• No results found

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied · dbnl"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hendrik Tollens

bron

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied. Johannes Allart, Den Haag 1815

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/toll003vade01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

3

[Vaderlandsch krijgslied]

Nu ijlen wij ten strijde, En strijden onvervaard, En, welgemoed en blijde,

Beproeven wij het zwaard.

De godheid heeft gesproken, Gesproken in haar taal:

‘De menschheid zij gewroken, Gewroken door uw staal.’

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(3)

Nu trekken wij te velde, Te velde nu om zoen;

En heel de wereld melde De wondren, die wij doen!

Wij trekken, wel te vrede, Op de ons gewezen baan Met al de volken mede,

Die Gods bevel verstaan.

Geen monster zweept in woede, Uit enkel lust tot moord, Met geeselende roede,

Ons nu als slagtvee voort;

Het zal ons graf niet delven Aan 't uiterst eind' der aard', Maar tegen 't ondier zelven

Beproeven wij het zwaard,

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(4)

5

Geen vader stond te schreijen, Van droefheid als ontzind, Bij 't zielverscheurend scheiên,

Te schreijen als een kind:

Hij zag de toekomst tegen, Getroost in Gods bevel, En gaf ons zijnen zegen

En zei bedaard: ‘Vaarwel.’

Geen moeder, toen wij gingen, Kreet deerlijk overluid, Met raadloos handenwringen,

En wrong de haren uit:

Een traantje mogt er hangen En drijven in haar oog, Zij wischte zich de wangen

Bij 't afscheidskussen droog.

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(5)

Nu trekken wij te velde, Te velde nu om zoen;

En heel de wereld melde De wondren, die wij doen!

Wij trekken, wel te vrede, Op de ons gewezen baan Met al de volken mede,

Die Gods bevel verstaan.

Geen monster zweept in woede, Uit enkel lust tot moord, Met geeselende roede,

Ons nu als slagtvee voort;

Het zal ons graf niet delven Aan 't uiterst eind' der aard', Maar tegen 't ondier zelven

Beproeven wij het zwaard,

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(6)

7

Geen vader stond te schreijen, Van droefheid als ontzind, Bij 't zielverscheurend scheiên,

Te schreijen als een kind:

Hij zag de toekomst tegen, Getroost in Gods bevel, En gaf ons zijnen zegen

En zei bedaard: ‘Vaarwel.’

Geen moeder, toen wij gingen, Kreet deerlijk overluid, Met raadloos handenwringen,

En wrong de haren uit:

Een traantje mogt er hangen En drijven in haar oog, Zij wischte zich de wangen

Bij 't afscheidskussen droog.

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(7)

Nu trekken wij ten strijde, En strijden onvervaard, En, welgemoed en blijde,

Beproeven wij het zwaard.

We ontrollen nu de vanen Ten wissen val van 't rot, Dat wreed met vadertranen En moederwanhoop spot.

En wie ons nu ontmoeten In 't woelen van den stoet, Die mogen weêr ons groeten

Voor Neêrlands wettig bloed;

Die kennen aan ons wapen EnNASSAUSvrije vaan, De Nederlandsche knapen,

Die onverschrokken staan.

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

(8)

9

Zwaait rond dan zwaard en degen, Gezellen in 't gevecht!

Op onze schouders wegen 's Lands eer en roem en regt.

Laat luid de krijgsleus schallen En dreunen wijd en zijd:

‘Ten strijde nu voor allen - Op Gods bevel ten strijd!’

Hendrik Tollens, Vaderlandsch krijgslied

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zulk een regt, voor dat bezit, Durft Neêrland, dat in 't wapen bidt, Uw hulpe, God des

Gij ziet geen trouwer onderzaat, Gij vindt geen braver koning;.. Gij voert geen blijder feestdag aan Dan die voor Neêrland op

Hendrik Tollens, Vaderlandsche wapenkreet in maart, 1815.!.

Hendrik Tollens, Zangen, ter gelegenheid van de algemeene vergadering der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, op dinsdag, den 11den augustus,

Hendrik Conscience, Volledige werken 20. Het ijzeren graf.. zen dat ik zeer slecht deed met altoos mijne gezondheid op te offeren aan de onzekere hoop eener overwinning, welke

„Maar zwijgt toch ; niemand uwer weet er iets van," sprak de goudslager. „ Luistert, ik zal u in korte woorden de reden van dien ongelukkigen oorlog uitleggen. Zeg ik de

Een winkelier hield, terwijl hij bij herhaling het glas aan zijne lippen bragt, tegen den veldwachter stijf en sterk vol, dat Rijkhold wel een rijk man moest zijn, om zulk een

Neen, neen, wie aan zijn klanken hangen, Zich koestren aan zijn gloeijend lied, Hij drukt zijn ziel niet uit in zangen,. Hij ademt in zijn