• No results found

Stance in vergaderingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stance in vergaderingen"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stance in vergaderingen

Onderzoek naar het gebruik van ‘ik denk’

20 januari 2011

(2)
(3)

Stance in vergaderingen

Onderzoek naar het gebruik van ‘ik denk’

Naam: Sebastiaan Berswerda

Studentnummer: 1810006

Docent: H.J. Mazeland

Communicatie- en Informatiewetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

(4)
(5)

Het onderzoek naar de uiting van stance, hoe iemand een bepaalde stellingname uit, staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Met deze scriptie is een poging gedaan om een eerste stap te zetten naar het onderzoek van stance in het Nederlands. In deze scriptie ligt de nadruk op de uiting van stance in bedrijfsvergaderingen, een geïnstitutionaliseerde setting waarbij gespreksdeelnemers constant opinies geven en zich op elkaar afstemmen. In het bijzonder is gekeken naar het gebruik van ‘ik denk’ in een stance.

Gespreksdeelnemers hebben verschillende mogelijkheden om een ‘ik denk dat’ constructie te gebruiken in hun uitingen. De mogelijkheden zijn te verdelen in twee categorieën: inhoudelijke relaties en pragmatische functies.

Wat betreft inhoudelijke relaties kan ‘ik denk dat’ dienen ten eerste dienen als

onzekerheidsmarkering. Een spreker is onzeker over een bepaalde propositie en gokt daarom. Door middel van ‘ik denk’ past de spreker een shield toe. Ten tweede kan ‘ik denk dat’ dienen als opiniemarkering wanneer een spreker een bepaald oordeel of bepaalde evaluatie wil geven met betrekking tot een object. Tot slot kan een spreker een

wenselijkheidsstellingname markeren. In dat geval doet hij een voorstel over de wenselijkheid van een te plannen activiteit. Optioneel maakt een spreker daarbij gebruik van het opnoemen van voordelen of het benadrukken van het belang van zijn voorstel.

Van de vier pragmatische functie kan iedere functie gecombineerd worden een willekeurige inhoudelijke functie. Transitiemarkeringen kenmerken zich wanneer er een verschuiving plaatsvindt in het lopende topic. Een spreker kan dan met ‘ik denk dat’ een verandering

bewerkstelligen. Afzwakkingen worden vaak door een spreker gebruikt in combinatie met de onzekerheidsmarkeringen. In zo’n geval is de spreker niet zeker over de waarheid van zijn uiting. Daarnaast gebruiken sprekers afzwakkingen om een eerdere uiting te reviseren. Disagreementmarkeringen komen veelal voor in combinatie met opiniemarkeringen. De spreker is het oneens met een eerdere spreker en levert een tweede paardeel waarbij met ‘ik denk dat’ de mening kenbaar wordt gemaakt. De markering van epistemische

onafhankelijkheid dient ten slotte om duidelijk te maken dat een spreker een stance baseert op eigen ervaringen in plaats van klakkeloos aan te sluiten met de stance van de vorige

spreker.

(6)
(7)

In het voorwoord van een scriptie vertellen studenten meestal dat de scriptie nu voor de lezer ligt en hoe hun scriptie de afgelopen maanden voor hen van betekenis is geweest. Het heeft ze vaak slapeloze nachten, maar bovenal ook veel plezier opgeleverd. Zo’n anekdote zal ik de lezer besparen.

Ik ben erg blij dat de scriptie mij geen slapeloze nachten heeft opgeleverd, maar dat het bij mij wel even heeft geduurd voordat ik lekker in de stof zat en het mij oprecht plezier heeft

opgeleverd. Mijn keuze voor een scriptieonderwerp in de conversatieanalyse was snel gemaakt. Ten eerste natuurlijk omdat het onderzoeksgebied mij aanspreekt, ten tweede omdat ik in eerdere colleges goed kon opschieten met de heer Mazeland, in dit geval mijn

scriptiebegeleider. Een goede band tussen begeleider en student is voor mij net zo belangrijk als het onderwerp zelf.

Mijn scriptie heeft stance als onderwerp, geopperd door de heer Mazeland. Een thema waar in de Nederlandse wetenschap nog weinig onderzoek naar is gedaan en daarom des te

interessanter is. Het is een ontzettend veelzijdig, maar ook interessant thema omdat stance, wat vertaald kan worden als stellingname, iets is waar we dagelijks gebruik van maken zonder dat we ons daar altijd bewust van zijn.

In het begin was het erg lastig om door de bomen het bos nog te zien. Het heeft even geduurd voordat ik mij de stof eigen kan maken maar toen dat eenmaal wel het geval was, is dat het moment waarop alles prettiger wordt. Dat verbanden duidelijk worden. De zogenaamde doorbraak. Literatuur die tot dan toe gelezen is, krijgt dan opeens meer betekenis en het werken wordt een stuk doelmatiger, iets wat ik zelf een prettige manier van werken vind. Het werken aan de scriptie is vanaf toen ook een stuk soepeler gegaan en ik ben zelf trots op het resultaat. Ik hoop hiermee een begin gemaakt te hebben voor onderzoek naar stance in de Nederlandse wetenschap. Daarnaast hoop ik ook internationaal een bijdrage te kunnen leveren aan het onderzoek naar stance in geïnstitutionaliseerde settings.

Deze scriptie is op een bijzondere manier tot stand gekomen. Doordat het onderwerp ook een hoge interesse heeft bij de heer Mazeland heeft er een intensieve samenwerking

plaatsgevonden. Commentaar op een eerdere versie van deze scriptie werd beantwoord met dertig pagina’s aan eigen ideeën1, waarbij ik de door hem geopperde indeling als leidraad heb

genomen voor de uitwerking van mijn scriptie.

Groningen, januari 2011

Sebastiaan Berswerda

1

(8)
(9)

1. Inleiding... 11

2. Theoretisch kader ... 12

2.1 De (inter)subjectiviteit van stance ... 12

2.2 ‘Ik denk’ nader bekeken ... 14

3. Analyse... 17 3.1 Onderzoeksmethode ... 17 3.2 Inhoudelijke relaties ... 18 3.2.1 Onzekerheidsmarkering ... 18 3.2.2 Opiniemarkering ... 22 3.2.3 Markering wenselijkheidsstellingname ... 26 3.3 Pragmatische functies ... 31 3.3.1 Transitiemarkering ... 32 3.3.2 Afzwakking (hedge) ... 38 3.3.3 Disagreementmarkering ... 43

3.3.4 Markering epistemische onafhankelijkheid ... 46

3.4 Gespreksorganisatorische functie ... 48

4. Conclusie ... 52

4.1 Discussie ... 54

Literatuur ... 55

(10)
(11)
(12)
(13)

P a g i n a| 11

1. Inleiding

Taal gebruiken we elke dag. We gebruiken het om iemand iets te vragen of om dingen duidelijk te maken aan de mensen om ons heen. We vormen meningen en laten dat weten aan de

buitenwereld. Hóé we dingen zeggen heeft te maken met hoe we zijn opgevoed. Hoe de één iets zegt, kan een ander op een hele andere manier uiten. Toch zijn er overeenkomstige strategieën om ons standpunt (een stance2) uit te drukken. Deze scriptie geeft een analyse in

één van die middelen om onszelf uit te drukken, namelijk door het gebruik van ‘ik denk (dat)‟. In het Engels is dit de meest gebruikte constructie om een mening te geven (Karkkaïnen, 2003). Mijn focus om deze vorm te onderzoeken ligt op een geïnstitutionaliseerde setting, te weten een bedrijfsvergadering. In een bedrijfsvergadering zijn deelnemers constant bezig met het afstemmen van meningen en ideeën en het vormen van besluiten. Dat zijn allemaal processen waarbij stancetaking, het op één lijn komen met elkaar, ontzettend belangrijk is. De onderzoeksvraag die als uitgangspunt is genomen bij de scriptie luidt als volgt:

Hoe passen gespreksdeelnemers in vergaderingen „ik denk‟ toe om een stance uit te drukken? Om deze vraag te beantwoorden is het echter belangrijk om eerst het begrip stance te

definiëren en wat er al over bekend is, in het bijzonder naar de vorm ‘ik denk (dat)’. In het volgende hoofdstuk komt eerst de theorie aan bod. Daarna volgt een analyse van gevonden patronen aan de hand van concrete voorbeelden uit een corpus. Deze analyse vormt het hart van deze scriptie. De resultaten van de analyse zijn samengevat in achtereenvolgens een conclusie en discussie.

(14)

12 | P a g i n a

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk staat de theorie rondom ‘ik denk’ centraal. ‘Ik denk’ is in het Engels als ‘I think’ de meest voorkomende constructie om een stance (of stellingname) uit te drukken (Precht, 2003). Onder stance verstaat Du Bois (2007) een ‘act of evaluation owned by a social actor’. Biber et al. (1999) omschrijven stance als ‘persoonlijke gevoelens, attitudes,

waardeoordelen en assessments’. Volgens Biber en Finegan (1989) bestaat stance uit alle lexicale en grammaticale expressies van attitudes, gevoelens, oordelen of commitment met betrekking tot de propositionele inhoud van een boodschap3. De verschillende kenmerken uit

bovenstaande definities zijn volgens Englebretson (2007) onder te verdelen in drie verschillende onderdelen van stance, te weten evaluation, affect en epistemicity.

‘Ik denk’ wordt in de huidige literatuur gekoppeld als zijnde een vorm van epistemic stance. Karkkaïnen (2003) laat zien dat epistemic stance markers veelal gebruikt worden vóór het daadwerkelijke topic wordt besproken. Een uiting begint dus vaker met 'ik denk...' in plaats van dat deze eindigt met '...denk ik', een zogenaamde matrix zin4. Door deze constructie vooraf

te gebruiken, kan de recipiënt zich voorbereiden op de stance die komen gaat. Hier wordt de stance dus gebruikt als een soort framing en heeft dus ook een gespreksorganisatorisch nut. 2.1 De (inter)subjectiviteit van stance

Stance is door veel onderzoekers geanalyseerd als een uiting van subjectiviteit. Lyons (1994) omschrijft subjectiviteit simpelweg als ‘zelfexpressie door gebruik van taal’. Finegan (1995:1) claimt de volgende linguïstische definitie voor het begrip subjectiviteit:

Subjectivity is the expression of self and the representation of a speaker's (or, more generally, a locutionary agent's) perspective or point of view in discourse - what has been called a speaker's imprint.

In plaats van het omschrijven van een bepaalde gebeurtenis of staat van realiteit, voegt de spreker dus zijn of haar eigen visie (standpunt) toe ten opzichte van die gebeurtenis of staat van realiteit. Wanneer de spreker zijn of haar evaluatieve, affectieve of epistemische

perspectief laat terugkeren in zijn uitingen, spreken we over de expressieve, emotionele, affectieve of attitudefunctie van taal in tegenstelling tot de referentiële, cognitieve of descriptieve functie van taal.

De laatste decennia is het onderzoek naar subjectiviteit enorm toegenomen. Het begrip stance wordt steeds populairder als (bijna) synoniem voor subjectiviteit (Karkkaïnen, 2006). Het onderzoek naar subjectiviteit is echter niet altijd even volledig geweest. Onderzoekers hebben veelal alleen de spreker centraal gesteld in hun onderzoek. In eerste instantie werden alleen talige uitingen geanalyseerd, maar onderzoek toont nu aan dat ons alledaagse

taalgebruik zeer subjectief van aard is. Dit is niet verwonderlijk omdat opvoeding en omgeving onze woordenschat bepaalt en de wijze waarop we spreken en converseren. Ochs en Schieffelin (1989) stellen dat onze linguïstische middelen om affectieve en epistemische stance uit te drukken niet alleen het lexicon bevatten, maar ook grammaticale en syntactische

(bijvoorbeeld: woordkeuze, gebruik van intensifiers of hedges, matrixzinnen, enzovoorts),

3 Opmerkelijk genoeg noemen zij lichaamstaal niet als vorm van stance, terwijl daarmee net zo goed een boodschap afgegeven kan worden.

(15)

P a g i n a| 13 fonologische (intonatie, stemgeluid) en tot slot discourse structuren (dialect, herhaling van uitingen of het aanpassen van schuttingtaal).

Kärkkäinen (2006) merkt terecht op dat stance door het merendeel van de

onderzoekers ten onrechte als een louter individuele subjectieve handeling is bekeken. Zij sluit zich aan bij Du Bois en Hunston & Thompson (2000) en stelt dat stance als intersubjectieve handeling geanalyseerd moet worden. Du Bois (2004) stelt dat subjectiviteit zonder

intersubjectiviteit niet kan bestaan omdat het onsamenhangend, ongevormd en onspecifiek is. Hunston en Thompson (2000) wijzen er eveneens op dat attitude niet simpelweg een

persoonlijke aangelegenheid is, waarbij een spreker reageert op de wereld. Het uiten van een attitude is volgens hen een interpersoonlijke aangelegenheid waarbij de achterliggende reden het verkrijgen van een solidaire respons van de recipiënt.

Intersubjectiviteit vindt sequentieel plaats. Spreker 1 geeft een stance, waar spreker 2 op reageert door middel van bevestiging of verbetering, waar spreker 1 vervolgens weer op reageert. Beide sprekers proberen zo samen op één lijn te komen. In de meest wenselijke vorm uit zich dit ten slotte in overeenstemming.

Volgens Du Bois (2007) bestaat het proces van stance uit evaluatie van een object,

positionering (meestal zichzelf) en alignment: het op één lijn krijgen van meerdere sprekers op die twee onderdelen. Om een stance inclusief context goed te kunnen analyseren stelt Du Bois om antwoord te krijgen op de volgende drie vragen:

Wie is de stance taker?

Wat is het object van de stance?

Wat voor stance neemt de stance taker in?

In het volgende voorbeeld zijn deze drie categorieën makkelijk te onderscheiden: Ik hou van Holland

Ik is de stance taker, Holland is het object en houden van is de positie/evaluatie. Het is echter ook mogelijk dat het object impliciet genoemd (bijvoorbeeld: ik hou daarvan) wordt en met behulp van de context toegewezen dient te worden.

(16)

14 | P a g i n a

Figuur 1. Stance triangle (Du Bois, 2007, in: R. Englebretson (ed). Stancetaking in Discourse. p. 163)

Het overeenstemmen van een bepaalde stance vindt volgens Karkkaïnen (2006) veelal plaats op punten waarbij topics afgesloten worden, zogenaamde story reception sequences. Deze positie komt overeen met de 'coda' fase van Labov en Waletzky (1967) in narratieve

vertellingen.

Bij het onderhandelen over een bepaalde stance (stance negotiation) kunnen sprekers gebruik maken van ‘resonantie’. Resonantie is het activeren van potentiële affiniteit door het gebruik van vergelijkbare linguïstische elementen op elk mogelijk niveau (Du Bois, 2003). Dit kan zowel op syntactisch niveau, semantisch niveau als op prosodisch niveau. Vergelijk de volgende twee zinnen:

Spreker 1: Ik heb daar een hekel aan Spreker 2: Ik ook

Spreker 1 geeft hier de stance lead, spreker 2 is de stance follow. Wanneer twee sprekers dezelfde stance hebben ten opzichte van een object heet dit shared stance.

Sprekers hergebruiken vaak de linguïstische middelen die de eerste spreker heeft gebruikt om de eigen stance kenbaar te maken. Ze bouwen dus voort op de eerder geuite stance door de andere spreker, ongeacht of deze stance overeenstemt of tegenovergesteld is ten opzichte van de eerdere stance (Du Bois, 2000). Dit wordt ook wel recycling genoemd. 2.2 ‘Ik denk’ nader bekeken

In de internationale literatuur zijn er verschillende onderzoeken geweest die het gebruik van ‘ik denk’ nader onderzocht hebben als I think en I guess in het Engels (Karkkaïnen, 2003) of minun mielestä en minusta in het Fins (Rauniomaa, 2007). In het Nederlands is er niet expliciet onderzoek gedaan naar ‘ik denk’.

(17)

P a g i n a| 15 den·ken dacht, h gedacht (in het algem) zijn gewaarwordingen ordenen, oordelen vormen, zich een mening vormen: ~ aan iets a) er in de geest mee bezig zijn; b) iets niet vergeten Denken is dus een persoonlijke aangelegenheid en bevat dus een subjectief karakter. De onderzoeken naar ‘ik denk’ komen grotendeels overeen met bovenstaande definitie, maar geven meer aanvullingen voor de toepassing van ‘ik denk’.

I think (‘ik denk’) is een kenmerkend voorbeeld voor subjectief taalgebruik. Het

refereert namelijk naar de spreker zelf, maar bevat ook een werkwoord dat een cognitief proces aangeeft. In Engels taalgebruik is I think de meest gebruikte vorm om een stance uit te

drukken. Andere vergelijkbare vormen zijn I bet of I guess. Voornamelijk Karkkaïnen (2003, 2007) heeft veel onderzoek gedaan naar het gebruik van deze constructies.

Haar onderzoek naar I think (2003) analyseert de verschillende toepassingen van de constructie in Engels taalgebruik. Ten eerste kan het grenzen markeren zoals het framen van een personal aside, een volgende evaluatieve uiting of ondergeschikte informatie, waarbij ook onzekerheid geuit wordt. Verder kan I think gebruikt worden om een stance af te wijzen, zwakke overeenstemming te tonen (en eventueel afwijzing), een onduidelijk belang van een eerdere beurt of uiting aan te tonen of het gesprek een andere kant op te sturen door iets nieuws te introduceren. Een spreker signaleert een probleem in een vorige uiting en gebruikt een I think constructie om daar aandacht aan te schenken. Tot slot heeft Karkkaïnen het gebruik van I think als post position geanalyseerd, waar het een mogelijk voltooiingpunt van de beurt of stance als functie heeft waarbij een nadruk ligt op onzekerheid. Ook is het mogelijk om een reactie bij de recipiënt te ontlokken. I think kan volgens Prince, Frader & Bosk (1982) ook gebruikt worden als afzwakking (hedge), om op die manier geen gezichtsverlies te lijden . In dat geval dient ‘ik denk’ als een shield. De spreker committeert zich op die manier niet volledig met de inhoud van de propositie.

In haar onderzoek naar I guess toont Karkkaïnen (2007) aan dat het gebruik daarvan in verschillende patronen voorkomt. Zij onderscheidt diverse patronen in subjectief en

intersubjectief opzicht.

In subjectief opzicht merkt Karkkaïnen ten eerste op dat het gebruik van I guess zonder context puur als evidential marker dient. Het bewijs daarvoor is geleverd in de uitingen die vooraf zijn gegaan of als visueel of tastbaar bewijs. Ook is het mogelijk dat het bewijs geleverd wordt via inferentie. Ten tweede projecteert het gebruik van I guess (that) een bepaald type stance in de uiting die daarop volgt. Een stance die op die wijze geconstrueerd is 'maakt een inferentie', 'laat een spreker iets realiseren' of 'trekt een conclusie'. Met andere woorden: I guess geeft een beredenerend of inferentieel proces aan waardoor een verschuiving plaatsvindt in de epistemological stance van de spreker.

(18)

16 | P a g i n a

discourse en is het net als herstel, preferentieorganisatie en beurtwisseling een onderdeel daarvan.

Reflectie

Eerdere literatuur over ‘ik denk’ heeft reeds aangetoond dat het gebruik ervan enorm veelzijdig kan zijn. De trend dat stance nu ook geanalyseerd wordt in intersubjectief opzicht is daarbij positief te noemen. Er is nog weinig gekeken naar de (volledige) context waarin stance plaatsvindt en omdat stance een intersubjectief verschijnsel is, en daarom dus over meerdere beurten verspreid, is het onmogelijk de stance zonder de context correct te kunnen analyseren.

Daarnaast richten de onderzoeken zich voornamelijk op het verschijnsel stance in het Engels. In de Nederlandse conversatieanalytische wetenschap is, voor zover mij bekend, geen onderzoek uitgevoerd naar stance (in de Nederlandse taal).

Tot slot beperken alle studies zich tot het alledaagse taalgebruik, in plaats van te analyseren hoe stance gebruikt worden in geïnstitutionaliseerde gesprekken zoals arts-patiënt gesprekken, of in mijn geval bedrijfsvergaderingen. In bedrijfsvergaderingen spelen het nemen van beslissingen een grote rol. Het uiten van een stance is essentieel om tot een besluit te komen. Ik verwacht daarom dat er in het corpus van dit onderzoek ook andersoortig gebruik van ‘ik denk’ naar voren komt. Wat wil de spreker bereiken met het uiten van zijn stance in een ‘ik denk dat’ constructie en hoe reageren andere gespreksdeelnemers daarop?

(19)

P a g i n a| 17

3. Analyse

Hunston (2007) merkt terecht op dat het analyseren van stance niet eenvoudig is. De context waarin een stance geuit wordt, dient eveneens geanalyseerd te worden en dit lukt niet door middel van geautomatiseerde software. Daarnaast bestaat stance niet uit één vorm, maar omvat het verschillende betekenissen.

Over het algemeen kijken onderzoekers vaak eerst op een kwantitatieve manier naar de data om stance te analyseren. Kwantitatief betekent dan niet per se omvangrijk, maar dat bepaalde vormen van stance vaker voorkomen, als het ware een patroon vormen. Toch zijn veel vormen niet helemaal gelijk en lijken de verschillende vormen van stance lastig los te koppelen van hun context. Woorden kunnen verschillende betekenissen hebben en zijn ook gebonden aan cultuur en tijd.

3.1 Onderzoeksmethode

Het corpus dat ik gebruik voor mijn analyse is afkomstig van een internationaal

elektronicabedrijf. Het bestaat uit drie vergaderingen van elk anderhalf tot twee uur verzameld en getranscribeerd door Mazeland (1999). In deze vergaderingen bespreekt men voornamelijk de werkwijze van de afdeling en op welke manier die verbeterd kan worden. Daarnaast vindt er discussie plaats over de samenwerking met andere partijen. De vergaderingen hebben een informele sfeer. De teamleider, Leo neemt daarin de rol van voorzitter op zich. Andere gespreksdeelnemers zijn Claudia, René, Barend, Rik, Linda, Margriet en Arend Jan. Uit privacyoverwegingen zijn alle namen van personen en bedrijven in de transcriptie vervangen.

Voor mijn scriptie heb ik een kwalitatieve onderzoeksmethode toegepast. Dat wil zeggen dat het onderzoek in eerste instantie datagestuurd is. Het onderzoek is daarom

inductief van aard: op basis van enkele waarnemingen is gezocht naar een patroon. Mijn focus ligt op constructies van 'ik denk (dat)'. Met behulp van tekstverwerkingssoftware kon ik zoeken op alle gevallen waarbij gespreksdeelnemers een 'ik denk (dat)' constructie gebruiken.

Vervolgens heb ik de verschillende handelingen waarbij de constructie gebruikt werd kort geanalyseerd en op elkaar lijkende vormen bij elkaar gelegd en gelabeld. Tot slot heb ik per categorie elk verschijnsel zoveel mogelijk in detail geanalyseerd en beschreven, waarbij ook de context van het verschijnsel is gespecificeerd. Dit leidde uiteindelijk tot een indeling van ‘ik denk’ met betrekking tot inhoudelijke relaties en pragmatische functies5. Deze twee

categorieën worden respectievelijk in paragraaf 3.2 en 3.3 verder toegelicht.

Elke individuele uiting is volgens een vast patroon geanalyseerd. Ten eerste is gekeken naar de inhoudelijke betekenis van de ik denk dat uiting. Vervolgens de plaatsing van de marker - initieel/preface, inserted of post completion – en eveneens de plaatsing van de hele beurt in de context. Tot slot is gekeken naar de pragmatische, interactionele functie van de hele uiting. Daarnaast is ook gekeken naar relaties die aangesproken worden bij een ik-denk-dat uiting. Dat is ten opzichte van de propositionele inhoud, ten opzichte van de spreker (en de relatie tot de uiting) en ten opzichte van eerdere uitingen van de huidige spreker in dezelfde beurt of discourse unit ofwel de beurt of handeling van de vorige spreker. Deze komen overeen met de drie elementen van de stance triangle van Du Bois (2007): wie is de stance taker, wat

(20)

18 | P a g i n a

is het object van de stance en welke stance neemt de stance taker in? Het alignment proces in het model van Du Bois kan vergeleken worden met de relatie ten opzichte van eerdere uitingen van de huidige spreker of vorige spreker.

3.2 Inhoudelijke functies

Gespreksdeelnemers aan vergaderingen geven met het gebruik van ik denk een inhoudelijke functie mee. Karkkaïnen (2006) noemt dit de referentiële betekenis van de uiting. Echter, het woord referentieel schiet mijns inziens echter te kort als goede definitie omdat een referentiële betekenis zich bezighoudt met een verwijzing. Een betere omschrijving is volgens hem de descriptieve betekenis, dit behelst de beschrijving van de toepassing van ik denk en dekt de propositionele inhoud van de uiting.

In de data zijn drie inhoudelijke functies van het gebruik van ‘ik denk’ te onderscheiden: 1. Gebruik als onzekerheidsmarkering

2. Gebruik als opiniemarkering

3. Gebruik voor wenselijkheidsstellingname

In de volgende paragrafen is elke inhoudelijke functie verder toegelicht aan de hand van concrete voorbeelden.

3.2.1 Gebruik als onzekerheidsmarkering

Door middel van een ‘ik denk (dat)’ constructie kan een spreker een verwachting,

veronderstelling, voorspelling of schatting geven van een bepaalde situatie. De spreker (S) geeft impliciet of expliciet aan dat hij de propositie (P) niet weet, maar gokt, verwacht of ergens van afleidt. De spreker heeft dus een gebrek aan kennis of de toegang tot die kennis wat tot gevolg heeft dat (S) geen zekerheid heeft over (P). Schematisch ziet dat er als volgt uit:

ik denk dat P: propositionele inhoud ingebedde zin (descriptie situatie)

Wanneer sprekers iets niet met zekerheid kunnen zeggen, kunnen zij door middel van ‘ik denk’ de uiting afzwakken. ‘Ik denk’ heeft dan de functie van een shield, zoals Prince, Frader & Bosk (1982) dit stellen. In zo’n geval committeert een spreker zich niet volledig tot de uiting. De spreker doet de uiting op basis van aanwezige kennis en bijvoorbeeld inferentie. De uiting is kan gebaseerd zijn op epistemologie (kennis die de spreker bezit) of evidentialiteit (het expliciet aangeven van welke bron de informatie afkomstig is of waar deze anderszins op is gebaseerd).

(21)

P a g i n a| 19 Mushin (2001) is eveneens van mening dat een spreker met het gebruik van ‘ik denk’ nier per definitie een waarheid hoeft uit te spreken. Het gaat dan namelijk niet meer om feitelijke informatie, maar om de visie die de spreker heeft. Wat de spreker in zijn perspectief als ‘waar’ bestempelt hoeft een ander niet zo te zien.

FRAGMENT 1: 8 maart. In dit fragment staat de vraag centraal wie verantwoordelijk is voor het productimplementatieproces.

2332. Cla: EN ik denk dat- dat we mo- dat we moeteh prateh met

2333. de (owner) van ('t) ↑pip proces:, (0.5) [om te zorgeh [dat 2334. Len: [°jah, [(ºngh.º) 2335. 0.5

2336. (ºdoen we toch al[tijd.)

2337. Cla: [ ons: (0.4) e::h circuit er in komt.= 2338. Len? =(º>wie is dat<)

2339. 1.0

2340. Cla: ja:h nou [dat- ik [(zeg daarom formul]eer ik 't expres zo,) 2341. Len: [(°van wie?)

2342. Leo: [jah da's eigelijk-] 2343. Mar? hu[hhm: ((lachend))

2344. Cla: [(want ik WEet 't [niet.)] 2345. Leo: [(jahah.) [eig- ] 2346. (.)

2347. eigelijk Erik de Boer d[ie ('t-)

2348. Cla:  [ik [DENK Erik de Boer ja↓Ah:. ] 2349. Bar: [>nou jah dat-< Lennart en ik] 2350. [haddeh dus:- *eh*] wij >haddeh dus inderdaad 't idee van 2351. Cla: [dat zou e:h- ]

2352. Bar: >as 't dan (bij- *en:*) as 't in die- as 't in die pip 2353. procedure vastligt dan hebben wij- dan is 't hier 2354. intern in ieder geval,< *e:h-*=

2355. Cla: =dan hebben WIJ [meer,] hou- [e:h hou:vas:t. 2356. Bar: [hè? ]

(22)

20 | P a g i n a

verantwoordelijke is van het productimplementatieproces. Deze gok is een reactie op Leo’s uiting in de beurt daarvoor (regel 2347). Dat Claudia zelf die kennis daarvoor niet had kan afgeleid worden uit haar uiting in regel 2333 waar ze spreekt over de owner van het pip-proces in plaats van hem Erik de Boer te noemen. Tevens bevestigt ze zelf expliciet al in regel 2340 dat ze niet over de kennis bezit. Het gebruik van ‘ik denk’ dient als onzekerheidsmarkering, het is een gok, niet iets wat de spreker hier weet, maar wat ze verwacht of afleidt van wat ze over de betreffende situatie weet. Sequentieel gezien fungeert de hele uiting van Claudia als een

bevestiging van Leo’s claim in regel 2347.

FRAGMENT 2: 8 maart. Leo is op zoek naar het begintijdstip van een bepaalde briefing

2996. Leo: [okay. [•h nou ik [zal [E:hm:

2997. [((begint te bladeren in papieren)) 2998. Len/Cla: [ ((praten zacht met elkaar))

2999. Cla: [ºj:↑ah?° ((blik ri Len)) 3000. 0.8

3001. :  ik dacht dat 't om twee uur begon, 3002. [0.8

3003. Ren: [((kijkt op zijn papieren)) 3004. ºja.°

3005. (.)

3006. °twee tot kwart over tien.° 3007. (.)

3008. Leo: ºjah.° 3009. (.)

3010. twee tot kwart over tie:n. dus 't is 'n pittige briefing. 3011. 1.0

3012. Cla: zo! (da) kun je (dan) [wel stelleh, jah.] ah hah 3013. Mar: [kan je wel stelleh jah.]

Leo doet in dit fragment (r. 3001) een veronderstelling van de begintijd van een briefing. Hier is ‘ik denk’ in de verleden tijd gebruikt. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat hij deze kennis eerder heeft gehad maar nu een soort geheugenprobleem heeft om toegang te krijgen tot die opgeslagen kennis. Het zoeken in de papieren van Leo zelf is een poging om dat probleem op te lossen.

René gaat vrijwillig ook op zoek naar het begintijdstip en bevestigt Leo zijn vermoeden in regel 3003 en geeft daarbij nog meer informatie dan gevraagd door ook de eindtijd toe van de briefing te vermelden. Leo bevestigt die informatie weer door middel van herhaling en trekt zijn conclusie dat het een pittige briefing is (gaat worden). Claudia en Margriet zijn het daar mee eens.

(23)

P a g i n a| 21 geheugenprobleem. Uiteindelijk draagt hij ook de oplossing aan en levert de gevraagde kennis aan spreker 1.

Onzekerheidsmarkeringen kunnen ook van toepassing zijn op acties die nog in de toekomst gaan plaatsvinden, maar waar de spreker niet met zekerheid kan zeggen dat die acties ook daadwerkelijk plaats gaan vinden. Het volgende fragment geeft daar een illustratie van. FRAGMENT 3: 25 maart. Leo doet hier een voorspelling over de koers van de dollar.

21. Leo: en ook in Brasilië nu,

22. °(h`e daar wordt ammaal) in de DOllars beta:le,°

23. (0.2)

24. DOllars geexporteerd,

25. 1.0

26. Bar? hm

27. Leo: (da vange we dan weer g:g:- (.) °heh huh ghelhdh, hng hh°)

28. [(zoiets wel)

29. Cla: [da's wel gunstig. want de dollar staat laa:g.

30. 0.5

31. Leo: hoog:.

32. (.)

33. Bar: hoog.=

34. Cla: =is ie nou weer hoog? ¤<334556>

35. 0.6

36. Bar: [°jah.°]

37. Leo:  [ja ] ik denk dat ie- (.) morge nog wel verder omhoog schiet

38. als ze nog eve door bombardere.

39. 0.4

Het bovenstaande fragment is een vorm van premeeting talk. Na de discussie of de dollar nu hoog of laag staat doet Leo in regel 37 een voorspelling dat deze nog wel verder omhoog zal schieten. Hij maakt daarbij gebruik van het epistemische ‘ik denk’. Door ‘morgen’ te gebruiken maakt hij duidelijk dat het om een toekomstige actie en dus een voorspelling gaat. Hij geeft ook nog een toelichting waarom hij verwacht dat de dollar nog verder omhoog schiet, dat gebeurt namelijk ‘als ze nog eve door bombardere’ (regel 38).

Reflectie

Wanneer een spreker onzeker is over de waarheid of inhoud van de eigen uiting, kan ‘ik denk dat’ een onzekerheidsmarkering aangeven. De spreker doet een gok met betrekking tot de propositie. Een spreker zal hier vaak een voorspelling, verwachting of schatting mee geven. ‘Ik denk’ treedt hier op als een shield. De spreker maakt de andere gespreksdeelnemers duidelijk dat hij onzeker is over de waarheid van de inhoud van zijn uiting.

(24)

22 | P a g i n a

Als een spreker zijn mening wil geven of een oordeel wil vellen kan deze een assessment (Pomerantz, 1984) doen door middel van een ‘ik denk’ constructie. In dat geval is ik denk gebruikt als eerste paardeel. Ook wanneer een spreker het eens of oneens is met een uiting van een eerdere spreker en zijn reactie wil laten blijken, kan deze spreker een ‘ik denk’ constructie toepassen en op die manier zijn eigen mening subjectiveren. In dat geval komt dit voor als een tweede paardeel. De epistemische relatie van ‘ik denk’ is in tegenstelling tot de categorie in 3.2.1 niet weten, maar oordelen, waarderen, evalueren of analyseren. Schematisch ziet dat er als volgt uit:

OPINIEMARKER

kadert evaluatie in als oordeel van S zelf

De spreker projecteert een persoonlijk oordeel of een evaluatie. Door gebruik van framing (‘ik denk’) en het design van ingebedde zin is de hele uiting herkenbaar als een opinie van de spreker. Het design van de ingebedde bevat vaak evaluatieve lexis, zoals graduele adjectieven of oordeelspartikels.

Bij deze inhoudelijke functie gaat het erom wat de spreker vindt van het issue dat ter onderwerp staat. Behalve ‘ik denk’ te gebruiken kan een spreker ook ‘ik vind’ toepassen. In dat geval lijkt een spreker meer zeker te zijn van zijn eigen opinie. Er is dan sprake van een hogere definietheid. Bij gebruik van ‘ik denk’ creëert een spreker een stance ad hoc en sluit een spreker niet uit dat deze nog open staat voor alternatieven.

De plaatsing van ‘ik denk’ is ofwel preface, ofwel in de vorm van een matrixzin, waarbij de ingebedde zin geframed wordt. Het voordeel van het gebruik als preface is dat andere gespreksdeelnemers gemakkelijk kunnen herkennen dat het hier om een persoonlijk oordeel gaat.

De sequentiële, gespreksorganisatorische positie van deze vorm van ‘ik denk’ is voornamelijk aan het eind van een multi-unit turn of discourse unit. De spreker heeft vaak voor de uiting al argumenten gegeven en komt dan zelf tot een oordeel (assessment). Hoewel deze opinie persoonlijk (subjectief) is, nodigt deze vaak uit tot intersubjectiviteit. Dit kan door middel van het zoeken naar overeenstemming of uitnodigen tot een reactie. Op deze manier kan dit type gebruik functioneren als een stancetaking activity organizing practice

(Karkkaïnen, 2007).

Hoewel het opiniemarkerende gebruik vaak optreedt als eerste paardeel, kan het ook als tweede paardeel voorkomen. Dit is dan mogelijk een disagreementmarkering of een markering van epistemische onafhankelijkheid. Deze pragmatische functies komen respectievelijk in paragraaf 3.3.3 en 3.3.4 aan de orde. Onderstaand fragment is een

prototypisch voorbeeld van sequentie-initiërend gebruik van de opiniemarker in een eerste paardeel.

(25)

P a g i n a| 23 FRAGMENT 4: 8 maart. Rik beschrijft een aantal zaken en sluit af met een assessment.

4994. Rik: d'r zal ook 'n rapportage van komeh. die komt ook gewoon 4995. (ºhier te liggeh,)º daar zal overigens ook

4996. bevoorbeeld< 't 't issue< (.) PIpproces en: deliverables 4997. etcetera: e:h (0.3) hoe we dAt traject kunne verbetereh. 4998. 0.2

4999. 'tzal ook vanuit (0.3) de [insteek naar 5000. Cla: [m:.

5001. Rik: de landeh gekekeh wordeh. °dus°

5002. (0.6)

5003.  ik denk dat dat alleen maar< 'n e:h 5004. >compleet beeld< kan geveh straks. 5005. 2.0

5006. Leo: •hh[h

5007. Cla? [ºnjah.º 5008. [2.0

Bar: [((knikt instemmend, blik ri Rik)) 5009. Leo: pri↑ma,

5010. 1.5

Rik’s primaire doel tot en met regel 5001 (‘…de landen gekekeh wordeh’) is het leveren van informatie (die in zijn domein liggen). Hij draagt enige evidentie aan over de inhoud en gevolgen van een bepaalde bijeenkomst. Er zal een rapportage van komen (r. 4994) waarin staat hoe het traject van het productimplementatieproces en deliverables verbeterd kan worden ‘en ’t zal ook vanuit de insteek naar de landen gekeken worden’.

Na het opnoemen van de evidentie eindigt hij zijn uiting met ‘dus’ (r. 5001). ‘Dus’ lijkt in eerste instantie gebruikt om de conclusie impliciet te laten. Na het noemen van alle

(26)

24 | P a g i n a

leveren op Riks assessment. Uiteindelijk werkt Riks stellingname dus succesvol in het zoeken naar overeenstemming. Het gebruik van ‘ik denk’ lijkt hier succesvol in het interactioneel organiseren van stancetaking activities (Karkkaïnen, 2007).

Het is interessant om te zien dat de informatieverschaffing die Rik eerst levert als feitelijk wordt behandeld. De formuleringen zijn meer objectief, onpersoonlijk neutraal. Hij vermijdt het gebruik van ‘ik’ in zijn uitingen. Pas bij zijn oordeel over de

informatieverschaffing maakt hij gebruik van het ‘ik denk’ frame. Het gebruik van deze marker dient hier ook als transitiesignaal.

De volgende zes fragmenten gaan in op het topic over de wedstrijd waar de teamleden aan mee kunnen doen. In deze fragmenten doet Leo steeds een assessment. Het gebruik van ik denk lijkt vooral te dienen als subjectivering en framing (het geven van een oordeel) en niet zozeer als afzwakking, omdat Leo zijn taalgebruik verder intensiveert. Door middel van die

intensivering probeert hij zijn teamleden te overtuigen en te enthousiasmeren om mee te doen met de wedstrijd.

FRAGMENT 5: 8 maart.

2683. Leo:  •hh en ik denk dat dat 'n eh: dat 't 'n heel leuk e:h eh 2684. evenement is,

FRAGMENT 6: 8 maart.

2697. Leo:  e::hm >ik denk dat we d'r< heel veel van LE:reh, 2698. (0.6)

FRAGMENT 7: 8 maart.

2844. Leo: (ºomda-º) >waarom vind ik 't belangrijk?<

2845.  ik de[nk dat je ] Aa:, (0.3) •h eh:: eh door 2846. Len: [(>ºvoor de lol.º<)]

2847. Leo: dit spel: toch in- in aanmerking komt, (0.5) 2848. met eh: >met met< allerlei [ideeë en gedachteh, 2849. Cla? [(ºhm:.)

2850. 0.3

2851. Leo: •h met eh met HE:le goeie professionele spelers op dit gebied, 2852.  >ik denk da dat-< (.) 'n waanzInnige leerervaring is.

(27)

P a g i n a| 25 2858. Leo:  maar >ik- ik- *ik-* ik< denk dat 't 'n absolute

2859. must is (0.4) om hier aan mee te doen. 2860. (0.2)

2861. [dat meen ik echt. als je je vak serieus neemt, •h 2862. Cla? [(ºº ºº)

2863. Leo: is dit 'n he:le leuke uitda[ging.

Leo voert enkele minuten een betoog om zijn team enthousiast te maken en in te schrijven voor een wedstrijd. In de fragmenten 5 en 6 geeft hij daarvoor twee redenen. Hij beweert dat het niet alleen een heel leuk evenement is (r. 2683), maar dat ze er ook heel veel van leren (r.2697) Beide gaan gepaard met de intensifier ‘heel’. Opmerkelijk is ook dat Leo zijn bewering dat ze er veel van leren niet afzwakt, maar als een feit stelt. Ze kunnen er niet heel veel van leren, maar ze gaan er sowieso veel van leren.

In fragment 6 in regel 2844 gebuikt Leo een nogal merkwaardige constructie. Hij stelt zichzelf namelijk een vraag (zonder dat deze door iemand anders gesteld is) en geeft daarbij gelijk een antwoord. Hij kondigt zo expliciet aan waarom hij het belangrijk vindt. Door de snelle uitspraak is dit te herkennen als een zogenaamde personal aside, een vorm van

engagement volgens Hyland (2005). Engagement lijkt op het uiten van een stance, maar vindt plaats vanuit de positie van de recipiënt.

In regel 2845 volgt Leo zijn assessment. Het tweede assessment van Leo in regel 2852 is geconstrueerd zoals in de fragmenten 7 en 8, ik denk dient daar weer als frame en

subjectivering. Deze vorm van ‘ik denk’ zit aan het eind van zijn beurt en vormt een soort opsomming van zijn vorige argumenten. Door intensiverend taalgebruik (‘waanzinnig’) drukt hij zijn oordeel krachtiger uit.

In het laatste fragment van zijn betoog (7-8) doet hij nogmaals een assessment, dit keer met de extreme case formulation ‘absolute must’ (r.2858). In regel 2861 toont hij daar

volledige commitment mee met de extreme case formulation ‘dat meen ik echt’. Daar voegt hij nog aan toe dat als het ‘een hele leuke uitdaging is als je je vak serieus neemt’. ‘Hele’ is een intensifier en ‘leuk’ is een positieve evaluatie. Het gebruik van ‘ik vind’ in dit fragment zou hier voor een sterkere overtuiging hebben gezorgd: ‘ik vind dat het een absolute must is om hier aan mee te doen’, maar door ‘ik denk’ te gebruiken behouden de andere gespreksdeelnemers hun vrijheid om zelf een beslissing te maken.

Een paar minuten later, wanneer het topic op het einde loopt benadrukt Leo nog eenmaal dat hij een voorstander is om mee te doen met de wedstrijd.

FRAGMENT 9: 8 maart.

3035. Leo: [MAAR: EH JONGENS ECHT, (ik ben- nee want- nee) ik ben 3036. er heel erg enthousiast over.

3037. 0.6

(28)

26 | P a g i n a

3040. jAh? 3041. (.)

3042. Cla: jah. 3043. 0.3

Leo begint zijn beurt met een soort conclusie van de door hem aangevoerde argumenten (behandeld in de vorige fragmenten) In dit fragment houdt Leo enkele pauzes waarbij zijn beurt in principe voltooid is. De gewenste reactie is de overeenstemming van zijn teamleden, maar deze reactie blijft uit in regel 3037 en 3039, ondanks zijn assessments met geïntensiveerd taalgebruik als ‘echt’ in regel 3035 en ‘heel’ in regel 3038. In regel 3040 tot slot vraagt hij expliciet om overeenstemming door ‘jah?’. Claudia antwoordt daarop met een minimale respons.

In dit fragment is goed te zien hoe de spreker die een oordeel geeft blijft zoeken naar een (positieve) respons bij de andere gespreksdeelnemers, zodat er onderhandeld kan worden over de stance, met als doel een shared stance te bewerkstelligen. Na het eerste oordeel volgt er een mogelijk voltooiingpunt en een korte pauze, waarna uiteindelijk zelfselectie plaatsvindt en Leo de beurt voortzet. Hier lijkt de ‘ik denk’ uiting onvoldoende om de gewenste reactie uit te lokken. Pas na het expliciet vragen om een respons krijgt Leo deze in de minimale vorm van Claudia.

Reflectie

Als een spreker een evaluatie of oordeel wil geven of een assessment wil doen over een situatie die thematisch is, kan ‘ik denk’ dienen als opiniemarkering. In dit geval is de betekenis van ‘ik denk’ het geven van een oordeel. Voorafgaand of juist na het uiten van een oordeel geven sprekers argumenten of redenen die de stellingname van de spreker steunen. Dit kan feitelijke informatie zijn, maar kunnen ook persoonlijke argumenten zijn. De meeste wenselijke reactie bij een opiniemarkering is overeenstemming, in de vorm van een tweede paardeel.

3.2.3 Gebruik voor wenselijkheidsstellingname

Door middel van ‘ik denk (dat)’ doet een spreker een voorstel voor een bepaalde toekomstige actie. Een spreker kan daar mogelijk ook gebruik maken van het opnoemen van eigenschappen die voor- of nadelen benadrukken om zijn eigen mening te verstevigen. Ook kan de spreker gebruik maken van de mogelijkheid om het belang van het voorstel te benadrukken,

bijvoorbeeld door gebruik van het modale werkwoord moeten, wat in dit soort uitingen zoveel betekent als: het is verstandig/nodig/raadzaam om… De epistemische relatie van ik denk in dit soort uitingen is plannen of een wenselijkheidsstellingname. Deze factor onderscheidt de inhoudelijke functie van de opiniemarkering genoemd in 3.2.2. De spreker heeft hier als handeling het doen van een voorstel, met als achterliggend doel het overtuigen van de andere gespreksdeelnemers. Schematisch ziet dat er als volgt uit (zie volgende pagina):

(29)

P a g i n a| 27 Inhoudelijk gezien gaat het dus om een verschil tussen nu en de wenselijke toestand, of beter gezegd de toestand die de spreker wenselijk acht. Het achterliggende doel hiervan is

voornamelijk het oplossen van problemen of het bepalen van beleid. Om die reden is de uiting geframed. De wisselwerking tussen de framing componenten en de beschrijving van een plan maakt de uiting afwijkend van een opiniemarkerende uiting en herkenbaar als

oplossingsvoorstel.

De positie van deze vorm kan zowel aan het begin van een discourse unit zijn, maar ook aan het eind. De plaatsing is afhankelijk van de aangebrachte argumenten. Een spreker kan er dus voor kiezen eerst argumenten aan te dragen en dat uiteindelijk te besluiten met een wenselijkheidsstellingname of juist daarmee beginnen en vervolgens argumenten aandragen die de wenselijkheidsstellingname ondersteunen.

Omdat het plan waarover een oordeel gegeven wordt vaak ook van toepassing is op andere gespreksdeelnemers werkt dit type mening als een voorstel voor een toekomstige handeling. Als wenselijkheidsstellingname nodigt dit type uiting uit tot agreement, als handelingsvoorstel tot acceptatie.

Op pragmatisch vlak initieert of organiseert de wenselijkheidmarkering de stancetaking activity doordat er een beleidsveranderend voorstel mee gedaan wordt als eerste paardeel. Dit eerste paardeel wordt voorgelegd aan de andere recipiënten en dusdanig geframed dat het uitnodigt tot overeenstemming.

FRAGMENT 10: 8 maart. Verit heeft gewerkt aan een opdracht voor Current. De resultaten zijn echter nog niet bevredigend.

1640. Cla: MAAR- eh WAT- WAT [DUS VERIT NU GEMAAKT heeft hè, 1641. Leo: [°jah

1642. Cla: >wil ik dan even zeggeh.< is dus eigenlijk niet goe:d. 1643. (0.9)

1644. ze hebbeh 'n proces gezegd. maar ze: hebben dus niet 1645. omschreven wat de input is, en wat de deliverables zijn. 1646. (0.6)

1647. in de verschillende sta- bij de 1648. [verschillende stappeh]

1649. Leo: [neE:: dat-] dat moet nu 1650. [ºgoed geregel-]

(30)

28 | P a g i n a

1653. Cla:  en >ik denk [inderdaad< dat wij zelf ook- (0.3) 1654. Leo: [jah.

1655. jaAh, dat hebbeh [ze-

1656. Cla:  [met 'n voorstel moeteh ko:meh,= 1657. Leo: =>ze hebbeh- ze hebbeh< dus wel aangegeven:- (0.7) °ehº 1658. waar zij- i- in welk- (.) stadium van 't proces zij: 1659. 'n rol voor zichzelf zien,

1660. 0.2 1661. Cla: ºhm↓m.º 1662. 0.5

1663. Leo: dat hebbeh we ook besp[rokeh. 1664. Rik? [°ja. 1665. 0.3

1666. Leo: º>op schiphol?<° 1667. (.)

1668. Cla: jah:_ 1669. 0.5

1670. Leo: thh maa:r eh:: (0.2) eh: dat moet wel wat handen 1671. en voeten hebben >ten aanzien van< van objectives

1672. en deliverables.

1673. (0.2)

1674.  jah. ºben'k mee eens.º 1675. (0.7)

1676. ºjahº

(31)

P a g i n a| 29 In de reactie van Leo is te zien dat hij eerst een correctieachtige aanvulling geeft op de analyse van Claudia, hij neemt dus deel aan haar stancetaking activity. Dit valt onder het aligning proces van Du Bois (2007). Vervolgens geeft hij aan het wel eens te zijn met haar opmerkingen (regel 1674). Het is echter niet duidelijk of hij het eens is met het oordeel van Claudia dat Verit nog het een en ander moet aanvullen of dat hij het eens is met haar voorstel om zelf met een voorstel te komen. Doordaat daar geen reactie meer op komt laat dit fragment als geheel duidelijk zien dat het toepassen van ‘ik denk’ als wenselijkheidsstellingname

uitnodigt tot een tweede paardeel en dan met name bij voorkeur voor een tweede paardeel met overeenstemming.

FRAGMENT 11: 25 maart. Barend doet een voorstel.

2406. Ren: >en als je 't over below the line efficiency hebt,< en je 2407. kun:t, (0.8) die centralisering van- van producties tot: 2408. s:tand brengen binneh [pip, •h[h en je kunt je concept 2409. [((Ha ri Bar's doc))

2410. Bar: [hmhm.

2411. Ren: beter beheerseh en je kunt die kosteh daar bespareh, 2412. (nou:) (0.3) °da's ook Rik (z'n belangrijkste

2413. pArject.°°) 2414. Bar: °hm:.

2415. 0.3

2416. Arj: maar ↑Rik- kan:- Rik zou dan eigenlijk namens (Virginia) 2417. toch wel ('t final answer op [moete geven. °toch [wel.°°) 2418. Ren: [°jah,

2419. Bar: [jah! 2420. want dus eh-wij moeteh 't (vanmi-)=

2421. Arj: =CHECKT die 't dan nog met de °andere regi[o's?°° 2422. Bar: [nou *moeteh 2423. we kij-* (.) kijk! (.) dit is [ons: di's ons voorstel. 2424. Cla: [°nee:h.

2425. Bar:  ik denk dat wij als afdeling hier fvoor moeteh gaan 2426. ja: of nee. en >dat als< we dat wel doen,

2427. °dan moeteh we dus dat gaan besprekeh met eh:°° 2428. (.)

2429. Arj: (nou zek[er nu we ook tijdswinst hebbeh.)]

2430. Cla: [Europa is ↑toch meestal de ee]rste waar we 2431. introduce:re[h

2432. Bar: [°ja, 2433. 0.4

2434. ja[h.

(32)

30 | P a g i n a

2436. geholpe[n.

2437. Bar: [°jah. 2438. 0.6

Vanaf regel 2406 is René bezig met het elaboreren van een bepaalde situatie, namelijk dat Rik er baat bij heeft dat er bespaard kan worden op kosten. Barend geeft daarbij korte responses om te laten zien. Arend Jan oppert vervolgens in regel 2416 dat Rik daar toch zelf wel het laatste antwoord op moet geven en Barend bevestigt dat en wil de beurt overnemen om een voorstel te doen. Arend Jan onderbreekt hem nogmaals, maar uiteindelijk kan hij zijn uiting toch afmaken. Daarbij maakt hij gebruik van een ‘ik denk’ constructie om een

wenselijkheidsstellingname te doen (regel 2425). Arend Jan voegt nog wat aan de stance van Barend toe en ook Claudia gaat positief in op de stance. Ze geeft echter nergens nadrukkelijk instemming met de stance, maar brengt ook eigen epistemische perspectieven om bij te dragen aan dezelfde stance.

Barends uiting is een soort oproep tot shared stance. Hij spreekt namelijk deels in de 'ik' vorm en deels in de 'wij' vorm. Hij adresseert de andere gespreksdeelnemers door 'wij' te gebruiken en nodigt hen daarmee ook uit om op de stance te reageren, omdat zij ook deel uitmaken van het object van de wenselijkheidsstellingname. Het expliciet noemen van de ander is een vorm van engagement (Hyland, 2005), een tactiek die een schrijver of spreker kan gebruiken om zich te relateren aan de lezer of luisteraar. In tegenstelling tot de autoritaire stempel die een spreker drukt bij het uiten van een stance, ligt het perspectief bij engagement bij de recipiënt. Daarnaast geeft Barend ook al een extra stap, namelijk wat er moet gebeuren als ze inderdaad ingaan op zijn voorstel (regel 2426: ‘als we dat wel doen’)

Reflectie

Wanneer een spreker de andere gespreksdeelnemers wil overtuigen van een bepaalde opinie kan ‘ik denk dat’ dienen als markering voor wenselijkheidsstellingname. Enerzijds kan de spreker in zo’n geval het voordeel benadrukken van zijn voorstel. Dit kan door middel van positieve evaluatieven, zoals: ‘ik denk dat het goed is om…’. Anderzijds kan de spreker ook het belang benadrukken van het voorstel, door bijvoorbeeld het werkwoord moeten: ‘ik denk dat we moeten kijken naar…’. Een combinatie van beide strategieën is ook mogelijk. Net als bij de opiniemarkering geeft de spreker ondersteunende argumenten voor of na de

wenselijkheidsstellingname. Deze argumenten kunnen berust zijn op feitelijke informatie, maar ook subjectief van aard zijn. Eveneens als bij de opiniemarkering heeft ook hier overeenstemming de voorkeur als tweede paardeel. Het gebruik van ‘ik denk’ als

(33)

P a g i n a| 31 3.3 Pragmatische functies ‘ik denk dat’

Behalve een inhoudelijke functie kan het gebruik van ‘ik denk’ verschillende pragmatische functies vervullen. De pragmatische functie van het gebruik van het ‘ik denk’ fragment is het resultaat van enerzijds de inhoudelijke betekenis gebaseerd op de zinsinterne wisselwerking van het ‘ik denk’ frame met de rest van de uiting, anderzijds van de uitingsexterne

wisselwerking van de ‘ik denk’ uiting met de context, dat wil zeggen waar de ‘ik denk’ uiting gemaakt wordt en hoe die zich tot de context verhoudt. (Mazeland, ongepubliceerd). De pragmatische functies van ‘ik denk’ hebben dus betrekking op de organisatie van gesprekken en bevinden zich op sequentieel niveau.

Er zijn vier pragmatische hoofdfuncties te onderscheiden: 1. Transitiemarkering

2. Afzwakkend (hedge) 3. Disagreementmarkering

4. Markering epistemische onafhankelijkheid

Daarnaast kan de uiting ook een quotemarkerende functie hebben. Zie het volgende voorbeeld, waarbij Leo een herinnering oproept en gebruik maakt van de verleden tijd van ik denk. FRAGMENT 12: Leo bespreekt hier een voorstel van een externe partij waar hij niet tevreden over is.

3400. Leo: (…) en *e:h* (0.4) als je goed 't voorstel doorlas:, (0.6) 3401. nghrhng ((schraapt)) (0.5) en en en kee:k wat ze

3402. allemaal wildeh in ko:peh, dan beteken(de) dat eigelijk dat 3403. hun toegevoegde waa:rde d'r nauwelijks was:.

3404. •h omdat ze eigelijk meteen toegaveh 3405. dat ze ('r) geen verstand van hebbeh.

3406.  •h en wat ze almaal wildeh inkopeh (ºtoenº) dacht ik 3407. van ja:h jonges. maar dit- dit ga ik niet [doen voor 3408. Cla: [ja:h, 3409. Leo: ne:genhonderd duizend guldeh,

3410. 0.6

3411. en ik heb nu voor 'n fractie van dat bedrag, (0.3) e:cht 3412. 'n fractie, •hh heb ik dus: (.) hopelijk wel 'n goed vf- 3413. ehm e:hm eh:m [ehm rapport,<

(34)

32 | P a g i n a

interessant als functie in een besluitvormingsproces of andere typerende situaties die voorkomen in bedrijfsvergaderingen. Om die reden is deze functie verder niet uitgediept.

Geen van eerder genoemde inhoudelijke relaties sluit een bepaalde pragmatische functie uit. Er is echter wel sprake van een sterkere associatie tussen bepaalde inhoudelijke relaties en pragmatische functies. Onzekerheidsmarkeringen zijn uitermate geschikt om een de stance van de spreker af te zwakken en het gebruik als opiniemarkering heeft een sterke

associatie met de disagreementmarkering. De meest algemene pragmatische functie lijkt de transitiemarkering te zijn, maar dat is mogelijk ook een definitie-effect, op het moment dat er sprake is van markering van een specifieke pragmatische functie dan is er ook sprake van een transitie van de een of andere soort (Mazeland, nog te publiceren).

In de volgende paragrafen zijn achtereenvolgens de volgende pragmatische functies met illustrerende voorbeelden nauwkeurig omschreven: transitiemarkering, afzwakking, disagreementmarkering en markering voor epistemische autoriteit.

3.3.1 Transitiemarkering

Een transitiemarkering is mogelijk met alle soorten inhoudelijke functies, maar lijkt vooral gedaan te worden met het opiniemarkerende en het wenselijkheidsformulerende type.

Fragment 13 laat hetzelfde patroon zien als eerder ook al geschetst werd voor fragment 4 (zie § 3.2.2), transitiemarkerend gebruik van het opiniemarkerende type:

FRAGMENT 13: 8 maart. De zaken lopen niet helemaal op rolletjes. Leo somt op waarom dat het geval is en spreekt een verwachting uit wanneer het volgens hem beter zal gaan.

796. Leo: dat zal zich moeten bewijzeh in de komende wekeh. 797. (.)

798. e:h (0.5) eh: meneer (0.3) b- eh (1.1) bob rymer is 799. nog niet, e::h (0.6) ºeh in placeº

800. 0.6

801. die: gaat nog- >moet nog< verhuizeh, komende wekeh (0.2) 802. vanuit ho- hong long naar ºeh (0.6) •h londeh,

803. (0.7)

804.  •h eh:m (.) dus ik- ikzelf

805. denk dat-da[t medio apri- >zeg maar in de-< (0.8) 806. Cla: [met suiker?

807. Leo: •hh[ (0.4) vanaf de tweede helft april:, (1.1) 808. Cla: [lekker

809. Leo:  st- denk <ik dat> zake beter gaan lopeh. 810. (0.5)

(35)

P a g i n a| 33 813. •h duweh trekken slaan schoppeh (0.8) •hh(eh zal betekenen.) 815. 0.8

In regel 804 maakt Leo binnen een grotere discourse unit een overgang van feitelijke

informatielevering (tot en met regel 802), waarbij hij het gebruik van ‘ik’ vermijdt en zodoende objectief taalgebruik toont, naar een beoordeling van de zojuist beschreven ontwikkelingen. Het ‘ik denk’ fragment markeert die overgang van informatieverschaffing naar stancetaking. Leo’s uiting is evaluatief van aard en spreekt tevens een verwachting uit. Dat het om een verwachting gaat is te zien aan diverse kenmerken. Ten eerste zijn de werkwoordconstructies ‘gaan lopen’ (r. 809) en ‘zal betekenen’ (r. 814) in een toekomende tijd. Ten tweede gebruikt Leo de termen ‘tot die tijd’ (r. 811) en ‘voorlopig’ (r. 817). ‘Tot die tijd’ stelt dat de uitspraak geldt vanaf nu tot het moment dat de zaken naar verwachting beter gaan lopen. ‘Voorlopig’ geeft een komend onbepaald tijdsbestek aan.

In de uiting maakt Leo tweemaal gebruik van 'denk ik'. De tweede maal lijkt het

inserted gebruik ervan te wijzen op een functie als return/linking device. Er ligt namelijk geen nadruk op deze tweede ‘denk ik’. Wanneer Leo dit wel had gedaan had hij het als een soort afzwakking gebruikt, een vorm van delicateness.

In onderstaand fragment is eveneens sprake van het transitiemarkerende gebruik voor het wenselijkheidsformulerende type. Na een probleemillustrerende vertelling volgt een wenselijkheidsstellingname.

FRAGMENT 14: 8 maart. Lennart elaboreert een probleem en komt tot een conclusie.

1875. Len: (...) ik zeg dat lukt niet. we hebbeh 'n mooi proce:s. 1876. jah, nee. waarom lukt dat nie:t? we hebbeh nou 'n nieuw 1877. team en eh nieuwe mensen, >noem maar op.< zo wordt 1878. ('r) gepraat.

1879. (0.7)

1880. •h (ik zeg) nou 't lukt gewoon niet.< kijk alleen

1881. d'r zit al- (.) (d'r) zit al eh 'n maand vakantie tusseh. 1882. moet nog onderzoek doen.

1883. (.)

1884. jah maar jij hebt toch geen vakantie (ºgekregen.) 1885. 0.4

1886. Mar? (ºhmhuh) 1887. 0.8

1888. Len:  wat ik bedoel te zeggeh is:, ik denk dat we serieus 1889. naar: >meer< (.) naar ons marcom campaign

(36)

34 | P a g i n a

1892. Cla: [jah, maar da dat] kan] 1893. nooit de bottleneck zijn dan:-

Lennart heeft in de paar minuten hier vooraf een verslag gedaan van zijn gesprek met de heer Onkenhout die geëist heeft dat het werk in september klaar moet zijn. Dit lukt echter niet volgens Lennart omdat het marcom campaign development proces volgens hem niet goed in elkaar steekt. Tot regel 1884 is hij bezig met een probleemvertelling. In regel 1888 vat hij zijn verhaal samen met ‘wat ik bedoel te zeggen is…’, en komt tot een voorstel: ‘ik denk dat we serieus meer naar ons marcom campaign development proces moeten gaan kijken’. Dit is een voorbeeld van wenselijkheidsstellingname.

In dit geval lijkt de stance marker ‘ik denk’ in samenwerking met de parafrasepArjectie ‘wat ik bedoel te zeggen is…’ te fungeren als een specifiek type grensmarkering. Lennart

markeert hier de conclusie van zijn verhaal, maar tevens ook de afsluiting van zijn lange

bijdrage in het gesprek. Claudia gaat in regel 1892 gelijk ik op de zinnigheid van het voorstel en doet gelijk een tegenwerping. Lennarts eerste stance maakt een tweede stance sequentieel relevant van een relevante andere deelnemer.

Ook is het mogelijk dat er een transitiemarkering volgt in combinatie met een

onzekerheidsmarkering. Hoewel het onzekerheidsmarkerende gebruik primair de onzekere status van de propositie markeert kan ook dit gebruikstype onder geschikte contextuele voorwaarden een overgang signaleren. Onderstaand fragment is daar een voorbeeld van. FRAGMENT 15: 8 maart. Leo en Rik hebben voor dit fragment een briefing besproken. Rik vond deze uitleg niet helemaal duidelijk, maar Leo spreekt dat tegen.

540. Rik: ºm- ja:h, >maar ook<º (.) °hè.° die instructie 541. was niet helemaal helder hoo↑:r?

542. (0.2)

543. Leo: ja: maar die is daarna [(toen) ] toch [weer aangevuld.] 544. Rik: [((kuch))]

545. Rik? [(° °)] 546. 0.7

547. Leo: °en° aangescherpt. en gede[tail]leerd verder 548. Rik: [ºoh!]

549. Leo: °door eh (0.8) door Ef Em Ee.° 550. (0.9)

551.  •hH JAh ik Eh:m (0.6) ik- ik denk dat ik morgeh wat meer 552. hoor. ik- >of ik zal< aan 't eind van de dag >(za'k)< 553. Jones wel even pRikereh te bereikeh.

(37)

P a g i n a| 35 Leo heeft eerder in deze episode al beloofd dat hij vandaag of morgen bij Jones zal informeren over het verloop van besluitvorming elders in het bedrijf. Na een kort intermezzo met Rik over de passendheid van de te verwachten beslissingen volgt een transitie en komt Leo terug op de belofte om te informeren bij Jones. Deze overgang is ook prosodisch herkenbaar. Leo was zachter aan het praten, een techniek die typerend is voor het afsluiten van een episode, om vervolgens bij de transitie weer luider te gaan praten.

Leo’s uiting ‘ik denk dat ik morgen wat meer hoor’ (r. 551) spreekt een verwachting of voorspelling uit, maar bevat wel een factor van onzekerheid. Leo verwacht morgen meer te horen van Jones, maar kan dat niet met zekerheid zeggen. Het is namelijk niet expliciet

afgesproken dat hij dan ook daadwerkelijk meer informatie krijgt, in dat geval had hij namelijk kunnen zeggen: ‘morgen hoor ik meer’. Het gebruik van ‘ik denk’ dient hier dus als shield (Prince, Frader & Bosk, 1982). Ook doet Leo geen belofte in hoeverre hij morgen helemaal op de hoogte is. Het gebruik van ‘wat’ in die uiting toont dat aan. Vergelijk: ‘ik denk dat ik morgen iets meer hoor’.

Fragment 16 illustreert eveneens een voorbeeld van het transitiemarkerende gebruik in combinatie met een onzekerheidsmarkering. Rik vraagt (regel 2891) wat de te winnen prijs is bij een bepaalde wedstrijd. De andere gespreksdeelnemers geven daarop serieuze en niet serieuze antwoorden. Uiteindelijk gokken de deelnemers serieus naar een antwoord. Daarmee markeren ze ook een overgang naar een ander epistemisch perspectief.

FRAGMENT 16: De gespreksdeelnemers discussiëren over een te winnen prijs wanneer zij meedoen aan een trainingsachtige competitie.

2891. Rik: wat is de prij:s? 2892. (0.3)

2893. Leo: hi[:hH ((lachend))

2894. Ren: [('n weekje vrij.) huh eh

2895. ???: heh huh heh [heh heh ((iedereen lacht)) 2896. ??? [(ºwil je't wet[eh?)

2897. Len: [Audi Tee [tee. 2898. Leo: [eh:::[:m

2899. Cla: ['n weehkjeh Ihslah Mahrgahrh↑ithah. 2900. eh[heh,

2901. Ren: [heh hehehhuhheh

2902. (...)

2903. Leo: ik heb geen: idee. 't zal 'r wel ergens- 't zal

2904. 'r wel in staa[n.

2905. Cla: [in de hall of fame den[k ik.

(38)

36 | P a g i n a

2907. n e[h: (hoe noem je zo'n-) zo'n ding:,

2908. Cla: [(da is 't.)

2909. Leo: zo'n glazeh- plexiglazeh zuiltje

2910. met een of andereh: gouweh di[ng d'rop. 2911. Rik: [nghrhm.

2912. (.)

2913. Leo: (geschr[oefd.) 2914. Rik: [ehheh heh. 2915. (.)

2916. Leo: (•h zoiets) meestal.

De inhoudelijke functie van ‘ik denk’ in regel 2906 is een onzekerheidsmarkering. Leo gokt naar een antwoord en past daarop flink wat hedges toe. ‘Zo‟n ding, zo‟n glazen- plexiglazen zuiltje, met een of andere gouwen ding erop’. De gecursiveerde woorden zijn allemaal

voorbeelden van rounders volgens de theorie van Prince, Frader & Bosk (1982). Een precieze omschrijving blijft echter uit en de andere gespreksdeelnemers hebben enigszins fantasie nodig om een beeld te vormen van de prijs die ze kunnen winnen. De schatting van Leo is gebaseerd op inferentie. Hij weet namelijk niet wat de prijs echt is, maar baseert zich bijvoorbeeld op prijzen die eerder zijn gewonnen en inderdaad het uiterlijk hadden van een plexiglazen zuiltje met een gouden ding erop. Het bewijs daarvoor is te zien in regel 2916: ‘zoiets’ en ‘meestal’.

Sequentieel gezien is de ‘ik denk’ bijdrage van Leo een postexpansie waarin een eerder gedisprefereerd tweede paardeel gereviseerd wordt. Na een korte fase met niet serieuze antwoorden, antwoordt Leo in eerste instantie namelijk ‘geen idee’ (regel 2903) op de vraag van Rik. Met zijn ‘ik denk’ constructie doet hij toch een poging door middel van een gok op basis van inferenties om Rik alsnog een bevredigend antwoord geven.

Claudia geeft eveneens een antwoord met een ‘denk ik’ constructie. Hier is ‘denk ik’ geplaatst aan het eind van de beurt (post completion), maar vervult wel dezelfde functie als Leo’s bijdrage. Dat Claudia ook serieus antwoordt, heeft te maken met de transitie die Leo in de beurt daarvoor heeft aangekondigd (regel 2903). Andere epistemische perspectieven (niet serieus, niet weten) zijn reeds verkend en daarom verschuiven de deelnemers deze

postexpansiefase gemeenschappelijk naar een ander epistemisch perspectief: niet weten, maar gokken.

Reflectie

(39)

P a g i n a| 37

3.3.2 Afzwakkend (hedge)

Het pragmatische gebruik als afzwakker (hedge) sluit conceptueel nauw aan bij de inhoudelijke functie van onzekerheidsmarkering behandeld in paragraaf 3.2.2. Gespreksdeelnemers gebruiken afzwakkers als vorm van beleefdheid, maar ook om

onzekerheid te benadrukken. Onderstaand fragment laat een vorm van afzwakking zien als tweede turn completion unit van een tweede paardeel.

FRAGMENT 17: 8 maart. Het topic is een commercial die nog in ontwikkeling is bij een externe partij. De werkzaamheden lopen echter behoorlijk achter op schema.

3990. Cla: met andere woor↑deh,(0.8) ending: kan ik wel vergeteh. 3991. (.)

3992. de muzie:k- (.) kan ik eigenlijk ↑ook wel °vergeteh?°° 3993. 0.6

3994. Leo: eu:↓:°hm:°° (0.7) (•t)(.) jah! 3995. (.)

3996.  [ik heb- ik- °ik-° ] [ik denk 't wel, 3997. Len? [(°klingt interessant.°)] ((tot Bar))

3998. Rik? [jah! 3999. 0.8

4000. Lz/Ba: [((kijken beiden ri Cla))

4001. Leo: als (ik) mij [nu eerlijk in de ogeh kijk kan ik 4002. geen an:der antwoord< op geveh.

Claudia doet een veronderstelling dat vanwege de achterstallige werkzaamheden bij het externe bureau ze de ending wel kan vergeten en naar aanleiding daarvan de muziek ook. Leo antwoordt daar in eerste instantie bevestigend op met ‘ja’ (regel 3994), maar zwakt dat later af tot een inschatting met ‘ik denk ’t wel’. Er is dus hier sprake van epistemische onzekerheid bij een spreker met betrekking tot de propositie. Leo geeft op de vraag van Claudia in eerste instantie een niet geprefereerd tweede paardeel, maar zwakt dit in tweede instantie af. Door dit alsnog toe te voegen laat hij de optie open dat er toch een mogelijkheid bestaat dat de muziek toch nog wel gerealiseerd kan worden. Leo baseert zijn uiting echter wel op epistemologie, want gezien de omstandigheden bij het bureau lijkt het hem onwaarschijnlijk dat de muziek nog op tijd klaar is.

De aarzeling van Leo in zijn beurt (regel 3996) laat zien dat de beslistheid die uitgaat van ‘jah’ wordt afgezwakt met als gevolg een afzwakker in de vorm van ‘ik denk het wel’. De aarzelingen en delays wijzen erop dat de bevestiging van Claudias constatering ook voor hem een ongewenste conclusie is waaraan hij zich ook liever niet zou committeren. Hij laat dat ook merken aan Claudia in regel 4001: ‘als ik mij nu eerlijk in de ogen kijk, kan ik geen ander antwoord geven’.

(40)

38 | P a g i n a

deze worden niet vooraf geframed, maar achteraf afgezwakt. De volgende drie fragmenten bevatten zo’n vorm. Sprekers gebruiken daarbij ‘denk ik’ als post-completion.

FRAGMENT 18: 8 maart. Leo en de overige teamleden discussiëren of het nodig is om een loopteam aan te stellen. Claudia vindt van niet.

1090. Leo: 't verschilt ook hEel: erg, of je 't over 'n- (0.5) 1091. over 'n category campagne hebt,

1092. (0.4)

1093. dat zi- daar zitteh oo:k- (0.5)

1094. >eh< d´r is nie:t 'n 'n ee- eenvoudig

1095. sl[euteltje wat op alle slotjes past, ºnog.] 1096. Bar: [((geblader)) ] 1097. (0.2)

1098. Cla: [nee maar [dAar moeteh we >dan misschien over hebbe. 1098. [((ri Leo))

1099. Leo: [vind ik.

1100. Cla:  want ik denk voor: eh: (0.3) body beau:ty, (0.9) 1101. the big idea hè? >van de analogie [met natuur,< [dat-

1102. [((blik ri Mar [((terug Leo)) 1103. dat dat ligt 'r.

1104. (0.4)

1105. Cla:  dus in feite hebben we dat soeper loo:p, (0.8) ↓team:, 1106. Mar: nie meer [no:[dig.

1107. [((1 lichte knik))

1108. [((Barend bladert kort))

1109. (0.4)

1110. Cla:  denk ik, niet meer zo heel hard nodig. 1111. (.)

1112. Leo: ºneeh.° 1113. 0.5

1114. Cla:  niet voor dat in ieder ge[val

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze nadere regel richt zich op de subsidiëring van arrangementen NT2 onderwijs zoals genoemd op pagina 6 van het visiedocument. Deze arrangementen hebben als doel NT2 kinderen

Zo zullen de monniken altijd gereed zijn, en zodra het teken gegeven wordt, staan ze zonder weifelen op en haasten zich naar het werk Gods, waarbij zij trachten elkaar voor te

Je moet van hem houden met je hele hart, met je hele ziel, en met je hele verstand.» Maar de tweede regel is net zo belangrijk: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden

De drie andere toeslagen (Huurtoeslag, Zorgtoeslag, Kinderopvangtoeslag) vertonen het zelfde beeld. Voor het goed of fout vaststellen van de voorlopige toeslag maakt het

In hoofdstuk 10 hebben we laten zien dat voor gemeenten aansprakelijkheid en risico om aansprakelijk gesteld te worden niet belemmerend werkt in hun behandeling

Om de praktijk te ondersteunen geeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) in deze RJ-Uiting nadere guidance ten aanzien van de verwerking, presentatie en

B11.111a Kortstondige vermindering of vrijstelling van betaling van reeds lopende leasecontracten als gevolg van de impact van Covid-19 mogen in afwijking van de lineaire

Op grond van artikel 15 lid 5 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vermeldt de toegelaten instelling volkshuisvesting de beleidswaarde (zoals deze