• No results found

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips · dbnl"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

bron

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips. C.

Annout-Braeckman, Gent 1851

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_dec001decl01_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

[Inleiding]

GEENE feesten werden eertyds met meer plechtigheid en luister in de vlaemsche

steden gevierd dan diegene welke toegewyd waren aen de Blyde Inkomsten onzer

vorsten. om ze zoo aenzienelyk mogelyk te maken, spaerde men noch moeite, noch

tyd, noch geld; al de inwoners zonder onderscheid droegen daer het hunne aen toe

met een mildheid waervan men zich hedendaegs niet gemakkelyk een denkbeeld kan

vormen. Onbeambte zoowel als beambte persoonen, burgers, edelen, geestelijken,

kloosterlingen, kunstenaren, letterkundigen, stads-regenten, iedereen deed zijn best

om den nieuwen aangekomen prins op eene deftige wyze te onthalen. Daervan maken

de kronyken en de gemeente-rekeningen, zoo als men weet, breedvoerige melding.

(3)

Later werden de merkwaerdigste byzonderheden van die kostelyke volksfeesten met meer nauwkeurigheid geboekt, en de beschryvingen er van, met kostelyke platen versierd, ter pers gebragt. Deze beschryvingen worden thans met de grootste belangstelling opgezocht; volledige verzamelingen derzelve bestaen niet, terwyl enkele stukken reeds als onwaerdeerbare zeldzaemheden worden beschouwd.

De oudste geprente Blyde-Inkomst welke in Vlaenderen schynt gekend te zyn, zou diegene wezen van keizer Maximiliaen I, wanneer deze Vorst, met den jongen Karel V, ten jare 1508, de stad Gent bezocht. Over die, tot het verledene jaer vergetene beschryving, waervan geen enkel exemplaer meer te vinden is, heeft de heer Ph.

Kervyn de Volkaersbeke in den Messager des Sciences Historiques, 1850, een wydloopig en belangryk artikel gegeven en daerin onweêrlegbare bewyzen ten berde gebragt zyner grondige geschied- en boekenkundige kennissen. Niettegenstaende nogtans zyne weluiteengezette pleitreden om het bestaen van dit allerzeldzaemst boekje te bevestigen, kunnen wy niet aennemen uit de woorden: III

e

boucken in prenten, welke zich in de stads-rekeningen bevinden en die met eenige andere getuigenissen door den heer Kervyn worden aengehaeld, dat die beschrijving wezenlyk

+

Ter dezer gelegenheid zullen wy doen opmerken dat men een breedvoerige beschryving der intrede van Philips-den-Goeden te Gent, den 18 April 1458, vindt in de Kronyk van Vlaenderen van 580 tot 1467, Gent 1840, door de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen uitgegeven, II, 212-258.

in druk zy gegeven geweest, na de inkomst van Miximiliaen

+

.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(4)

Wat er ook van zy, de opzoekingen van den schranderen oudheidskundige in de oude rekening-boeken onzer stad, leveren ons een volledig tafereel op der

feest-plegtigheden ten dien tyde te Gend gevierd.

Op deze zeldzaemheid der zeldzaemheden volgt een ander gedrukt stukje, dat in de oogen van eenen bibliophiel; niet min waerde bezit dan het vorige: wy bedoelen de beschryving van het onthael, te Brugge, in 1515, gedaen aen den aertshertog Karel van Oostenryk, later keizer Karel. Het boek is getiteld:

‘La triumphante et solennelle entrée faicte sur le nouvel et joyeux advenement de très-hault, très-puissant et très-excellent prince, monsieur Charles, prince de

Hespaignes, archiduc d'Austrice, duc de Bourgogne, comte de Flandre, etc., en la ville de Bruges, l'an 1515, le 18

e

jour d'apvril apres Pasques, redigée en escript par maistre Remy du Puys, son très-humble induciaire et historiographe. Gilles de Courmont. Paris, 1515.’

Op het einde der XVI

e

eeuw treffen wy nog de twee volgende boeken van den zelfden aerd aen:

1

o

‘De beschryvinghe van het ghene dat vertoocht wierdt ter incomste van den prince van Orangiën binnen der stede Ghendt, den 29 Decembris 1577. Ghendt weduwe van Pieter De Clerck. 1577.’

Er zyn drie verschillende uitgaven van dit boek gekend, alle in het jaer 1578 verschenen.

2

o

‘De heerlicke incomste van onzen ghenadighen land-

(5)

vorst mynheere Francoys van Franckryk, des conings eenich broeder, hertoch van Braband, Gelder, Anjou, Alençon, etc., grave van Vlaenderen, Hollandt, Zeelandt, etc. in zyn vermaerde stadt van Brugghe, den XXVII dach july anno MDLXXXII.’

3

o

I

DEM

, zyne incomste te Ghendt, den xx oogst 1582.

In de eerste wordt gehandelt over de inkomst van Willem I, gezeid de Zwyger; in de twee andere over de inhuldiging te Brugge en te Gent van dien belachelyken hertog van Anjou die zich zoo gaern koning onzer gewesten had willen maken. Alle deze stukjes worden mede zeer zelden gevonden.

Op de beschryvingen van latere Blyde-Inkomsten onzer vorsten, in de XVII

e

en XVIII

e

eeuwen uitgekomen, stelt men zoo veel prys niet, omdat zy in het algemeen dikwyls worden aengetroffen, en men weet dat voor sommige rechtgeschapen boekenminnaren een oud gedrukt werk slechts eenige waerde bezit wanneer er maer een of twee exemplaren van bestaen; men herinnere zich de fyne grap van den markies de Fortsas, een onwaerdeerbaer liefhebber, welke alleenlyk die boeken in zyne bibliotheek wilde zien pryken, waer slechts éen exemplaer van bestond!

Ter gelegenheid der Blyde-Inkomsten van Philippus, prins van Spanje, te Gent, in 1549, verschenen ook verscheiden beschryvingen en vlugschriften, die thans door hunne zeldzaemheid voor ware juweeltjes doorgaen.

Het is met de herdruk van een dier stukken dat wy heden belast zyn. Het is getiteld:

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(6)

‘Declaratie van der triumphe bewezen den Hooghe Gheboren Prince van Spaengien, Philips, des keisers Chaerles van Oostenryc zone, binnen der stad van Ghend, in Vlaender, den xiij julij, anno M.D.XLIX.’

Eén exemplaer slechts is er bekend en behoort tot de kostelyke bibliotheek van den wel edelen heer F. Vergauwen, senateur, te Gent. De Declaratie is door den beroemden Cornelius Manilius, gebortig te Brugge, maer te Gent gevestigd, gedicht en gedrukt. De vlaemsche drukker verschoont zich in zyn werkje over hetgeen hem ontbreekt als dichter, maer deze verschooning hoopt hy te bekomen doordien hy in zyne moedertael den vorst heeft willen toespreken:

Ic meende te doene als ander poëten Die in haer moeders tale veersen telden ...

...

Die zyn tale by d'ander wilt gelijcken.

Hoewel zyne verzen niet zeer hoog vliegen, kan men toch dit gedichtje voor een zeer merkwaerdig staeltje van den poëtischen schryftrant van die tyden beschouwen; ze vloeijen gemakkelyk en onderscheiden zich door eene ongemeene zuiverheid van spelling en tael.

De volgende zinsnede uit stads-rekeningen gehaeld, doet ons den loon kennen aen Manilius voor dit werkje gegeven:

‘Betaelt Cornelius Manilius, prentere, de som van 33 s. 19 ds. gr. ter cause hem

in gratuiteyte by schepenen toegeleyd over dat hy in vlaemsche uutghestelt ende

(7)

gheprent heeft de Declaratie vander triumphe, etc., dezelve declaratie ghevisiteert ende gheadmitteert by den secreten raede s'keizers volgens de ammolicie van den secretaris Vlierden.’

In de zelfde rekeningen staen nog aengestipt de sommen betaeld aen Lieven Vander Burcht en aen Bauwin de Feisten, timmerman, voor het maken van arken triumphale, schutselen voor de Rhetorisiens, stellagien etc.; - aen François Vanden Velde, schilder en beeldsnyder, voor het uutzetten van de patronnen ende andere chiraigen van de arcken triumphale, stellagien ende gestoelte van de maegdekens, enz.; - aen de 4 cameren van Rhetoryke voor het leveren van de accoustrementen ende chiragen vander personnagien die ghestaen hebben op de vyf arcken triumphale, enz.; - aen Pieter Vande Walle, koopman te Antwerpen, over eenen zilveren becker lippyn en eenen schoonen zilveren cop, al vergult, wegens de stad geschonken de coninginne

+

Deze en eenige andere inlichtingen zyn wy aen de dienstwilligheid van den heer Goetghebuer, bouwkundige alhier, verschuldigd, die over de geschiedenis der stad Gent een waren schat van oude en weinig bekende, zoowel onuitgegevene als gedrukte schriften, bezit.

van Vranckeryck des K.M. zustere

+

Wy zouden ons wydloopiger over de intrede van Philips II kunnen uitbreiden, maer in dit vlugge woordje zou het buiten de grenzen van ons doelwit vallen; dus zullen wy ons bepalen met het aenwyzen van eenige andere gedrukte bronnen over deze feesten.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(8)

Gelyktydig met de uitgave van de Declaratie liet Manilius nog een ander boekje onder de pers gaen. Het is getiteld:

‘Brevis descriptio eor. quae. S.P.Q. Gand. Philippo Austri. Caro. V. Caesar., princip. Flandriar. filio, et haeredi et futuro principi Flandriar., exhibita fuere Gandavi, tertio idus juli. An. M.D.XXXXVIIII. Gandavi excudebat Cornelius Manilius. Anno 1549, in-4

o

, 11.bl.’

Dit boekje is opgesteld door Jan Otto of Oste, van Brugge, vermaerden hoogleeraer in de latynsche en grieksche talen te Gent. Hy stierf te Duisburg, ten jaren 1581. Zie V

AL

. A

NDREAE

, bl. 546 (Lov. 1643).

De stads-rekeningen die wy reeds hebben aengehaeld, behelzen de volgende zinsnede omtrent deze persoon, in gemelde omstandigheid:

‘M

r

Jan Oste, scholaster binnen deser stede 4 hem toegelegd over syne quaede costen die hy gesupporteert heeft omme advis in de ordonnantie te gheven vander arke triumphale, theater en andere spectacelen van personnaigen, figueren en chiraigen, mits hy claegde den voord. toeleg van 16 gr. hun ter selver causen ghedaen, - int condige bewesen zynde moeite coste en verteert geld, zoo int zenden te Keulen en andere plecken ende ooc zelfe uitgereist om in de bibliothequen de historien te zoekene daer toe dienende als andersins.’

Er zyn twee exemplaren van de Brevis descriptio gekend, het eene behoort toe

aen den heer Vergauwen, het andere aen den heer Borluut de Nortdonck, beide te

Gent.

(9)

Onder het typographisch opzicht is de Brevis descriptio byzonderlyk merkwaerdig, dewyl Cornelius Manilius daerin in hebraische letters, waerschynelyk voor de eerste mael, de hebraïsche opschriften drukte die zich op de triumf-arken bevonden.

Ter zelver tyd verscheen te Antwerpen vyf op hout gesneden platen, met titel:

‘Areus triumphales quinque a S.P.Q. Gand. Philippo austr. Caroli. imp. principis Flandriarum filio, et haeredi et futuro principi Flandriarum exhibiti fuere Gandavi anno MCCCCCXLIX, tertio jul. Franciscus Veldius geographus et architectus Gandens. Fecit Antverpiae apud Joan Liefrinck, 1549, in-fol.’

Daervan bestaet slechts éen gekend exemplaer, nu in bezit van den heer Borluut de Nortdonck, die het te Gent in de boekvenditie van den heer De Bremaecker voor de som van 242 fr. kocht. Deze vyf platen gaen vergezeld van eenige vlaemsche verzen.

Eindelyk zullen wy nog eene laetste zeldzaemheid van dien aerd aenhalen, te weten:

‘Wapen van alle de baenreheren van den lande ende graefscepe van Vlaenderen, soo die in order gestelt waeren in de blyde incompste binnen de stad van Ghendt van den conync Philips van Spaenghen, den XIII dach van de maendt julio, int jaer 1549.’

fol.

Dit boek werd te London te koop geveild in de auctie van T. Rodd, den 4 february 1850.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(10)

Buiten deze om zoo te zeggen officiele beschryvingen, vindt men nog breedvoerige inlichtingen over de intrede van Philips te Gent, in een spaensch werk, getiteld:

‘El felicissimo viaie d'el muy alto y muy Poderoso principe don Phelippe, Hijo d'el Emperador don Carlos Quinto Maximo desde España à sus tierras de la baxa Alemaña; con la descripcion de todos los Estados de Brabante y Flandes. Escrito en quatro libros par Iuan Christoval Calvete de Estrella. En Anvers, in Casa de Martin Nucio, ano de M.D.LII. In-4

o

(p.99-112.)’

De reize van Philips II in de Nederlanden, door Calvete de Estrella beschreven, is een allerbelangrykst werk, byzonderlyk merkwaerdig door de wyze van zien des schryvers over onze landstreken en derzelver geschiedenis.

Marcus van Vaernewyck, in zyn raer werkje‘ Die warachtighe geschiedenisse van allen gheloofweerdighe saken van den keyser van Roomen, Carolus de Vyfde. - te Ghendt, by Gheeraerdt van Salenson, 1564’, in-4

o

, wydt ook eenige bladzyden aen het gene verrigt werd ter gelegenheid der aenkomst van Philips II te Gent, ten jare 1549 en 1556.

De tekst van de Declaratie, doen wy hier laten drukken, is, woord voor woord, gevolgd naer het exemplaer van den heer Vergauwen; de hout plaet op het titel-blad, is door den heer C. Onghena getrouwelyk nagemaekt.

Het kostelyk juweeltje van den heer Vergauwen werd, in het jaer 1844, door hem

te Parys gekocht, voor de som

(11)

van 130 franks, en sedert aldaer door den beroemden Niedré op een allerfraeist wyze ingebonden; het bestaet uit 11 bladen, klein in-4

o

, met cyfers en aenwysletters.

Volgens het berymd epiloog, zou dit werkje eerst in december 1549, of misschien ook in 1550, uitgekomen zyn, mits het oktrooi tot het drukken, en door V

LIERDEN

onderteekend, maer den 3 December 1549 werd afgeleverd.

Gent, Bloeimaend 1851.

J.D.S.G.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(12)

Declaratie van der Triumphe bewezen den Hooghe Gheboren Prince van Spaengien, Philips, des Keisers Chaerles van Oostenryc Sone, binnen der stad van Ghend, in Vlaender, den xiij Iulij, Anno M.D. xlix.

Pays es goed.

Cornelius diet maecte, die heuet gheprent Manilius van Brugghe wonachtich te Ghend.

In de Scheldestrate.

Anno M.D. xlix.

(13)

Tboucxken tot den goedwilligen Lezer.

Goedwillich gheprezen, die naerstich int lezen Doet hu debuoir

Verleent ooc een houcxkin mij scamel boucxkin In hu comptoir

En wilt gheen mijten in vieren splijten Zoo die vrecke pleghen

Want tmijnder venten, es ooc om prenten Octroy vercreghen

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(14)

Tot die fraey ghezinde.

Lichtuaerdighe gheestkins, die talle feestkins Zijt gheerne schoyende

Over simpel verstandekins, als quistepandekins Hu gheld verstroyende

Comt ziet of hier wat es, eer tbuerzekin plat es Dat hu wel greit

Hier es dat te Ghend, in triumphe gent Was vutgheleit.

Tot den berespere.

Ghij Momus ghebroedsele, zeer vremd van toetsele En onwaerdich van zeden

Zulc als ic can staet hu niet an Laet my met vreden

Of zijt ghij om weten mijns sins secreten Quansuus becuert

Ziet dat ghij mijn cleerkins van papiere teerkins

Doch niet en schuert.

(15)

Epistel tot den Keiser biider welcker dit teghenwoordich boucxkin zijnder Maiesteit in Manilius Name ghepresenteert was.

Pays, Eere, Triumphe, duer God Victorie.

Een lichaem gezont, een herte vul vreden.

Een redelic verstant, een vaste memorie.

Een ziele duer Christus doctrine besneden.

Een blijde bien venue in allen steden.

Des waerelts trauwe, des hemels faueur Moet bij hu bliuen, dat heist hy ghebeden.

Die dit screef den almoghende creatuer.

Maer of hu meshaechde mijns briefs tenuer.

Zo moet ic my wel schamen voor hu presentie.

God gheue mijn redenen zulc een coluer.

Dat ghy die lezen muecht met patientie.

Hu knecht was bedacht vut goeder intentie Dijn Maiesteit te prijsene in die vlaemsche natie.

Want inestimabel es haer excellentie.

Dus eist gheauentuert bij protestatie.

Beuelende lijf en goed in hu gratie.

Hu gracelic wezen gheeft my corage.

Al doet my vreese wat in zuchten beuen.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(16)

Een Prince (dat weet ik wel) es Gods image.

Oorconde leeraers die dit voor gheen cluchten screuen Maer God die ons laet by zyn zoete vruchten leuen Es ghaerne ons ghiftkins in dancke ontfaende.

Dus commic hu ook tusschen hopen en duchte gheuen Een ghiftkin, ghy en zullet niet zijn versmaende Een zeker bediet vijnd ghy daer in staende.

Van dat thuwer eeren, huwen zone bewezen es.

In die stad daer hu eerst natuere vermaende Voetsel te nemene, zoot van my ghelezen es.

Ghy weit hoe die zonne, wanneerse gherezen es, Haer claerheit vute strect tot elcx verblijden.

Dus doet een Prince die Gods beelde gheprezen es, Zijn ionste beleffen an allen zijden.

Dit scriuic van hu, wie cans benijden?

Die dit benijdende es hem zeluen quelt hy.

Want door zijn afionste ben ic lettel bevreest.

Dus heb ic in vlaemsche dees triumphe ghestelt vrij Tuwer eeren die ghebloyt zijt in t vlaemsche forreest Nochtans veel teekenen my beroerden den gheest.

Tscheen my was nakende crancke auentuere.

Daer ik op reyse was der wijnden tempeest Verkeerde mijn corage en grooten ghetruere.

Dat water verdreechde my, die aerde stuere Werd onghewillich om my te draghene.

Die voghelen zeiden by haer natuere.

Hoe Iupiter bereid was om my te plaghene.

Maer oft hu Maiesteit beliefde te vraghene.

(17)

Wie my zo staut van begrijpe kend.

Zo slecht een propoost voor hu te ghewaghene, Oft wie my an hu edel persone zend.

Twas liefde van hu en van uwe stad van Ghend Maer al dwanc my liefde om poetizeren, Van der conste en wil ic my niet vermeten, Die faulten wilt gracelic excuseren.

Heb ic my thuwer eeren niet wel ghequeten.

Ic meende te doene als ander poeten.

Die in haer moeders tale haer veersen telden.

Ten was noyt Virgilius noch Omerius verkweten Dat zy, d'een in griecx, d'ander in latine stelden Welc prince Victorieus quam vuter velden.

En wie verwonnen tveld moeste wijcken.

Wie can Manilium met rechte beschelden.

Die zyn tale by d'ander wilt ghelijcken.

By die vrucht zal de duecht des wijngaerts blijcken.

Nu zijt ghy een vrucht van vlaendren verheuen.

Huwen throon staet bouen alle conijncrijcken.

In swaerelts ronde es den cracht beseuen.

Met rechten es dit dan in vlaemsche bescreuen.

Elc poete bescreuen heift zijn materie.

Deene strijd dander pays na der waerelt sprekende De derde verdoolt in d'amoreuse ferie

Es deerlic zijn hooft met Venus brekende.

Dus en ben ic niet al verdoolt diet rekende.

Als ic thuwer liefden wil registreren

Die reinste triumphe, gheen ander verstrekende.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(18)

Doen Philippus te Ghend quam triumpheren.

Reinst mach ic wel zegghen, want int stofferen.

Was daer verstandelic ghespecifieert.

Hoe Princen die dees waerelt gouuerneren Met die stole der glorie moghen zijn verciert.

Zeer constich, en costelic tusschen tween bestiert Was dwerc, in soberheit wel haudende mate.

Hier heb ic mijnen tijd gheimployert.

Zonder respect van eenighe scade of bate.

Dan dat ict onder hu defensie late.

Onder hu defensie wilt dit ontfaen.

O Prince gheboren van edelen zade, Hu name blijft eeuwelic by ons int vermaen.

Als Keyser ghecroont duer Gods ghenade.

Tot hu comt zelden yemand te spade.

Die bij manieren yet an hu beghaert.

Dus ben ic bedacht by voorzieneghen rade.

Te biddende dat ghy dit in dancke aenueert En waert huwer Maiesteit de pyne weerd.

Dees triumphe te lezene alst past by moeten Ghy vijnd daer in hoe noode dat Ghend ontbeert.

Hu lieue presentie niet om verzoeten.

Adieu edel Keiser God wil hu groeten.

God wil in voorspoed hu reijse verschoonen.

God laet hu weder keeren fraey op de voeten God stelle huwen Scepter bouen alle throonen.

Verciert met dusent ghepeerrelde croonen.

(19)

Author.

Aurora diligent, wiens werc elc prijsen moet Die tclaer schijn rijsen doet, van Phebus mijngioot Was noch in ruste, des hemels vijsen zoet

Waren noch ghesloten: doen ic ter dood Verscheyen, te bedde lach, duer ziecten groot.

Daer my een visioen werd gheopenbaert,

Drie hemelsche Nymphen met haer borstkins bloot.

Mijn herte verscricte: den gheest werd bezwaert.

Die heet van bloede es, werd lichte veruaert.

Als ic dees drie Goddinnen aenschaude.

Mijn ghezichte verflaude: mijn cracht bezweec my.

Ic vraegde, zo my dochte, maer als de benaude.

Bryngdy (Helaes) tijdinghe daer ic dus weec zy Des doods? maer neen, elc minlic bekeec my Met vriendelicken ooghen, als was icx min vroed.

Ic rees ouer hende: ic vaegde en ic streec my.

Tdocht my tot ghezontheit wezen een beghin goed.

Zulc waende verliezen daer hy ghewin doet.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(20)

Ik zeide, wat staedy hier dus al pronkende Met oogskins lonkende? ghy verliest hu pijne.

Meend ghijlien in liefden my maken vonkende Veruremd van Ceres en van Bacchus wijne.

Of zijdy de zelue drie Nympheu diuine.

Die voor Paris om vonnesse quaemt ghestreken.

Daer hy Venus schoonst prees met ionstighen schyne.

Dies Iuno zwoer, zy zoud op hem wreken.

Qualic can men drie vrauwen te passe spreken.

Als ic alleene dus zat en relde Elc van drien stelde den voet betnaer.

Elc euen naerstich haer ledekins helde.

Om my te verzoetene die pyne zwaer.

My docht, ic begoust te verlichtene, maer Tverstant vanden drome was my behouuelic.

Bediet my dit seidic O Goddinnen claer.

En gheift secours, my in allenden drouuelic.

Ghoe vraukins zijn gherne den mans zeer toeuelic.

Dees drie zeer minlic op my loughen Naer mijn ghenoughen haer zeluen reende.

Elc ghync van selfs daer zyn name wroughen.

Iuno, Venus, en Pallas, wel onderscheende.

Elc zeide haer motijf zulc als zou meende.

D'een naer d'ander tot courtoisije gheneghen.

Die weerdste men eerst audientie verleende.

Iuno sprac vooren, die twee ander zweghen

Twelck vraukins niet vele te doene en pleghen.

(21)

Iuno tot den Autheur.

Ontsprijngt van slape ghy dromer fantastijc Hoe blijfdij int stuc van onluste wroetende.

Neempt haestelic papier, penne ende inct, ghelijc Een die onledigh es, zijn pijne boetende.

Den stijl dijns scrijuens zijt ooc verzoetende.

Philips van Oostenrijc zijn prijs onghetiend gheift.

Zegt, Iuno die es hu van hertsen groetende.

Scrijft van hem prijs, want hy prijs verdient heift En zegt hem dat Iupiter noch zijn beste vriend leift.

Ghij zult hem kennen duer zijn edel zeden Verciert van leden Narcissus ghelijckelic.

Hy comt zeer payselic van stede tot steden Met zijnen Vader victorieus blijckelic.

Mijn ionste zal hem exalteren rijckelic.

Regneren zal hy noch van oosten tot westen.

Zyn partye zal voor hem vlieden wijckelic.

Hier op mach hij wel zijn hope vesten.

Al dat in den hemel woond es tzijnen besten.

Author.

Verwondert, verscrict, van bloede verschoten Met zweet beghoten, van ancxte beuende Sat ic: en peinsde, hoe comt ghevloten

Den stroom des lijdens op mij aerme sneuende.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(22)

Last es mij die Princesse des hemels gheuende An een Prince, ter waerelt dat edelste ingien.

Zal ic hem prijsen, die zelue ben leuende In onprijs? mij mochtder afleed gheschien.

Princen willen som bemint zijn, som zeer ontsien.

Venus tot den Autheur.

Ic Venus die schoone wellustighe Goddinne Wien Paris ten ghewinne den gulden appel bood Belast' hu te scriuene eenen brief van minne In een dien ic weinsche met herten deuoot Altijs victorie zonder wederstoot

Lof, prijs, ende eere, by elcker natie.

Ooc derf ic hem belouen ghecreghe hijs nood Van Mars mijn lief, die vromen Gods gratie.

Duer zoete woordekins van recommandatie.

Noch zal ic Cupido myn zone doen schieten Zonder verdrieten met der liefden schichte Die schoonste, die edelste, ia wil zout ghenieten Al waert ooc des opperste Goddinnens nichte.

Nu poetiseirt hier up, en stellet in dichte.

En maect hem vrau Venus ionste bekend.

Of dagvaert hem bij mij in shemels ghestichte.

Rasch vp, die voeten naer vlaender wend.

Ghij vind hem tauond int schoon prieel van Ghend.

(23)

Autheur.

Als Venus haer woordekins dus beleit heift Ter stont zou bereit heift penne inct en papier.

D'welcse mij al voor d'hand ghespreit heift En wilde my doen scriueu vander minne vier.

Ic peinsde, hoe diueers es der vrauwen bestier.

D'een segghet aldus, en d'ander wilt alzoo En al schijnense wijs duer woorden fier Der minnender wijsheit es min dan stroo Want haer ghepeins es lichter dan een vloo.

Pallas tot den Autheur.

Hier ben ic alderhoogst in wijsheit ghesaemt.

Tritonia ghenaemt, Pallas of Minerve, Mijn dienaers, in scientie rein ongheblaemt Verleende ic smake zoeter dan conserue Dijn poetsche dicht ic niet langher en derue Scrijft, tot een Prince mijnder herten grond.

Die nu in vlaender comt scauwen zijn erue.

Gaet maect hem duer d'edel Rethorijcke cond Dat noyt Prijnce metten Goden bet en stont.

Zijnen throon zal ic doen staen plaisantelic.

Zeer triumphantelic, daer hij regneren zal.

Als int goud claer blijnkende diamantelic Hem onder allen Princen ic promoueren zal.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(24)

Tot wijsheit: ooc zullen zij triumpheren al Die hem tot t'zelfve noch zullen beradich zijn.

Maer die in haer eighen bate studeren al.

Dat hy die verbijte duer een versmadich schijn.

Met rechte machmen de zulcke onghenadich zijn.

Autheur.

Als Pallas haer reden dus heift begloost Zeer cleinen troost const ic van drien vaten Want al diueers was haerlier propoost Dies ic my weinschte wel ouer thien straten.

En hoe wel dat se naerstich om dit bedien zaten Thes al ghedroomt zeidic zo ic my duchte.

En op dat ic mochte dees fantsyen laten Zo ontwecte mij Phebus die binden luchte Met zijnen waghe maecte groot gheruchte.

Bin dat ic mijn droom te spellene vermete Zo comt duer een splete mijn camer binnen Aurora, van den dagh mij doende de wete.

En tvisioen van deze drie goddinnen Ontvloogh mij rasch als cherubinnen.

Dies ic haer beuel niet en acht de een ziere

Maer ghijnc mij bij d'licht te cleedene beghinnen

Twelc mij verleenen quam zeer goedertiere

Aurora van Phebus claer de fourriere.

(25)

Doen ghijnc ic naer Ghend die straten besteppen Duer plasschen en greppen die my niet en weken En waer ic twee of drie met langhe sleppen Of cort ghecleed zach te gader spreken Daer most ic mijn hooft bet naerder steken Twas al van triumphe dat elcx motyf was Ten eijnde die zaken mij veel claerder bleken Want t'bediedsel vandien elc man en wijf las.

Twas wel te ziene datt edel bedrijf was.

Nu viel mij tverstant in van mijnen drome Van die ic hier nome dat edel pand Gheboren van Chaerles den Keyser vrome Commende bezwaeren zijns vadersland Dus vlied, ghy fabuleuse Goddinne, want Hy lettel past op hu blau beles

Want God bouen alle goden valiant Duer wien elc goed Prince regnerene es Bied zelue dees Prince zijn godlic addres.

Nu es ghecommen dat ghenouchlic saisoen Naer mijn gheuroen noijt blijder heure Als dat vut Ghend menich edel baroen Met flueel ghecleed van zwarten coluere.

Den edele Prince bij naerstighen spuere In t'ghemoet ghereden es zeer wel ghemonteirt Zegghende (op dat dijns vaders wille ghebuere) Comt Prince in Gods name in vlaenderen regneirt Dit werd in vijf tooghen rein ghefigureirt.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(26)

Als dan die Prince t'casteel was nakende T'gheschut was makende een horijbel soon T'scheen dat Vulcanus zijn blixems blakende Metten donder zand naer Iupiters throon Om die ruezen te cranckene die zijn persoon Versmaedden: en wilden den hemel bestormen Daer lach een versleghen up die Riuiere schoon Ter poorten die rekende ic spijse der wormen Hij wast dertich voeten lanc aduenant van vormen.

Dus comt hij ter stede waerd gheconuoijert Zeer gent verciert inder vlaemscher landauwe Rethorica die hadde an die poorte ghefouriert In een rein pauwelioen een maegdelicke vrauwe Des stads figure, en die zuuer Kersauwe Werd minlic ghetroetelt en zeer ghetouft Van eenen witten leeu, die om smaghets trauwe Dafionste van Fortune dicwils heift gheprouft Zulc ziet men noch verhueghen die was bedrouft.

Gordijnen van flanneel ter poorten verhaelt

Schoof men onghedraelt, vruegd mostder verstercken.

Vier vrauwen (zoot scheen) vuten hemel ghedaelt.

Die elc Prince vermaenden tot edel ghewercken.

Prudentia sprac tot leecken en clercken.

In eerlicke zaken ligt mijn hantieren.

Intelligentia can alle dijnghen duermercken.

Memoria verhaelde voorleden manieren.

Prouidentia wildit al in tijds bestieren.

(27)

Arnulphus die Graue ghenoemt de groote Niet als de bloote was fray veriaghende De Normans, die bij oorlooghschen exploote Vlaender en Vranckerijc waren plaghende.

Dit was zijn Image voor haer draghende In t'zelue tonneel op t'hoochste verheuen.

Dus es men der Princen duegt ghemaghende.

Die naer de gherechticheit beleeden haer leuen.

Die prijs verdienen, moet prijs zijn ghegheuen.

In d'eerste strate ghezeijt den steendam In oorden bij een quam die gheestelicke statie.

In welcke strate die Prince wel eens nam Zijn ghenouchte, mijds d'hemelsche iubilatie Die daer scheen blijckende telcx contemplatie Duer onnoosel maegdekins, ionc al te male.

Al rekewijs staende, bij ghelijcker spatie.

In tabernakelkins bijna dusent in ghetale.

Ouer bee zijden der straten tot sprincens zale.

Al waert dat men mij te zwijghene dwonghe Noch zoude mijn tonghen spreken binden monde, Behaghelic es Gode d'lof vandie tonghe.

Want zij onnoosel zijn en simpel van gronde.

O Rethorica lief dijn zoete faconde

Verleent mij dat ic haerlier prijs bescriuen mach Van diemen als kinderkins ten zeluen stonde Ter eere den Prince triumphe bedriven zach God gheue dat elc kind in duegden becliuen mach.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(28)

Men zach ter waerelt noijt schoonder spectakel.

T'dijnct mij mirakel niet om verzoeten.

Zo menich kind staende in zijn tabernakel.

Hooghe vander aerden verheuen acht voeten.

Elc zijn kespen mant elkin gheploijt met moeten.

Elc had zijn roxkin rood daer duere schijnende.

Met een vierighe tordse, quansuus om groeten, Zijn zone, wiens iuegd niet en es verdwynende.

Met rechten was men dit tzijnder eere pijnende.

Tzijnder eere stonden ghemaect zeer cantelic Vijf poorten plaisantelic duerluchtich om zien.

Arcus ghenaemt, of tooghen triumphantelic.

Van vijf conijncrijcken was t'patroon van dien.

T'hebreeusche, t'griecsche, t'roomsche met t'fransche engien.

En t'vijfste vertoogde die vlaemsche noblesse.

In elc van viue zag men t'zelue gheschien.

Vijf zonen aenuaerden bij vaderlicken addresse Successie, maer met een vruchtbarighe lesse.

D'eerste boghe triumphael, dies ic vermane Had vander Tuscane specie de snede.

Een hebreeus exempel was beuolen te stane Met hebreeuscher scrifture ter zeluer stede.

Hoe Dauid beseffende den tijd zijnder vrede Solomon zijnen zone den scepter beual.

Dies wert hij daer ghesalft naer de iuedsche zede Van Sadoc ende Nathan Gode lief ghetal.

Daer spraken die maegdekins hebreeus ouer al.

(29)

Die stad zo gherne dezen Prince gheriefde.

Want zoo gheliefde zijn vader bemind.

Die maegdekins boden hem Trauwe en Liefde In zeven talen wel ghelijc ghezint

O trauwe wiens zoetheit alle blomkins verwint Ghy waert bij die blomkins ghecompareert.

En ghij vierighe liefde die int herte beghint.

Hebt hem een vierighe tordse ghepresenteert.

Alzoo die maegdekins waren ghestoffeert.

D'hebreeusche scrifture die hier ghezien was Zo menich engien las, werd aldus bediet.

Als t'cronement van Solomon int gheschien was.

Sprac Dauid duer den gheest Gods diet al voorziet.

Ic zal Solomon lasten en den anderen niet.

Naer mij te bezittene die Maiesteit.

Ende naer dat zijn beghaerte was gheschiet.

Zo heift hij tot gode dancbarich ghezeit.

Nu zie ic hem in mijn throon zitten die mij greit.

Tot Solomon wert ghezeit, o cuenijnclic stuer.

Des hemels faueur verheffe dijnen name.

Bouen Dauid dijnen vader: ooc zonder ghetruer.

Dat den gheest des heeren met hu verzame Ghelijc met hu vader: huwen throon zonder blame.

Moet God bouen dijns vaders throon funderen.

Ecclesiastes spreict noch een rede bequame.

Dat die landen wel mueghen prospereren.

Daer Princen van edelen bloede regneren.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(30)

Dit hebben ghezien die edel rancke

Es vrij als de vrancke bet voord ghemarchierd.

Dier prelaten verbeiden daer tzijnen dancke.

Beneden der brugghe vande dam ghespecifiert Mijn Heere van Sent Baefs zebarich ghemaniert.

Ghijnc hem in tghemoet met groote reuerentie.

En presenteirde hem te cussene een cruce, verciert Dan Sent Eloij, van grooter exellencie .

Dit beteekende paijs vut goed' intentie.

Naer dat hij gheleden was Sent Iacobs kercke Stont daer ten percke Rethorica diligent.

Eenen toogh of spectakel van edelen wercke.

Heift zou allen Princen ghemaect bekent.

Justitie stond daer als vrauwe excellent.

Costume Wet Nature dede haer omage.

Maer Nature had zeuen camerieren gent.

Ghaerne obedient zoomen zagh op t'stage.

Elc scheen wel een hemelsche personage.

Alle deze Nijmphen hiervooren vermaerd

Daer tzamen vergaert toogden haer diuijsen

Costume sprac, tghene dat van ouder aerd

Zonder wet gheuleert es doe ic mij toe wijsen

Wet dede rechtuaerdicheit in ghescrifte rijsen

Nature doet t'menschelic verstand ghedijncken

Gods eeuwighe wille, die den gheest comt spijsen

Religie leert Gods zuuer diest zonder mijncken

Duegt wil elc in d'een haer zeluen schijncken.

(31)

Gratie zeide, die duegd wil ic eeren Met die croone ter eeren, thes mijn costume Wrake wil gheweld en iniurie keeren Discretie vereert d'eerweerdighe int rume Waerheyt toogt een dijnc zoot es op haer dume Compact can twist en ghevecht doen scheeden Maer dat ic van Justitie niet en versume Zou kan haer woordekins zeer wel beleeden.

Alzoomen haer bij scrifture zach verbreeden.

Iustitia spreect.

Twelc van natuere ghemeene verleent was Zoot wel ghemeend was, es bij mij Iustitie Bedeelt, waerduere de zulcke vercleent was En zulc vermeerd, mits diueersche conditie Want ic wel merckene swaerelts malitie Make d'eene Prince en d'ander sclaue Ooc gheuic elc t'zijne, loon om punitie Den Prince, den volcke, en t'land elc zijn haue Hier mach men verstaen of ict wel beslaue.

Noch stondender twee beilden zeer hooghe verheuen, Ghemaect naer t'leuen, Balduwijn Apkin was d'een Graue Karel de goede was d'ander beseuen Rechtuaerdich in iustitie was elc van hem tween Karels ledekins te Brugghe noch onuerscheen Sent Donaes in ruste ghetughen bloot

Dat hij lanc was acht voeten alf, maer dit acht ic cleen Die croone van Hierusalem, en Almaenge groot Weigherdhij, duer liefden van Vlaender totter dood.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(32)

Noch ghedijnct mij wel dat ic d'inscriptie las Op t'zelue pas van Graue Apkin ghemaelt.

Hoe dat hij tot uprechte iustitie was

Gheneghen: ten strijde ooc niet en heift ghefaelt.

Maer Karolus wiens herte was duerstraelt Van liefden tot iustitie, werd deerlic vermoord V[a]ndie booze dies werden zij zaen betaelt Maer van hem werd t'eeuwighen daghe ghehoort Adieu goede aerme Karel der aerme confoort.

Van daer ghijnc Rethorica solliciteren Int ordineren, met subtilen vonde

Een schoon spectakel, daer moest passeren Die Prince, t'waer sticht dat icx niet ontbonde.

Een vrauwe ghenaemt Stercheijt die zulc oorconde Van haer zeluen heift te vertooghene beghaerd.

Vromicheit metten wercken niet metten monde.

Blijct int perikel, alsmen eerlic verweert D'iniurie, elc goed Prince dit last aenueert.

Dees vrauwe Stercheyt had altijds bij haer Die Nymphen claer als ad'herenten.

Cloucmoedicheyt vulbracht vroom faiten zwaer.

Liidsaemheyt verdrouch doleur en tormenten Gheduericheyt een Nijmphe niet om vergenten.

Sprac, Ic bliue vast in een goed propoost.

Elc edel Prince mach dit wel prenten Int herte, ten dient ooc niet begloost

Die goed van smake es, die prouue het roost.

(33)

Noch had hier Rethorica twee beilden ghestelt.

Balduwijn eerst ghetelt inder Grauen reken.

En Robrecht van Hierusalem, zoo stont ghespelt Die int veld haer ruters noijt en bezweken.

Balduinus vromicheit was niet om breken.

Zijnen aerm scheen ijseren, zoo creech hij in strijden spoed.

Bithinia en Siria vloijden bloedich als beken

Duer Robrechts cloucheit, daer de ruters met blijden moed.

Hem boden als Sent Ioris zoon ten zeluen tijden groet.

Alst up den zandberch aldus vertoogt was Eert in ghedroogt was, achteruolghende t'werc Zo zaen als van verre den Prince ghehoogt was Stond elc personage rein in zijn perc

In t'weetste arc triumphael, zeer constich en sterc Ghemaect naer t'edel dorike fautsoen

Naer een griecx exempel nam elc zijn bemerc Dit zachmen bij t'Schepenhuus op D'hoogpoort doen Hier spraken die maegdekins al griecx sermoen.

Philips van Macedonien die Conijnc wijs Van oude grijs, op dit aerdich tonneel Ghaf ter duegt en doctrine, bij goed aduijs Alexandrum zijn zone, zijnder herten iuweel Daer waren sententien ghescreuen een deel Gheregistreert inder griecxscher cronijke Hoe dat der Princen officie gheheel Es, haer onderzaten bij goeder practijke Met Gode en met eeren te makene rijcke.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(34)

Noch een sententie van grooter weerde Te lezene beghaerde menich man gheleerd Hoe dat een conijncrijc verheuen op aerde s'conijncs glorie niet zo zeer en vermeerd

Als die croone van duegden met Gods dienst vereert Hier af maect Agapitus griecx leeraer ghewach Hij segt ooc dan een Prince die ter waerelt verkeert Zijn macht zo ghebruken moet zonder gheclach Dat hij daer bij ten hemel toeganc hebben mach.

Up sgraven brugghe an sente Vaerlen tempel Zonder eenich wempel, stond een throon, van gaude En mogtmen niet smeden een fraeyer exempel Noijt mensche veel genter spectakel anschaude Vespasiaen Titum zijnen zoon betraude Met hem te berechtene die roomsche subditen Fortune dees twee met ionste bedaude

Met rechten triumpheerden zy zonder verwijten Ghelijcken aerbeyt ghelijcke proffijten.

Dees Titus was tvolc zo aggreabel Ten es gheen fabel dat ic hier scriue Zijn vader duer Blijnckende dueght notabel Was hier af cause die met zijnen liue Dit kind ghewan van edelen bedriue Goed bewijs hem gheuende in elc termijn Zij waren t'ghemeente zoet als een oliue

Goed boom goed vrucht, goede rancke goed wijn

Hier spraken die Maegdekins al latijn.

(35)

De vierde specie ghezeit Corintike Verciert zeer rijcke metter consten glorie Stond bijder munte, mids vanden wijcke Veel genter dan een vergulden ciborie Karolus magnus ter zaligher memorie Om Lodewijc zijn zone in rijcke t'eruene Was hier ghezeten in zijn consistorie En om ruste naer moyte te verweruene Want varijnc zijn ghebuerte was te steruene.

Dus gaf hij hem hier een discipline

Vul van doctrine, bij gheen schat te ghelijckene Veel presieuser dan een gulden mine

Daer een ghierich mensche bij zouct te rijckene Ic beueel hu zeit hij niet te bezwijckene Gods zuuer dienst en zijn scaepkins vercoren Pijnt der Christenen palen zo wel te bedijckene Dat d'heidensche mach niet en comene verstoren De kerstenen die ghaerne d'woord Gods anhooren.

Dijn naeste, dijn vrienden toogt ionste oueruloedich Der priesters oedmoedich eert als dijn vader Tot liefde dijns volcx, zijt ooc ghespoedich Als tot hu eijghen kinderen allegader Straft die houaerdich zijn rebel of quader Zijt der Cenohiten en der aermen patroon Stelt gheestelic en waerlic als goed beraden Ministers die niet en achten swaerelts loon Zijt voor God ende waerelt van herten schoon.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(36)

In thoogste van dezen arctriumphael stonden ghescreuen deze naeruolghende titulen waer af de tale beuonden es te zyne der franchoysen uprechte tale de welcke by hemlieden alsnu gheheel es gheaborlieert verstoruen en te niete gheghaen.

Thie furist ist Gotes bilidi.

Item.

Salige sint mand uuare, wanta thie besizzent erda.

Item.

Sie sint so fama kuani, Selpso thio Romani.

Zi uuasane snelle, so sint thie thegan alle.

Item.

Salige sint thie thar sint miltherze.

Uuanta sie folgent miltidum.

Als hier passeerde die Prince excellent

Rethorica gent hild naerstich de wake

In een rein tanneel bij t'augustinen conuent

Vertoogdese figuerlic een schoone zake

Hoe Temperantie zouct altijds met ghemake

Om haer zinnen te temperen, pays int herte

Die dan inder duegd heeft natuerlicke smake

(37)

Verwind zijn qua gheneghentheit zonder smerte Hier faelt hij die haestich es en van quaden perte.

Vier dochters dees Nymphe ghezelscap hilden Die vertooghen wilden haerlieder virtuut Continentia conste met speerren met schilden Qua beghaerten breidelen of werpen vut Ghenade viel int handelen noyt yemand te ruud Maer doet eenen grammen moed vercoelen Zebaerheyt can pronken ghelijc een bruud Goudbetrauwen en staet ooc onder gheen stoelen In vrome faiten can met haer cracht gheuoelen.

Van Balduwyn van Rysele een beelde ghemaect Stond hooghe ghedaect an dezen toogh

Om dat hij als voogd diligent heeft ghewaect Voor die croone van vrancrijc die onder hem boogh Zijn groote ghetrauwicheit, zijn coel ghedoogh Zijn edel conuersatie, zijn wijs onderwind Zijn belofte, zijn woord, noyt mensche bedroogh Zijn duegd alzo claer als de zonne schijnt In Vlaender, alzo men wel bescreuen vind.

Een ruese lanc twaelf voeten en achte Van t'zelve gheslachte van die buten lach Hild op de liefbrugghe zeer straf de wachte Als regent vander lieue nacht ende dach Op dezen stond ic zo langhe en zach Dat ic ter leije nerghens en bemercte

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(38)

Of daer een was viuentwijntich lanc naer t' ghewach Maer ic dijncke dat die zeer tielke verpercte Of dat hij was thuus ghebleven op sijn stercte.

De vijfste poorte of arctriumphael

Als een throon regael van commuun werc gentelic Stond laetst, alder edelst, en principael

Bij t' palais daer den Keyser es residentelic Hier werd vertoogt zoomen zach attentelic

Hoe Diederic van Elzate naer Hierusalem reysende Zijn zone Philippum beual diligentelic

Den staten des lands, voor best dit peysende Hem in possessie vanden rijcke cheysende.

Daer stond ghescreven, ten es gheen lueghen Hoe dat int verhueghen elc Senatuer

Met die ledekins van Ghend naer t'scamel vermueghen En naer den tijd, mids t'ghemeene labuer

Ghetuyghende haer goedwillicheit zonder rancuer Dees triumphe ghestelt hebben Philips ter eeren Die van Chaerles den Keijser ontfijnc zijn viguer Zoot God gheliefde, die hem wil leeren

Vander Maghet alle dijnc in t beste keeren.

In hoogste van dezen arctriumphael stond eenen leeu voor hem haudende beede de wapenen van Vlaender met deze zelue naeruolgende vlaemsche inscriptien.

Wilt helpen bewaren, dees schoon landauwe

Ic wil met hu paren, totter dood ghetrauwe

(39)

Noch ander inscriptien.

Edel hoog gheboren vorst, reyn conijnclic zaed zoet Van Vlaender land eruich natuerlic heere

God vermeerdere hu vroomheid, ende wijsen raed goed Om t'land te berechtene tot zijnder eere.

Item noch een ander.

O Prince vercoren, zeer hooghe gheboren Zijt willecomme.

Bewaert dit land, voor eenen pand Ten goeden waeromme.

Den oppersten eere hu rijcke vermeere Mids wijsen rade,

Want uus vaders duegd, bloijt in hu iuegd Duer Gods ghenade.

Musike ghezonden vut t'aerdsche paradijs Heeft hier om prijs wel haer eere bewaert Want om dat Rethorica was inden bijs Om allomme te tooghene der conste aerd Zo hadde die nobel Musike vergaert Wel dusent instrumenten musicael

Daer en was int verzoeken gheen conste ghespaert Men peeper accoord met een zoet verhael

Wel accorderen es t'principael.

Als nu Phebus vulreyst had zijn voyage Hem volgde een page diemen Hesperus heet

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

(40)

Dats doncker auond die can maken rage Hij doet Venus kinderkins meer lief dan leed Dus werd daer een bernende licht bereed

Bouen den weerhaen van Sente Niclaus ghemeten Twintich voeten hooghe waer af t'vulle bescheed Ouen veerthien milen snachts es gheweten Dus heeft haer die Maghet van Ghend ghequeten.

Veel zoudic noch scriuen op de zelue date Waert niet zo late en dat ic bet zaghe Hoe Philippus brudegom met edelen state Hem vouchde tot trauwene den derden daghe Dat vlaemsche pryeel die precieuse baghe Dies hij naer costume t'land besworen heift Als dan zulc een Prince (dit es de vraghe) Dees Maghet van Ghend in trauwe vercoren heift Zegt of die Bruud haer eere verloren heift.

Veninighe tonghe wie dat ghij zijt Niet meer en verbijt dees Maghet eerbaer Op dat ghij hu tanden niet en verslijt Want die macht haers liefs valt hu te zwaer Adieu reine Maegt die verre ende naer

Hu aenschijn voor elckerlijc wel muegt ontdecken Adieu cleine Maegdekins bijna vijfhondert paer

Met hu cranskins en houpeelkins wilt thuuswaert trecken God wil hu beschermen al voor quade becken.

Adieu edel Vlamijnc o keyser ghenadich

Blijft doch beradich dees schoone gaerde

(41)

Daer ghij in bloijdet, die somtijds versmadich Mestroost ghezeten heift als de bezwaerde En ghy o Prince van edelen aerde

Ontfanct se minlic die voor hu gheboghen heift En peijnst mijn Bruud es die schoone vermaerde Die mij haer trauwe gaf en niet gheloghen heift Bij wien eerst mijn vader de borst ghezoghen heift.

Finis.

Octroy.

Het heift den Keyser belieft te gheuene Om drucken Manilio, die maecte, consent.

Ghy nederlandse druckers pijnt eerlic te leuene Dat ghij hen dit niet naer en prent

Hier af es die date te Brussel bekent

Bij henlien diet ghetraulic aldus bestierden.

Thes wel gheuisiteirt en gheteekend Vlierden.

Anno M. D. xlix iij Decemb.

Declaratie van der triumphe bewezen den hooghe gheboren prince van Spaengien, Philips

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

willende openbaerlyk erkennen den uitstekenden dienst, dien onze getrouwe onderdaen, Willem Beukels, visscher uit onze goede stad Biervliet, aen den koophandel van ons

Philips met heere groot Gereedde hier omme sine vaert 890 Ende trac also te Vlaenderen waert.. Onder Casselle so viel hij doen, Dair men sach

555 dertich iaer - dats ware dinc, was Dauid gheweldich coninc, na dien dat hi bracht met hem die roeden binnen Iherusalem, daer die zaelighe boem wies of, 560 diemen mach gheuen

Tot u ghenoeghen dan, hoort wat u wort ontdeckt, So moegdy zijn ontweckt, uyt slaeps bedwang geseten, Gy Vyer meught weten dit, doch sonder te vermeten, Dat ghy oyt waert en

Als de Doot Goet Ront komt aanzeggen dat hij sterven moet, bedenkt deze dat de boom ook voor dit geval uitkomst kan brengen, en hij vraagt de Doot hem eerst nog een appel te

De schrikbaere dood vol schromen Met haer schigten hier ten toon, Gestelt die tot ons moet komen Al dat leeft komt zy t'ontbloon, Daerom menschen die in 't leven Zyn in vreugden

De Vlaemsche zanger.. Ziet, ik en zou daerom niet liegen - Hoewel 't de koopliên somtyds doen - Al wat ik win is om myn moeder En om myn broêrke meê te voên... Ach! geen van

Maer hine heeft maer sinen vrede Drie daghe lanc ende sijn respijt Maschien niet toter vespertijt.. Drie