• No results found

Gebruik voor wenselijkheidsstellingname

In document Stance in vergaderingen (pagina 28-47)

Door middel van ‘ik denk (dat)’ doet een spreker een voorstel voor een bepaalde toekomstige actie. Een spreker kan daar mogelijk ook gebruik maken van het opnoemen van eigenschappen die voor- of nadelen benadrukken om zijn eigen mening te verstevigen. Ook kan de spreker gebruik maken van de mogelijkheid om het belang van het voorstel te benadrukken,

bijvoorbeeld door gebruik van het modale werkwoord moeten, wat in dit soort uitingen zoveel betekent als: het is verstandig/nodig/raadzaam om… De epistemische relatie van ik denk in dit soort uitingen is plannen of een wenselijkheidsstellingname. Deze factor onderscheidt de inhoudelijke functie van de opiniemarkering genoemd in 3.2.2. De spreker heeft hier als handeling het doen van een voorstel, met als achterliggend doel het overtuigen van de andere gespreksdeelnemers. Schematisch ziet dat er als volgt uit (zie volgende pagina):

ik denk dat voor-/nadeel formulering of benadrukken belang (optioneel) plan toekomstige activiteit response-seeking, organizing stancetaking activity werking: wenselijkheidmarkering

P a g i n a| 27 Inhoudelijk gezien gaat het dus om een verschil tussen nu en de wenselijke toestand, of beter gezegd de toestand die de spreker wenselijk acht. Het achterliggende doel hiervan is

voornamelijk het oplossen van problemen of het bepalen van beleid. Om die reden is de uiting geframed. De wisselwerking tussen de framing componenten en de beschrijving van een plan maakt de uiting afwijkend van een opiniemarkerende uiting en herkenbaar als

oplossingsvoorstel.

De positie van deze vorm kan zowel aan het begin van een discourse unit zijn, maar ook aan het eind. De plaatsing is afhankelijk van de aangebrachte argumenten. Een spreker kan er dus voor kiezen eerst argumenten aan te dragen en dat uiteindelijk te besluiten met een wenselijkheidsstellingname of juist daarmee beginnen en vervolgens argumenten aandragen die de wenselijkheidsstellingname ondersteunen.

Omdat het plan waarover een oordeel gegeven wordt vaak ook van toepassing is op andere gespreksdeelnemers werkt dit type mening als een voorstel voor een toekomstige handeling. Als wenselijkheidsstellingname nodigt dit type uiting uit tot agreement, als handelingsvoorstel tot acceptatie.

Op pragmatisch vlak initieert of organiseert de wenselijkheidmarkering de stancetaking activity doordat er een beleidsveranderend voorstel mee gedaan wordt als eerste paardeel. Dit eerste paardeel wordt voorgelegd aan de andere recipiënten en dusdanig geframed dat het uitnodigt tot overeenstemming.

FRAGMENT 10: 8 maart. Verit heeft gewerkt aan een opdracht voor Current. De resultaten zijn echter nog niet bevredigend.

1640. Cla: MAAR- eh WAT- WAT [DUS VERIT NU GEMAAKT heeft hè, 1641. Leo: [°jah

1642. Cla: >wil ik dan even zeggeh.< is dus eigenlijk niet goe:d. 1643. (0.9)

1644. ze hebbeh 'n proces gezegd. maar ze: hebben dus niet 1645. omschreven wat de input is, en wat de deliverables zijn. 1646. (0.6)

1647. in de verschillende sta- bij de 1648. [verschillende stappeh]

1649. Leo: [neE:: dat-] dat moet nu 1650. [ºgoed geregel-]

1651. Cla: [dus ZIJ: zoude] dan [eve dat moete aanvulleh, 1652. Leo: [(ºjah.)

28 | P a g i n a

1653. Cla:  en >ik denk [inderdaad< dat wij zelf ook- (0.3) 1654. Leo: [jah.

1655. jaAh, dat hebbeh [ze-

1656. Cla:  [met 'n voorstel moeteh ko:meh,= 1657. Leo: =>ze hebbeh- ze hebbeh< dus wel aangegeven:- (0.7) °ehº 1658. waar zij- i- in welk- (.) stadium van 't proces zij: 1659. 'n rol voor zichzelf zien,

1660. 0.2 1661. Cla: ºhm↓m.º 1662. 0.5

1663. Leo: dat hebbeh we ook besp[rokeh. 1664. Rik? [°ja. 1665. 0.3

1666. Leo: º>op schiphol?<° 1667. (.)

1668. Cla: jah:_ 1669. 0.5

1670. Leo: thh maa:r eh:: (0.2) eh: dat moet wel wat handen 1671. en voeten hebben >ten aanzien van< van objectives

1672. en deliverables.

1673. (0.2)

1674.  jah. ºben'k mee eens.º 1675. (0.7)

1676. ºjahº

De drie vragen van Du Bois (2007) – wie is de stance taker, wat is het object van de stance en wat voor stance wordt geuit? – omtrent het analyseren van een stance zijn goed zichtbaar in dit fragment, in het bijzonder regel 1640-1642. Claudia (‘ik’) is de stance taker. Het object is ‘wat Verit nu gemaakt heeft’ en de positionering/evaluatie daarvan is ‘dat het eigenlijk niet goed is’. Daarna voegt Claudia nog haar mening toe dat zij het voorstel nog even moeten aanvullen en doet ze met een ‘ik denk’ constructie het voorstel om ‘zelf ook met een voorstel te komen’ (r. 1653/1656). Het gebruik van ‘inderdaad’ in die uiting wijst erop dat de stance die zij inneemt een shared stance is. Ze sluit daarmee namelijk aan bij Leo die zegt dat het ‘nu goed geregeld moet zijn’ (r. 1650). ‘moeten komen’ (r. 1656) in Claudia haar uiting is een constructie in de toekomende tijd, waarmee zij duidelijk maakt dat het een actie is die nog plaats gaat vinden.

P a g i n a| 29 In de reactie van Leo is te zien dat hij eerst een correctieachtige aanvulling geeft op de analyse van Claudia, hij neemt dus deel aan haar stancetaking activity. Dit valt onder het aligning proces van Du Bois (2007). Vervolgens geeft hij aan het wel eens te zijn met haar opmerkingen (regel 1674). Het is echter niet duidelijk of hij het eens is met het oordeel van Claudia dat Verit nog het een en ander moet aanvullen of dat hij het eens is met haar voorstel om zelf met een voorstel te komen. Doordaat daar geen reactie meer op komt laat dit fragment als geheel duidelijk zien dat het toepassen van ‘ik denk’ als wenselijkheidsstellingname

uitnodigt tot een tweede paardeel en dan met name bij voorkeur voor een tweede paardeel met overeenstemming.

FRAGMENT 11: 25 maart. Barend doet een voorstel.

2406. Ren: >en als je 't over below the line efficiency hebt,< en je 2407. kun:t, (0.8) die centralisering van- van producties tot: 2408. s:tand brengen binneh [pip, •h[h en je kunt je concept 2409. [((Ha ri Bar's doc))

2410. Bar: [hmhm.

2411. Ren: beter beheerseh en je kunt die kosteh daar bespareh, 2412. (nou:) (0.3) °da's ook Rik (z'n belangrijkste

2413. pArject.°°) 2414. Bar: °hm:.

2415. 0.3

2416. Arj: maar ↑Rik- kan:- Rik zou dan eigenlijk namens (Virginia) 2417. toch wel ('t final answer op [moete geven. °toch [wel.°°) 2418. Ren: [°jah,

2419. Bar: [jah! 2420. want dus eh-wij moeteh 't (vanmi-)=

2421. Arj: =CHECKT die 't dan nog met de °andere regi[o's?°° 2422. Bar: [nou *moeteh 2423. we kij-* (.) kijk! (.) dit is [ons: di's ons voorstel. 2424. Cla: [°nee:h.

2425. Bar:  ik denk dat wij als afdeling hier fvoor moeteh gaan 2426. ja: of nee. en >dat als< we dat wel doen,

2427. °dan moeteh we dus dat gaan besprekeh met eh:°° 2428. (.)

2429. Arj: (nou zek[er nu we ook tijdswinst hebbeh.)]

2430. Cla: [Europa is ↑toch meestal de ee]rste waar we 2431. introduce:re[h

2432. Bar: [°ja, 2433. 0.4

2434. ja[h.

30 | P a g i n a

2436. geholpe[n.

2437. Bar: [°jah. 2438. 0.6

Vanaf regel 2406 is René bezig met het elaboreren van een bepaalde situatie, namelijk dat Rik er baat bij heeft dat er bespaard kan worden op kosten. Barend geeft daarbij korte responses om te laten zien. Arend Jan oppert vervolgens in regel 2416 dat Rik daar toch zelf wel het laatste antwoord op moet geven en Barend bevestigt dat en wil de beurt overnemen om een voorstel te doen. Arend Jan onderbreekt hem nogmaals, maar uiteindelijk kan hij zijn uiting toch afmaken. Daarbij maakt hij gebruik van een ‘ik denk’ constructie om een

wenselijkheidsstellingname te doen (regel 2425). Arend Jan voegt nog wat aan de stance van Barend toe en ook Claudia gaat positief in op de stance. Ze geeft echter nergens nadrukkelijk instemming met de stance, maar brengt ook eigen epistemische perspectieven om bij te dragen aan dezelfde stance.

Barends uiting is een soort oproep tot shared stance. Hij spreekt namelijk deels in de 'ik' vorm en deels in de 'wij' vorm. Hij adresseert de andere gespreksdeelnemers door 'wij' te gebruiken en nodigt hen daarmee ook uit om op de stance te reageren, omdat zij ook deel uitmaken van het object van de wenselijkheidsstellingname. Het expliciet noemen van de ander is een vorm van engagement (Hyland, 2005), een tactiek die een schrijver of spreker kan gebruiken om zich te relateren aan de lezer of luisteraar. In tegenstelling tot de autoritaire stempel die een spreker drukt bij het uiten van een stance, ligt het perspectief bij engagement bij de recipiënt. Daarnaast geeft Barend ook al een extra stap, namelijk wat er moet gebeuren als ze inderdaad ingaan op zijn voorstel (regel 2426: ‘als we dat wel doen’)

Reflectie

Wanneer een spreker de andere gespreksdeelnemers wil overtuigen van een bepaalde opinie kan ‘ik denk dat’ dienen als markering voor wenselijkheidsstellingname. Enerzijds kan de spreker in zo’n geval het voordeel benadrukken van zijn voorstel. Dit kan door middel van positieve evaluatieven, zoals: ‘ik denk dat het goed is om…’. Anderzijds kan de spreker ook het belang benadrukken van het voorstel, door bijvoorbeeld het werkwoord moeten: ‘ik denk dat we moeten kijken naar…’. Een combinatie van beide strategieën is ook mogelijk. Net als bij de opiniemarkering geeft de spreker ondersteunende argumenten voor of na de

wenselijkheidsstellingname. Deze argumenten kunnen berust zijn op feitelijke informatie, maar ook subjectief van aard zijn. Eveneens als bij de opiniemarkering heeft ook hier overeenstemming de voorkeur als tweede paardeel. Het gebruik van ‘ik denk’ als

wenselijkheidsstellingname onderscheidt zich vooral in het feit dat het bij deze inhoudelijke functie om een toekomstige actie gaat.

P a g i n a| 31 3.3 Pragmatische functies ‘ik denk dat’

Behalve een inhoudelijke functie kan het gebruik van ‘ik denk’ verschillende pragmatische functies vervullen. De pragmatische functie van het gebruik van het ‘ik denk’ fragment is het resultaat van enerzijds de inhoudelijke betekenis gebaseerd op de zinsinterne wisselwerking van het ‘ik denk’ frame met de rest van de uiting, anderzijds van de uitingsexterne

wisselwerking van de ‘ik denk’ uiting met de context, dat wil zeggen waar de ‘ik denk’ uiting gemaakt wordt en hoe die zich tot de context verhoudt. (Mazeland, ongepubliceerd). De pragmatische functies van ‘ik denk’ hebben dus betrekking op de organisatie van gesprekken en bevinden zich op sequentieel niveau.

Er zijn vier pragmatische hoofdfuncties te onderscheiden: 1. Transitiemarkering

2. Afzwakkend (hedge) 3. Disagreementmarkering

4. Markering epistemische onafhankelijkheid

Daarnaast kan de uiting ook een quotemarkerende functie hebben. Zie het volgende voorbeeld, waarbij Leo een herinnering oproept en gebruik maakt van de verleden tijd van ik denk. FRAGMENT 12: Leo bespreekt hier een voorstel van een externe partij waar hij niet tevreden over is.

3400. Leo: (…) en *e:h* (0.4) als je goed 't voorstel doorlas:, (0.6) 3401. nghrhng ((schraapt)) (0.5) en en en kee:k wat ze

3402. allemaal wildeh in ko:peh, dan beteken(de) dat eigelijk dat 3403. hun toegevoegde waa:rde d'r nauwelijks was:.

3404. •h omdat ze eigelijk meteen toegaveh 3405. dat ze ('r) geen verstand van hebbeh.

3406.  •h en wat ze almaal wildeh inkopeh (ºtoenº) dacht ik 3407. van ja:h jonges. maar dit- dit ga ik niet [doen voor 3408. Cla: [ja:h, 3409. Leo: ne:genhonderd duizend guldeh,

3410. 0.6

3411. en ik heb nu voor 'n fractie van dat bedrag, (0.3) e:cht 3412. 'n fractie, •hh heb ik dus: (.) hopelijk wel 'n goed vf- 3413. ehm e:hm eh:m [ehm rapport,<

Leo beschrijft in deze beurt een cognitief proces dat hij doorlopen heeft, met expliciet gebruik van ‘dacht ik’ in regel 3406. In dit geval is het denken echt letterlijk als een hersenactiviteit geschetst. Deze pragmatische functie is de quotemarkerende functie. Deze is echter niet

32 | P a g i n a

interessant als functie in een besluitvormingsproces of andere typerende situaties die voorkomen in bedrijfsvergaderingen. Om die reden is deze functie verder niet uitgediept.

Geen van eerder genoemde inhoudelijke relaties sluit een bepaalde pragmatische functie uit. Er is echter wel sprake van een sterkere associatie tussen bepaalde inhoudelijke relaties en pragmatische functies. Onzekerheidsmarkeringen zijn uitermate geschikt om een de stance van de spreker af te zwakken en het gebruik als opiniemarkering heeft een sterke

associatie met de disagreementmarkering. De meest algemene pragmatische functie lijkt de transitiemarkering te zijn, maar dat is mogelijk ook een definitie-effect, op het moment dat er sprake is van markering van een specifieke pragmatische functie dan is er ook sprake van een transitie van de een of andere soort (Mazeland, nog te publiceren).

In de volgende paragrafen zijn achtereenvolgens de volgende pragmatische functies met illustrerende voorbeelden nauwkeurig omschreven: transitiemarkering, afzwakking, disagreementmarkering en markering voor epistemische autoriteit.

3.3.1 Transitiemarkering

Een transitiemarkering is mogelijk met alle soorten inhoudelijke functies, maar lijkt vooral gedaan te worden met het opiniemarkerende en het wenselijkheidsformulerende type.

Fragment 13 laat hetzelfde patroon zien als eerder ook al geschetst werd voor fragment 4 (zie § 3.2.2), transitiemarkerend gebruik van het opiniemarkerende type:

FRAGMENT 13: 8 maart. De zaken lopen niet helemaal op rolletjes. Leo somt op waarom dat het geval is en spreekt een verwachting uit wanneer het volgens hem beter zal gaan.

796. Leo: dat zal zich moeten bewijzeh in de komende wekeh. 797. (.)

798. e:h (0.5) eh: meneer (0.3) b- eh (1.1) bob rymer is 799. nog niet, e::h (0.6) ºeh in placeº

800. 0.6

801. die: gaat nog- >moet nog< verhuizeh, komende wekeh (0.2) 802. vanuit ho- hong long naar ºeh (0.6) •h londeh,

803. (0.7)

804.  •h eh:m (.) dus ik- ikzelf

805. denk dat-da[t medio apri- >zeg maar in de-< (0.8) 806. Cla: [met suiker?

807. Leo: •hh[ (0.4) vanaf de tweede helft april:, (1.1) 808. Cla: [lekker

809. Leo:  st- denk <ik dat> zake beter gaan lopeh. 810. (0.5)

P a g i n a| 33 813. •h duweh trekken slaan schoppeh (0.8) •hh(eh zal betekenen.) 815. 0.8

In regel 804 maakt Leo binnen een grotere discourse unit een overgang van feitelijke

informatielevering (tot en met regel 802), waarbij hij het gebruik van ‘ik’ vermijdt en zodoende objectief taalgebruik toont, naar een beoordeling van de zojuist beschreven ontwikkelingen. Het ‘ik denk’ fragment markeert die overgang van informatieverschaffing naar stancetaking. Leo’s uiting is evaluatief van aard en spreekt tevens een verwachting uit. Dat het om een verwachting gaat is te zien aan diverse kenmerken. Ten eerste zijn de werkwoordconstructies ‘gaan lopen’ (r. 809) en ‘zal betekenen’ (r. 814) in een toekomende tijd. Ten tweede gebruikt Leo de termen ‘tot die tijd’ (r. 811) en ‘voorlopig’ (r. 817). ‘Tot die tijd’ stelt dat de uitspraak geldt vanaf nu tot het moment dat de zaken naar verwachting beter gaan lopen. ‘Voorlopig’ geeft een komend onbepaald tijdsbestek aan.

In de uiting maakt Leo tweemaal gebruik van 'denk ik'. De tweede maal lijkt het

inserted gebruik ervan te wijzen op een functie als return/linking device. Er ligt namelijk geen nadruk op deze tweede ‘denk ik’. Wanneer Leo dit wel had gedaan had hij het als een soort afzwakking gebruikt, een vorm van delicateness.

In onderstaand fragment is eveneens sprake van het transitiemarkerende gebruik voor het wenselijkheidsformulerende type. Na een probleemillustrerende vertelling volgt een wenselijkheidsstellingname.

FRAGMENT 14: 8 maart. Lennart elaboreert een probleem en komt tot een conclusie.

1875. Len: (...) ik zeg dat lukt niet. we hebbeh 'n mooi proce:s. 1876. jah, nee. waarom lukt dat nie:t? we hebbeh nou 'n nieuw 1877. team en eh nieuwe mensen, >noem maar op.< zo wordt 1878. ('r) gepraat.

1879. (0.7)

1880. •h (ik zeg) nou 't lukt gewoon niet.< kijk alleen

1881. d'r zit al- (.) (d'r) zit al eh 'n maand vakantie tusseh. 1882. moet nog onderzoek doen.

1883. (.)

1884. jah maar jij hebt toch geen vakantie (ºgekregen.) 1885. 0.4

1886. Mar? (ºhmhuh) 1887. 0.8

1888. Len:  wat ik bedoel te zeggeh is:, ik denk dat we serieus 1889. naar: >meer< (.) naar ons marcom campaign

1890. development [proces (moete ][ gaan kijkeh.)] 1891. Leo: [Ooooo::H ][wacht ] e:veh. ]

34 | P a g i n a

1892. Cla: [jah, maar da dat] kan] 1893. nooit de bottleneck zijn dan:-

Lennart heeft in de paar minuten hier vooraf een verslag gedaan van zijn gesprek met de heer Onkenhout die geëist heeft dat het werk in september klaar moet zijn. Dit lukt echter niet volgens Lennart omdat het marcom campaign development proces volgens hem niet goed in elkaar steekt. Tot regel 1884 is hij bezig met een probleemvertelling. In regel 1888 vat hij zijn verhaal samen met ‘wat ik bedoel te zeggen is…’, en komt tot een voorstel: ‘ik denk dat we serieus meer naar ons marcom campaign development proces moeten gaan kijken’. Dit is een voorbeeld van wenselijkheidsstellingname.

In dit geval lijkt de stance marker ‘ik denk’ in samenwerking met de parafrasepArjectie ‘wat ik bedoel te zeggen is…’ te fungeren als een specifiek type grensmarkering. Lennart

markeert hier de conclusie van zijn verhaal, maar tevens ook de afsluiting van zijn lange

bijdrage in het gesprek. Claudia gaat in regel 1892 gelijk ik op de zinnigheid van het voorstel en doet gelijk een tegenwerping. Lennarts eerste stance maakt een tweede stance sequentieel relevant van een relevante andere deelnemer.

Ook is het mogelijk dat er een transitiemarkering volgt in combinatie met een

onzekerheidsmarkering. Hoewel het onzekerheidsmarkerende gebruik primair de onzekere status van de propositie markeert kan ook dit gebruikstype onder geschikte contextuele voorwaarden een overgang signaleren. Onderstaand fragment is daar een voorbeeld van. FRAGMENT 15: 8 maart. Leo en Rik hebben voor dit fragment een briefing besproken. Rik vond deze uitleg niet helemaal duidelijk, maar Leo spreekt dat tegen.

540. Rik: ºm- ja:h, >maar ook<º (.) °hè.° die instructie 541. was niet helemaal helder hoo↑:r?

542. (0.2)

543. Leo: ja: maar die is daarna [(toen) ] toch [weer aangevuld.] 544. Rik: [((kuch))]

545. Rik? [(° °)] 546. 0.7

547. Leo: °en° aangescherpt. en gede[tail]leerd verder 548. Rik: [ºoh!]

549. Leo: °door eh (0.8) door Ef Em Ee.° 550. (0.9)

551.  •hH JAh ik Eh:m (0.6) ik- ik denk dat ik morgeh wat meer 552. hoor. ik- >of ik zal< aan 't eind van de dag >(za'k)< 553. Jones wel even pRikereh te bereikeh.

P a g i n a| 35 Leo heeft eerder in deze episode al beloofd dat hij vandaag of morgen bij Jones zal informeren over het verloop van besluitvorming elders in het bedrijf. Na een kort intermezzo met Rik over de passendheid van de te verwachten beslissingen volgt een transitie en komt Leo terug op de belofte om te informeren bij Jones. Deze overgang is ook prosodisch herkenbaar. Leo was zachter aan het praten, een techniek die typerend is voor het afsluiten van een episode, om vervolgens bij de transitie weer luider te gaan praten.

Leo’s uiting ‘ik denk dat ik morgen wat meer hoor’ (r. 551) spreekt een verwachting of voorspelling uit, maar bevat wel een factor van onzekerheid. Leo verwacht morgen meer te horen van Jones, maar kan dat niet met zekerheid zeggen. Het is namelijk niet expliciet

afgesproken dat hij dan ook daadwerkelijk meer informatie krijgt, in dat geval had hij namelijk kunnen zeggen: ‘morgen hoor ik meer’. Het gebruik van ‘ik denk’ dient hier dus als shield (Prince, Frader & Bosk, 1982). Ook doet Leo geen belofte in hoeverre hij morgen helemaal op de hoogte is. Het gebruik van ‘wat’ in die uiting toont dat aan. Vergelijk: ‘ik denk dat ik morgen iets meer hoor’.

Fragment 16 illustreert eveneens een voorbeeld van het transitiemarkerende gebruik in combinatie met een onzekerheidsmarkering. Rik vraagt (regel 2891) wat de te winnen prijs is bij een bepaalde wedstrijd. De andere gespreksdeelnemers geven daarop serieuze en niet serieuze antwoorden. Uiteindelijk gokken de deelnemers serieus naar een antwoord. Daarmee markeren ze ook een overgang naar een ander epistemisch perspectief.

FRAGMENT 16: De gespreksdeelnemers discussiëren over een te winnen prijs wanneer zij meedoen aan een trainingsachtige competitie.

2891. Rik: wat is de prij:s? 2892. (0.3)

2893. Leo: hi[:hH ((lachend))

2894. Ren: [('n weekje vrij.) huh eh

2895. ???: heh huh heh [heh heh ((iedereen lacht)) 2896. ??? [(ºwil je't wet[eh?)

2897. Len: [Audi Tee [tee. 2898. Leo: [eh:::[:m

2899. Cla: ['n weehkjeh Ihslah Mahrgahrh↑ithah. 2900. eh[heh,

2901. Ren: [heh hehehhuhheh

2902. (...)

2903. Leo: ik heb geen: idee. 't zal 'r wel ergens- 't zal

2904. 'r wel in staa[n.

2905. Cla: [in de hall of fame den[k ik.

36 | P a g i n a

2907. n e[h: (hoe noem je zo'n-) zo'n ding:,

2908. Cla: [(da is 't.)

2909. Leo: zo'n glazeh- plexiglazeh zuiltje

2910. met een of andereh: gouweh di[ng d'rop. 2911. Rik: [nghrhm.

2912. (.)

2913. Leo: (geschr[oefd.) 2914. Rik: [ehheh heh. 2915. (.)

2916. Leo: (•h zoiets) meestal.

De inhoudelijke functie van ‘ik denk’ in regel 2906 is een onzekerheidsmarkering. Leo gokt naar een antwoord en past daarop flink wat hedges toe. ‘Zo‟n ding, zo‟n glazen- plexiglazen zuiltje, met een of andere gouwen ding erop’. De gecursiveerde woorden zijn allemaal

voorbeelden van rounders volgens de theorie van Prince, Frader & Bosk (1982). Een precieze omschrijving blijft echter uit en de andere gespreksdeelnemers hebben enigszins fantasie nodig om een beeld te vormen van de prijs die ze kunnen winnen. De schatting van Leo is gebaseerd op inferentie. Hij weet namelijk niet wat de prijs echt is, maar baseert zich bijvoorbeeld op prijzen die eerder zijn gewonnen en inderdaad het uiterlijk hadden van een

In document Stance in vergaderingen (pagina 28-47)