L A T E N T E B E L A S T IN G S C H U L D E N E N H A A R B E T E K E N IS V O O R D E B A L A N S
door H . H . M . Foppe
W ij mogen de H eer A. N ierhoff, die onder bovenstaande titel in het Julinum m er van het M .A .B . deze actuele kw estie aan de o rde stelde, hiervoor zeker dan k b aar zijn.
H e t zij mij vergund hier een tw eetal opm erkingen n aa r voren te b ren gen, die rechtstreeks verband houden met de divergentie tussen de com merciële en de fiscale B alans en de financieel-econom ische eisen, die ten gevolge van deze divergentie aan de opstelling van de Commerciële B a lans m oeten w orden gesteld.
I. D e schrijver vindt het noodzakelijk, en ik deel zijn mening ten volle, d a t bij het vaststellen der verm ogenspositie met de latente belastingschuld rekening w o rd t gehouden. Hij geeft als zijn mening, d a t dit kan gebeuren door de per B alansdatum bestaan d e fiscale onbelaste reserve om te re kenen tegen het alsdan geldende belastingtarief.
Ik meen, d at bij nog niet belaste reserves, w aarvan dus de mogelijkheid bestaat, d a t zij op korte termijn zullen w orden uitgekeerd, de oplossing van de schrijver de juiste is, m et dien verstande, d a t men bij N aam loze V ennootschappen het bijzondere tarief kan toepassen. Bij N aam loze V ennootschappen, die historisch kunnen rekenen op ruim e en tamelijk constante w instsaldi zou men w ellicht zich tot % van d at tarief kunnen beperken. H e t m oet onjuist w orden geacht commerciële B alansen te pu bliceren, w aarin de N .O .R . ■— uiteraard onzichtbaar —• in de algem ene reservepositie is begrepen zonder dat de belastingreserve (hetzij als zicht b are bestem m ingsreserve hetzij onder crediteuren) de latente fiscale claim omvat. Immers zonder deze voorziening suggereert men, d a t de alge mene reservepositie op de B alans belastingvrij is en dit ten onrechte. D e w ijze w aarop dit reserveren gebeurt kan slechts zijn over de alsdan be kende reserve en to t het alsdan vigerende tarie f bij gebrek aan meer exacte gegevens.
II. A an het einde van zijn artikel (blz. 284 bovenaan) zegt de schrij ver, dat, w anneer in de n aa ste toekom st de m ogelijkheid van liquidatie van het bedrijf bestaat, het v ra ag stu k van laten te belastingschulden zich ook tot stille reserves zal uitstrekken.
Ik ben van m ening, d a t men dit vraag stu k ook ruim er kan zien en het zich ook u itstrekt tot gevallen van gedeeltelijke liquidatie of zelfs tot die van mogelijke verkoop van één belangrijk verm ogensobject. M a a r zelfs w anneer in de n aa ste toekom st geen verkoop van een dergelijk verm o gensobject w ordt bedoeld, kan het reserveren van de latente belasting schulden noodzakelijk w orden, hetgeen ik duidelijk wil m aken m et het volgende, aan de practijk ontleende voorbeeld:
H et B estuur van een besloten N aam loze V ennootschap overw eegt te treden in de publieke sfeer door introductie van h a a r aandelen ter beurze. Zij is sterk ondergekapitaliseerd o.m. door zeer ruime afschrijvingen op h et onroerend goed. H e t fabrieksgebouw , d at een actuele verkoopw aarde heeft van ƒ 1.000.000,— is commercieel (en fiscaal) tot ƒ 300.000,— a f geschreven. Om d e open reservepositie te verbeteren, wil men nu de boekw aarde van het onroerend goed opvoeren tot b.v. ƒ 700.000,—.
Com m issarissen w ensten slechts hun goedkeuring aan dit voorstel te geven, indien de D irectie tegelijkertijd onder C rediteuren een ruim be d rag zou reserveren voor de latente fiscale claim bij verkoop of liquidatie. Immers zo redeneerde men: Z o lan g de commerciële en fiscale B alans op dit punt parallel liepen, kon de laten te fiscale claim w orden betaald uit de boekw inst. D eze zou in h et bovenstaande geval hebben b edragen 40 % van (ƒ 1.000.000,— verkoopw aarde :/: ƒ 300.000,'— fiscale boek w a ard e) = ƒ 280.000,—'. Bij opw aardering tot ƒ 700.000,— zou men suggereren, d a t de fiscale claim bij verkoop voor ƒ 1.000.000,— slechts zou belopen: 40 % van ƒ 300.000,— = ƒ 120.000,—, terw ijl de w erkelijke fiscale verplichting (ƒ 280.000,—■) slechts ƒ 20.000,— onder de commer ciële boekw inst zou liggen. Com m issarissen m eenden, d a t het balan s beeld in dit geval niet „w aarach tig ” zou zijn.
D e oplossing in dit geval zou kunnen zijn: bij opw aardering van b.v. ƒ 400.000,— een toevoeging aan de open reserve van ƒ 240.000,—■ en aan de B elastingreserve (o nder crediteuren) van ƒ 160.000,—■. V in d t men deze reservering te hoog om dat verkoop of liquidatie zeer v er van de practische m ogelijkheden af ligt dan kan men een bepaalde gebruiks du u r fixeren en de contante w a ard e op basis van x jaren en y % interest reserveren en deze reserve jaarlijks aanvullen. E en bezw aar d a t in het laatste geval misschien zou kunnen w orden ontw ikkeld, is d a t een d e r gelijke reservedotatie als bedrijfseconom ische last van de afzonderlijke volgende jaren w o rd t beschouw d.
T e n slotte zal het duidelijk zijn, d a t het zelfde probleem als hierboven ontw ikkeld zich voordoet indien de z.g. ex tra afschrijvingen, die fiscaal mogelijk zijn, alleen fiscaal en niet commercieel w orden doorgevoerd. O o k in dit geval is — onuitgedrukt — de latente fiscale verplichting onder schat, w a ard o o r de juistheid van het commerciële balansbeeld n aa r mijn opvatting schade lijdt.