• No results found

ƒ10.000,– per dag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ƒ10.000,– per dag"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

maximum van ƒ250.000,–

ƒ10.000,–

per dag

N

IEUWS

-

EN PUBLICATIEBLAD VAN

DE

O

NAFHANKELIJKE

P

OST EN

T

ELECOMMUNICATIE

A

UTORITEIT Februari 1999 - nr.

2

Dit staat in een brief die het college van OPTA aan de betrokken telecommunicatiebedrijven en serviceproviders heeft gestuurd. In de brief staat verder dat telecombe-drijven een boete riskeren van ƒ1000,– per abonnee die niet is geïnformeerd over de mogelijkheid alsnog over te stappen.

Als extra stok achter de deur houdt OPTA de mogelijkheid open dat individuele klachten over het niet per 1 januari

OPTA in brief aan telecombedrijven:

Dwangsom bij niet invoeren van

nummerportabiliteit per 1 april

OPTA legt telecommunicatiebedrijven die niet uiter-lijk per 1 april a.s. nummerportabiliteit aanbieden aan hun klanten, een dwangsom op van ƒ10.000,– per dag met een maximum van ƒ250.000,–. Bovendien moeten zij consumenten, die noodgedwongen na 1 januari hun abonnement hebben verlengd omdat nummerportabiliteit nog niet mogelijk is, alsnog de gelegenheid geven met telefoonnummer en al over te stappen naar een concurrent.

aanbieden van nummerportabiliteit eveneens kunnen leiden tot boetes van ƒ1000,– als de klacht terecht blijkt. Nummerportabiliteit is sinds 1 januari jl. wettelijk ver-plicht. Het stelt telefoonabonnees in staat met behoud van het eigen telefoonnummer naar een ander telecombe-drijf over te stappen.

Een aantal telecombedrijven liet echter weten dat 1 janu-ari voor hen een onhaalbare datum is. Volgens hen is nummerportabiliteit technisch wel mogelijk, maar zit het probleem in het gezamenlijke administratieve systeem om gegevens van klanten uit te wisselen. Dat systeem is op z’n vroegst pas op 1 april gereed. Handmatige uitwisseling van gegevens zou, volgens de bedrijven zelf, tot chaoti-sche situaties leiden.

PRE-PAID

De nu genomen maatregelen moeten ertoe leiden dat con-sumenten niet de dupe worden van het uitstel en dat de invoering van nummerportabiliteit geen verdere vertraging oploopt. OPTA onderzoekt nog of de verplichting om num-merportabiliteit uiterlijk per 1 april aan te bieden ook moet gelden voor vooruitbetaalde diensten (de zogeheten ‘pre-paid’-kaarten).K

(2)

Tijdens de hoorzitting konden marktpartij-en marktpartij-en andere belanghebbmarktpartij-endmarktpartij-en hun mmarktpartij-enin- menin-gen en standpunten over het OPTA-consul-tatiedocument ‘Aanmerkelijke macht op de markt’ naar voren brengen. OPTA zal die, tezamen met de binnengekomen schriftelij-ke reacties, meenemen in de ontwikschriftelij-keling van richtsnoeren voor het aanwijzen van partijen met een aanmerkelijke macht op de markt. De richtsnoeren zullen in con-cept deel uitmaken van het door OPTA te publiceren tweede consultatiedocument over dit onderwerp. Het tweede document verschijnt waarschijnlijk medio mei. A2000, KPN, Telekabel, Libertel, Telfort en de VECAI waren als spreker op de hoorzit-ting vertegenwoordigd. De verschillende marktpartijen waren zeker niet onverdeeld lovend over het consultatiedocument. De in het document genoemde uitgangspunten kunnen, stelden zij, een grote invloed heb-ben op de telecommunicatiesector. Het aanwijzen van één telecomaanbieder tot partij met een aanmerkelijke marktmacht kan grote economische gevolgen hebben voor andere aanbieders, aldus één van de sprekers.

Over het algemeen waren de marktpartijen het wel eens over de terughoudendheid, voorspelbaarheid en tijdelijkheid als het gaat om het hanteren van het begrip

aan-merkelijke macht op de markt. Ze onder-schreven de stelling dat terughoudendheid bij de toepassing van het instrument ‘aan-merkelijke marktmacht’ met name zou moe-ten gelden voor nieuwe toetreders op de telecommunicatiemarkt, evenals voor de mobiele markt waar de voorwaarden voor een concurrerende markt al aanwezig zou-den zijn.

TOEGEVOEGDE WAARDE

Verder stelden de op de hoorzitting aanwe-zige partijen dat OPTA moet waken voor het creëren van schijnzekerheid op de markt. Daarom zouden de aanvullende cri-teria, aan de hand waarvan wordt bepaald of een bedrijf wel of niet als partij met een aanmerkelijke macht wordt aangewe-zen, voldoende voorspelbaar moeten zijn. Meerdere marktpartijen vonden dat OPTA ervoor moet zorgen dat er een goede balans bestaat tussen het flexibel toepas-sen van het instrument ‘aanmerkelijke marktmacht’ als geheel en het gebruik maken van het 25 procents-criterium. Zoals wellicht bekend wordt een bedrijf volgens de regels van de Europese Unie aangemerkt als aanmerkelijke marktmacht als het op een bepaalde markt een aandeel heeft van minstens 25 procent.

Verschillende marktpartijen zetten

vraagte-kens bij het hanteren van de meeteenheid ‘toegevoegde waarde’ bij de invulling van het 25 procents-criterium. Een dergelijke meeteenheid wordt gevormd door het ver-schil tussen de omzet die een aanbieder afzet en de omzet die dezelfde aanbieder inkoopt. OPTA heeft voor deze meeteen-heid gekozen omdat het duidelijker de onderliggende machtsverhoudingen tussen de marktpartijen weergeeft nu de wetgever gekozen heeft voor vier vastomlijnde pro-ductmarkten: vaste telefonie, mobiele telefonie, huurlijnen en mobiele en vaste telefonie tezamen. OPTA werd uitdrukkelijk gewezen op een aantal praktische aspecten als het de meeteenheid ‘toegevoegde waar-de’ zou gebruiken. Eén van die aspecten is de inkoop van diensten bij buitenlandse bedrijven.

Ook wezen enkele marktpartijen op de tij-delijkheid van het instrument ‘aanmerkelij-ke marktmacht’, zoals OPTA dat ook in het consultatiedocument naar voren heeft gebracht. OPTA is van mening dat er een afbouwscenario voor dit instrument moet komen. OPTA moet hier dan wel de rechts-zekerheid in acht nemen, aldus deze partij-en.

Alle sprekers hebben tijdens de hoorzitting gemeld ook schriftelijk op de consultatie te reageren. Deze schriftelijke reacties, als-mede die van anderen, maakt OPTA bin-nenkort (uitgezonderd de informatie die partijen als bedrijfsvertrouwelijk hebben aangemerkt) openbaar. Voor zover de reac-ties digitaal zijn aangeleverd, zullen ze ook op de website van OPTA komen te staan. K

Hoorzitting consultatie aanmerkelijke marktmacht:

‘OPTA moet waken voor creëren schijnzekerheid’

OPTA moet waken voor het creëren van schijnzekerheid op de telecommunicatie-markt als het gaat om de invulling van het begrip ‘aanmerkelijke telecommunicatie-marktmacht’. Dat stelden de aanwezigen op de hoorzitting die op 12 januari over dit onder-werp werd gehouden.

De afdelingen Interconnectie en Bijzondere Toegang èn Juridische Zaken van OPTA verhuizen binnenkort van het pand aan de Daendelsstraat naar de vestiging Babylon.

Beide afdelingen zijn vanaf maandag 1 maart in hun nieuwe onderkomen gehuisvest. Vanaf die dag zijn zij bereikbaar via

telefoonnummer (070) 315 92 00, fax (070) 315 92 01. Post kan, zoals vanouds, worden gestuurd naar postbus 90420, 2509 LK Den Haag. De verhuizing kan wel tot gevolg hebben dat de genoemde afdelingen op vrijdag 26 februari moeilijk bereikbaar zijn.

(3)

BTG contra Europa

‘Grootgebruikers ondervinden hinder van telecom-regulator’ kopte de Automatisering Gids van 15 januari prikkelend. Het artikel zet uiteen hoe de BTG (bedrijfstelecomgrootgebruikers) er bij OPTA voor gepleit heeft KPN voortaan de ruimte te geven om in de grootzakelijke markt in volle vrijheid de concurrentie aan te gaan. ‘De OPTA-aanwijzingen, die het ontstaan van concurrentie in de consumen-ten- en kleinzakelijke markt stimuleren, werken averechts in de grootzakelijke markt’, zo citeert het artikel BTG-directeur Kees Tromp. Inderdaad hebben Tromp en de BTG-voorzitter Matthijssen dit pleidooi bij OPTA verwoord.

Zoals we toen ook aan hen hebben uitgelegd zijn de beperkingen van KPN’s manoeuvreerruimte in de grootzakelijke markt niet (alleen) het gevolg van aanwijzingen van OPTA, maar van regels die op Europees niveau zijn overeengekomen. Regels die deel uitmaken van de Europese strategie om de overgang van monopolie naar marktwerking te bewerkstelligen. De kern van die strategie is: ‘asymmetrische’ regelgeving waardoor toegang tot de markt voor nieuwe markttoetreders wordt beschermd. Oude monopolie-PTT’s zijn daarmee aan extra zware regels gebonden om te voorkomen dat zij die toegang verhinderen. Van die extra zware, asymmetrische regels maakt deel uit dat de oude PTT’s niet de vrijheid krijgen om, met gebruikma-king van (bovenmatig rendement op) klanten die nog geen alternatief hebben, extra aantrekkelijke aanbiedingen te doen aan klanten die wèl voor een andere aanbieder zouden kunnen kiezen. De strenge regels voor KPN’s gedrag in de grootgebruikersmarkt zijn dus niet een onbedoeld neveneffect. Ze vormen de hoeksteen van de stimulering van concurrentie in de consumenten- en kleinzakelijke markt. Zo lang andere gebruikers nog feitelijk aan KPN vastzitten, zit KPN nog aan die regels vast. Het is volstrekt begrijpelijk dat de BTG dit niet pret-tig vindt. Stel nu eens dat KPN op de grootgebrui-kersmarkt ‘ontketend’ zou worden. Dan zou dat – althans tijdelijk – leiden tot (nog) scherpere con-currentie, (nog) lagere prijzen en (hopelijk nog) hogere kwaliteit voor grootzakelijke klanten. Maar de gebruikers in andere markten zouden dat moe-ten betalen. Bovendien: als nieuwe markttoetreders bij gebrek aan bescherming tegen KPN’s overmacht niet duurzaam voet aan de grond zouden krijgen in de lucratieve en relatief gemakkelijk toegankelijke grootzakelijke markt, is de kans op het ontstaan van marktwerking in andere markten ook kleiner.

De scherpte van concurrentie in de grootzakelijke markt zou daarvan op zijn beurt op den duur ook een terugslag ondervinden. De belangen van de leden van de BTG, die met hun expertise en ‘bar-gaining power’ toch al niet zo afhankelijk zijn van bescherming, onderscheiden zich wat dat betreft scherp van die van consumenten, maar ook van die van het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast slaat de Stichting Telecomgebruikers Nederland, als de belangenbehartiger van het midden- en kleinbedrijf, een andere toon aan, getuige bijvoor-beeld het interessante eerste nummer van haar nieuwe blad TCM, Vakblad over telecommanage-ment.

Grootgebruikers zijn dus in de beginfase van de overgang naar normale marktwerking zowel de winnaars als de verliezers van de Europese strate-gie. Zij zijn degenen die als eersten kunnen pro-fiteren van de liberalisering omdat zij de ‘cherries’ van het ‘cherry picking’ zijn en nieuwe markttoe-treders zich allereerst op hen zullen richten. Tegelijkertijd zijn zij de dupe van de beperkingen van de vrijheid van de oude PTT’s om terug te vechten totdat een duurzame marktwerking is bereikt.

Deze situatie kan natuurlijk niet eindeloos blijven voortbestaan. Als de Europese strategie werkt komt na enkele jaren ook in andere markten de concurrentie goed op gang en kan de houdgreep op de grootzakelijke markt worden beëindigd. Als de strategie niet werkt en marktwerking in grote delen van de markt uitblijft, zal deze aanpak moeten worden heroverwogen, maar dan weer op Europees niveau.

De BTG is echter al te ongeduldig: de liberalisering is een peuter van amper anderhalf jaar oud, en gebruikers in andere markten merken er nog maar weinig van. In tegenstelling tot de grootgebruikers die al wel de zegeningen hebben van een (bijna) vrije marktwerking, maar die zegeningen kennelijk onvoldoende weten te tellen.

Hans Bakker

Colofon

Eindredacteur: Ludo Korteman Redactie: Hetty Joosten Alex van Kalken Louis van der Linden Wout de Natris Patrick Ooms Monique Theuerzeit Irene Verheijen Basisvormgeving: Harlon, Utrecht Fotografie: Kelle Schouten pag. 7: Benelux Press

Grafische productie:

Herbschleb & Slebos

Drukwerk: Meboprint, Amsterdam Redactieadres: Postbus 90420, 2509 LK Den Haag Telefoon (070) 315 35 59 Telefax (070) 315 35 02 Connecties wordt met grote zorgvuldigheid samengesteld, maar om de leesbaarheid te bevorderen zijn juridische zinsneden vaak vereenvoudigd weergegeven. Soms betreft het ook delen van of uittrek-sels uit wetteksten. In al deze gevallen is het verstan-dig de originele teksten te raadplegen. Aan de artikelen in Connecties kunnen geen rechten worden ontleend.

(4)

In enkele gemeenten zorgde de sociale werkvoorziening al voor het vervoer van de gemeentelijke post. Steeds meer gemeenten

willen hetzelfde gaan doen. OPTA heeft daarom vorig jaar besloten een onderzoek in te stellen om te kunnen beoordelen of

één en ander in strijd is met de Postwet. Het zou dan gaan om de schending van het brievenmonopolie van PTT Post. PTT Post heeft namelijk het exclusieve recht om brie-ven die maximaal 500 gram wegen tegen vergoeding te vervoeren.

In artikel 2 van de Postwet staat dat TNT Post Groep NV (TPG) de opdracht heeft voor het vervoer van postzendingen tot en met 10 kilo. Deze postzendingen omvatten onder meer brieven, drukwerk en pakketten. PTT Post voert namens TPG deze opdracht uit. Om de opdracht te kunnen uitvoeren heeft TPG een monopolie (alleenrecht) voor het vervoer van brieven tot en met 500 gram. Deze exclusieve bevoegdheid moet worden gezien tegen de achtergrond van het belang dat de samenleving heeft bij die openbare dienstverlening. Brieven die onder de concessie vallen moeten tegen landelijke uniforme tarieven worden aangeboden. Vrije concurrentie op dit gebied zou ertoe kun-nen leiden dat concurrenten van PTT Post in dichtbevolkte gebieden lagere tarieven zou-den kunnen hanteren dan in dunbevolkte gebieden. Voor TPG als concessiehouder

OPTA is begonnen met het onderzoek naar de te verwachten en al aanwezige concurrentie op het gebied van lokale telefonie. Telecommunicatiebedrijven hebben tot eind februari de tijd om OPTA gegevens te overleggen waaruit blijkt dat zij lokale telefonie (gaan) aanbieden. Deze gegevens gebruikt OPTA bij de beoordeling van KPN’s gesprekstarieven voor lokaal telefoonverkeer, later dit jaar.

OPTA had het onderzoek al aangekondigd in haar besluit over de verlaging van de tele-foontarieven van 23 november vorig jaar.

Aanleiding voor het onderzoek waren de reacties van diverse marktpartijen op het oordeel van 2 september 1998, dat vooraf ging aan genoemd besluit. In dit oordeel was het OPTA-college tot de conclusie geko-men dat voldoende concurrentie op het gebied van lokale telefonie op korte termijn niet te verwachten valt.

Deze conclusie van het OPTA-college leek aannemelijk, gezien de ontwikkelingen van concurrentie voor lokaal telefoonverkeer in ons omringende landen zoals het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft men sinds 1984 alles in het werk gesteld om concurrentie op de lokale telefoonmarkt te stimuleren. Deson-danks is na 15 jaar slechts op 14 procent van de totale markt voor lokale telefonie sprake van concurrentie.

Diverse marktpartijen hebben echter laten

weten dat zij de conclusie van OPTA over de ontwikkeling van concurrentie op de markt voor lokaal telefoonverkeer niet delen. Sommige van hen gaven daarbij aan dat zij plannen hebben om op afzienbare termijn lokale telefonie te gaan aanbieden. Ook zouden zij al besloten hebben daarvoor de nodige investeringen te doen.

OPTA verwelkomt dergelijke ontwikkelingen. Dat zou namelijk betekenen dat er concurren-tie is dan wel komt op de markt voor lokale telefonie. Het OPTA-college heeft daarom besloten een onderzoek in te stellen. Daarbij krijgen marktpartijen de gelegenheid hun standpunt met feitenmateriaal te staven. Zij moeten aantonen dat binnen één à twee jaar een voldoende grote groep consumenten daadwerkelijk een reële keuze heeft tussen KPN en andere telecomaanbieders als het om

OPTA begint onderzoek naar concurrentie lokal

Gemeenten handelen in strijd met de Postwet als zij hun post laten bezorgen door medewerkers van de sociale werkvoorziening. Tot dat oordeel is OPTA gekomen na een uitgebreid onderzoek. Volgens OPTA is er wel degelijk sprake van bedrijfs-matig handelen als sociale werkvoorzieningen gemeentelijke post rondbrengen.

(5)

e telefonie

blijven dan alleen de onrendabele diensten over. Het gevolg hiervan zou zijn dat de tarieven voor deze diensten stijgen. Dit zou strijdig zijn met het algemene belang. De Postwet (artikel 12 lid 1) bepaalt tevens dat het anderen dan de concessiehouder (PTT Post) verboden is om brieven tot en met 500 gram tegen vergoeding te vervoe-ren. Dit is de hoofdregel. Het tweede lid van artikel 12 geeft echter een opsomming van gevallen waarin van deze regel kan worden afgeweken. Het moet dan gaan om brieven die ‘anders dan bedrijfsmatig wor-den vervoerd in opdracht van één natuurlijk persoon en de leden van zijn gezin, of van één rechtspersoon of onderdeel daarvan, mits van één adres afkomstig’.

Op grond van de hiervoor genoemde uitzon-deringsbepaling mogen dus ook anderen dan PTT Post brieven vervoeren die onder het monopolie vallen. Voorwaarde is dan wel dat aan alle voorwaarden van deze bepaling wordt voldaan. Centrale vraag in het OPTA-onderzoek was of de gemeentelij-ke post ‘anders dan bedrijfsmatig’ wordt vervoerd. Om te kunnen bepalen of daar al

of niet sprake van is heeft OPTA aan gemeenten en de sociale werkvoorzieningen vragen gesteld. Zo is er bijvoorbeeld gevraagd naar het gemiddeld aantal te ver-voeren poststukken (brieven en drukwerk) per week. Ook wilde OPTA weten of er afspraken zijn gemaakt over de tijd tussen het aanleveren en het bezorgen van de post, het aantal mensen dat werkzaam is bij de ‘postdienst’ van de sociale werkvoor-ziening en of er een opleidingstraject bestaat. Tevens is gevraagd hoe het zit met de publieke presentatie van de postdienst en postbestellers.

DEFINITIE

In de postregelgeving is niet gedefinieerd wanneer er sprake is van bedrijfsmatig han-delen. Juist omdat dit begrip cruciaal om te kunnen beoordelen of de gemeentelijke post in strijd met de Postwet wordt bezorgd, heeft OPTA zelf invulling aan dat begrip moeten geven. Daarbij is gekeken hoe het vervoer van postzendingen is georganiseerd, om welke hoeveelheden brieven het gaat en of er kostenbesparingen worden behaald.

Uiteraard is daarbij rekening gehouden met de bedoeling van de wetgever.

Aan de hand van deze criteria concludeert OPTA dat er in het geval van het bezorgen van gemeentelijke post door de sociale werkvoorziening sprake is van ‘bedrijfsmatig handelen’. Daarmee handelen de gemeenten dus in strijd met de Postwet.

OPTA heeft de gemeenten en de sociale werkvoorzieningen die bij het onderzoek waren betrokken, evenals de Vereniging Nederlandse Gemeenten, op de hoogte gebracht van haar oordeel. OPTA stelt dat de gemeenten in eerste instantie zelf de mogelijkheid moeten hebben om de overtre-ding van de Postwet ongedaan te maken en de gevolgen daarvan te regelen. Daarvoor krijgen zij tot 1 september a.s. de tijd. Als na die datum de gemeentelijke post nog steeds in strijd met de Postwet wordt ver-voerd, zal OPTA bestuursrechtelijk optreden. Dit betekent dat OPTA gemeenten kan dwin-gen hun post niet langer door de sociale werkvoorziening te laten bezorgen, een ‘last onder dwangsom’ kan opleggen of een boete kan geven. K

lokaal telefoonverkeer gaat. Verder moeten die bedrijven bewijzen dat zij die keuze daadwerkelijk kunnen bieden. Ook moeten zij ‘hard’ kunnen maken dat als KPN – vrijwillig óf daartoe gedwongen door OPTA – de tarie-ven voor lokaal telefoonverkeer met 25 pro-cent verlaagt, dit voor hen reden is om niet te beginnen aan lokale telefonie.

ANALYSE

Afhankelijk van de mate waarin alternatieve aanbieders van lokale telefonie één en ander kunnen aantonen, zal dit invloed hebben op de beoordeling van KPN’s lokale telefoontarieven later dit jaar. OPTA zou bij-voorbeeld kunnen besluiten de lokale tele-foontarieven van KPN gefaseerd te verlagen, net zoals dat ook gebeurt met de tarieven voor nationaal telefoonverkeer. OPTA vindt

dat uitstel van de wettelijke verplichting van KPN om kostengeoriënteerde lokale telefoontarieven te hanteren alleen te rechtvaardigen is als is aangetoond dat, behalve A2000, genoeg andere exploitanten lokale telefonie via hun netten aanbieden. Het OPTA-onderzoek moet leiden tot een analyse, inclusief conclusies, van de te ver-wachten en reeds aanwezige mate van con-currentie op het gebied van lokale telefo-nie. Deze analyse moet in belangrijke mate tot stand komen door de inbreng van marktpartijen. Het is derhalve van belang dat marktpartijen aan dit onderzoek mee-werken. De uitkomsten van het onderzoek hebben grote invloed op de toekomstige beoordeling van de lokale telefoontarieven en kunnen daarmee gevolgen hebben voor de verdere investeringsbeslissingen van

betrokken marktpartijen.

Gelet op de belangen die in het geding zijn, heeft OPTA diverse marktpartijen, die (lokale) telefonie aanbieden of gaan aan-bieden, uitgenodigd aan dit onderzoek mee te werken. Hen is gevraagd voor eind febru-ari gegevens te overleggen. Op basis van die gegevens maakt OPTA haar analyse. Die analyse gebruikt OPTA bij de beoordeling van de lokale telefoontarieven van KPN later dit jaar.

Belangstellenden die aan dit onderzoek wil-len meewerken en nog niet zijn benaderd door OPTA, kunnen zich hier alsnog voor aanmelden. Meer informatie over dit onder-zoek is te verkrijgen bij mw. mr. I. van der Hart van de afdeling Eindgebruikersmarkt, telefoon (070) 315 35 74, e-mail I.vanderHart@OPTA.nl. K

(6)

Met die woorden reageerde de voorzitter van het OPTA-college, J. Arnbak, op het initiatief van de stichting Telecom-gebruikers Nederland (STN) om kwaliteits-indicatoren te ontwikkelen. Aan de hand van dergelijke indicatoren kan een vergelij-king worden gemaakt tussen de kwaliteit van de diensten die de diverse telecommu-nicatiebedrijven leveren. Het publiceren van deze metingen maakt het voor de klant gemakkelijker om te kiezen uit de veelheid van bedrijven en de diensten die zij aanbieden.

STN maakte haar plannen eind vorige maand bekend tijdens een bijeenkomst in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Bij die gelegenheid werd het rapport ‘Keuren en merken, op weg naar een integraal kwa-liteitssysteem voor communicatiediensten-aanbieders’ gepresenteerd. Daarin dringt STN aan op de oprichting van een ‘Nederlands Telecom Kwaliteits Forum’. In dat forum zouden telecomaanbieders, gebruikers- en belangenorganisaties en overheidsinstellingen moeten plaatsnemen. Voornaamste taak van het forum is het

ontwikkelen van een systeem voor presta-tie-indicatoren.

VERENIGDKONINKRIJK

In het rapport noemt STN het Verenigd Koninkrijk als voorbeeld van een land waar al een goed werkend kwaliteitssysteem voor de telecommarkt bestaat. Het Britse model maakt gebruik van indicatoren zoals het aantal fouten dat gebruikers per kwar-taal rapporteren, het percentage reparaties dat binnen de beloofde termijn wordt afge-handeld, de klachtenbehandeling en de facturering. Volgens STN-directeur John van der Meulen beconcurreren de telecom-bedrijven elkaar nu vooral met hun tarie-ven. ‘Maar de gebruiker wil ook informatie over de kwaliteit van de bedrijven. Meer informatie moet leiden tot een hogere kwaliteit van de aangeboden diensten.’ OPTA-collegevoorzitter Arnbak was, zei hij,

De introductie van de Voordeelnummers vloeit voort uit het besluit dat OPTA op 23 november vorig jaar nam over de verlaging

van de telefoontarieven door KPN. Die ver-laging is het gevolg van het wettelijke voorschrift dat telefoontarieven kostengeo-riënteerd – dat wil zeggen gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten met daar bovenop ruimte voor een redelijke winst – moeten zijn. De tariefsverlaging heeft gedeeltelijk per 1 januari jl. plaatsgevon-den door middel van een algemene daling van de gesprekskosten.

DERDE STAP

OPTA heeft nu het groene licht gegeven voor een tweede stap, namelijk de invoe-ring van Voordeelnummers begin april. Daarmee kunnen abonnees een aantal tele-foonnummers kiezen die ze met korting kunnen bellen. Het gaat hier dus om een kortingsregeling waar vooral de particuliere bellers van profiteren. KPN heeft de details

van deze tariefmaatregel inmiddels zelf bekendgemaakt.

Met de invoering van de Voordeelnummers heeft KPN nog niet de volle omvang van de voorgeschreven tariefdaling gereali-seerd. Hiervoor is nog een derde tariefver-laging nodig. KPN studeert daar momenteel nog op. Als niet voor 1 april een specifieke vorm voor deze tariefverlaging is gevon-den, moet die in de vorm van een algeme-ne (zij het beperkte) verlaging van de telefoontarieven worden doorgevoerd, heeft OPTA aan KPN laten weten. Zoals bekend wil OPTA op 1 juli a.s. over-stappen op het zogenoemde systeem van tariefplafonds (‘price caps’), ofwel een afspraak voor een bepaalde periode over de hoogte van de tarieven. Daarmee krijgt KPN meer keuzevrijheid voor de invulling van het eigen tariefbeleid. K

Introductie Voordeelnummers in april

OPTA keurt tweede stap tariefverlaging KPN goed

OPTA gaat akkoord met de concrete voorstellen die KPN heeft gedaan voor de invoering van de zogeheten Voor-deelnummers. Daarmee wordt een tweede stap gezet op weg naar de ver-laging van de telefoontarieven die KPN in de eerste helft van dit jaar moet doorvoeren. De eerste stap vond op 1 januari jl. plaats. Om de voorgeschre-ven verlaging te bereiken moet KPN ook nog een derde stap zetten.

OPTA achter initiatief van STN

Informatie over kwaliteit telecomdiensten stim

(7)

het met Van der Meulen eens. ‘De kwaliteit van de dienstverlening is een concurrentie-middel dat zeker voor de vele nieuwkomers op de markt niet moet worden onderschat. Op dit moment werven de nieuwe aanbie-ders vooral abonnees door het bieden van lage tarieven. Dergelijke tarieven zijn mis-schien een goed middel om klanten te lok-ken, het is zeker niet voldoende om ze te behouden.’

POLDERMODEL

Een goed inzicht in de kwaliteit van de nieuwe aanbieders zal, aldus Arnbak, het vertrouwen van de eindgebruiker verhogen en eventuele drempels om over te stappen naar een andere leverancier wegnemen. ‘Uit de wijze waarop verder gevolg wordt gegeven aan het STN-initiatief zal blijken of de telefoonmarkt volwassen genoeg is om niet alleen te concurreren, maar ook om samen te werken. Het lijkt mij een interessante toets om te zien of het veelgeprezen Nederlandse poldermodel

verenigbaar is met echte marktwerking.’ Arnbak maakte van de gelegenheid gebruik om een foutje in het STN-rapport recht te zetten. ‘Het is niet zo dat OPTA zich niet bezighoudt met de kwaliteit van de tele-foondienst. Aanbieders die OPTA aanwijst als partij met een aanmerkelijke macht op de markt – bedrijven die grofweg 25 pro-cent van een markt in handen hebben – en bedrijven die langer dan 18 maanden telefoondiensten aanbieden, moeten jaarlijks bij OPTA een kwaliteitsrapportage indienen. Als daaruit blijkt dat de kwaliteit onvoldoende is, kan OPTA prestatiedoelen stellen. De Telecommunicatiewet garan-deert op die manier een minimum aan kwaliteit van de telefoondienst.’

GEEN OVERHEIDSDWANG

Volgens Arnbak kan een publicatiemecha-nisme alleen slagen als alle partijen vrij-willig en onvoorwaardelijk meewerken. Zij moeten het met elkaar eens worden over zaken als de prestatie-indicatoren,

de organisatie van het kwaliteitsforum en de wijze van financiering, want: ‘Overheidsdwang werkt hier waarschijnlijk averechts. In Australië bijvoorbeeld ont-moet de toezichthouder bij het ontwikke-len van een publicatiesysteem veel weer-stand van de operators. Daardoor is er in dat land nog geen goed systeem ontstaan.’ OPTA zal, wilde Arnbak tenslotte nog kwijt, geen financiële bijdrage leveren aan de totstandkoming van een kwaliteitssysteem. ‘OPTA wordt bekostigd uit de retributies van de aanbieders, niet uit de algemene middelen. Die politieke keuze maakt het niet goed mogelijk een publicatiemecha-nisme mee te bekostigen.’ K

Het rapport ‘Keuren en merken, op weg naar een integraal kwaliteitssysteem voor tele-communicatiedienstenaanbieders’ is verkrijg-baar bij STN, telefoon (0348) 49 50 57.

OPTA-voorzitter Arnbak (midden) kijkt toe als H. Stellingsma, vice-voorzitter van STN, het rapport overhandigt aan C. Buis, voorzitter van de werkgroep Telecommunicatie en Netwerken van de Raad van de Centrale Ondernemersorganisaties.

(8)

De wet stelt dat iedereen verplicht is, als het gaat om kabels voor een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk, de aanleg, instandhouding en opruiming te gedogen in en op openbare grond. De gedoogplicht geldt bij de aanleg van inter-nationale en interlokale kabels ook voor alle andere gronden, uitgezonderd tuinen en erven die één geheel vormen met een woning. Ook hier kunnen gemeenten mee te maken krijgen, als eigenaar dan wel beheerder van niet-openbare grond. De wet geeft de gemeenten een coördinerende rol voor alle openbare gronden, maar deze rol moet wel zodanig worden uitgevoerd dat van gedogen sprake blijft.

Nee. Sinds 15 december jl., de dag waarop de Telecommunicatiewet in werking trad, zijn de gemeenten tot gedogen verplicht en moeten zij hun coördinerende taak op zich nemen.

Nee. Uitsluitend de kabels die bedoeld zijn voor een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk moeten worden gedoogd. Alle andere kabels, zoals de kabels van de

(voorheen) zogenoemde bedrijfsnetwerken vallen niet onder het gedoogrecht van de Telecommunicatiewet.

Aan aanbieders van openbare telecommu-nicatie- en omroepnetwerken mogen geen precariorechten in rekening worden gebracht. Wel kan van degene die de kabels aanlegt en in stand houdt schade-vergoeding worden gevraagd. Deze vergoe-ding beperkt zich tot de kosten van de voorzieningen voor het aanleggen van kabels en de meerdere kosten van het onderhoud. Volgens de toelichting bij de wet zal het Rijk de gemeenten die door gedoogrechten inkomsten derven compen-seren. Over de wijze van compensatie zal overleg met de VNG plaatsvinden. Voor kabels waarvoor geen gedoogrecht geldt kunnen gemeenten precariorechten heffen.

Voor zover een mantelbuis of kabelgoot (nog) niet is aan te merken als een (onderdeel van een) openbaar telecommu-nicatie- of omroepnetwerk, verbiedt de Telecommunicatiewet het precariorecht niet. Bij het heffen voor deze voorzienin-gen dienen gemeenten zich wel te realise-ren dat het treffen van voorzieningen voor het aanleggen van kabels ertoe kan leiden dat bij de (toekomstige) aanleg van ge-noemde netwerken niet, of minder, hoeft te worden gegraven.

Nee. De bepalingen in de wet over het medegebruik van voorzieningen voor de aanleg en instandhouding van kabels lijken uitsluitend te gaan over de relatie tussen aanbieders van openbare telecommunica-tie- en omroepnetwerken onderling. De gemeente speelt hierin geen rol.

De telecommunicatie-regelgeving voorziet niet in enige gedoogplicht voor het oprich-ten van anoprich-tenne-opstelpunoprich-ten. Voor het oprichten van deze opstelpunten geldt de gebruikelijke ruimtelijke ordenings- en bouwregelgeving.

Nee. Artikel 3.11, dat het medegebruik van antenne-opstelpunten (het zogenoemde site sharing) regelt, betreft enkel een regeling tussen aanbieders onderling.

Ja. Met de inwerkingtreding van de Telecommunicatiewet zijn vrijwel alle machtigingen, registraties en vergunningen van de ‘oude’ Wet op de telecommunicatie-voorzieningen vervallen. De twee landelijke infrastructuurvergunningen zijn nog wel tot 2004 geldig. Verder kent de nieuwe wet

Vervallen alle regionale infrastructuur-vergunningen?

Biedt de Telecommunicatiewet voor gemeenten aanknopingspunten om aanbieders van mobiele telefonie te dwingen gebruik te maken van elkaars antenne-opstelpunten?

Is er een gedoogplicht voor het oprichten van antenne-opstelpunten? Biedt de Telecommunicatiewet voor gemeenten een aanknopingspunt om aanbieders van een openbaar telecom-municatienetwerk of een omroepnet-werk te dwingen van elkaars kabels of kabelgoten gebruik te maken?

Kan een gemeente precariorechten heffen over lege mantelbuizen of kabelgoten?

Hoe zit het met de precariorechten over kabels?

Vallen alle kabels (die in de grond liggen) onder de gedoogverplichting? Mogen gemeenten met ‘het gedogen’ wachten tot 1 juni 1999, de datum waarop de modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten naar verwachting in werking treedt? Wat betekent de gedoogplicht voor gemeenten?

Veel gestelde vragen tijdens VNG-bijeenkomste

(9)

De (nieuwe) Telecommu-nicatiewet heeft OPTA de bevoegdheid gegeven om zich uit te spreken over geschillen tussen pro-gramma-aanbieders en aanbieders van omroep-netwerken (kabelexploi-tanten). Het eerste geschil over de voorwaar-den waaronder een pro-gramma-aanbieder toe-gang wordt geboden tot

de kabel heeft zich inmiddels aangediend. Canal+ heeft OPTA verzocht een oordeel uit te spreken over het geschil dat deze pro-gramma-aanbieder heeft met A2000. Canal+ biedt abonneetelevisieprogramma’s aan en A2000 exploiteert een kabelnetwerk in Amsterdam, Abcoude, Diemen, Landsmeer, Nigtevecht, Oostzaan en Weesp. Canal+ beschikt over twee analoge kanalen op het omroepnetwerk van A2000.

Het geschil betreft de tarieven die A2000 aan Canal+ vraagt voor het doorgeven van het programma van Canal+ via de twee analoge kanalen. Canal+ vindt deze tarie-ven onredelijk, zowel naar hoogte als naar de aard. Volgens Canal+ zijn de tarieven discriminerend (andere aanbieders betalen minder voor doorgifte) en niet-transparant.

VERBOD

Verder stelt Canal+ dat ook de overige voorwaarden van A2000 onredelijk en beperkend zijn. Met name het verbod op digitale uitzending – wat volgens Canal+ een kostenbesparing op zou kunnen leve-ren – ervaart Canal+ als onredelijk. Canal+ heeft OPTA daarom verzocht een bindende aanwijzing te geven aan A2000 dat het

een nader te bepalen redelijk kostentoere-keningsmodel toepast voor de vaststelling van de tarieven.Canal+ heeft overigens bij de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) een gelijksoortig geschil aanhangig gemaakt. Dat ging om de periode 1 januari - 15 december 1998, een periode waarin OPTA niet bevoegd was uitspraak te doen in dergelijke geschillen. De NMa heeft op grond van de Mededingingswet de bevoegdheid eventueel misbruik van eco-nomische machtspositie door kabelexploi-tanten te toetsen. OPTA en NMa hebben afgesproken dat OPTA het voortouw neemt bij het beslechten van geschillen over toe-gang tot de kabel. Wanneer OPTA in dit geschil uitspraak zal doen is nog niet bekend. Tegelijkertijd werkt OPTA, in over-leg met de NMa, aan het vaststellen van algemene kaders voor de beoordeling van kabelgeschillen.

Naar aanleiding van een klacht van een abonnee over het verdwijnen van CNN van de Amsterdamse kabel heeft NMa eind december gesteld dat er op dat moment geen aanwijzigingen waren dat A2000 mis-bruik maakt van haar economische machts-positie. K

n

nog slechts het stelsel van registraties. Daarover kunt u informatie krijgen bij de afdeling Nummers en Registraties van OPTA, telefoon 0800-022 31 22.

Gemeenten zijn op grond van de Telecommunicatiewet niet bevoegd om eigenaren of beheerders van gronden, die (ten onrechte) de aanleg van kabels wei-geren, te dwingen de aanleg toch toe te staan. Naar het zich laat aanzien moeten de aanlegger van kabels en de eigenaar of beheerder van de grond er in zo’n geval samen uit zien te komen, met uiteindelijk een eventueel beroep op de rechter.

Bij geschillen tussen eigenaren of beheer-ders van niet-openbare gronden en aanbie-ders van openbare telecommunicatie- en omroepnetwerken kan OPTA daar desgevraagd een oordeel over geven. De gemeente kan partijen in die gevallen dus naar OPTA doorverwijzen.

Nee, de Memorie van Toelichting bij de Telecommunicatiewet is hier zeer stellig in. De aansluitplicht is niet meer van toepas-sing op grond van deze wet. K

Zijn aanbieders van omroepnetwerken verplicht iedereen aan te sluiten? Een eigenaar van niet-openbare grond meldt bij de gemeente dat een aanbieder van een openbaar telecom-municatie- of omroepnetwerk in zijn grond wil graven. Wat kan de gemeente adviseren?

Een andere beheerder van openbare grond dan de gemeente weigert toegang tot zijn grond. Wat kan een gemeente, in haar coördinerende rol, doen?

Eerste geschil over toegang tot de kabel

Canal+ klaagt bij OPTA over

tarieven van A2000

(10)

De Duitse ex-monopolist, Deutsche Telekom, heeft een nieuw aanbod gedaan voor tarieven voor ontbundelde toegang tot het aansluitnet. De Duitse toezichthouder RegTP zal vóór 30 maart een uitspraak doen over de kosten-georiënteerdheid van deze tarieven.

Volgens de Duitse Telecommunicatiewet is ‘een dominante aanbieder’ verplicht om ontbundelde toegang tot zijn aansluitnet aan te bieden. De reden daarvan is dat in Duitsland het aansluitnet op basis van de wet gezien wordt als een ‘essential facility’. De nieuwe tarieven die Deutsche Telekom (DM 37,30) wil hanteren zijn nog altijd hoger dan die door RegTP zijn vastgesteld (DM 20,65). Deze tarieven gelden tot 30 april.

K GROOT-BRITTANNIË

De Britse toezichthouder Oftel meldde in de laatste week van vorig jaar dat alle vier de mobiele telefonie-aanbieders in Groot-Brittannië klaar zijn voor het aanbieden van nummerportabiliteit. Wettelijk zijn ook de Nederlandse aanbieders verplicht om per 1 januari 1999 nummerportabiliteit aan te bieden.

K ITALIË

Eurocommissaris Karel van Miert van DG IV van de Europese Commissie heeft bij de Italiaanse regering geklaagd over de hoge interconnectietarieven in Italië en de lange duur voor het daadwerkelijk tot stand brengen van interconnectie. De Italiaanse toezichthouder AGC heeft intus-sen de interconnectietarieven opnieuw vastgesteld. De gesprekstarieven voor internationale gesprekken zijn op 1 febru-ari met 9,6 procent en voor nationale gesprekken met 7 procent gedaald.

K SPANJE

De Spaanse toezichthouder CMT heeft nieu-we interconnectietarieven vastgesteld die ongeveer 50 procent lager liggen dan de huidige tarieven. De Europese Commissie heeft met deze nieuwe tarieven ingestemd. De Spaanse ex-monopolist Telefónica heeft aangekondigd juridische stappen te nemen tegen het besluit van CMT. Sinds 1 decem-ber jl. is er ook in Spanje sprake van volle-dige liberalisatie van de telecommunicatie-markt. Spanje had aanvankelijk uitstel aangevraagd bij de Europese Commissie tot het jaar 2000.

K NOORWEGEN

Voor Internetgebruikers heeft de Noorse toezichthouder NPT nieuwe nummers uitge-geven. Deze nummers beginnen met de code ‘850’. Ze zijn aan te vragen via de In-ternetaanbieder van de Noorse monopo-list.

K FINLAND

De Europese Commissie heeft bekend gemaakt dat het in Finland sinds

15 december jl. mogelijk is UMTS-frequen-ties aan te vragen. Aanvraagformulieren en nadere inlichtingen zijn te verkrijgen via de webpagina’s van de dienst Telecommu-nicatie van het Finse ministerie voor Telecommunicatie:

http://www.mintc.fi/telecom.htm.

K INDEPENDENTREGULATORSGROUP

De werkgroep ‘grensoverschrijdende inter-connectie’ van de Independent Regulators Group (IRG), kwam eind januari in Londen bijeen. Alle toezichthouders uit de Europese Economische Ruimte (EER) heb-ben daar hun visie gegeven over de hoogte van de intra-EER-tarieven voor het afwik-kelen van internationaal telefoonverkeer. Voor het overgrote deel zijn deze tarieven gebaseerd op de zogeheten accounting rates (internationale vergoedingen op basis van bilaterale afspraken tussen ex-mono-polisten). Geconstateerd werd dat deze

accounting rates dalen en dat ze in som-mige lidstaten de kostengeoriënteerde interconnectietarieven benaderen. De werk-groep zal in maart een voorstel doen aan de IRG die bepaalt of er eventueel acties op dit gebied worden ondernomen.

K ONTBUNDELDE TOEGANG

Ontbundelde toegang tot het aansluitnet is een onderwerp dat hoog op de agenda’s staat van alle toezichthouders (NRA’s) in Europa. Om met alle NRA’s hierover van gedachten te wisselen hebben de hoofden

KPN kan de herkenning van de tarieven voor de zogeheten persoonlijke mers al op blokken van 10.000 num-mers instellen. Tot voor kort kon dit pas bij blokken van 100.000 nummers. Dit betekent dat er nu 100 potentiële aanbieders van persoonlijke nummers mogelijk zijn tegen vroeger slechts 10. Dit is naar voren gekomen uit een onderzoek van OPTA.

Persoonlijke nummers zijn nummers in de 087-reeks. Deze nummers zijn 10 cijfers lang en worden gebruikt voor de dienst persoonlijk nummer. Deze dienst staat in het Nummerplan telefoon- en ISDN-dien-sten officieel omschreven als ‘een telecom-municatiedienst waarmee op één nummer verschillende netwerkaansluitpunten kun-nen worden bereikt, afhankelijk van de programmering door de abonnee van de dienst’. Dit betekent dat iemand altijd tele-fonisch bereikbaar is, waar hij zich ook bevindt. De persoon in kwestie geeft aan de aanbieder van een persoonlijke-num-merdienst op waar hij achtereenvolgens is

Europese ontwikkelingen

Nieuwe tarieven in Duitsland voor ontbundelde

(11)

(bijvoorbeeld eerst bij een bedrijf, vervolgens mobiel, dan op kantoor en later thuis). Degene die zijn persoonlijke num-mer belt krijgt hem dan altijd aan de lijn. Omdat met persoonlijke nummers verschil-lende netwerkaansluitpunten (zeg maar telefoonnummers) kunnen worden bereikt, bestaat er geen eenduidig tarief voor. Afhankelijk van de gemiddelde profielen, soorten abonnementen, belpatronen en dergelijke stellen aanbieders van een per-soonlijke-nummerdienst de tarieven vast voor het bellen naar een persoonlijk num-mer. Vaak hanteren deze aanbieders zelfs meerdere tarieven.

Er waren tot voor kort echter beperkingen aan de mogelijkheden om verschillende

tarieven te hanteren binnen de blokken

persoonlijke nummers die OPTA heeft toe-gekend aan aanbieders van deze dienst. De reden hiervoor was dat de tariefherken-ning plaatsvond bij KPN op het tweede cij-fer na de code 087. Omdat per aanbieder rekening wordt gehouden met 10 verschil-lende tarieven, was het aantal potentiële aanbieders van de persoonlijke nummer-dienst daardoor beperkt tot 10.

TOENEMENDE VRAAG

Naar aanleiding van het door OPTA uitge-voerde onderzoek is echter sinds kort

bekend dat KPN de tariefherkenning bij persoonlijke nummers op blokken van 10.000 nummers kan instellen. Tot voor kort kon dat pas bij blokken van 100.000 nummers. De enige restrictie die nu nog geldt is dat binnen een blok van 100.000 nummers niet meer dan één aanbieder mag opereren. Eén en ander betekent dat er voortaan 100 potentiële aanbieders van persoonlijke nummers mogelijk zijn tegen vroeger 10. Elk van de aanbieders kan, net als in de oude situatie, 10 verschillende tarieven hanteren.

De laatste tijd is er een toenemende vraag merkbaar naar persoonlijke nummers. Zoals gezegd bestaan er voor het bellen naar persoonlijke nummers meerdere tarieven. Deze zijn niet herkenbaar voor de consu-ment. Omdat er ook geen tariefmelding plaatsvindt, wijst OPTA er met klem op voorzichtig te zijn met het bellen naar een persoonlijk nummer en van te voren goed te informeren welk tarief er verbonden is aan het nummer dat u wilt bellen. Als u meer informatie over dit onderwerp wilt kunt u bellen met ir. M. Klijn van de afdeling Nummers en Registraties, telefoon (070) 315 92 42, of een e-mail sturen naar m.klijn@opta.nl.K

van de NRA’s op 18 januari een extra bij-eenkomst gehouden in Den Haag. OPTA heeft daarbij een presentatie gegeven hoe het tegen deze vorm van toegang aankijkt. Een manier om op dit terrein de concurren-tie te stimuleren is het mogelijk maken van ontbundelde toegang tot het plaatse-lijke aansluitnet in het telefoonnetwerk van de gevestigde aanbieder. In vergelij-king met de aanleg van een eigen netwerk krijgen alternatieve aanbieders op die manier de gelegenheid met minder finan-ciële risico’s een eigen klantenbestand op

te bouwen. De werkgroep die naar aanlei-ding van deze vergadering is opgericht kreeg de opdracht om na te gaan in hoe-verre de NRA’s gemeenschappelijke opvat-tingen hebben over kostentoerekenings-principes. Tijdens de volgende IRG-bijeen-komst in maart zal de discussie over dit onderwerp worden voortgezet.

K ONP-COMITÉ

Het Open Network Provisions Comité kwam op 26 januari in Brussel voor de 59-ste keer bijeen. Dit comité vormt een forum

voor lidstaten en toezichthouders om van gedachten te wisselen over uiteenlopende onderwerpen op het gebied van telecom-municatie. Tijdens de vergadering is onder andere gesproken over aanmerkelijke marktmacht in de verschillende Lidstaten. Ook OPTA heeft haar consultatiedocument daar gepresenteerd. De Duitse toezichthou-der RegTP heeft een presentatie gehouden over de ontbundelde toegang tot het aan-sluitnet. Tevens werd er gesproken over consumentenbescherming in de telecom-municatiesector. K

toegang

(12)

Dutchtone en KPN zijn het op vijf punten nog met elkaar oneens over het delen van antenne-opstelpunten voor mobiele telefonie (‘site sharing’). Dat bleek tijdens de openbare hoorzitting die OPTA op 21 januari jl. aan deze kwestie wijdde.

Tijdens deze hoorzitting konden beide partijen hun standpunten nog eens uiteen-zetten. Nadat Dutchtone en KPN voor de hoorzitting al tot een gedeeltelijke schik-king waren gekomen, zijn er nog vijf con-flictpunten over. Zo beklaagt Dutchtone zich erover dat ze voor site sharing met meer dan één bedrijfsonderdeel van KPN tot overeenstemming moet zien te komen. Verder stelt Dutchtone dat KPN Telecom aan Dutchtone een overzicht van al haar beschikbare opstelpunten dient te geven. Dutchtone verzet zich daarbij tegen het beroep op bedrijfsvertrouwelijkheid door KPN.

Dutchtone eist ook dat KPN haar verzoeken om medegebruik aanmerkelijk sneller behandelt. Dutchtone heeft het gevoel dat deze behandeling nodeloos lang duurt, waardoor er onnodige vertraging optreedt. Ook stelt Dutchtone dat een efficiënt gebruik van antenne-opstelpunten niet verenigbaar is met het recht van een ver-gunninghouder om een opstelpunt ongeli-miteerd te reserveren voor een antenne die ooit zal worden geplaatst. Dutchtone vindt in dit verband een periode van vier maan-den redelijk. Tenslotte meent Dutchtone dat vergoedingen voor het medegebruik van antenne-opstelpunten kostengeoriën-teerd dienen te zijn.

Op haar beurt stelde KPN Telecom dat het verzoek van Dutchtone op bijna alle pun-ten prematuur is. KPN stelt dat het altijd bereid is geweest – en volgens eigen zeg-gen nog steeds is – om over alle

geschil-punten te onderhandelen. Daarbij stelde KPN dat dit met name gold voor punten waarover eigenlijk nog nooit gesprekken waren gevoerd, zoals over de tarieven. Bovendien beklaagde KPN zich over het bij Dutchtone aanwezige idee dat KPN ver-plicht is om extra investeringen te doen en extra menskracht in te zetten om procedu-res te versnellen. Ook voelde KPN zich niet geroepen om aan Dutchtone een overzicht van al haar opstelpunten te verstrekken. Wanneer het OPTA-college uitspraak zal doen in dit geschil is nog niet bekend.

BRIEF

OPTA heeft vorig jaar november in een brief aan de marktpartijen een aantal beginseluitspraken over site sharing gedaan. Daarvan moet echter wel worden nagegaan of ze in een specifiek geval onverkort van toepassing zijn. Zo heeft OPTA aangegeven dat een termijn van vijf tot zes weken voor de afhandeling van een verzoek om het delen van antenne-opstel-punten redelijk lijkt. In dezelfde brief staat echter ook dat een dergelijke termijn aan de lange kant is als het verzoek betrekking heeft op een standaardmast. Verder heeft OPTA laten weten dat het niet per se zo is dat de afhandeltijd per aan-vraag gelijk op mag gaan met de toename van het aantal aanvragen. OPTA zou in een concreet geval onder meer kunnen beoor-delen of de houder van opstelpunten wel genoeg capaciteit ter beschikking stelt om, bij een eventuele toename van het aantal aanvragen, de aanvragen af te handelen.

Ook vindt OPTA dat de houder van een opstelpunt in de beoordeling van een ver-zoek om site sharing rekening mag houden met geplande antennes voor het eigen netwerk. Daarbij zal men desgevraagd wel aannemelijk moeten maken dat de plan-ning voor nieuwe antennes al bestond voordat de aanvraag om medegebruik werd ingediend. K

I n g e s c h i l o ve r

s i t e s h a r i n g :

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is zelfs gewenst dat de verschillende soorten benodigde zorg voor een individuele cliënt wiens zorgvraag aanbesteed wordt op elkaar worden afgestemd.. Dat kan zijn doordat

Door cumulatieve bezuinigingen is het jaar 2012 De financiële situatie bij de GGD is niet rooskleurig.. Door cumulatieve bezuinigingen is het jaar 2012 De financiële situatie bij

De bedoeling van het opstellen van een kerkenplan is om in onderling overleg tussen het gemeentebestuur en de verschillende kerkfabrieken tot een langetermijnvisie te komen op

Deze en andere vragen staan centraal tijdens het raadsledencongres Transformatie Sociaal Domein?. Mis het niet en schrijf

Voorafgaand aan het plaatsen van een radar wordt onderzocht of hiervoor een andere locatie kan worden gebruikt, en wat de effecten zijn voor de gezondheid door de straling van

Hierbij wordt voor erfgoedpanden (monumenten én karakteristieke panden) aangegeven dat deze panden extra aandacht verdienen omdat de waardevolle details van deze panden

betrekking tot lokale telefonie bij te stellen door voor deze tarieven eenzelfde fasering aan te brengen als voor de tarieven van nationaal verkeer, zoals in het oordeel van

In de postmarkt ziet OPTA er op toe dat TPG zich aan de regels houdt binnen de opdracht. Daar waar concurrentie mogelijk is, bewerkstelligt OPTA daad- werkelijke mogelijkheden