, meetapparatuur voor pH en EC, vouwmeter, multimeter, ladders en trapladders;
- kleine gereedschappen bestaande uit: snoeigereedschappen, steekspade, zandschoppen, harken, schoffels, hakken, rieken, kruiwagens, handkarren, hamers, schroevendraaiers, sleutels, tangen;
- machines bestaande uit: vierwielige trekker met toebehoren, tweewielige trekker met toebehoren, grasmaaiers; eenvoudige houtbewerkingsmachines (handzaag, boormachine), eenvoudige
metaalbewerkingsmachines (boormachine);
- materiaal bestaande uit: verbindingsmateriaal (nagels, schroeven), bevestigingsmateriaal, afrasteringsmateriaal, bouwmaterieel (truweel, waterpas), soldeergereedschappen, elektrisch materiaal (schakelaars, weerstanden, verbindingsdraden).
Leerkrachten met een geldende fytolicentie hebben toegang tot:
- een apart lokaal voor het opbergen van de gewasbeschermingsmiddelen conform de regelgeving;
- een rugsproeier;
- aangepaste kledij en persoonlijke beschermingsmiddelen voor het werken met gewasbeschermingsmiddelen conform de geldende regelgeving.
Volgende bijkomende locaties zijn ter beschikking van leraren en leerlingen om de leerplandoelen te realiseren:
- afgescheiden werkplaats voor onderhoud en herstelling van machines en materialen;
- een serre met teeltuitrustingen;
- een perceel grond voor het telen van planten om basisvaardigheden te kunnen inoefenen;
- een ruimte voor het stapelen van materialen en het bergen van zwaar materieel;
- ruimte, materiaal en gereedschap om grote hoeveelheden groenafval te sorteren;
- schoolse en/of buitenschoolse locaties voor (praktijk)lessen zoals bodemkunde, didactisch materiaal over zaden en uitgangsmateriaal planten, wasplaats voor machines en gereedschappen.
In functie van de gekozen dieren bestaan de infrastructuur en middelen uit:
- aangepaste huisvesting per diersoort conform de regels voor het dierenwelzijn;
- aangepaste voeding per gekozen diersoort;
- aangepaste verzorgingsmateriaal per gekozen diersoort;
- opfokmateriaal voor ten minste een gekozen diersoort (al dan niet op school).
Basisuitrusting voor de leerlingen