Vraag nr. 68
van 29 oktober 1997
van de heer ERIK MATTHIJS
"Koppelingsgebied " – Draagwijdte (2)
In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 418 van 7 juli 1997 over de draagwijdte van de term "kop-p e l i n g s g e b i e d " , als bestemming voor het eerst inge-voerd bij de inherzieningstelling van het gewest-plan Gentse en Kanaalzone, heeft de minister het volgende geantwoord (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 1 van 2 oktober 1997, blz. 73) : "Complementair" betekent dat de gronden in het koppelingsgebied zodanig worden ingericht dat er voor omliggende gebieden een meerwaarde of voordeel uit ontstaat. Het ophogen en beplanten van de terreinen tot bijvoorbeeld een toegankelijk bos of park betekent dat enerzijds buffering optreedt ten opzichte van de zeehavenactiviteiten en dat anderzijds het gebied als groene ruimte kan worden gebruikt door de omwonenden.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaan-de agrarische bedrijven in het koppelingsgebied moeten worden onderzocht en afgewogen vanuit een globale ruimtelijke visie op het koppelingsge-bied en de omliggende gekoppelingsge-bieden (zeehavengekoppelingsge-bied, w o o n g e b i e d , ...) Deze visie moet worden vastge-legd in een BPA (bijzonder plan van aanleg), z o a l s ook in het bestemmingsvoorschrift wordt aangege-ven."
Het lijkt erop dat er een contradictie is met de aan-vullende stedenbouwkundige voorschriften (vervat in artikel 20 van bijlage 20 bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 mei 1997) over "koppe-lingsgebied" :
"Dit gebied is uitsluitend bestemd voor activiteiten die een buffering en/of koppeling teweegbrengen ten opzichte van het omgevende gebied. In dit gebied kunnen de bestaande woningen en de bestaande activiteiten blijven ontwikkelen.
Nieuwe inplantingen van woningen zijn niet toege-l a t e n . Aantoege-leg of inrichting van bestaande infra-structuur voor de ontsluiting van het omgevende gebied zijn niet toegelaten."
Mijn vraag wil ik zeer concreet illustreren met het agrarisch gebied in Desteldonk (een deelgemeente van Gent) dat door de gewestplanwijziging "kop-pelingsgebied" zou worden. De huidige bestem-ming en het huidig bodemgebruik zijn landbouw.
Meerdere landbouwbedrijven gebruiken de bewus-te gronden.
Uitgaande van de stedenbouwkundige voorschrif-ten zou de landbouwactiviteit in het gebied bewaard moeten blijven en verder moeten blijven o n t w i k k e l e n . Een BPA kan de landbouwactivitei-ten niet in het gedrang brengen. Bijgevolg is de ophoging van het terrein niet mogelijk zolang de landbouw zijn activiteiten in het gebied voortzet. Indien de landbouwactiviteit in het gebied door ontwikkelingen binnen de landbouwsector zelf zou ophouden te bestaan, dan zou via een wijziging van het BPA een inrichting van het gebied kunnen gebeuren die met deze restricties geen rekening hoeft te houden.
1. Is er geen contradictie tussen de stedenbouw-kundige voorschriften en het antwoord op vraag nr. 418 van 7 juli 1997 ?
2. Kan een BPA de bestaande landbouwactiviteit in het koppelingsgebied in Desteldonk onmoge-lijk maken ?
3. Kan in de context van vraag 2 (het onmogelijk maken van landbouw) het terrein worden opge-hoogd en beplant ?
Antwoord
1. Er bestaat geen contradictie tussen de steden-bouwkundige voorschriften voor "koppelings-gebied" in het voorliggende ontwerpplan tot wijziging van het gewestplan Gentse en Kanaal-zone en de achterliggende filosofie van een kop-pelingsgebied zoals gesteld in het antwoord op genoemde vraag nr. 418.
Essentieel in een koppelingsgebied is de nood-zaak tot een actieve ruimtelijke/stedenbouw-kundige inrichting van het gebied teneinde een degelijke buffering en/of koppeling te realiseren tussen de activiteiten in het zeehavengebied en die in de omliggende woonkernen en natuur- en l a n d b o u w g e b i e d e n . Op welke wijze deze ruim-telijke/stedenbouwkundige inrichting plaats-vindt – al dan niet ophoging, beplanting of behoud en ontwikkeling van de bestaande land-bouwactiviteiten – maakt het voorwerp uit van het ruimtelijk onderzoek voorafgaand aan de opmaak van een BPA.
Het BPA is aldus het instrument dat aan de vooropgestelde ruimtelijke/stedenbouwkundige
inrichting van het gebied de nodige juridische zekerheid moet verschaffen.
2. In het ruimtelijk onderzoek voorafgaand aan de opmaak van het BPA worden de mogelijkheden en wenselijkheden vanuit leefbaarheid onder-zocht voor behoud en ontwikkeling van bestaande landbouwactiviteiten met het oog op een degelijke buffering en/of koppeling van het betrokken gebied met de activiteiten in het zee-havengebied.
In een BPA kunnen evenwel steeds – conform de decretale bepalingen – voorschriften wor-den opgelegd ten aanzien van de aanwezige b e b o u w i n g, het bodemgebruik en de steden-bouwkundige inrichting. Aldus zou het BPA voor het koppelingsgebied voorschriften kun-nen bevatten die de bestaande landbouwactivi-teiten onmogelijk kunnen maken.
3. De vraag naar ophoging en/of beplanting van (delen van) het koppelingsgebied zal worden beantwoord in het kader van het onderzoek naar de ruimtelijke/stedenbouwkundige inrich-ting van het gebied voorafgaand aan de opmaak van het BPA.
De afweging over de wijze van stedenbouwkun-dige inrichting en dus de afweging voor opho-g i n opho-g, b e p l a n t i n opho-g, behoud van bestaande land-bouwactiviteit of andere ruimtelijke maatrege-len moet evenwel steeds gebeuren vanuit de noodzaak voor een degelijke buffering en/of koppeling tussen de activiteiten in het zeeha-vengebied en deze in de omliggende woonker-nen en natuur- en landbouwgebieden.
