• No results found

Opdat het u wel ga

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opdat het u wel ga "

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

"Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en verordenin- gen, die de HERE, uw God, bevolen heeft u te leren om die na te komen ... opdat gij de HERE, uw God, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden, die ik u opleg, gij en uw zoon en uw kleinzoon, al de dagen van uw leven, en opdat gij lang leven moogt. Hoor dan, Israel, en onderhoud ze naar- stig, opdat het u wel ga .... "

(Deuteronomium 6 : 1-3)

(3)

Opdat het u wel ga

Gpv

Onzekerheid

Verkiezingen in een situatie van grote onzekerheid. Zo mogen we de verkiezingen van 1981 wel kenschetsen.

Bezuinigingen op de overheidsuitgaven en twee achtereenvolgende loonmaat- regelen stijgen de werkloos- heidscijfers onrustbarend.

Nieuwe maatregelen zullen no- dig zijn, maar zullen zij deze ontwikkelingen kunnen stui- ten? Zullen de oliesjeiks geen grotere invloed uitoefenen op de ontwikkeling van onze economie dan de Nederlandse regering met haar beleid kan doen?

Onze staatkundige vrijheid hebben we behouden, maar het is een vrijheid onder een atoomparaplu, waarvan de vernietigingskracht vol- doende is om alle leven op aarde onmogelijk te maken.

Onder deze omstandigheden wordt van het Nederlandse volk een keuze gevraagd. Een stem bij de verkiezingen is het schenken van vertrouwen.

Een keuze voor een goed pro- gram is belangrijk. Maar nog belangrijker is wat een poli- tieke partij doet met het ver- trouwen dat de kiezers haar schenken. Dat kun je van te- voren niet precies bepalen.

Maar je kunt wel een oordeel uitspreken over het beleid dat regering en politieke par- tijen de afgelopen jaren heb- ben gevoerd en voorgestaan.

Het effect van een stem De vorige Tweede Kamerver- kiezingen werden overheerst door de grote partijen. De PvdA suggereerde de kiezers, dat een stem op haar uitge- bracht een stem was voor "de nieuwe minister-president".

Maar de aspirant-minister- president zag kans een onge- kend grote verkiezingsover- winning om te zetten in een verloren kabinetsformatie, gevolgd door een veelszins ne-

gatieve en vruchteloze op- positie.

Het CDA hield alien die een christelijke politiek in ons land begeerden voor, dat alleen met een stem op het grote CDA dat doel bereikt zou kunnen worden. Er kwam inderdaad een kabinet met een overwicht aan CDA-bewindslieden. Deson- danks was een deel van de fractie vanaf het begin niet bereid het kabinet de steun te verzekeren die het van een regeringspartij verwachten mocht. Dit deel koos ook toen nog openlijk voor een tweede kabinet-Den Uyl. En keer op keer spraken de zgn.

loyalisten zich uit tegen het beleid van hun eigen bewinds- lieden in het kabinet. In juni 1980 stemden zij zelfs voor een motie van afkeuring van de PvdA. Een onmiddellijke olieboycot tegen Zuid-Afrika zonder steun van bondgeno- ten was hen meer waard dan het voortbestaan van het ka- binet op een moment waarop ingrijpende beslissingen nodig waren met het oog op de na- tionale economie. Alleen dankzij de stemmen van kleine fracties zoals die van het GPV kon voorkomen worden, dat een kabinetscrisis ontstond.

Een stem op de PvdA pakte in 1977 anders uit dan was ge- suggereerd. Met een stem op het CDA konden de gekoze- nen kennelijk verschillende kanten uit. Het GPV, dat geen regeringsverantwoorde- lijkheid droeg, heeft terwille van de regeerbaarheid van ons land het kabinet

gesteund, waar dat mogelijk was. Het heeft een andere koers gewezen waar dat nodig was.

(4)

Fataal neutralisme

Het kabinet -Van Agt stond voor een zware taak. Met een minimale parlementaire steun moest het een keer brengen in de snelle verslechtering van onze economie. Het kreeg te maken met een verharding in de internationale verhoudin- gen en met door anarchist en op touw gezette rellen in eigen land. Onder deze omstandig- heden beschouwde het GPV het als zijn taak het kabinet zowel in de Eerste als in de Tweede kamer zoveel mogelijk steun te verlenen.

Helaas maakte het beleid van het kabinet steunverlening dikwijls niet mogelijk. De diepste oorzaak hiervan bracht de minister-president zelf onder woorden tijdens de algemene beschouwingen over de Troonrede en miljoe- nennota 1981. Aan het adres van het GPV -kamerlid Ver- brugh zei hij toen, dat hij in zijn .hoedanigheid van minis- ter-president niet kon en mocht wijzen op het Bijbel- woord dat we niet bezorgd moeten zijn over eten en drin- ken, maar eerst Gods Konin- krijk moeten zoeken 1). Het kabinet, dat in meerderheid bestond uit leden van een christelijke partij, stelde zich dus formeel neutraal op ten opzichte van de Koning der koningen. Het levend makende Woord van God werd verlaagd tot een particu- liere inspiratiebron.

Dit kwaad heeft zich op tal van punten in het kabinetsbe- leid gewroken. Het kabinet zag de noodzaak van een matiging van de inkomens, maar kwam in het bieden van

een toekomstperspectief niet verder dan en verbeterde versie van de welvaartstaat van weleer. Ondanks de sterk toegenomen dreiging van het Oostblok realiseerde het kabinet de meerjarenafspra- ken voor onze defensie niet.

Minister De Ruiter van justi- tie zag het als zijn taak onze wetgeving aan te passen aan een praktijk die in verschil- lende opzichten tegen de geldende wetgeving inging.

Dit gebeurde ook in zaken die duidelijk ingaan tegen de nor- men die God in de Bijbel geeft. Daardoor heeft zijn be- leid er in sterke mate toe bij- gedragen, dat de open bare christelijke zeden de afge- lopen jaren steeds meer zijn teruggedrongen uit onze samenleving. Huwelijk en ge- zin moesten hun door God gegeven plaats delen met samenlevingsvormen die in de Bijbel schandelijk worden genoemd2).

Een huiveringwekkend diep- tepunt vormde de aanvaar- ding door de Tweede Kamer van het regeringsvoorstel tot legalisering van de abortus provocatus. Aile procedure- regels kunnen niet verhullen, dat gekozen is voor het be- schikkingsrecht van een mens over het leven van een ander mens. De situatie die door de aanvaarding van dit wets- voorstel is ontstaan, is ernsti- ger dan enkele jaren tevoren, toen een initiatiefvoorstel van PvdA en VVD door de Twee- de Kamer werd aanvaard. Het ging nu immers om een rege- ringsvoorstel waarvoor het CDA als grootste christelijke partij verantwoordelijkheid heeft aanvaard. Hierdoor heeft het CDA zichzelf krach- teloos gemaakt om verder te strijden tegen pogingen om ook andere vergrijpen tegen het menselijk leven wettelijk mogelijk te maken.

Christelij ke hulpverlening Het kabinet-Van Agt meende zich neutraal te moeten op- stellen tegenover de "christe- lijke levensbeschouwing". De praktijk bewees de onmoge- lijkheid hiervan.

De God van de Bijbel is de Schepper van hemel en aarde.

Hij is de volstrekte Eigenaar van al het geschapene. Hij geeft de overheden hun ambt en stelt hen in Zijn dienst.

Deze dienst laat geen neutrali- teit toe. Daarom moest het GPV zich in de afgelopen jaren op belangrijke punten tegen het kabinetsbeleid keren. Het wees erop dat ook in een verbeterde versie van de we1vaartsstaat het eigen belang en het materialisme ons yolk afhouden van zijn roeping. De GPV -fractie vol- stond niet met het oefenen van kritiek, maar wees een betere weg. In de strijd om de bescherming van het ongebo- ren kind leidde dit - in samen- werking met de SGP-fractie- tot een initiatief-voorstel van Wet levensbescherming menselijke vrucht. Dit voor- stel zou, als het wet was ge- worden, een dam hebben op- geworpen tegen het doden van vele duizenden ongeboren kinder en per jaar. De indie- ners waren, juist omdat zij zich van Godswege geroepen wisten tot levensbescherming van de menselijke vrucht, ook bereid en in staat daadwerke- lijke hulp in het vooruitzicht te stellen aan vrouwen die door zwangerschap in moeite komen. Geen enkellid van de CDA-fractie bleek echter bereid zijn stem aan het voor- stel te geven.

1) Matth.6 : 33 2) Rom. 1 : 26, 27

(5)

3) Rom. 1 : 18 4) Spreuken 14 : 34 5) o.m. Deut. 5 : 16,

6 : 3,24, Psalm 128 : 1,2, Efeze 6 : 3 6) Prediker 12: 13

7) Psalm 19 : 12 8) Matth.22 : 37-39

Het kwade weerstaan Een stem bij de verkiezingen is het schenken van vertrou- wen. Het oordeel van de kie- zer over het gevoerde beleid kan erin tot uitdrukking wor- den gebracht. Maar ook zijn antwoord op de vraag hoe we als yolk van Nederland verder zullen moeten. Voor een af- wachtende houding is daarbij geen plaats. De huidige ontwikkelingen zijn immers weinig hoopgevend.

Er is veel egolsme. Er moet gematigd worden, maar eerst bij een ander. Materiele wel- vaart staat hoog aangeschre- ven. Van een zorgvuldig om- gaan met Gods schepping is niet veel te bespeuren. Hulp- verlening aan de naaste laat men bij voorkeur aan de over- heid over. Verzet tegen de rechtmatige uitoefening van de overheidstaak wordt ver- goelijkend burgerlijke onge- hoorzaamheid genoemd. Als zieken of bejaarden een dode- lijke spuit ontvangen, wordt er het zwijgen toegedaan.

Deze en andere zonden in de Nederlandse samenleving moeten worden onderkend.

We mogen er niet in berusten, dat het kwaad voortvreet in onze samenleving. De over- heid heeft als dienares van God hierin een geheel eigen verantwoordelijkheid. Zij zal met de haar ten dienste staan- de middelen het kwaad dat zich in het openbaar mani- festeert, moeten weerstaan.

De Bijbel is er heel duidelijk over, dat zo'n overheidsbeleid van grote politieke betekenis is. In het Nieuwe Testament lezen we van toom van God die zich van de hemel open- baart over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen 3). En in het Spreu- kenboek staan de bekende woorden, dat gerechtigheid een yolk verhoogt, maar dat zonde een schandvlek van de naties is 4).

Het goede voorstaan De verkiezingen van 1981 kunnen een keerpunt beteke- nen voor ons land en yolk.

Onze democratische rege- ringsvorm geeft aan de ver- antwoordelijkheid van iedere burger een heel persoonlijk karakter. Het GPV wil daar- op appelleren, ook in de keuze van het thema voor zijn verkiezingsprogram. De woorden ' 'Opdat het u wel ga" zijn ontleend aan de Bij- bel. Op veel plaatsen in de Bijbel wordt opgeroepen te leven overeenkomstig Gods geboden. 5) Als onze Schep- per heeft God recht op ons leven. Zijn geboden gelden voor aile mensen. 6) Deze ge- boden zijn geen last voor mens en samenleving.

Integendeel, in het

onderhouden ervan ligt rijke beloning 7).

We kunnen anders in Neder- land. Aan de toestand van defaitisme en machteloosheid kfm een einde komen. Maar de enige weg daartoe is het luisteren naar het Woord van God. Dan zal het ons yolk weer wel gaan.

Dat Woord is in twee regels samen te vatten: God liefheb- ben boven alles en de naaste als onszelf. 8) Deze regels raken de samenleving in al haar geledingen. Dat wi! het GPV ook in de uitwerking van zijn program laten zien.

.... in dienst van God God liefhebben is doen wat Hij vraagt, in Zijn dienst ge- bruiken wat Hij geeft. Daar- om is de instandhouding van de welvaart niet het hoogste doel van de politiek. Overheid en yolk hebben de opdracht mee te werken aan de ontwik- keling van de samenleving tot eer van God. Daaraan moet ieder zijn bijdrage leveren.

Omdat hieraan nog zovee1 ontbreekt in ons land en daar- buiten kunnen we niet berus- ten in een werkloosheidscijfer van 300.000 of meer. Om de- zelfde red en moet onze over- heid ook alles doen wat moge- lijk is om te voorkomen, dat onze nationale zelfstandig- heid verloren gaat onder druk van de anti-christe1ijke macht van het communisme.

Ieder mens heeft in Gods dienst een taak ontvangen.

Hierbij is geen sprake van meer- of minderwaardige taken, maar wel van verschil in verantwoordelijkheid.

Daarom komt het program op voor de handhaving van het overheidsgezag. Het gaat uit van de verantwoordelijk- heid van de ouders voor opvoeding en onderwijs van hun kinderen. Het verzet zich tegen een emancipatie-

drang, die voorbijgaat aan de eigen taak en positie van man en vrouw. Verwarring van taken belemmert de ont- plooiing van de samenleving.

(6)

.... ten dienste van de naaste De opdracht tot naastenliefde is direct verbonden met het gebod God lief te hebben.

Daarom is het onmogelijk de toepassing van abortus provocatus of euthanasie als een vorm van naastenliefde te bestempelen. Integendeel, ge- hoorzaamheid aan Gods Woord maakt de bescherming van het ongeboren kind te- yens tot een zaak van naasten- liefde ten opzichte van moe- der en kind.

In een samenleving waarin ego'isme en materialisme zo'n grote rol spelen, is de zorg voor de naaste brandend actueel. Tallozen in onze naaste omgeving hebben met moeiten te kampen. Schrij- nende problemen over onze grenzen nopen tot daadwer- kelijke hulpverlening. Omdat het gebod tot naastenliefde tot ieder mens persoonlijk is gericht, zal de hulpverlening door de overheid niet de plaats van particuliere hulp- verlening mogen innemen, maar deze juist moeten stimu- leren.

.... ten gunste van de schep- ping

Uit de liefde tot de Schepper vloeit de zorg voor hetgeen Hij geschapen heeft voort. De mens is, geschapen naar Gods beeld, de kroon van de schep- ping. Maar juist het optreden van de mens vormt dikwijls een bedreiging voor het leven van de mens en van andere schepselen.

Zorgvuldig omgaan met na- tuur en landschap en ver- antwoord gebruik van energie en grondstoffen zijn dan ook onmisbare doelstellingen in een nationaal-christelijke po- litiek.

.... doorde mens

Van een overheidsbeleid dat rekening houdt met het Woord van God, kan een voorbeeld en stimulans uit- gaan voor het persoonlijke leven van de burgers. Dat laatste is onmisbaar. Het jarenlang gevoerde overheids- belefd sloot goed aan bij de geest van materialisme bij velen onder ons yolk en vormde op zijn beurt weer een stimulans voor die geest. Dit beleid is nu vastgelopen en ge- voelens van defaitisme en machteloosheid dreigen zich van velen meester te maken.

Het behoeft geen verarming te betekenen als - ook in financiele zin - meer de na- druk komt te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. En het be- tekent winst als de roep om menselijke zelf-beschikking plaats maakt voor zelf-be- heersing. Dan komt er ruimte voor de noodzakelijke mati- ging van verlangens. Dan groeit het besef dat de mens niet alleen van brood zal leven, maar van alle woord dat uit de mond van God uit- gaat9)

Herstel en ontwikkeling Het vastlopen van het gevoer- de beleid manifesteert zich overduidelijk op sociaal-eco- nomisch gebied. Bezuini- gingsronden en loonmaat- regelen hebben niet kunnen voorkomen, dat de vooruit- zichten steeds somberder werden. Het GPV heeft er steeds op gewezen, dat er een plan van nationale inspanning zou moeten komen om de problemen het hoofd te bieden. Een dergelijk plan is er niet gekomen. Daarom biedt het GPV in zijn verkie- zingsprogram een nationaal herstel- en ontwikkelingsplan aan. Daarin worden wegen gewezen om een doorbreking te bereiken van de geest van

materialisme en van een leven zonder God en om nieuwe mogelijkheden te scheppen die bijdragen aan de ont- wikkeling van de samenleving tot eer van God.

Verstrekkende verantwoorde- lijkheid

We hebben de belofte dat het ons zal wel gaan, ook als moeilijke jaren naderen.

Maar deze belofte verkeert in zijn tegendeel als we als yolk doorgaan op de ingeslagen weg. Als we blijven doen alsof er geen God in de hemel is, Die Zijn wi! duidelijk heeft bekend gemaakt.

De verkiezingen van 1981 kunnen een keerpunt beteke- nen. Dat gebeurt niet buiten ons yolk om. Iedere burger van Nederland draagt hierin persoonlijk verantwoordelijk- heid. Het GPV heeft het licht van Gods Woord willen laten schijnen over zijn program.

Dat geeft vrijmoedigheid u op te wekken te kiezen voor de kandidaten die dit program willen helpen uitvoeren.

(7)
(8)

Grondwetswijziging

1. Uit wetgeving en bestuur moet blijken dat de overheid beseft, dat zij in dienst van God staat. Erkenning van de geestelij ke verscheidenheid van ons volk en van de geeste- lijke vrijheid van de burgers doet aan de verantwoordelijk- heid van de overheid bij de uitoefening van haar taak niets af.

Het is dan ook een ernstige leemte in de nu aanhangige plannen tot Grondwetswijzi- ging, dat deze niet voorzien in opneming van een bepaling waarin de afhankelijkheid van God tot uitdrukking wordt gebracht. Hierdoor ko- men de politieke en sociale grondrechten die in de herziene Grondwet een centrale plaats zuBen innemen in de lucht te hangen.

Het is van groot belang, dat overheid en volk worden her- innerd aan de opdracht de sa- menleving te ontwikkelen tot eer van God. Dit voorkomt, dat de samenleving steeds meer wordt gekenmerkt door het opkomen voor het eigen- belang.

Positie van de koning 2. Dankbaarheid past voor het feit dan koningin Beatrix onder het uitspreken van haar vertrouwen op God haar ambt mocht aanvaarden.

Het was onze goede God, die ons dit gaf. De continuering van het koningschap is voor de eenheid van het

Nederlandse volk van groot

belang, mede vanwege de reeds eeuwen bestaande band tussen het Huis van Oranje en het Nederlandse volk.

Dit vormt een reden temeer om de positie van de koning in ons staatsleven te bevesti- gen. Daarom moet betreurd worden, dat in de komende Grondwetswijziging de ver- melding van tal van konink- lijke functies (b.V.het opper- gezag over de krijgsmacht) wordt weggelaten, terwijl de minister-president als nieuwe centrale figuur in de grondwet opkomt. Hernieuwde aan- dacht is nodig voor de hoge roeping die de Koningin heeft om het beleid dat de ministers voeren te beoordelen door toetsing aan de geboden van God, door Wiens gratie de Koningin regeert en door toetsing aan de Grondwet die zij volgens haar inhuldigings- eed zal bewaren enhandhaven.

Het behoort tot de vrijheid van de Koningin zeU om de omvang van het Koninklijk Huis te bepalen. Aangezien voor de regeling van de minis- teriele verantwoordelijkheid de medewerking van de rege- ring en volksvertegenwoordi- ging nodig is behoort het evenwel tot de vrijheid van re- gering te bepalen hoe ver de ministeriele verantwoorde- lijkheid zich tot de niet-rege- rende leden van het Konink- lijk Huis uitstrekt.

Vrijheid van godsdienstig belijden

3. De overheid, die weet in dienst van God te staan, zal de vrijheid van godsdienstig belijden en de daarmee samenhangende andere bur- gerlijke vrijheden moeten handhaven.

Ongelijke behandeling van burgers en instellingen, bv.

bij de subsidiepolitiek, aBeen

op grond van levensovertui- ging of levensbeschouwelijk karakter is hiermee niet in overeenstemming.

Vooral door de komst van Islamitische werknemers naar ons land is ons yolk gecon- fronteerd met vreemde godsdiensten. De belijders daarvan hebben aanspraak op gelegenheid om hun religieuze gebruiken te beoefenen. Het verlenen van financiele steun door de overheid behoort echter evenmin als de subsi- diering van christelijke ker- ken tot de taak van de over- heid.

Gewetensbezwaren 4. Serieuze gewetensbe- zwaren behoren te worden gerespecteerd, maar mogen niet tot een feitelijke bevoor- deling leiden.

Vervangende dienstplicht voor gewetensbezwaarden tegen militaire dienst is dan ook een eis van billijkheid.

Bezwaren tegen bepaalde middelen van geweld of tegen samenwerking in NA VO-ver- band moeten als politieke be- zwaren worden beschouwd, wel te onderscheiden van ge- wetensbezwaren. Deze politieke bezwaren vormen geen grond voor vrijstelling.

Ambtenaren in burgerlijke of militaire overheidsdienst kun- nen zich terwille van de conti- nu"iteit in de uitoefening van het overheidsambt aBeen met recht beroepen op gewetens- bezwaren tegen bepaalde diensten, als gezegd kan wor- den dat zij God meer moeten gehoorzamen dan de mensen.

In aIle andere gevallen van onoverkomelijke bezwaren rest hen slechts het verlaten van de overheidsdienst.

(9)

Persoonlijke levenss/eer 5. De snelle ontwikkelingen op het gebied van de automa- tisering maken nieuwe wetge- ving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer urgent. Deze wet zal

waarborgen moeten bevatten voor een zorgvuldig gebruik van persoonsgegevens en ter voorkoming van misbruik.

Overheidsinvloed

6. De overheidsinvloed heeft zich in de loop der jaren uitgebreid tot nagenoeg aIle terreinen van de samenleving.

Daardoor komt de eigen, hem door God gegeven verant- woordelijkheid van de burger steeds meer in het gedrang.

Om aan deze verantwoorde- lijkheid recht te doen moet de steun van de overheid aan het particulier initiatief erop zijn gericht haar medewerking op den duur overbodig te maken.

Openbaarheid van bestuur 7. De uitoefening van de overheidstaak moet

beantwoorden aan hoge eisen van zorgvuldigheid en

rechtsbescherming.Open- baarheid van bestuur, overleg met belanghebbenden en mo- gelijkheden van beroep en be- zwaar kunnen de kwaliteit van het bestuur ten goede komen. Bedacht dient echter te worden, dat God verschil- lende verantwoordelijkheden heeft gegeven aan de overheid en de burgers. De verant- woordelijkheid voor

wetgeving en bestuur ligt bij de overheid en niet bij de al dan niet tot actie- of belan- gengroepen verenigde burgers. Waarborgen dienen te bestaan dat ook kleine groeperingen in

vertegenwoordigende lichamen hun verantwooide- lijkheid kunnen waarmaken.

Burgerlijke ongehoorzaam- heid

8. In het belang van de hand having van de rechts- staat dienen geldende wetten te worden gehandhaafd zolang zij van kracht zijn.

Het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie dient hierbij aan te sluiten, opdat geen twijfel bestaat over de rechtskracht van de wet.

Het gaat niet aan dat perso- nen of groepen op basis van hun eigen rechtsgevoel zelf uitmaken of zij zich aan de wetten zullen houden. De zgn. burgerlijke ongehoor- zaamheid dient niet te leiden tot straffeloosheid.

Wetgeving

9. Het is de taak van de wet- gever zorg te dragen voor het tijdig aanpassen van

bestaande wetgeving, als deze ontoereikend of onduidelijk blijkt te zijn. Een beroep op maatschappelij ke ontwikke- lingen heeft er reeds te vaak toe geleid, dat de overheid, na het aannemen van een passie- ve houding, voor voldongen feiten werd geplaatst.

Openbare zedelijkheid 10. Gods geboden voor de openbare samenleving dienen in de wetgeving tot uitdruk- king te komen. Aan de lagere overheden behoort niets in de weg te worden gelegd bij het

stellen van aanvullende re- gels, als zij dit ter bevordering van de openbare zedelijkheid no dig achten.

Tegen openlijke prostitutie en pornografie moet overeen- komstig de bestaande wetgeving worden opge- treden.

Stra//en

11. In overeenstemming met wat de Bijbelleert over straf- fen moet het doel van de door de rechter op te leggen straf-

fen mede worden gezien als vergelding. Dit dient dan ook zowel in de beslissing om al of niet een geconstateerd strafbaar feit te vervolgen als in de strafmaat tot

uitdrukking te komen.

Kraak- en bezettingsacties 12. Snel en streng straffen is noodzakelijk bij anarchisti- sche activiteiten zoals kraak- en bezettingsacties.

Bij het toebrengen van schade aan openbare eigendommen dienen de daders persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld.

13. Het zoeken naar andere dan de bestaande straffen is een goede zaak. Mogelijk kan ook in meer gevallen een (aan slachtoffers te betalen)

schadevergoedingsplicht wor- den opgelegd.

Ook het opleggen van bij- zondere voorwaarden kan worden bevorderd.

Doodstra/

14. De aangekondigde plan- nen om de doodstraf ook uit het militaire strafrecht en het oorlogsstrafrecht te verwijde- ren moeten geen doorgang vinden. Integendeel, ook in het gewone strafrecht behoort de mogelijkheid te bestaan de doodstraf voor zeer .ernstige geweldsdelicten, die de dood tot gevolg hebben, op te leggen.

(10)
(11)

Kernwapens

21. De verschrikkingen die aan het gebruik van kernwa- pens zijn verbonden, moeten worden onderkend. De offen- sieve politiek van de anti- christelijke Sovjet-macht is echter in belangrijke mate op deze verschrikkelijke wapens gebaseerd. Het is de verant- woordelijkheid van de wester- se land en naar vermogen te voorkomen dat deze wapens daadwerkelijk worden gebruikt.

Tegenover de Sovjet-Unie kan dit niet zonder af- schrikkende werking van de NAVO-kernwapens. De over- heid die zo haar verant- woordelijkheid betracht, mag haar vertrouwen stellen op Jezus Christus, aan Wie gege- yen is aIle macht in de hemel en op de aarde.

Wapenbeheersing

22. Pogingen om de rol van de verschillende soorten kern- wapens terug te dringen moe- ten onvermoeibaar worden voortgezet. Hierbij dient steeds te worden bedacht, dat dit niet bereikt zal worden door eenzijdige stappen te ondernemen. Vooral omdat het karakter van diverse kern- wapens van dien aard is, dat ook schade en leed worden toegebracht aan niet-militaire doelen dient Nederland ernaar te streven dat ook deze wapensoorten bespreekbaar worden in het overleg betref- fende het humanitaire oor- logsrecht. Waar Nederland een stem kan laten horen in internationale ontwapenings- besprekingen is het goed om met kracht te werken aan een wederzijds terugdringen van de bewapening, gepaard gaande met deugdelijke con- trole-afspraken en rekening houdende met de ongunstige

ligging van West-Europa.

Het ontwikkelen van een

"eigen" Europees kernwapen moet worden afgewezen, niet alleen omdat dit de NA VO zou ondergraven, maar ook omdat het een ongewenst Europeanisme zou bevorderen.

Uitbreiding NA va

23. Een verdere uitbreiding van de NAVO, zowel wat be- treft het aantal bondgenoten (bv. Spanje) als met be- trekking tot het gebied waar- binnen geopereerd wordt, moet worden nagestreefd.

Een begrenzing door de Kreeftskeerkring is - gelet op de uitbouw van de Sovjet- vloot en haar aanwezigheid op aIle wereidzeeen - niet reee! meer.

Standaardisatie van wapens en uitrusting binnen NA VO- verband moet worden nage- streefd. Waar mogelijk die- nen Nederlandse industrieen voor de leverantie te worden ingeschakeld. Bij voortgaan- de specialisatie van taken in NAVO-verband moet Neder- land de beschikking blijven houden over elk van de be- staande krijgsmachtdelen, zeemacht, landmacht en luchtmacht.

(12)

Provincies

27. Een spoedige splitsing van de provincie Zuid-Hol- land is gewenst nu het prin- cipe-besluit hiertoe genomen is. Overleg met betrokkenen over de toekomstige status van de agglomeratie Eindho- Yen, het gewest Twente en de indeling van de Zuidelijke IJ sselmeerpolders zal op korte termijn tot conclusies moeten leiden. De regering dient kenbaar te maken, dat geen andere voorstellen tot provinciale herindeling - afge- zien van eventuele incidentele correcties - zullen worden gedaan.

Gemeentelijke herindeling 28. Bij plannen tot gemeen- telijke herindeling dienen de huidige en toekomstige func- ties van de betrokken streek de maatstaf te zijn. Het aan- tal inwoners van een gemeen- te is van minder belang. Ge- meenten met een duidelijk eigen karakter dienen hun zelfstandigheid te behouden.

Gemeenschappelij ke regelin- gen

29. Een nieuwe wet op de gemeenschappelij ke

regelingen behoort goede mo- gelijkheden te bieden voor sa- menwerking van gemeenten bij het behartigen van gemeentelijke taken. Het feit da(hierbij ook regionale be- langen in het geding kunnen zijn betekent nog niet, dat de behartiging ervan door de provincie zou moeten geschieden.

Samenwer kingsverbanden van gemeenten moeten worden aangemerkt aIs ver-

lengd plaatselijk bestuur. Er dienen dan ook nauwe relaties te bestaan tussen het samen- werkingsverband en de be- trokken gemeenten. Dit geldt o.m. voor de aanwijzing van bestuurders van het samen- werkingsverband, hun verantwoordingsplicht en de betaling van de uit de regeling voortvloeiende kosten. Het is een goede zaak als bestaande gemeenschappelijke rege- lingen worden ondergebracht in een samenwerkingsver- band.

Gemeentewet

30. Bij de voorgenomen aI- gemene herziening van de ge- meentewet is vooral aandacht noodzakelijk voor de positie van de gemeenteraad. Waar- borgen zijn nodig, dat aile leden van de raad overeen- komstig hun verantwoorde- lijkheid als gemeentebestuur- ders kunnen functioneren.

Financiele verhouding 31. Nu ook de lagere over- heden voor de noodzaak staan beleid te voeren met geringere financiele middelen, is het van belang, dat zij vrij zijn in het bepalen van hun uitgavenpatroon.

Daarom dienen specifieke uit- keringen zoveel mogelijk op te gaan in algemene uitkerin- gen aan provincies en ge- meenten. Een herziening van de Wet Uitkeringen Wegen kan niet langer achterwege blijven, nu de lagere

overheden vaak niet meer in staat zijn de lopende verplich- tingen te voldoen uit de uitke- ring en die zij ontvangen. Als geen extra middelen beschik- baar kunnen worden gesteld zal in ieder geval

duidelijkheid moeten worden geschapen over de verant- woordelijkheid voor de aanleg en het onderhoud van wegen.

Nederlandse Antillen

32. Het is de taak van Ne- derland de regering van de Nederlandse Antillen krachtig te steunen in het reaIiseren van een ontwikkelingsplan, dat die facetten van de sa- menleving omvat, die een publiek karakter hebben. Het vaststellen van een tijdstip van een eventueel zelfstandig voortbestaan zal, zonder enige pressie van Nederlandse zijde, door de Antillen zelf moeten geschieden.

Wel zal van Nederlandse zijde erop moeten worden

gewezen, dat het van weinig realiteitszin zou getuigen indien de zes eilanden elk hun eigen weg zouden kiezen. Een zo groot mogelijke autonomie per eiland, met evenwel een hechte samenwerkingsstruc- tuur voor al die taken die de eilanden afzonderlijk niet naar behoren kunnen vervullen, zou een verant- woorde keuze kunnen zijn.

Indien de eilanden op de een of andere wijze een staats- rechtelijke band met Neder- land willen continueren zal Nederland moeten

meewerken aan een verant- woorde vorm hiervoor.

(13)

Abortus provocatus 38. Het leven is een gave van God, die het leven geeft en het na volbrachte taak op Zijn tijd weer neemt.

Regering en volk mogen daar- om niet berusten in een feite- lijke legalisering van het kwaad van abortus

provocatus. De tienduizenden slachtoffers, die jaarlijks in ons land worden geteld, vor- men een voortdurende aan- klacht.

Een wetswijziging, gericht op levensbescherming van de menselijke vrucht, is dan ook een eerste taak van de over- heid. Zolang deze wijziging niet tot stand gekomen is zal alles moeten worden gedaan om de toepassing van dit kwaad te voorkomen.

Als toepassing toch plaats- vindt, zullen de kosten op ge- nerlei wijze uit de algemene middelen of uit de opbrengst van sodale premies mogen worden betaald.

De hulpverlening aan aan- staande moeders die als ge- volg van haar zwangerschap in moeilijkheden verkeren of dreigen te geraken, behoort te worden uitgebreid. De Ver- eniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind en andere instellingen die zich met deze taak belasten heb- ben aanspraak op overheids- steun zonder voorwaarden die deze instellingen belemmeren in hun streven het ongeboren kind te beschermen.

Euthanasie

39. Het ontbreken van de bereidheid bij

achtereenvolgende kabinetten om het leven van het onge- boren kind daadwerkelijk te beschermen heeft er in be- langrijke mate toe bijgedra- gen, dat ook niet meer de hand gehouden wordt aan de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, waarbij het doden op verzoek en het ver- lenen van hulp bij zelfdoding strafbaar worden gesteld.

Toelating van de toepassing van euthanasie is een heilloze weg. Het komt aan de mens niet toe te oordelen over de zin van een verder leven. Het betrachten van liefde ten op- zichte van een mens in nood kan bestaan in het verzachten van zijn lijden en het ver!enen van hulp om te kunnen ster- ven als God daartoe roept. De overheid mag er daarom geen enkele twijfel meer over laten bestaan, dat de geldende wet zal worden gehandhaafd.

Daaronder valt ook, dat opgetreden wordt tegen het geven van voorlichting over methoden van euthanasie.

40. Minderjarigen

De opvoeding van kinderen behoort tot de verantwoorde- lijkheid van de ouders. Deze verantwoordelij kheid strekt zich ook uit tot de zorg voor hun gezondheid en voor de keuze van het te ontvangen onderwijs. Om de ouders in staat te stellen hun taak ten opzichte van hun kinder en te verrichten dient het ouderlijk gezag te worden erkend.

Minderjarigen mogen niet tegen de wil van hun ouders door zogenaamde alternatieve hulpverleners aan het

ouderlijk gezag worden onttrokken. Naar mate de kinderen ouder worden zal de erkenning van het ouderlijk

gezag gepaard moeten gaan met het geven van eigen verantwoordelijkheden aan kinderen.

In plaats van een meerder- jarigheidsgrens is het beter de meerderjarigheid geleidelijk te verlenen naar de mate van volwassenheid die nodig is.

Voor kinderen die de ouder- lijke zorg moeten miss en en voor kinderen die niet aan de ouderlijke zorg overgelaten kunnen worden zal de verzor- ging in de eerste plaats in de familiesfeer moeten worden gezocht. Andere opvang- mogelijkheden dienen in nauw overleg met de ouders of de naaste familie te worden gekozen.

Jeugdwerk

41. Veel j ongeren zien in onze samenleving weinig per- spectief. Zij komen daardoor gemakkelijk onder invloed van extreme - al dan niet com- merciele - groeperingen of raken verslaafd aan alcohol of verdovende middelen. De beste waarborg tegen een der- gelijke ontwikkeling is te wijzen op het perspectief van een leven naar Gods Woord.

In samenhang daarmee is het van belang, dat het door de overheid gesubsidieerde jeugdwerk de uitoefening van de oudertaak ondersteunt.

Ook gerichte maatregelen ter voorkoming van jeugd- werkloosheid zijn noodzake- lijk.

(14)

III. Door bet bebeer en de ontwikkeling van de

sehepping

God heeft de aarde met alles wat daarop leeft geschapen.

Hij gaf de mens opdracht de aarde in Zijn dienst te behe- ren en te ontwikkelen.

Tot het uitoefenen van deze verantwoordelijke taak is de mens door God zeU in staat gesteld. God geeft steeds weer nieuwe mogelijkheden om de schepping verder te ontplooi- en. In het geloof in Christus' verlossingswerk kan de mens ook nu nog, ondanks de doorwerking van de zonde in de samenleving, deze taak aan.

In de na-oorlogse jaren ont- vingen we in Nederland een ongekende welvaart.

Nagenoeg ons hele yolk kan zich een weelde veroorloven als nooit tevoren. In het grootste deel van de wereld wordt deze welvaart ook nu niet gevonden.

Toch moeten we constateren, dat 35 jaar na de bevrijding van Nederland de woning- nood niet overal is opgelost en het woon- en leefklimaat in veel binnensteden en dorpen slecht is. In het beheer van het natuurlijk milieu zijn we te- kort geschoten. De strijd tegen de verontreiniging van water en lucht begint enig re- sultaat op te leveren. Maar we worden nu geconfronteerd met ernstige verontreinigin- gen van de bodem. De opdracht om de sch~pping tot eer van God te ontplooien komt met vernieuwde kracht op overheid en yolk af.

Deze opdracht is ongedeeld:

christelijke ontwikkelings- politiek houdt tevens in het als goede rentmeesters behe- ren van de schepping. In deze politiek zal de harmonie tussen cultuur en natuur het uitgangspunt zijn. Weliswaar wordt deze harmonie door de

zonde steeds weer geschonden, maar de op- dracht is gebleven en mag uit- geoefend worden in het per- spectief van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar ge- rechtigheid woont.

Realisatie van deze opdracht vraagt een ander bestedings- patroon van overheid en bur- ger. De overheid heeft hierin een eigen taak. Zij dient door haar beleid in alle open bare aangelegenheden de voorzie- ningen te treffen die nodig zijn om de taken van beheer en ontwikkeling, die de bur- gers ontvingen, mogelijk te maken.

Een op consumptie gerichte politiek moet worden omge- bogen naar een beleid, waarin de goddelijke opdracht aan de mens centraal staat. Zo ont- vangt God de eer die Hem toekomt en zal het ons yolk wel gaan.

Natuur

42. Het is van belang, dat de overheid aansluitend aan de landelijke milieukartering be- schikt over een meer geden- tailleerde inventarisatie van de aanwezige natuurlijke waarden met onder meer ge- gevens over potentiele moge- lijkheden van deze waarden.

en de vervangbaarheid van bestaande levensgemeen- schappen.

Indien de uitvoering van een ontwikkelingstaak van de overheid zalleiden tot aantas- ting van natuurlijke waarden zal deze aantasting tenminste moeten worden

gecompenseerd. Heeft de aantasting betrekking op waardevolle onvervangbare levensgemeenschappen, dan brengt de verantwoordelijk- heid tegenover de Schepper met zich mee, dat ernstig overwogen moet worden de voorgenomen maatregelen niet te realiseren.

(15)

Landschap

43. De landschappelijke waarde van ons land wordt vooral bepaald door de ver- scheidenheid van landschap- pen. Deze verscheidenheid dient gehandhaafd en waar mogelijk versterkt te worden, zonder dat dit tot een verstar- ring moet leiden.

Als de uitvoering van werken tot aantasting van landschap- pelijke waarden leidt moet een zorgvuldig besluit

ook maatregelen inhouden tot inpassing van het werk in het landschap of zonodig tot aan- passing van het landschap door middel van landschaps- bouw.

Het karakter van veelland- schappelijke waardevolle ge- bieden wordt bedreigd door het achterwege laten van vol- doende onderhoudswer k.

Voor zover de hoge kosten hiervan de oorzaak vormen verdient een bijdrage in de kosten in het kader van het werkgelegenheidsbeleid aan- beveling. Ook inschakeling van vrijwilligers onder des- kundige leiding kan die pro- blemen verlichten.

Grondstojjen

44. Een zu.iniggebruik van grondstoffen is een voor- waarde voor een goed milieu- beleid. Mogelijkheden tot hergebruik moeten zoveel mogelijk worden benut, waarbij gedacht kan worden aan bouw- en sloopafval, hoogovenslakken en vliegas.

Leejmilieu

45. De instandhouding en bevordering van een goed leefmilieu behoort een inte- grerend element te zijn in het overheidsbeleid. Bij de afwe- ging van voorgenomen maat- regelen dienen de mogelijke gevolgen voor het leefmilieu steeds te worden betrokken.

Bij aIle maatregelen die be- langrijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben be- hoort een milieu-effect-rap- port te worden uitgebracht.

Wettelijke regeling van dit in- strument en de spoedige tot- standkoming van een milieu- kaderwet zullen een gelnte- greerd milieubeleid

kunnen bevorderen.

Milieu- verontreiniging 46. Bestrijding van veront- reiniging van water, lucht en bodem blijft noodzakelijk.

Een wet op de bodemveront- reiniging is dringend nodig.

Daarnaast dient aan de be- staande milieuwetgeving nauwlettend de hand te wor- den gehouden, terwijl

afdoende straffen op overtre- ding ervan moeten worden gesteld. De export van milieu-gevaarlijke stoffen waarvan het gebruik in Nederland verboden is, moet bij de overheid aangemeld worden.

In het kader van de Europese Gemeenschappen dient over- leg over eenheid van milieu- norm en te worden gevoerd.

Internationale arbitrage in geval van geschillen op het punt van grensoverschrijden- de milieuvervuiling moet wor- den bevorderd.

Milieu-kosten

47. Ter bekostiging van maatregelen in het belang van het milieu moet worden uitge- gaan van de regel, dat de ver- vuiler betaalt. De overheid moet, indien toepassing van

deze regel tot onbillijkheden zou leiden of tot onaanvaard- bare gevolgen voor de werk- gelegenheid of de Nederland- se exportpositie, nagaan of het verlenen van speciale faci- liteiten verantwoord is. Ook maatregelen ter stimulering van de verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven passen in dit kader.

Waddenzee

48. De Waddenzee vormt een gebied met voor Nederland uitzonderlijke natuurlijke waarden. Het beleid dient er dan ook op te zijn gericht deze waarden te beschermen en te versterken.

Het natuurlijke gebruik van dit gebied voor b. v. visserij en recreatie zal mogelijk blijven binnen deze doelstelling. De eventuele winning van energie-grondstoffen zal met veel waarborgen moeten wor- den omgeven.

Energiebronnen

49. Met de opdracht werk- zaam te zijn in de ontplooiing van de schepping heeft God ook de mogelijkheden

daartoe gegeven. De energie- bronnen zijn ruimschoots voldoende voor nu en de toekomst. De benutting van deze bronnen stuit echter op grote problemen en veroor- zaakt schadelijke neveneffec- ten. Stimulering van onder- zoek ter oplossing van deze problemen en ter voorkoming van schade voor huidige en toekomstige generaties, zowel in ons land als by. in de ont- wikkelingslanden, is een be- langrijke taak voor de overheid.

(16)

Besparing

50. Met het oog op een ver- antwoorde benutting van de energiegrondstoffen dient be- sparing op het verbruik van energie een eerste doelstelling van het energiebeleid te zijn.

Gedacht kan worden aan isolatie van gebouwen, ge- bruikmaking van afvalwarm- te en toepassing van warmte- krachtkoppeling. Van overheidsvoorlichting en het voorbeeld van de overheid in haar ~igen diensten kan een stimulerende werking uit- gaan.

Energie- voorziening

51. Ook bij een zorgvuldig verbruik van energie zou aan de ontwikkeling van de samenleving tekort worden gedaan als uitsluitend over fossiele brandstoffen beschikt zou kunnen worden.

Bovendien is het niet verant- woord, dat Nederland in be- langrijke mate voor zijn ener- gievoorziening afhankelijk is van een beperkt aantal olie- producerende landen, nu de olie steeds meer gebruikt wordt als een politiek druk- middel.

Spreiding in het gebruik van energiebronnen is dan ook noodzakelijk. Tevens is het van groot belang onderzoek naar bruikbaarheid op grote- re schaal van steenkool en van alternatieve energiebronnen alsmede van de kernfusie (energie uit waterstof, zonder uranium of plutonium) te in- tensiveren.

Het opstellen van een energie- programma voor de lange ter- mijn dat na elke vijf jaren wordt gecontroleerd en bij- gesteld, is noodzakelijk. Dit

programma zal in samenhang moeten worden gezien met het nationaal herstel- en ont- wikkelingsplan, zoals hierna bedoeld in hoofdstuk IV.

Spreiding van energiebronnen is ook van belang bij de opwekking van elektrici- teit. Vooralsnog brengen zowel een verhoogde inzet van steenkool als van

kernsplijting grote milieupro- blemen met zich mee.

Daarom moet de overheid het beleid richten op besparingen in het verbruik en daarnaast op het gebruik van

restwarmte door het

stimuleren van de toepassing van warmte-krachtkoppeling te stimuleren. Omdat alterna- tieve energiebronnen en kernfusie op korte termijn geen rol van betekenis kunnen vervullen, dient intensief onderzocht te worden op welke wijze de af-

valprodukten van steenkool- verbranding en kernsplijting opgeslagen en verwerkt kun- nen worden. De relatief kleine centrales in Borssele en Dode- waard moeten in produktie blijven.

De maatschappelijke discus- sie over deze materie dient zo spoedig mogelijk te worden afgerond, waarna moet wor- den beslist over de bouw van nieuwe kerncentrales.

Ais tot deze bouw wordt be- sloten is tevens de totstand- koming van een nationaal kernafval-opwerkcentrum van belang, waarbij het verkregen plutonium weer in de Nederlandse energiereac- toren wordt omgezet in energie.

Zolang de veiligheid van ondergrondse opslag van kernafval niet verzekerd is, dient deze opslag niet te ge- schieden. Voorbereidende bo- ringen dienen slechts na goede voorlichting in de desbetref- fende streek te worden uitge- voerd.

Aardgas

52. De aanwezigheid van aardgas in onze bodem legt ons land bijzondere verplich- tingen op. De opbrengsten uit het aardgas dienen in de eerste plaats te worden aange- wend voor energiebesparings- maatregelen en voor de ont- wikkeling van vervangende energiebronnen.

Ruimtelijke ordening

53. De ruimtelijke ordening vormt een belangrijk instru- ment voor de overheid voor het voeren van een christelijke ontwikkelingspolitiek. Hierin worden de volgende priori- teiten gesteld:

- de verbetering van het woon-en leefklimaat in de binnensteden en de dorpen;

- de bescherming van natuur en landschap, in samenhang met de ontwikkelingsmoge- lijkheden voor het bedrijfsle- ven en de landbouw;

- het stimuleren van de werk- gelegenheid in regio's, die economisch sterk achter- blijven.

54. Wonen, werken en re- creeren moeten niet nodeloos van elkaar worden geschei- den. Werkgelegenheidscentra en recreatiegebieden dienen daarom zo dicht mogelijk bij bevolkingsconcentraties te worden gesitueerd. Hierdoor kunnen forensisme en recrea- tieverkeer worden beperkt.

Ook kan worden voorkomen, dat slaapsteden ontstaan en dat de nog aanwezige open ruimte wordt versnipperd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Voor nadere vragen over deze enquête kunt u contact opnemen met de afdeling Communicatie van de gemeente Hoogezand-Sappemeer: M.Drent (0598) 373611.. Ik wil u bij voorbaat danken

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

[r]

[r]

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

In general, when the perceived steering is closer to the ideal of stewardship theory, respondents in both agencies as well as educational institutions are more satisfied with