• No results found

Vergaderbundel 9 juni 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vergaderbundel 9 juni 2015"

Copied!
230
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderwerp: Bijlagen: Dagtekening:

Raadsvergadering Diversen 27 mei 2015

Hierbij nodig ik u uit tot bijwoning van een openbare vergadering van de raad der gemeente Asten, te houden op dinsdag 9 juni a.s. ‘s avonds om 20.00 uur, in de raadzaal van het gemeentehuis, Koningsplein 3 alhier.

De voorstellen betreffende de agendapunten, aangeduid met een “) worden u hierbij toegezonden.

De voorstellen betreffende de agendapunten die in een commissievergadering zijn behandeld zijn u al toegezonden.

De stukken liggen voor u ter inzage in de leeszaal van het gemeentehuis vanaf 27 mei 2015.

mr. H.G. Vos

burgemeester van Asten

AGENDA:

15.06.00 Opening en trekken van het lot.

15.06.01 Vaststellen agenda.

15.06.02 “) Verslag van de openbare vergadering van 28 april 2015.

15.06.03 Ingekomen stukken en mededelingen.

15.06.04 A. Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015 en Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Asten 2015.

15.06.05 A. Actualisatie GVVP – vaststellen verkeersvisie.

15.06.06 “) B. Programmabegroting MRE.

15.06.07 “) B. Ontwerpbegroting 2016 en meerjarenraming 2017-2019 ODZOB.

15.06.08 Sluiting.

(2)

VERSLAG

van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten, gehouden op 28 april 2015, om 20.00 uur in de raadzaal van het gemeentehuis.

- - -

Aanwezig zijn:

De voorzitter burgemeester H.G. Vos

De leden F.G.A. Hurkmans, F.C. van Helmond, P.W.J.M. van de Ven–Schriks, H.A.M. van Moorsel, P.P.M. Bakens, D.R. van Schijndel, J.P.E. Ban- kers, J.G. Leenders, J.H.G. de Groot, R. Wever, A.J. Koopman, P.A.J.M. Berkers-Coolen, M.J.H. Vankan, M.A.T.M. van den

Boomen, A.H.H. Beniers, N. Hagelaar-Koppens, A.W. van Egmond De genodigden de wethouders Th.M. Martens en J.C.M. Huijsmans en de loco-

gemeentesecretaris M.W.A.M Sprangers De plv. griffier M.A.M. van Arensbergen

De notulist M.J.C. Feijen-Lamberts

Afwezig is: J.H.J. van Bussel

- - - Agenda

1. Vaststellen agenda

2. Verslag van de openbare vergadering van 31 maart 2015 3. Ingekomen stukken gericht aan de raad

4. Structuurvisie Kwaliteitsverbetering van het landschap 5. Vaststellen Beleidsnota plattelandswoningen

6. Oprichting van en deelname in Stichting Beheer en Exploitatie Veiligheidshuis Brabant Zuidoost

7. Wijziging samenstelling commissies 8. Sluiting

De voorzitter opent de vergadering. Bij lot wordt bepaald dat de beraadslagingen en eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij het lid Leenders van de fractie CDA.

Agendanummer 15.04.01 Vaststellen agenda

De agenda wordt gewijzigd vastgesteld met toevoeging van agendapunt 7.

Agendanummer 15.04.02 Verslag van de openbare raadsvergadering van 31 maart 2015

Zonder dat iemand het woord verlangt, zonder amendering en zonder hoofdelijke stemming wordt het verslag vastgesteld.

(3)

d.d. 28 april 2015

Agendanummer 15.04.03 Ingekomen stukken en mededelingen

Voor kennisgeving aannemen:

1. Besluitenlijst van de vergadering van de raad d.d. 3 maart 2015.

2. Overzicht van ingekomen stukken, gericht aan de raad.

3. Lijst van toezeggingen.

De ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen.

Agendanummer 15.04.04 Structuurvisie Kwaliteitsverbetering van het landschap

Voorzitter geeft aan dat er na de commissie nog een nagekomen memo is verstuurd aan de raad. Hij vraagt de fracties om hier een reactie op te geven.

Fractie CDA geeft aan dat er in de commissie al veel vragen zijn gesteld, de memo antwoord hier gedeeltelijk op. Onduidelijk blijft nog de ‘kruimelgevallen’. Wat wordt hier concreet mee bedoeld, is dit bijvoorbeeld met een voorbeeld te verduidelijken?

Van belang vindt het CDA dat we het voor ogen zijnde doel gaan bereiken, dat ook evalueren na bijvoorbeeld een jaar, dan bijstellen of afschaffen van de visie afhanke- lijk van de uitkomst.

De fractie D66-HvA staat achter het stuk, vragen zijn door de memo beantwoord.

De fractie kan zich goed vinden in het benadrukken van de kwaliteit van het land- schap. Indien de ingreep groot is, dan volgt een storting in het fonds. Ze wil graag een goede borging van de gestelde voorwaarden, voorbeeld als het gaat om ‘een aantoon- bare en fysieke verbetering van het landschap’. Hier moeten we niet te lichtvaardig over denken, zie het rapport ‘onbeperkt houdbaar’. Hier staat een conclusie: “agra- risch natuurbeheer is op een groot fiasco uitgelopen, er is 1 miljard euro uitgegeven in 20 jaar terwijl er een verarming plaatsvond door intensivering van de landbouw, al- leen een beperkt aantal boeren moet nog subsidie krijgen.” Hier kunnen we van leren.

Als we een maatregel treffen dan deze goed evalueren, kijken of het werkt wat we wil- len bereiken. Voorwaarden dus graag goed handhaven en borgen.

Fractie Leefbaar Asten: had gepleit voor het verhogen van de bijdrage kwaliteitsver- betering van 2 naar 10 euro. Hier is geen raadsmeerderheid voor. Daarom laat de fractie dit schieten. M.b.t. de wijziging van 1.3: eerste alinea aanvullen met het artikel 2.12 lid 1, sub a onder 2° Wabo daar is de fractie het mee eens.

PGA/PvdA: Artikel 1.3 aanpassen hoe gebeurt dat? Via een amendement of op ande- re wijze?

Interruptie voorzitter: de raad spreekt zich uit over wel of niet aanvulling van het be- treffende artikel. Als de raad het ziet zitten, dan zijn er twee mogelijkheden:

1) praktisch: raad besluit aanvulling op te nemen in de structuurvisie 2) formeel: amendement met voorgestelde wijziging door de raad.

VVD: staat achter het voorstel. Evalueren op termijn is van belang.

Algemeen Belang: heeft in de commissie aandacht gevraagd voor verduidelijking van de definitie van grote en kleine aanpassingen/ingrepen. De fractie ziet hier nog een gemis. Er is echter geen meerderheid voor binnen de raad om hier iets in aan te passen. Dus evalueren is dan het medium. Met name op dat punt: als het gaat over grote en kleine aanpassingen/ingrepen. Van 2 naar 10 euro: hier is de fractie het niet mee eens, 2 euro is het maximaal haalbare wat betreft de fractie.

(4)

d.d. 28 april 2015

Wethouder Martens: Naar aanleiding van de commissie heeft er in de memo nog na- dere uitwerking plaatsgevonden, bijvoorbeeld aanvulling op artikel 1.3 eerste alinea.

Het gaat hier om echt natuur, die ook de bestemming natuur krijgt, dat is anders dan agrarisch natuurbeheer. Is een andere soort. In een Algemene maatregel van bestuur kunnen allerlei zaken nog ondergebracht worden die we nu nog niet kennen. Dit hoeft niet per se om kruimelgevallen te gaan. Kruimelgevallen: we gaan dit oprecht beoor- delen via de betrokken ambtenaar, in zijn algemeenheid gaat het vaak om kruimelge- vallen, bijvoorbeeld binnenplanse wijzigingen. Bij grote uitbreidingen, dan gaat het vaak om bestemmingsplanwijziging. De grens hiertussen is grijs, maar grofweg geldt binnenplans: kruimelgeval, BP wijziging: grote wijziging. Jaarlijks evalueren: dat is al toegezegd in de commissie, ongeveer over 1,5 jaar hier mee starten (zodat er prak- tijkvoorbeelden zijn) en dat jaarlijks herhalen, via de lijst van toezeggingen monito- ren.

Voorzitter: aanvulling op artikel 1.3 vanuit de memo maakt nu deel uit van de be- sluitvorming over het voorstel. Graag expliciet vermelden in tweede termijn of de frac- tie daar mee instemt.

Tweede termijn

CDA: antwoorden zijn helder, memo is verbetering van het stuk. De fractie kan in- stemmen. Het is geen subsidieregeling, het gaat om een stuk natuur aanleggen. Ver- der wacht ze de eerste evaluatie af.

D66-HvA: akkoord met de toevoeging op artikel 1.3. De 100.000 euro is ook ak- koord. De conclusie uit het genoemde rapport is een waarschuwing voor ons zelf, en geeft de wens aan om effecten te meten.

Leefbaar Asten: akkoord met de toevoeging. Hoeft niet via een amendement, mag praktisch.

PGA/PvdA: kan ook instemmen inclusief de aanvulling, de memo en de afgesproken evaluatie.

VVD: idem. Blij met jaarlijkse evaluatie.

Algemeen Belang: kan ook instemmen, wel graag via een amendement.

De voorzitter legt aan de raad voor hoe de stemming gewenst is. De meerderheid van de raad kiest voor de praktische oplossing.

Dit betekent dat het volgende besluit voorligt: De structuurvisie kwaliteitsverbetering landschap vast te stellen met daarbij het besluit van de raad om de structuurvisie in artikel 1.3 eerste alinea aan te vullen met het artikel 2.12 lid 1, sub a onder 2° Wabo.”

Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het aangepaste voorstel besloten.

Agendanummer 15.04.05 Vaststellen Beleidsnota plattelandswoningen

Het CDA vindt dit een belangrijk onderwerp in het buitengebied. Voor een aantal be- drijven is het hiermee op te lossen, concreet bestaande rechten van het agrarische bedrijf worden gerespecteerd. Als het gaat om het hanteren van een bepaalde af- standsnorm, 15 à 25 m, dan is de vraag of je daar verstandig aan doet. De fractie vindt die norm niet zaligmakend, maar kijkt liever naar waar je het gewoon op kunt lossen, en waar je een sterfhuisconstructie krijgt. Het stuk is helder, ze wil wel graag nog een helder antwoord op de beantwoording van de eerste vraag.

(5)

d.d. 28 april 2015

D66-HvA kan hier goed mee leven. De suggestie: 15 m uitbreiden naar 25 m is geen halsbrekend bezwaar voor de fractie.

Leefbaar Asten: de vraag rondom de afstandsnorm bleef nog over na de commissie.

Hierover is een memo ontvangen met het advies om geen afstandsnorm op te nemen zoals in Venray het geval is. Leefbaar Asten is het daar mee eens. Ze kan instemmen met het voorstel.

PGA/PvdA wil mensen graag beschermen qua gezondheid. Binnen de familie kan het vaak nog gemakkelijk opgelost worden, maar als er andere mensen komen wonen kan het anders zijn. Wat zijn de gevolgen voor het bedrijf als een bewoner aanspraak doet op de afstandsnorm vraagt ze zich af.

De VVD kan instemmen. Met de afstandsnorm heeft ze geen moeite. Je weet waar je aan begint als je daar gaat wonen stelt ze.

Algemeen Belang: het voorstel geeft een oplossing voor een bestaand probleem. Het gaat met name om in de glastuinbouwsector gelegen woningen. Ze vindt het een goed voorstel. De afstandsnorm heeft een dubbele functie: het beschermt de bewoner, maar ook de agrariër. Het zou goed zijn om die norm wel in te voegen in het plan. Het is geen halszaak voor de fractie, maar je voorkomt er mogelijk juridische problemen in de toekomst mee.

Wethouder Martens geeft aan dat het voorstel er is om problemen uit het verleden op te lossen. De feitelijk illegale situaties herstellen. De rechten van de agrariër blijven gelijk. Het geeft de burger die er woont wel bescherming tegen overschrijding van fijnstof. Dat is gebleken uit een recente uitspraak van de rechter. De plattelandswo- ning kan een burgerwoning worden als het bedrijf stopt. De plattelandswoning kan een bedrijfswoning worden als de woning bij het bedrijf gaat horen, bijvoorbeeld de bedrijfsleider woont er. Het gaat vaak om ruime percelen. De agrariër zal de eigen- domsgrens moeten respecteren, het probleem is niet zo groot. Indien we afstands- normen gaan toepassen, dan moeten we die ook gaan handhaven. Dat is de reden om liever geen norm op te nemen. Ongeacht wie er woont, iedereen heeft evenveel last van eventuele milieu- en gezondheidsaspecten.

Tweede termijn

Het CDA vindt de antwoorden helder. Niet conflicterende bestaande rechten blijven gehandhaafd. En wat betreft de afstandsnorm, dit kan ook andersom werken, bijvoor- beeld iemand wil een tuinterras achter het huis. De afstandstabel kan dan ook be- klemmend zijn. Liever niet voor kiezen stelt ze.

De PGA/PvdA kan zich vinden in het standpunt dat als mensen kiezen om daar te wonen, je dan ook kiest voor de omgeving. Luchtkwaliteit: daarbij wordt je binnen de wet beschermt. De fractie kan instemmen met het stuk.

Algemeen Belang geeft met betrekking tot fijnstof aan dat nog moet blijken in de praktijk hoe gezond of ongezond dat is.

De voorzitter concludeert dat een afstandsnorm niet gewenst is voor een meerder- heid van de raad.

Zonder amendering en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voor- stel besloten.

(6)

d.d. 28 april 2015

Agendanummer 15.04.06 Oprichting van en deelname in Stichting Beheer en Ex- ploitatie Veiligheidshuis Brabant Zuidoost

Zonder dat iemand het woord verlangt, zonder amendering en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Agendanummer 15.04.07 Wijziging samenstelling commissies

De voorzitter geeft aan dat dit voorstel rechtstreeks in de raad is gebracht.

Zonder dat iemand het woord verlangt, zonder amendering en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Sluiting

Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering.

Voor verslag,

de plaatsvervangend griffier mr. M.A.M. van Arensbergen

dict : MF typ : NO04 coll :

(7)

Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato:

Agenda- nummer:

p.h.:

Ingekomen stukken 9 juni 2015 15.06.03 HV

de raad

van de gemeente Asten

De stukken genoemd onder 1 tot en met 3 voor kennisgeving aannemen:

1. Besluitenlijst van de vergadering van de raad d.d. 28 april 2015.

2. Overzicht van ingekomen stukken, gericht aan de raad.

3. Lijst van toezeggingen.

(8)

BESLUITENLIJST

RAADSVERGADERING 28 APRIL 2015

- - - - - Aanwezig zijn:

De voorzitter burgemeester H.G. Vos

De leden F.G.A. Hurkmans, F.C. van Helmond, P.W.J.M. van de Ven–Schriks, H.A.M. van Moorsel, P.P.M. Bakens, D.R. van Schijndel, J.P.E. Bankers, J.G. Leenders, J.H.G. de Groot, R. Wever, A.J. Koopman,

P.A.J.M. Berkers-Coolen, M.J.H. Vankan, M.A.T.M. van den Boomen, A.H.H. Beniers, N. Hagelaar-Koppens, A.W. van Egmond

De genodigden de wethouders J.H.J. van Bussel, Th.M. Martens en J.C.M. Huijsmans en de gemeentesecretaris W.M.A. Verberkt

De plv.griffier M.A.M. van Arensbergen De notulist M.J.C. Feijen-Lamberts

Afwezig zijn: --

- - - - -

Agendanr. Onderwerp Besluit

15.04.00 Opening en trekken van het lot De beraadslagingen en evt. stemmingen vangen aan bij de heer Leenders of de fractie CDA

15.04.01 Vaststellen agenda. Gewijzigd vastgesteld met toevoeging van agendapunt 7

15.04.02 Verslag van de openbare

vergaderingen van 31 maart 2015

Ongewijzigd vastgesteld

15.04.03 Ingekomen stukken en mededelingen 1. Besluitenlijst van de vergadering van

de raad d.d. 3 maart 2015

2. Overzicht van ingekomen stukken, gericht aan de raad

3. Lijst van toezeggingen

Ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen

Geen mededelingen 15.04.04 Structuurvisie Kwaliteitsverbetering van

het landschap

Gewijzigd vastgesteld

In aanvulling op het voorstel besluit de raad om de structuurvisie in artikel 1.3 (eerste alinea) aan te vullen met het artikel 2.12 lid 1, sub a onder 2° Wabo.

15.04.05 Vaststellen Beleidsnota plattelandswoningen

Vastgesteld cf. voorstel

15.04.06 Oprichting van en deelname in Stichting Beheer en Exploitatie Veiligheidshuis Brabant Zuidoost

Vastgesteld cf. voorstel

15.04.07 Wijziging samenstelling commissies Vastgesteld cf. voorstel

15.04.08 Sluiting

(9)

nr * toezeggingen Ph Afd Afdoening 04 Na 1,5 jaar evalueren en jaarlijks herhalen;

dit is al toegezegd in commissie Ruimte.

TM RO Naar cie Ruimte, 4e kwartaal 2016

Plv. griffier,

mr. M.A.M. van Arensbergen

(10)

INGEKOMEN STUKKEN GERICHT AAN DE RAAD

Commissie Burgers d.d. 18 mei 2015

voor kennisgeving aannemen:

a. Brief d.d. 300315, RAV Brabant-Zuidoost te Eindhoven: Raadsinformatiebrief Operationele prestaties RAV;

b. Brief d.d. 090415, gemeente Sluis: Motie onderhandelingen Sociale Werkvoorzieningen;

c. Brief d.d. 310315, Bibliotheek Helmond-Peel te Helmond: Jaarstukken 2014 en 2016;

d. Brief d.d. 280415, PlatOO te Helmond: jaarrekening 2014.

Commissie Ruimte d.d. 19 mei 2015

voor kennisgeving aannemen:

a. Brief d.d.030415, Molenstichting Noord-Brabant te Vught: Molens in Noord- Brabant;

in handen van B&W ter voorbereiding:

b. Brief d.d. 170415, Gemeenschappelijke Regeling Reiniging Blink te Helmond:

Jaarrekening en meerjarenbegroting.

n handen van B&W ter afdoening:

c. Brief d.d. 090415, Sumrin advocaten te Someren: parkeerplaatsen bij pand Markt 14;

(11)

Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering van:

Agenda- nummer:

p.h.:

Vaststellen Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente asten 2015 onder gelijktijdige intrekking van de

verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2011 en

vaststellen Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Asten 2015 .

1 9 juni 2015 15.06.04 ThM

de raad

van de gemeente Asten

Samenvatting

Per 1 januari 2015 worden de wet Primair Onderwijs, wet Voortgezet Onderwijs en wet op de Expertisecentra gewijzigd op het gebied van onderwijshuisvesting. Vanaf dat moment krijgen de schoolbesturen de verantwoordelijkheid voor het totale onderhoud (binnen én buiten) van de onderwijsgebouwen. Het Rijk neemt geld uit ons

gemeentefonds en zet het door aan schoolbesturen met de bijbehorende

verantwoordelijkheden. Dit vraagt om een aanpassing van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015.

Beslispunten

Vaststellen Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gemeente 1.

Asten; onder gelijktijdige intrekking van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2011 gemeente Asten;

Vaststellen Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente 2.

Asten 2015.

Inleiding

1. Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015

De aanleiding voor het vaststellen van de nieuwe Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015 is de wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Door deze wijziging worden taak en budget voor het buitenonderhoud en aanpassingen van onderwijshuisvesting voor scholen voor primair onderwijs overgeheveld van gemeente naar het schoolbestuur.

De nieuwe verordening is gebaseerd op de door de VNG opgestelde modelverordening.

Deze modelverordening is ontwikkeld in samenwerking met de door de VNG ingestelde klankbordgroep onderwijshuisvesting. De modelverordening is vervolgens aangepast op tekstueel vlak en waarnodig zijn lokale afspraken uit de Verordening voorzieningen

(12)

de regels in de oude verordening, dit staat los van de wetswijziging.

Wijzigingen door wetswijziging:

Aanpassingen en buitenonderhoud aan schoolgebouwen vallen met ingang van 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Het betreft o.a.:

Aanpassingen:

wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw dat niet geschikt is voor -

basisonderwijs

integratieverbouwing om bv. 2 scholen samen te voegen -

creëren van een speellokaal -

voorzieningen voortkomend uit eisen van wet- en regelgeving -

vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties -

terrein toegankelijk voor rolstoelgebruikers en/of aanbrengen van een traplift -

Onderhoud:

vervangen dakbedekking, buitenberging, rijwielstalling, brandtrap, erfscheiding -

vervangen/herstellen riolering en bestrating -

vervangen buiten/binnenkozijnen en –deuren, radiatoren en leidingen, dakpannen -

en boeiboorden.

In de oude verordening zijn dit de artikelen:

artikel 2, onderdelen b en c -

artikel 7, lid 2, onder c2 -

bijlage I, deel A, onder 1.9, 1.10, 2.9, en 2.10 -

bijlage I, deel B, onder 1.9, 1.10, 2.9, en 2.10 -

bijlage V, onder 1, 2.2 en 2.3 -

Tot de verantwoordelijkheid van de gemeente Asten blijft voor het aanwezige primair en voortgezet onderwijs:

- nieuwbouw (incl. terrein) - uitbreiding

- medegebruik - ingebruikgeving

- eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair - herstel constructiefouten

- huur van sportterreinen indien niet in eigendom bevoegd gezag (alleen Voortgezet Onderwijs)

- verzekeringen en kosten OZB

Beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs voor basisonderwijs gemeente Asten 2015

Op grond van de Wet op het primair onderwijs is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor het vaststellen van het aantal klokuren

bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs. Bijgaande beleidsregel kan hiervoor

vastgesteld worden. In Asten is voldoende ruimte en uren beschikbaar voor deze scholen om uren bewegingsonderwijs te verzorgen. Directe noodzaak om jaarlijks hiervoor een besluit te nemen is (nog) niet aanwezig. Wel is het goed om de formele lijn vast te leggen in deze Beleidsregel voor de situatie waarbij een afweging gemaakt moet worden tussen vraag en beschikbare ruimte en uren.

Bijgaande beleidsregel is hiervoor in de collegevergadering van 7 april 2015 vastgesteld en vervangt de Beleidsregel voor bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs (vastgesteld in de collegevergadering van 22 februari 2011).

(13)

Onderwijswetgeving schrijft voor dat een gemeente alleen uitgaven ten behoeve van het onderwijs mag doen als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. De Verordening Materiële Financiële Gelijkstelling Onderwijs biedt een dergelijke grondslag en maakt het hiermee mogelijk om voorzieningen voor specifieke doeleinden beschikbaar te stellen.

Om subsidie toe te kennen aan de schoolbesturen voor de zorg voor leerlingen in en om de school, is het daarom nodig om deze verordening vast te stellen.

De gemeente Asten heeft tot op heden nog geen Verordening Materiële Financiële Gelijkstelling Onderwijs. Deze verordening moet vastgesteld worden door de Gemeenteraad.

Artikel 140 van de Wet op het primair onderwijs geeft de mogelijkheid tot het vaststellen van deze verordening voor aanvullend eigen beleid van de gemeente voor uitgaven die niet door het Rijk worden bekostigd.

Voorziening haalbaarheidsonderzoek

In de oude verordening was in artikel 3 opgenomen dat het schoolbestuur een krediet voor haalbaarheidsonderzoek c.q. bouwvoorbereiding kon aanvragen. Dit krediet werd niet verrekend met het later beschikbaar te stellen krediet voor de bouw van de school.

Aangezien een krediet voor bouwvoorbereiding eigenlijk geen voorziening huisvesting onderwijs is, is dit niet meer in de nieuwe verordening opgenomen. Alleen via de Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs kan dit geregeld worden.

Wat willen we bereiken

Met de doorgevoerde wijzingen is de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gemeente Asten in overeenstemming gebracht met de veranderde wetgeving van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Net zoals de

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2011 gemeente Asten, is de nieuwe verordening geactualiseerd in samenwerking met de gemeente Someren.

De Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Asten 2015, geeft de gemeente mogelijkheden voor aanvullend eigen beleid. Met het vaststellen van de verordening wordt op een rechtmatige manier subsidie verleend aan

de schoolbesturen.

Wat gaan we daarvoor doen:

Omdat de wetgeving van hogere orde is, treden beide verordeningen met terugwerkende kracht in per 1 januari 2015. Met de schoolbesturen is (d.d. 06 maart 2015) Op

Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) geweest. Beide verordeningen zijn door de besturen akkoord bevonden.

Mogelijke alternatieven:

N.v.t Risico’s:

Er is geen sprake van stelselwijziging. Het betreft alleen een verschuiving van geldstroom en verantwoordelijkheden. De gemeente blijft uiteindelijk verantwoordelijk voor de zorg van de onderwijshuisvesting.

De overheveling betreft een koude overdracht, dat wil zeggen dat de gemeente niet verplicht is om de onderhoudsreserve voor de schoolgebouwen over te dragen. Wel heeft de mate en kwaliteit van onderhoud door de schoolbesturen directe gevolgen voor de gemeente. Een slechter onderhouden school kan leiden tot vroegtijdige vervanging. De schoolbesturen in het primair onderwijs krijgen door de wetswijziging dus een grotere autonomie ten aanzien van hun taak rondom de instandhouding van de schoolgebouwen.

Wij zullen ons als gevolg van de grotere autonomie van schoolbesturen moeten

heroriënteren op onze rol ten aanzien van de onderwijshuisvesting, daarom wordt dit jaar

(14)

Het begrip renovatie ontbreekt in de verordening. Dit is een bewuste keuze van de minister. De minister vindt dat een discussie over levensduur van schoolgebouwen op lokaal niveau moet plaatsvinden. Het betreft dan de discrepantie tussen het treffen van onderhoud (schoolbestuur) en het treffen van vervangende nieuwbouw (gemeente).

Wat mag het kosten:

De gemeente Asten ontvangt vanaf 2015 minder in de algemene uitkering omdat het budget voor onderhoud van scholen rechtstreeks naar de schoolbesturen gaat. Hier tegenover staat dat bij de gemeente de kosten voor onderhoud van scholen vervallen.

Per saldo levert dit een voordeel op van ruim € 34.000,-. Dit is in de begroting van 2015 naar voren gebracht.

De beschikbare onderhoudsvoorziening voor basisonderwijs kan hierdoor ook vervallen.

Het restant saldo van deze voorziening van € 140.000,- wordt bij de jaarrekening 2014 ten gunste van het resultaat gebracht.

Het komende jaar wordt inzichtelijk gemaakt welke financiële consequenties het

heroriënteren op onze rol ten aanzien van de onderwijshuisvesting heeft. Dit komt naar voren in het Strategisch huisvestingsplan (SHP) voor het primair onderwijs 2016-2026 in de gemeente Asten.

Bijlage(n)/ter inzage (incl. AST-nr):

- Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gemeente Asten (AST/2015/3134)

- Bijlagen Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gemeente Asten (AST/2015/3158)

- Toelichting Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gemeente Asten (AST/2015/3161)

- Verordening Materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Asten 2015 (AST/2015/3163)

- Beleidsregel bekostiging bewegingsonderwijs basisonderwijs Asten (AST/2015/3218)

dict: RV.MO.15.tk.008 typ: b.vanhouts@asten.nl coll:

(15)

Zaaknummer AST/2015/003163

Onderwerp:

Dagtekening: Agendanummer:

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs

gemeente Asten 2015 9 juni 2015 15.06.

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 maart 2015;

gehoord het advies van de Commissie Burgers van 28 mei 2015;

gelet op artikel 140 van de wet op primair onderwijs;

b e s l u i t:

Vast te stellen de Verordening materiële financiële gelijkstelling.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 9 juni 2015.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans mr. H.G. Vos

*150003163

(16)

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

b. schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere

gemeente;

c. school: school voor basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

d. school voor basisonderwijs: een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

e. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

f. voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

g. aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

h. indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

i. toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage

Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

j. tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

k. subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

l. feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

m. subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

n. wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

3. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 mei zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar voorafgaand aan de toezending.

(17)

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De

indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

2. De aanvraag vermeldt:

a. naam en adres van het schoolbestuur;

b. de dagtekening;

c. de gewenste voorziening;

d. de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

e. een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens

schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

1. Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag.

Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Het college kan de termijn van dertien weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van dertien weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het

schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

c. door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden Artikel 9 Indiening aanvraag

1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens.

(18)

a. de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening, intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

1. De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

a. feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of b. een subsidieverlening; of

c. een subsidievaststelling.

2. De beschikking bevat:

a. het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

b. de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

a. het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

b. het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

c. voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

d. de bepaling dat de wet van toepassing is en voor zover van belang welke afzonderlijke bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een

aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

3. Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening

Het college beslist binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie.

Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking

Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4:2 van de wet van toepassing.

(19)

subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

a. het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

b. de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

c. het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 18 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 19 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 20 Citeertitel; inwerkingtreding

1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Asten.

2. De verordening treedt in werking de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2015.

(20)

I Aanduiding van de voorziening

Onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van één van de volgende voorzieningen huisvesting onderwijs:

a. nieuwbouw, en

b. vervangende nieuwbouw.

II Datum indienen aanvraag

1. De aanvraag voor het bekostigen van deze voorziening moet jaarlijks worden ingediend voor 1 februari van het jaar waarin het programma voorzieningen huisvesting onderwijs voor het daaropvolgende jaar wordt vastgesteld.

2. Aanvragen die na de in het eerste lid genoemde datum worden ingediend worden door het college niet in behandeling genomen.

III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt toegekend voor het kalenderjaar waarop het vastgestelde programma voorzieningen huisvesting onderwijs van toepassing is.

IV Criteria voor het vaststellen van een voorziening

Aanspraak op deze voorziening ontstaat op het moment dat het voornemen bestaat te komen tot het realiseren van een uitbreidingsgebied of een herstructurering van een wijk, waarbij onderzoek moet uitwijzen of één van de onder I genoemde voorzieningen moet worden gerealiseerd. Het onderzoek moet uitwijzen:

a. dat een voorziening noodzakelijk is;

b. de omvang van deze voorziening, mogelijk in relatie met het realiseren van een multifunctionele accommodatie, en

c. de locatie van de voorziening in relatie met herschikking van de schoolgebouwen respectievelijk met herstructurering van een wijk.

V Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

1. De omvang van voorziening wordt door het college berekend in relatie met het ontwikkelen van:

a. een meerjarenperspectief voor de omvang en spreiding van de voorzieningen huisvesting onderwijs, en

b. een projectplan in relatie met de herstructurering van een wijk.

2. De voorziening wordt beschikbaar gesteld aan of het schoolbestuur tenzij het college besluit de opdracht te verstrekken voor het haalbaarheidsonderzoek.

VI Subsidieplafond

De kosten maken onderdeel uit van de totale kosten van de planontwikkeling en worden per afzonderlijk krediet beschikbaar geteld. Er geldt geen bekostigingsplafond.

VII Verantwoording

Na het afronden van de werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag of het college inzicht gegeven in de gemaakte kosten. Daarbij wordt vermeld of tot de kosten ook behoren de kosten van het maken van een (schets)ontwerp voor de te realiseren accommodatie. Wordt besloten het project te realiseren conform het in het projectplan opgenomen (schets)ontwerp, dan worden de kosten van het maken van het (schets)ontwerp in mindering gebracht op investeringsbedrag dat voor het realiseren van deze voorziening is opgenomen op het programma voorzieningen huisvesting onderwijs.

Toelichting

In de situatie dat een nieuwbouwwijk wordt gerealiseerd, of er een herstructurering van een wijk plaatsvindt wordt over het algemeen eerst een onderzoek ingesteld met de volgende vragen:

(21)

is op basis van deze verwachting een basisschool in de (nieuwbouw)wijk noodzakelijk -

wat moet de capaciteit van het schoolgebouw worden -

moeten er meerdere functies in het gebouw komen en zo ja, welke -

welke richting komt in aanmerking voor het realiseren van deze voorziening -

et cetera.

-

Dit betekent dat er in principe een haalbaarheidsonderzoek plaatsvindt naar de noodzaak en omvang van de voorzieningen in het gebied, zonder dat er zekerheid bestaat of er een voorziening moet worden gerealiseerd.

De conclusie op basis van het onderzoek kan zijn dat er geen voorziening wordt gerealiseerd, of dat er een voorziening wordt gerealiseerd. Is de conclusie dat er een voorziening wordt gerealiseerd dat kan het betreffende bevoegd gezag een aanvraag indienen voor het bekostigen van de voorziening.

De kosten van het haalbaarheidsonderzoek komen volledig voor rekening van de

gemeente, tenzij er gedurende het onderzoek kosten zijn gemaakt die een relatie hebben met de ontwikkeling van het bouwplan. Zijn het aanwijsbare kosten, dan worden deze kosten betrokken bij het beschikbaar stellen van het investeringsbedrag op het moment dat de voorziening op het programma is opgenomen. Dit bedrag wordt dan in mindering gebracht op het bedrag dat het bevoegd gezag ontvangt voor het realiseren van de investering. Deze kosten zijn in principe vergelijkbaar met het voorbereidingskrediet, waarvan sprake is in artikel 3 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015.

(22)

Zaaknummer AST/2015/003134

Onderwerp:

Dagtekening: Agendanummer:

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente

Asten 2015 9 juni 2015 15.06.

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 maart 2015;

gehoord het advies van de Commissie Burgers van 28 mei 2015;

gelet op artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 76 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

b e s l u i t:

Vaststellen Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Asten 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

gemeente Asten 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 9 juni 2015.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans mr. H.G. Vos

dict: RV.MO.15.tk.008 typ: b.vanhouts@asten.nl coll:

*150003134

(23)

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder a. aanvraag:

verzoek om het bekostigen van een voorziening of om het bekostigen van een voorbereidingskrediet;

b. aanvrager:

het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;

c. advies Onderwijsraad:

een advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid

van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

d. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

e. lokaal bewegingsonderwijs:

ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;

f. minister:

minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

g. nevenvestiging:

deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 16, tweede en derde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

h. overzicht:

het overzicht als bedoeld in artikel 96 Wet op het primair onderwijs en artikel 76g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

i. permanent gebouw:

ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 40 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

j. programma:

het programma als bedoeld in artikel 95 Wet op het primair onderwijs en artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

k. school:

- school voor basisonderwijs:

een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

- school voor voortgezet onderwijs:

school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

l. tijdelijk gebouw:

al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

m. tijdelijke nevenvestiging;

een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet op het Voortgezet Onderwijs;

n. verhuur:

(24)

o. voor blijvend gebruik bestemde voorziening:

voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening 10 jaar of langer noodzakelijk is;

p. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening:

voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, tussen 4 en 10 jaar noodzakelijk is;

q. voorziening:

voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2.

r. OOGO:

op overeenstemming gericht overleg.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:

1 nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;

2 uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

3 gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;

4 verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen ten behoeve van de huisvesting van een school;

5 terrein voor zover nodig voor de realisering van een voorziening als bedoeld in 1 tot en met 4 omschreven voorziening;

6 inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;

7 inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;

8 medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs;

b. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het

voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

c. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw,

onderwijsleerpakket of meubilair (po) ingeval van bijzondere omstandigheden;

d. huur van een sportterrein, dat niet in eigendom is van een bevoegd gezag, voor een school voor voortgezet onderwijs ten behoeve van het onderwijs in

lichamelijke oefening.

Artikel 3 Voorbereidingskrediet

Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a onderdelen 1 en 2 kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen

1. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1,2,6,7 en 8 wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen

normbedragen.

2. Voor andere voorzieningen dan bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op de feitelijke kosten.

(25)

Artikel 5 Informatieverstrekking

Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

(26)

Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma Artikel 6 Indiening aanvraag

1. Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

2. Aanvragen ingediend na de datum als genoemd in het eerste lid, neemt het college niet in behandeling. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

a. de naam en het adres van de aanvrager;

b. de dagtekening;

c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;

d. de voorziening die wordt aangevraagd;

e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening, bestaande uit:

1. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor voortgezet onderwijs als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2,

onderdeel 1, onder 1 t/m 8, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen een actuele prognose is vastgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;

2. als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk

bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1 of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;

3. als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de

voorziening of als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenraming.

f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening, en

g. als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1 tot en met 5 de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd.

2. Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbreken van gegevens, als bedoeld in het eerste lid. De aanvrager wordt tot 15 maart in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de vereiste gegevens niet voor 15 maart zijn verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

(27)

het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn

gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

4. Het besluit om ingevolge het tweede en derde lid de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de daarin genoemde termijn.

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen voor 1 juni een opgave van de ingevolge artikel 6 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geeft het college daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting

1. Na het in behandeling nemen van een aanvraag door het college, kan de aanvraag voor 15 mei volgend op de datum als genoemd in artikel 6, door de aanvrager nader worden toegelicht. De toelichting kan plaatsvinden op verzoek van de aanvrager of op verzoek van het college.

2. Het college treedt in overleg met de aanvrager als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenraming moet worden aangepast.

3. Het college geeft in het voorstel tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3,:

a. de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan, en

b. als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad 1. Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de

bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

2. Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het vast te stellen programma betrekking heeft.

De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.

3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

4. Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde

gezagsorganen.

5. Een bevoegd gezag of college dat advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma, in

(28)

schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband

aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.

6. Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de

Onderwijsraad. Daarbij zorgt het college ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg.

7. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg.

In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.

8. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde

gezagsorganen. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststelling

1. Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort of per voorziening.

2. Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaand aan het jaar waarop het programma betrekking heeft.

Artikel 12 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

1. De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de besluiten aan de aanvragers.

Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk mededeling over de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.

2 De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma

Artikel 13 Overleg wijze van uitvoering

1. Binnen vier weken na vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma

geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:

a. het bouwheerschap als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

b. het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;

(29)

d. de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en

omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien.

e. de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen.;

f. de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt met als uitgangspunt dat op opdrachten onder het Europese drempelbedrag de richtlijnen zoals

vastgelegd in het Besluit overheidsaanbestedingen van toepassing zijn;

tevens is het gemeentelijke aanbestedingsbeleid van toepassing.

g. de mogelijkheid om vooruitlopend op het aanvragen van het totale investeringskrediet een bedrag aan te vragen voor de kosten van voorbereiding van het bouwplan tot 8% van het geraamde

investeringsbedrag.

2. De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot

overeenstemming heeft geleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag, dat het binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager brengt. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt er, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.

3. Indien in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het tweede lid is bereikt, deelt het college binnen vier weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening wordt opgeschort.

Artikel 14 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes

1. Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeld het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.

2. Binnen zes weken na ontvangst van de stukken beslist het college over de instemming met de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostiging aan op het door de

aanvrager aangegeven tijdstip.

Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.

3. De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige aanbieding.

Artikel 15 Aanvang bekostiging

Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De

(30)

van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 16 Vervallen aanspraak op bekostiging

1. De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór 1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht heeft verleend, dan wel een koop-, huur- of

erfpachtovereenkomst heeft gesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het college is gezonden. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.

2. De in het eerste lid bedoelde:

a. bouwopdrachten en overeenkomsten zijn onherroepelijk;

b. bouwopdrachten vermelden de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd;

c. huur- of erfpachtovereenkomsten vermelden de datum van inwerkingtreding, als mede de duur van de overeenkomst;

d. koopovereenkomsten vermelden de datum van aankoop.

3. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door:

a. bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en b. de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn, als bedoeld in het eerste lid, bij het college heeft ingediend.

4. Het college beslist voor 1 oktober op het verzoek tot verlenging van de termijn.

Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

(31)

Aanvragen met spoedeisend karakter Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 17 Indiening aanvraag

Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, dient zo spoedig mogelijk te worden ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college

vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 18 Inhoud aanvraag

1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 vermeldt naast de gegevens in artikel 7, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.

2. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijke op de hoogte als gegevens bedoeld in het eerste lid

ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in

behandeling.

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit Artikel 19 Tijdstip beslissing

1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn

verstrekt.

2. Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

3. Binnen twee weken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door het college.

Artikel 20 Inhoud beslissing

1. De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:

a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

c. de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

2. De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening omvatten.

3. Het college vermeldt welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin. Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of

erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toegezonden. Binnen vier maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwopdracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.

Artikel 21 Uitvoering beslissing

(32)

aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16, tweede tot en vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, genoemd in artikel 14, tweede lid, eerste volzin, een termijn van drie weken geldt.

(33)

Medegebruik en verhuur

Paragraaf 4.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie Artikel 22 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school, indien:

a. door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C, een tekort aan

huisvestingscapaciteit is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikel 6 of 17 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;

b. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze;

c. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school;

d. er sprake is van leegstand in lokaal bewegingsonderwijs van een school.

Artikel 23 Omschrijving leegstand

1. Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:

a. wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal vierkante meters bruto- vloeroppervlakte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw in vierkante meters bruto-vloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A, blijkt dat er ten minste een aantal vierkante meters bruto- vloeroppervlakte ter grootte van de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen; alleen indien het een aaneengesloten functioneel-nuttig vloeroppervlak betreft;

b. wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er een overschot is aan vierkante meters bruto-vloeroppervlakte tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto-

vloeroppervlakte geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten.

2. Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:

a. wanneer het een gebouw betreft dat wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college wordt vergoed minder is dan 40 klokuren;

b. wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op basis van bijlage III, deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;

c. wanneer het een gebouw betreft dat gebruikt wordt door een of meer scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs indien de som van de berekeningswijzen genoemd onder a en b een aantal klokuren lager dan 40 oplevert.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die verstrekt wordt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan,

De decaan van de faculteit legt jaarlijks, voor aanvang van het studiejaar namens het College van Bestuur in de Bijlage bij deze regeling voor elk bestuurs- of

De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet van Nederland om met gelijkgezinde landen te pleiten voor universele erkenning van de toepasselijkheid van het internationaal recht

De vorige herziening van november 2013 is pas onlangs door de raad vastgesteld, namelijk in zijn vergadering van 11 maart 2014.. Voor zowel Boschkens alsook Heisteeg zijn

8 Licht toe waarom de onvoorziene werken die uitgevoerd moeten worden, noodzakelijk zijn in het kader van de maatregel (vrijwillige bedrijfsverplaatsing of bedrijfsreconversie) uit

Van de reis is de gemeente bovendien niet de eindbestemming, want voor veel taken geldt dat de verantwoordelijkheid weliswaar overgaat naar gemeen- ten, maar dat van daaruit voor

De fractie PGA/PvdA hoopt dat deze projecten in 2016 en verder nog door kunnen gaan, want het zijn belangrijke projecten voor onze gemeente.. De fractie Leefbaar Asten ziet ook

paragraaf 4.3 reeds richting gegeven aan de invulling van deze taakstelling; deze taakstellingen voor zowel opbrengsten als kosten zullen de komende tijd door het bestuur