• No results found

Ruimtelijke onderbouwing Ruimte voor ruimte woning Bosserstraat 29a te Nederweert. Gemeente Nederweert Definitief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing Ruimte voor ruimte woning Bosserstraat 29a te Nederweert. Gemeente Nederweert Definitief"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing

“Ruimte voor ruimte woning

Bosserstraat 29a te Nederweert”

Gemeente Nederweert Definitief

(2)
(3)

BRO Vestiging Tegelen Industriestraat 94 5931 PK Tegelen T +31 (0)77 373 06 01 E info@bro.nl

Ruimtelijke onderbouwing

“Ruimte voor ruimte woning

Bosserstraat 29a te Nederweert”

Gemeente Nederweert Definitief

Rapportnummer BRO: 211x09424

Concept: 26 juni 2017

Definitief: 11 augustus 2017

Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. R.J.J. Thissen

Projectteam BRO: Dhr. P. Maessen & Mevr. S. Driessen

Trefwoorden: Ruimte voor ruimte woning, gewijzigde situering op perceel, Bosserstraat 29a, Nederweert, gemeente Ne- derweert

Bron foto kaft: Hollandse Hoogte 14

Beknopte inhoud: De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld in het kader van een omgevingsvergunningsprocedure voor de wijziging van de situering op het perceel van een ruimte voor ruimte woning aan de Bosserstraat 29a in Nederweert.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

pagina

1. INLEIDING 3

2. GEBIEDSPROFIEL EN BESLUITPROFIEL 5

2.1Gebiedsprofiel 5

2.2Besluitprofiel 6

2.3Ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten 7

3. BELEID 9

3.1Rijksbeleid 9

3.2Provinciaal beleid 10

3.3Regionaal beleid 12

3.4Gemeentelijk beleid 12

4. ONDERZOEK 15

4.1Economische uitvoerbaarheid 15

4.2Milieuaspecten 15

4.2.1 Bodem 15

4.2.2 Geluid (wegverkeerslawaai) 16

4.2.3 Luchtkwaliteit 16

4.2.4 Geur 17

4.2.5 Externe veiligheid 17

4.2.6 Milieuzonering 19

4.3Archeologie en cultuurhistorie 20

4.4Natuur, landschap, flora en fauna 21

4.5Leidingen en infrastructuur 22

4.6Verkeerskundige aspecten 23

4.7Waterparagraaf 23

4.8Duurzaamheid 24

5. AFWEGING BELANGEN 26

6. PROCEDURE, OVERLEG EN PLANSTUKKEN 28

6.1Procedure 28

6.2Overleg 28

(6)

6.3Planstukken 29

BIJLAGEN Bijlage 1:

Begrenzing besluitgebied

SEPARATE BIJLAGE

SMA Advies, Vooronderzoek NEN 5725 Bosserstraat (ong.) Nederweert, gemeente Nederweert, kenmerk 22092016-005, 18 april 2017

(7)

1. INLEIDING

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de bouw van een ruimte voor ruimte woning aan de Bosserstraat 29a te Nederweert in de gelijknamige gemeente. Het perceel is gelegen aan de Bosserstraat en is kadastraal bekend als gemeente Nederweert, sectie Y, nummer 894.

Volgens het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Nederweert’ is het besluitgebied bestemd tot

‘Agrarisch met waarden – Esdorpen’ met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – ruimte voor ruimte woning’. Deze bestemming staat de bouw van een ruimte voor ruimte toe. De initiatiefnemer wenst om de woning echter op een grotere afstand van de gevellijn te leggen dan volgens het vigerende bestemmingsplan is toegestaan. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een omgevingsvergunning nodig voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 van de Wabo).

Een voorwaarde voor de gemeente om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief is dat mid- dels een goede ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat het initiatief van een goede ruimtelijke ordening getuigt. In dat kader is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

Topografische weergave besluitgebied (rood omcirkeld) en omgeving (bron: www.topotijdreis.nl)

(8)

Opbouw ruimtelijke onderbouwing

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 worden het gebied- sprofiel, het besluitprofiel en de ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten van de ontwikkeling be- schreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidska- der aan de orde. In hoofdstuk 4 komt de toetsing aan de milieu- en overige onderzoeksaspecten aan bod. Hoofdstuk 5 beschrijft de belangenafweging en in hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de te voeren procedure, het overleg en de planstukken.

(9)

2. GEBIEDSPROFIEL EN BESLUITPROFIEL

2.1 Gebiedsprofiel

Het besluitgebied waarop de omgevingsvergunning en de voorliggende ruimtelijke onderbouwing van toepassing zijn, is gelegen aan de Bosserstraat 29a, tussen de huisnummers 29 en 29b, ten noorden van de kern Nederweert en ten westen van de kern Ospel. In de huidige situatie is de grond bestemd tot ‘Agrarisch met waarden – Esdorpen’. Het perceel is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch perceel.

Aan de noordzijde wordt het besluitgebied begrensd door een woning met een tuin. Aan de oostzijde van het besluitgebied ligt de Bosserstraat, welke de verbinding vormt met de kern Nederweert in het zuiden. Aan de overzijde van deze weg liggen agrarische percelen en enkele agrarische bedrijfswo- ningen. Ten zuiden van het besluitgebied liggen agrarische bedrijfswoningen, burgerwoningen en agrarische percelen. Ten westen van het besluitgebied liggen voornamelijk agrarische percelen.

In de verdere omgeving zijn voornamelijk woningen (zowel agrarische bedrijfswoningen als burgerwo- ningen) en agrarische percelen gelegen in een bebouwingslint langs de Bosserstraat.

Luchtfoto besluitgebied en omgeving, met de begrenzing van het besluitgebied rood omlijnd

(10)

2.2 Besluitprofiel

Het besluitgebied betreft het perceel aan de Bosserstraat 29a, kadastraal bekend als gemeente Ne- derweert, sectie Y, nummer 894. Het voornemen bestaat om op dit perceel een ruimte voor ruimte woning te realiseren. Het besluitgebied heeft een oppervlakte van 5.375 m2, waarvan circa 160 m2 fysiek zal worden bebouwd ten behoeve van de woning.

De kavel met de situering van de bebouwing is op de onderstaande afbeelding weergegeven.

Aan beide zijden van de woning is 5 meter afstand ten opzichte van de naastgelegen percelen aange- houden. De afstand tussen de voorste perceelsgrens en de voorgevellijn van de woning bedraagt 21 meter.

Situatietekening

(11)

2.3 Ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten

Ruimtelijk gezien past de beoogde woning goed op deze locatie, doordat hiermee een open plek in het bebouwingslint wordt ingevuld. Door het volume en de positie van de beoogde woning wordt een vloeiend overgangselement gecreëerd ten opzichte van de naastgelegen woningen ten zuiden (onder meer nummer 29) en het verder van de straat af gepositioneerde woonhuis aan de Bosserstraat nummer 29b ten noorden van de beoogde woning. De verbijzondering van de positie van 29b wordt door de situering van de beoogde woning op grotere afstand van de gevellijn ook gereduceerd, waar- door deze beter wordt opgenomen in de lintbebouwing.

Daarnaast past de woning qua vorm en uiterlijk goed binnen de diversiteit aan woningen die in de Bosserstraat aanwezig zijn en draagt de woning ook hiermee bij aan een losse en natuurlijke opbouw van het straatbeeld.

Gevelbeelden beoogde woning

(12)
(13)

3. BELEID

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid (respectievelijk § 3.1, § 3.2, § 3.3 en § 3.4).

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuur- visie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Struc- tuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

 het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;

 het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de ge- bruiker voorop staat;

 het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistori- sche waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Voor het besluitgebied geldt uiteraard dat voldaan dient te worden aan de voorwaarden van zorgvuldi- ge afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Voor het overige is sprake van een lokale ontwikkeling, waarbij geen nationale belangen uit de SVIR direct in het geding zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden.

Op 1 oktober 2012 is de eerste aanvulling bij het Barro vastgesteld. In de AMvB zijn de natio- nale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwer- king van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro heeft voor wat betreft de genoemde onderwerpen geen gevolgen voor dit plan.

Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en NNN-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplan- nen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Nederweert. In dit geval worden echter geen windturbines of ande- re bouwwerken hoger dan 114 meter toegestaan en vormt de ontwikkeling kortom geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

(14)

Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daar- uit volgen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimte- lijke en infrastructurele besluiten.

Per 1 juli 2017 is een nieuwe versie van de ladder van kracht. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient volgens deze nieuwe versie van de lad- der een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het voorliggende geval betreft de bouw van één woning. Dit is een dermate kleinschalige ontwikkeling dat in lijn met de uitspraak1 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 de- cember 2013, geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Bovendien is de bouw van een woning op het voorliggende perceel reeds vergund. Dit betekent dat artikel 3.1.6, lid 2 Bro niet van toepassing is. Het initiatief hoeft dan ook niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

Op 12 december 2014 is het ‘Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014’ (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 ligt het besluitgebied op basis van de kaart ‘zonering Limburg’ in de zone ‘Buitengebied’.

Het buitengebied omvat alle gronden in het landelijk gebied die niet behoren tot de Goudgroene en Zilvergroene natuurzone of de Bronsgroene landschapszone. Deze zone omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsge- bieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en cluster van bebouwing. Het beleid is gericht op:

 Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw;

 Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw;

 Kwaliteit en functioneren ondergrond.

Op het voorliggende perceel is reeds een ruimte voor ruimte woning toegestaan. Hierdoor, en aange- zien de beoogde woning in een bebouwingslint is gelegen, wordt deze passend geacht binnen de zone ‘Buitengebied’.

1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 18-12-2013, Zaaknummer 201302867/1/R.

(15)

Omgevingsverordening Limburg

De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de ‘Omgevingsverordening Limburg 2014’

vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven.

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het besluitgebied ligt binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk (niveau III). Het is in het gebied Roerdalslenk verboden een boorput of een bodemenergiesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bo- venkant van de Bovenste Brunssumklei. Daarnaast is het verboden om werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de be- schermende werking van de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten. Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roer- dalslenk dieper dan 80 meter in zone III tot aan de Bovenste Brunssumklei dient vier weken tevoren schriftelijk te worden gemeld aan gedeputeerde staten. Gezien het feit dat geen diepe grondboringen zijn voorzien, vormt de ligging binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk III geen belemmering voor het initiatief.

Uitsnede POL2014-kaart "Zonering Limburg"

(16)

Voor het overige is het besluitgebied niet gelegen binnen (milieu)beschermingsgebieden of bescher- mingszones ten behoeve van natuur en landschap. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook bin- nen het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg

Op 18 december 2014 is in regionaal verband de ‘Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg’ vastgesteld. Ten opzichte van de voormalige woonvisies gaat deze structuurvisie breder en dieper in op de gevolgen van afnemende bevolkingsgroei en in sommige gemeenten is zelfs al sprake van krimp. Regionaal is er sprake van een veranderende kwalitatieve woningbehoefte als gevolg van de veranderende bevolkingssamenstelling. Die demografische transitie vraagt om trans- formatie van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving en nog slechts om beperkte uitbreiding van de woningvoorraad. De planperiode van de structuurvisie is van 2014 tot en met 2017. De visie is tevens een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018 tot en met 2023). Met het vaststel- len van de nieuwe structuurvisie is de regionale woonvisie Midden-Limburg komen te vervallen.

De structuurvisie geeft richting aan de kwalitatieve en kwantitatieve opgave waar de gemeenten wo- ningbouw de komende jaren wenselijk vindt en de wijze waarop het aantal woningbouwplannen wordt afgestemd op de behoefte. Dit betekent dat beleidsmatig is vastgelegd hoe de planvoorraad voor wo- ningen wordt afgebouwd.

In het voorliggende geval is de mogelijkheid tot het bouwen van een woning op deze locatie reeds toegestaan. Uitsluitend de situering van de woning op het perceel wijzigt. Daarnaast betreft het voor- liggende initiatief een ruimte voor ruimte woning. De realisatie van ruimte voor ruimte woningen is een op zichzelf staande opgave. Deze woningen mogen additioneel op de taakstelling in de regionale structuurvisies Wonen van Noord- en Midden Limburg gerealiseerd worden. Het initiatief is daarom niet in strijd met de ‘Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg’.

3.4 Gemeentelijk beleid

Strategische Visie Nederweert in 2020

Op 18 december 2007 heeft de gemeenteraad ‘Strategische Visie Nederweert in 2020’ vastgesteld. In deze toekomstvisie staat beschreven hoe de gemeenteraad en het college van B&W Nederweert zien in 2020 op het gebied van leefbaarheid, woningbouw, verkeer, economie en platteland. Ook de inwo- ners van Nederweert hebben meegedacht over de vormgeving van de visie.

Wat betreft wonen is de visie voor 2020 dat Nederweert een bovengemiddelde woonkwaliteit biedt in alle opzichten. Steekwoorden zijn duurzaam, veilig, architectuur, vrijheid, rust, ruimte en leefbaarheid.

De kwaliteit van het wonen in Nederweert hangt direct samen met de kwaliteit van het landschap er-

(17)

omheen. Het open landschap wordt gerespecteerd en er worden geen harde grenzen in de overgang van rood naar groen gecreëerd.

De voorliggende ontwikkeling is passend binnen de ‘Strategische Visie Nederweert in 2020’, aange- zien de woning reeds is toegestaan en gesitueerd is in een open plek in een bebouwingslint en het open landschap hierbij wordt gerespecteerd.

Structuurvisie Nederweert

Op 9 november 2010 is de ‘Structuurvisie Nederweert: Ruimtelijke ontwikkelingen in een plattelands- gemeente 2010-2020’ vastgesteld. De structuurvisie bevat een samenhangend en integraal overzicht van ruimtelijke en aanverwante ontwikkelingen en ambities binnen de gemeente Nederweert voor de periode 2010-2020. Met deze periode wordt aangesloten op de ‘Strategische Visie Nederweert in 2020’.

Het besluitgebied ligt volgens de structuurvisie binnen een ‘agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden’. In deze gebieden wordt gestreefd naar een evenwicht tussen agrarische en niet- agrarische functies (zoals natuur, recreatie en zorg). De bestaande waarden in het gebied dienen te worden gerespecteerd en het liefst te worden versterkt. Functionele of ruimtelijke wijziging is alleen mogelijk indien de waarden in het betreffende gebied worden versterkt (nee, tenzij-principe). Uitbrei- ding van de woonfunctie in het buitengebied is alleen mogelijk wanneer sprake is van het oplossen van een knelpunt op de locatie of in de directe omgeving waardoor door de toevoeging van de woon- functie een meerwaarde ontstaat.

Op de voorliggende locatie is het volgens het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk een woning te realiseren, alleen de situering van de woning op het perceel wijzigt. Er is dus geen sprake van uit- breiding van de woonfunctie in het buitengebied, waardoor deze ontwikkeling past binnen de ‘Struc- tuurvisie Nederweert’.

Vigerend bestemmingsplan

Binnen het besluitgebied vigeert het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nederweert’, welke op 24 no- vember 2009 door de gemeenteraad van Nederweert is vastgesteld. Vervolgens is op 24 april 2014 een eerste partiële herziening van dit bestemmingsplan vastgesteld en op 13 mei 2015 is de tweede partiële herziening vastgesteld. Op het besluitgebied ligt de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Esdorpen’ met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – ruimte voor ruimte woning’. Daarnaast is aan het besluitgebied de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie toegekend en de gebiedsaanduidingen ‘milieuzone – boringsvrije zone’ en ‘wro-zone – bebouwingsconcentratie’.

De voor Agrarisch met waarden - Esdorpen aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch grond- gebruik, uitoefening van een agrarisch bedrijf, en cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Daarnaast zijn verkeersvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, groenvoorzieningen en extensieve dagrecreatie toegestaan binnen deze bestemming. Een burgerwoning is uitsluitend toege- staan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – ruimte voor ruimte woning’. Deze aanduiding ligt op de voorliggende locatie, waardoor de beoogde ruimte voor ruimte woning hier volgens het vigerende bestemmingsplan gebouwd mag worden. In de bouwregels is met

(18)

betrekking tot de situering van de woning bepaald dat deze in of maximaal 2 meter achter de gevellijn gebouwd dient te worden. Aangezien de initiatiefnemer de woning op grotere afstand (circa 15 meter) achter de gevellijn wil bouwen, is deze ontwikkeling strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Nederweert' met ligging besluitgebied (blauw omlijnd)

(19)

4. ONDERZOEK

Bij de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met (milieu- )aspecten vanuit de omgeving en op de omgeving. Het onderzoek naar de milieuaspecten bodem, geluid, lucht, geur, externe veiligheid en milieuzonering voor de locatie wordt in de navolgende para- grafen beschreven. Eveneens is gekeken naar de gevolgen van de gewenste ingreep voor de aspec- ten archeologie, leidingen en infrastructuur, natuur en landschap, flora en fauna, waterhuishouding, verkeer en economische uitvoerbaarheid. De hieruit voortgekomen bevindingen worden in onder- staande paragrafen toegelicht. Per paragraaf wordt de achtergrond uiteengezet, waarna wordt aange- geven wat de onderzoeksresultaten en / of conclusies zijn.

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 zijn samen met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepalingen omtrent de grondexploita- tie in werking getreden. In afdeling 6.4 van de Wro is bepaald dat de gemeente verplicht is bij het vaststellen van een planologische maatregel die mogelijkheden schept voor een bouwplan zoals be- paald in artikel 6.12, eerste lid, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), maatregelen te ne- men die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden ver- haald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting be- staat om de kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de initiatiefnemer. Deze ver- plichting vervalt indien de gronden volledig in eigendom zijn van de gemeente.

In het voorliggende geval is sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Vol- gens het geldende bestemmingsplan is woningbouw echter reeds mogelijk op deze locatie, waardoor er geen sprake is van verhaalbare kosten. Er geldt daarom geen verplichting tot kostenverhaal vol- gens artikel 6.2.1a, aanhef en onder b van het Bro. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt wel een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Formeel gezien dient in het kader van een bestemmingswijziging (over het algemeen middels een bodemonderzoek) aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het voorliggende geval is geen sprake van een bestemmingswijziging: op deze locatie is al een woning toegestaan, waarvan uitsluitend de situering op het perceel wijzigt. Een bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

(20)

Desondanks is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek is hieron- der kort samengevat. Voor meer informatie wordt verwezen naar het volledig onderzoeksrapport2.

Op basis van de vergaarde informatie over de omgeving, het onderzoeksterrein en de inspectie ter plaatse, kan als hypothese ten aanzien van de bodem worden aangenomen dat de onderzoekslocatie niet is verontreinigd. De onderzoekslocatie is dus onverdacht.

Op basis van de geraadpleegde dossiers, het in december 2007 uitgevoerde bodemonderzoek (NEN 5740, d.d. 18-01-2007) en het aanvullend veldwerk van september 2016, wordt geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de bodem binnen de begrenzing van het geprojecteerde bouwblok en het deel uitmakende perceel (additioneel) verontreinigd is geraakt dan wel dat mogelijk asbest in de bodem aanwezig is. Het betreffende onderzoeksperceel is dus voor een mogelijke bo- demverontreiniging niet verdacht. Het uitvoeren van een Verkennend bodemonderzoek is niet nood- zakelijk.

De boven- en ondergrond is op basis van de bekende bodemkwaliteit geschikt voor het realiseren van een woning. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2.2 Geluid (wegverkeerslawaai)

Een woning is een geluidgevoelig object. In het voorliggende geval is echter al een woning toegestaan en wijzigt uitsluitend de situering daarvan op het perceel. Hierdoor komt de woning verder van de weg af te liggen, waardoor eventuele geluidhinder naar verwachting zelfs minder zal zijn. De wegen in de omgeving van het besluitgebied zijn allen lokale wegen met een lage verkeersintensiteit. Het besluit- gebied ligt buiten de onderzoekszone van de Rijksweg Noord, welke ten oosten van het besluitgebied is gelegen. Het uitvoeren van een onderzoek naar verkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de bouw van de woning.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

c. een project draagt “niet in betekenende mate” (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is exact bepaald in welke gevallen een project vanwe- ge de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bij- voorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). In het Besluit NIBM is vastgelegd dat ontwikkelingen tot

2 SMA Advies, Vooronderzoek NEN 5725 Bosserstraat (ong.) Nederweert, gemeente Nederweert, kenmerk 22092016-005, 18 april 2017

(21)

1.500 woningen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. In het voorliggende geval wordt één woning gerealiseerd, die op grond van het huidige bestemmingsplan ook al gereali- seerd zou mogen worden. Aangezien het aantal verkeersbewegingen niet toeneemt, kan worden ge- concludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Achtergrondwaarden

De huidige luchtkwaliteit in het besluitgebied en de omgeving voldoet blijkens de concentratiekaarten van het planbureau voor de leefomgeving ruimschoots aan de daarvoor geldende normen. Er is dan ook geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

Conclusie

Gezien de bestaande concentraties is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde en wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.16 Wm lid 1 onder a. Daarnaast draagt het project niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging, waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.16 Wm, lid 1 onder c. Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet bezwaarlijk is in het kader van de luchtkwaliteitseisen uit de Wet mili- eubeheer.

4.2.4 Geur

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Als gevolg van deze wet worden normen gesteld voor de bouw van nieuwe geurgevoeli- ge objecten. Er dient voor deze objecten sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast mag geen inbreuk ontstaan op de milieuruimte van omliggende veehouderijen.

De meest dichtbij gelegen intensieve veehouderij ligt op een afstand van circa 100 meter ten zuiden van het besluitgebied. Als gevolg van de gewijzigde situering van de woning op het perceel komt de beoogde woning niet dichter bij deze veehouderij te liggen. Daarnaast komt de woning ook niet zoda- nig dicht bij andere intensieve veehouderijen in de omgeving te liggen dat dit het woon- en leefklimaat in de woning beïnvloedt. Er is en blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geur vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omge- ving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Be- sluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het besluitgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risi- co’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Risicovolle activiteiten

De voorliggende ontwikkeling betreft de bouw van één woning, waarbij de situering van de woning op het perceel wijzigt ten opzichte van de toegestane mogelijkheden volgens het vigerende bestem- mingsplan. Een woning kan op basis van paragraaf 1, artikel 1 van het Besluit externe veiligheid in- richtingen (Bevi) worden beschouwd als een kwetsbaar object. In het kader van dit plan moet daarom

(22)

bekeken worden of de gewijzigde situering van de woning gevolgen heeft met betrekking tot de aan- wezigheid van eventuele risicovolle activiteiten in de nabijheid (zoals Bevi-inrichtingen, BRZO- bedrijven en/of transportroutes).

Toetsing

Door het IPO is een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke risico veroorzakende be- drijven, objecten en transportroutes zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico’s van op- slag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, LPG-tankstations en- zovoorts.

Als gevolg van de gewijzigde situering komt de woning iets dichter b ij de risicovolle inrichting ten noordwesten van het besluitgebied te liggen. Dit betreft een pluimveehouderij, waarbij drie b o- vengrondse propaantanks aanwezig zijn. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze tanks bedraagt 25 meter. Aangezien het besluitgebied op ruim 800 meter van deze tanks is gelegen, vormt deze inrichting geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Op een afstand van circa 240 meter ten oosten van het besluitgebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de Rijksweg Noord (N266). Aangezien de woning door de gewijzigde situering verder van deze weg af komt te liggen, vormt deze transportroute geen belemmering.

(23)

Op een afstand van circa 300 meter ten oosten van het besluitgebied ligt een aardgasleiding. Ook voor deze buisleiding geldt dat de woning verder van deze leiding af komt te liggen, waardoor deze geen belemmering vormt.

Voor het overige zijn in de omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen of transport- routes gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwik- keling.

4.2.6 Milieuzonering

Goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikke- lingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan goede ruimtelijke ordening gerealiseerd worden. Het is aan de ene kant zaak om te voorkomen dat er hinder en gevaar voor gevoelige bestemmingen ontstaat en aan de andere kant dient aan bedrijven voldoende zekerheid te worden geboden dat zij niet in hun activiteiten worden beperkt door nieuwe gevoelige functies. Om te bepalen of tussen de milieubelas- tende activiteiten en de gevoelige functies voldoende afstand in acht wordt genomen, is gebruik ge- maakt van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” uit 2009. In deze publicatie worden de richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Uitsnede risicokaart, met aanduiding ligging besluitgebied (rood omcirkeld)

(24)

De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieube- lastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De gegeven richtafstanden zijn over het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moe- ten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.

De beoogde woning is een milieugevoelig object. In dit geval wordt alleen de situering van de woning op het perceel gewijzigd. Als gevolg hiervan komt de woning niet zodanig dicht bij nabij gelegen mili- eubelastende activiteiten te liggen dat niet meer wordt voldaan aan de richtafstanden voor deze activi- teiten. Er zijn op basis van de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ dan ook geen belemmerin- gen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een raamwerk gegeven dat regelt hoe Rijk, pro- vincies en gemeenten om moeten gaan met het aspect archeologie in ruimtelijke plannen. De uit- gangspunten van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn als volgt:

 de archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem te worden bewaard;

 er dient vroeg in het proces van de ruimtelijke ordening al rekening te worden gehouden met het aspect archeologie.

De wet bepaalt tevens dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. De ge- meente is dus het bevoegde gezag waar het gaat om het toetsen van bestemmingsplannen op het aspect archeologie en de uit onderzoek voortkomende rapporten.

Volgens de ‘Archeologische beleidskaart’ van de gemeenten Weert en Nederweert is het besluitge- bied gelegen in een categorie 4-gebied, met een hoge archeologische verwachting. Hier geldt een onderzoeksplicht indien de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 40 cm –mv en de verstoringsopper- vlakte meer bedraagt dan 250 m². Aangezien de verstoringsoppervlakte minder dan 250 m² bedraagt, wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Cultuurhistorie

In en in de directe omgeving van het besluitgebied zijn geen cultuurhistorische objecten gelegen die negatief worden beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling. De Bosserstraat is ter hoogte van het besluitgebied op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg aangeduid als ‘andere weg ouder dan 1806’. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen invloed heeft op het verloop en het profiel van deze weg, vormt de ligging ten opzichte van deze weg geen belemmering.

Conclusie

Vanuit archeologisch en cultuurhistorisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

(25)

4.4 Natuur, landschap, flora en fauna

De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbe- scherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebieds- bescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming heeft voor wat betreft gebiedsbescherming betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Neder- land gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart ge- bracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.

Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid

De provinciale groenstructuur, bestaande uit Goudgroene, Zilvergroene en Bronsgroene zones, is ruimtelijk vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2014. De feitelijke beleidsmatige gebieds- bescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke be- stemmingsplannen.

Soortenbescherming vanuit de Wet natuurbescherming

De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ont- heffingsplicht, geldt de zogenoemde ‘algemene zorgplicht’ (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Vanaf 1 januari 2017 moet, onder de Wet natuurbescherming, bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit natio- naal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit ‘bijlage A en B’ van de Wet natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).

Op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV (augustus 2009) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën vogelnesten. Van de meeste vogel- soorten zijn de nesten uitsluitend beschermd wanneer deze tijdens de broed- en nestperiode in ge- bruik zijn. Het gaat om soorten die jaarlijks nieuwe nesten maken. Van een aantal soorten roofvogels en uilen, koloniebroeders en gebouw bewonende vogelsoorten (‘categorie 1-4 soorten’) zijn de nesten

(26)

en de functionele leefomgeving jaarrond beschermd. Tenslotte is er een categorie nesten van vogel- soorten die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als die broedplaats verloren is gegaan, zich el- ders te vestigen (‘categorie 5-soorten’). Vooralsnog is het uitgangspunt dat deze indeling gehandhaafd blijft, totdat de provincies deze hebben aangepast en vastgesteld.

Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor, dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op, dan dient er gekeken te worden of er vrijstelling verleend kan worden (al dan niet door te werken volgens een goedgekeurde gedragscode), of dat er een alternatieve oplossing mogelijk is waardoor er geen nega- tief effect kan plaatsvinden. Indien dit niet mogelijk is, zal ontheffing aangevraagd moeten worden op basis van een geldig wettelijk belang, waarbij de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding komt. De ontheffing kan dan onder voorwaarden worden verleend.

Toetsing

Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebied, het Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budeler- bergen & Ringselven’ ligt op circa 3,3 kilometer ten noordwesten van het besluitgebied. Gezien de afstand tot dit Natura 2000-gebied en de aard van de ontwikkeling zijn significante effecten op voor- hand uitgesloten. In de planvorming hoeft derhalve verder geen rekening gehouden te worden met de Wet natuurbescherming. Het besluitgebied ligt daarnaast geheel buiten de Goudgroene en Zilver- groene natuurzone en Bronsgroene landschapszone zoals ruimtelijk vastgelegd in het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014. Gezien de ligging buiten de begrensde planologische gebieds- bescherming zijn negatieve effecten op planologisch beschermde gebieden uitgesloten. In de plan- vorming hoeft om die reden verder geen rekening gehouden te worden met planologisch beschermde gebieden.

Wat betreft soortenbescherming kan de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het besluitgebied worden uitgesloten, aangezien dit perceel in de huidige situatie in gebruik is als land- bouwgrond. In het kader van de algemene zorgplicht is het wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te wor- den om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn binnen het plangebied geen specifieke maatregelen nodig.

4.5 Leidingen en infrastructuur

In (of in de directe omgeving van) het besluitgebied komen blijkens de provinciale risicokaart en blij- kens de verbeelding van het geldende bestemmingsplan geen leidingen of kabels voor met een dus- danige planologische-juridische beschermingszone dat zij een belemmering vormen voor de realisatie van de woning.

(27)

4.6 Verkeerskundige aspecten

Verkeer

De gewijzigde situering van de reeds toegestane woning leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen.

Parkeren

Het parkeren vindt op eigen terrein plaats, waar voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

4.7 Waterparagraaf

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze het waterhuishoudkundig systeem in het besluit- gebied opgebouwd is en hoe rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duur- zaam) waterbeheer. Een beknopte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem kan het benodigde inzicht geven in het functioneren van dit systeem.

Beleidskader

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerplan 2016-2021 van Water- schap Limburg, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste geza- menlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:

 vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);

 voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de driestapsstrategieën.

Kenmerken van het watersysteem

De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het besluitgebied (en omgeving), kun- nen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het gebied aanwezig zijn. De belangrijkste zijn: grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en afvalwa- ter.

Grondwater

Op basis van POL2014 blijkt dat het besluitgebied is gelegen binnen de boringsvrije zone Roerdals- lenk niveau III. Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergie- systeem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 80 meter in zone III tot aan de Boven- ste Brunssumklei dient vier weken tevoren schriftelijk te worden gemeld aan gedeputeerde staten.

Binnen het besluitgebied zullen geen diepe grondwaterboringen plaatsvinden.

(28)

Oppervlaktewater

In het besluitgebied zelf ligt geen oppervlaktewater en wordt ook geen oppervlaktewater gecreëerd.

Op circa 20 meter ten oosten van het besluitgebied, aan de overzijde van de Bosserstraat, ligt de se- cundaire waterloop ‘Bosserstraatlossing’. Op circa 250 meter ten oosten van het besluitgebied ligt het kanaal de ‘Zuid-Willemsvaart’. De voorliggende ontwikkeling heeft geen invloed op deze oppervlakte- wateren.

Afvalwater en hemelwater

Het afvalwater dient te worden aangesloten op de riolering. Het hemelwater dat terechtkomt op de nieuw op te richten bebouwing wordt niet afgevoerd via het riool, maar afgekoppeld. Via het dak en dakgoten wordt het hemelwater van de bebouwing naar een infiltratievoorziening op eigen terrein ge- leid en geïnfiltreerd in de bodem. De opvangcapaciteit van de infiltratievoorziening dient minimaal 30 mm per m² verharding en bebouwing te zijn.

Bij het voorliggende initiatief wordt circa 330 m2 nieuw verhard oppervlak (woning en betegeld terras) gecreëerd. Hiervoor is een bergingscapaciteit van 330 * 0,03 = 9,9 m3 benodigd. Infiltratie vindt plaats op eigen terrein door middel van een zaksloot, welke een bergingscapaciteit heeft van circa 11,3 m3. Deze zaksloot biedt hiermee voldoende bergingscapaciteit.

Overleg waterbeheerder

Waterschap Limburg heeft aangegeven dat plannen waarbij de toename van de hoeveelheid opper- vlak kleiner dan 2.000 m² bedraagt, niet hoeven te worden voorgelegd aan het watertoetsloket. Aan- gezien de toename van de hoeveelheid verhard oppervlak beduidend minder zal bedragen dan 2.000 m² hoeft het bestemmingsplan niet aan het waterschap te worden voorgelegd.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande bestaan er vanuit de wateraspecten geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Duurzaamheid

Bij de bouw van de woning wordt aandacht besteed aan het duurzaamheidsaspect, zoals beschreven in het Bouwbesluit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan maatregelen om energiezuinigheid te bevorderen en het gebruik van milieuvriendelijke, niet-uitlogende en duurzame (bouw)materialen.

Voor de woning worden extra isolerende maatregelen genomen, zoals triple glas en extra muur- en vloerisolatie. Daarnaast zal de woning beschikken over een warmte terugwin unit en een lucht warm- tepomp en worden drie zonnepanelen met een totale oppervlakte van 4,9 m2 geïnstalleerd bij de wo- ning.

(29)
(30)

5. AFWEGING BELANGEN

De gewenste ontwikkeling is strijdig met de geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Nederweert‘, omdat de beoogde woning op grotere afstand van de gevellijn ligt dan volgens dit bestemmingsplan is toegestaan. Het vigerende bestemmingsplan biedt geen afwijkings- of wijzigingsmogelijkheden waarmee het project gerealiseerd kan worden. Om de bouw van de woning juridisch-planologisch mogelijk te maken, dient hiervoor een omgevingsvergunning volgens artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c; artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te worden verleend. Daarvoor is een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Met deze ruimtelijke onder- bouwing wordt hierin voorzien.

Tegen de gewenste woning bestaan uit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren.

Ruimtelijk gezien past de beoogde woning goed op deze locatie, doordat hiermee een open plek in het bebouwingslint wordt ingevuld. De gewijzigde situering van de woning zorgt voor een vloeiendere overgang ten opzichte van de naastgelegen woningen in het bebouwingslint, waardoor de naastgele- gen woning aan nummer 29b beter wordt opgenomen in de lintbebouwing.

Aan de voorwaarden, die zowel het rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk beleid stelt, wordt met de ontwikkeling voldaan.

Daarnaast wordt de ontwikkeling niet belemmerd door aanwezige, storende milieuaspecten en zijn benodigde voorzieningen als riolering en overige kabels en leidingen, reeds in de directe omgeving van het besluitgebied aanwezig. Bovendien zal geen schade wordt toegebracht aan nabij gelegen natuur- of landschapselementen en -structuren.

Op basis van het voorgaande wordt dan ook geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet be- zwaarlijk is.

(31)
(32)

6. PROCEDURE, OVERLEG EN PLANSTUKKEN

6.1 Procedure

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan en het bouwen dient de uitgebreide procedure zoals beschreven in de Wet algemene bepalingen omgevings- recht (Wabo) te worden gevolgd.

Voor de uitgebreide procedure geldt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. Dit zijn onder andere:

 Aanvraag, ontwerpbesluit en/ of het definitieve besluit moeten op grond van zowel de Wabo als het Besluit omgevingsrecht (Bor) in bepaalde specifieke gevallen aan specifieke personen of in- stanties worden toegestuurd. Te denken valt aan het orgaan dat de verklaring van geen beden- kingen afgeeft, de Inspectie, een ander bestuursorgaan dan het aangewezen bevoegd gezag, etc.

 Iedereen kan zienswijzen op het ontwerpbesluit indienen (art. 3.12 lid 5 Wabo). Alleen belangheb- benden kunnen rechtstreeks in beroep gaan bij de Rechtbank, mits aan de eisen van artikel 6:13 Awb is voldaan.

 De beslistermijn van zes maanden begint te lopen op de dag ná de dag van ontvangst van een - ontvankelijke- aanvraag (art. 3.12 lid 7 Wabo).

 De beslistermijn van zes maanden mag éénmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (art. 3.12 lid 8 Wabo).

 Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo (de toestemming uit de Wabo die in de plaats komt van het projectbesluit) wordt de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de mededeling van het definitieve besluit in de Staats- courant geplaatst. De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektronische weg gedaan en beschikbaar gesteld (art. 6.14 Bor jo. Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012).

6.2 Overleg

Wettelijk vooroverleg

In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. Dit betekent dat zowel ingeval van een bestemmingsplanprocedure als ingeval van een omgevingsvergunningsprocedure vooroverleg moet worden gevoerd met diensten van het Rijk, provincie en het waterschap. Deze instanties kunnen aangeven dat in bepaalde gevallen voor- overleg niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval zijn geen belangen van het Rijk, de provincie of het waterschap in het ge- ding.

(33)

Overleg omwonenden

De buren hebben verklaard in te stemmen met de gewijzigde situering van de woning door middel van een schriftelijke verklaring.

6.3 Planstukken

Bij de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort de voorliggende ruimtelijke onderbouwing. Het definitieve besluit tot verlening van een omgevingsvergunning wordt beschikbaar gesteld conform de vereisten zoals die zijn vastgelegd voor ‘projectbesluiten’ in IM- RO2012 en STRI2012, met het daarbij behorende besluitgebied c.q. de geometrische plaatsbepaling.

(34)

BIJLAGEN

(35)

Bijlage 1:

Begrenzing besluitgebied

(36)
(37)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als zij worden geschaad op voorwaarde dat met deze soorten goed omgegaan wordt: zij mogen niet onnodig gedood of

T_2_A Toetspunt zuidelijke zijgevel woning 1,50 44 T_2_B Toetspunt zuidelijke zijgevel woning 4,50 44 T_3_A Toetspunt noordelijke zijgevel woning 1,50 44. T_3_B Toetspunt

Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, verplicht om in het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt,

De watergang centraal in het plangebied (BS-52) wordt in de toekomstige situatie door de gemeente Oirschot beheerd en onderhouden..

4.3 Het volledig slopen door initiatiefnemer vindt plaats binnen maximaal 1 jaar nadat het voor de uitvoering van deze overeenkomst relevante gedeelte van het

Indien de nieuwe woning op het perceel A 100 te Ottoland inpandig in de bestaande woning (en hierbij het voorste gedeelte van de woning wordt herbouwd) dient voorafgaand aan

Mocht u tijdens het tot stand komen van de overeenkomst niets afspreken over de inhoud van deze lijst, dan wordt deze lijst zonder aanpassingen automatisch bindend voor beide

De tuin is rondom de woning gelegen, aan de voorzijde heb je een ruime oprit welke voor de voordeur langs gaat.. Aan de rechterzijde van de woning is de oprit naar de