• No results found

BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer 102500_1/15; 102500_2/16; 102500_3/10

Betreft zaak: Beslissing op bezwaar gastransportvoorwaarden deel 2

Beslissing op bezwaar tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 21 november 2006, nummer 101929-50, tot eerste vaststelling van de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB, de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB, de Meetvoorwaarden Gas-RNB en de

Meetvoorwaarden Gas-LNB (voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet).

Dit besluit bestaat uit de volgende onderdelen:

I. Inleiding II. Wettelijk kader

III. De bezwaren en de beoordeling daarvan door de Raad IV. Proceskosten

V. Besluit

Bijlagen:

Bijlage 1: Wijzigingen van de Begrippenlijst Gas

Bijlage 2: Wijzigingen in de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB Bijlage 3: Wijzigingen in de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB

Bijlage 4: Wijzigingen in de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB Bijlage 5: Wijzigingen in de Meetvoorwaarden Gas-RNB

(2)

1. Op 14 januari 2005 hebben de gezamenlijke netbeheerders bij de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie, thans de Directie Toezicht Energie (hierna: directeur DTe) voorstellen ingediend voor de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet.

2. De voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders hebben van 29 april 2005 tot en met 31 mei 2005 ter inzage gelegen en zijn op de website van DTe gepubliceerd.

3. Op 14 juni 2005 is een hoorzitting over de voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders gehouden.

4. Op 1 juli 2005 is de Wet tot omvorming van het bestuursorgaan van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172) in werking getreden, waarbij de bevoegdheden van de directeur DTe zijn overgegaan naar de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, hierna: de Raad.

5. Bij brief van 5 oktober 2005 heeft de Raad de gezamenlijke netbeheerders opgedragen de voorstellen op enkele onderdelen te wijzigen dan wel nader toe te lichten. Bij brief van 3 november 2005 hebben de gezamenlijke netbeheerders een gewijzigd voorstel ingediend en de gevraagde nadere toelichting gegeven.

6. Bij besluit van 27 juni 2006 heeft de Raad het eerste deel van de technische gasvoorwaarden, te weten de Begrippenlijst Gas, de Transportvoorwaarden Gas-LNB, de Wettelijke Taken LNB van algemeen belang, de Allocatievoorwaarden Gas en de Samenwerkingsregeling

netbeheerders Gas, met kenmerk nr. 101929-49 vastgesteld (‘Technische Codes Gas deel 1’).

7. Na afronding van de notificatieprocedure zijn de zogenaamde ‘technische voorschriften’ - die op grond van artikel 12f, tweede lid, van de Gaswet ter notificatie zijn aangeboden aan de Europese Commissie - vastgesteld bij het bestreden besluit van 21 november 2006, met kenmerk 101929-50. Dit besluit is bekend gemaakt in de Staatscourant van 22 november 20061 en is op 23 november 2006 in werking getreden. Bij dit besluit zijn vastgesteld de

Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB, de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB, de Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Meetvoorwaarden Gas-LNB als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet.

8. Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ontvangen van de volgende partijen: - de Vereniging Energie, Milieu en Water (VEMW) bij brief van 27 december 2006;

(3)

- Gas Transport Services (hierna: GTS) bij brief van29 december 2006 en

- de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) bij brief van 2 januari 2007.

VEMW is in de gelegenheid gesteld het pro forma ingediende bezwaarschrift te motiveren. Dit is gebeurd bij brief van 19 januari 2007.

9. Op 13 maart 2007 zijn alle bezwaarmakers behalve de NAM op de hoorzitting ten kantore van de NMa verschenen. Hierbij zijn de gronden van bezwaar nader mondeling toegelicht. Aan VEMW, GTS en EnergieNed (laatstgenoemden als de beide onderdelen van de

gezamenlijke netbeheerders) is op de hoorzitting gevraagd nog enkele korte toelichtingen te geven. Partijen hebben over en weer op elkaars toelichtingen kunnen reageren. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat op 2 mei 2007 aan de bezwaarmakers is toegezonden.

10. Het concept besluit op bezwaar is op 26 maart 2008 aan de Europese Commissie genotificeerd. Op dezelfde datum is het concept besluit op bezwaar verzonden aan alle partijen die bij de NMa zienswijzen hebben ingediend in de primaire fase van de procedure tot vaststelling van de gasvoorwaarden. Op 27 juni 2008 eindigde de status quo periode van de notificatieprocedure. Noch de Europese Commissie noch de lidstaten hebben

opmerkingen geplaatst. Na deze datum zijn nog enkele niet-technische wijzigingen in het besluit op bezwaar aangebracht.

11. In het navolgende zal allereerst het wettelijk kader worden geschetst dat in deze procedure aan de orde is (onder II). Vervolgens komen de bezwaarschriften van partijen aan de orde (onder III). Hierbij zal eerst de ontvankelijkheid van de bezwaren worden beoordeeld. Daarna zal worden overgegaan tot een inhoudelijke toetsing van de ontvankelijke bezwaren. De volgorde die daarbij zal worden gehanteerd is als volgt. Allereerst zullen de bezwaren worden behandeld tegen de wijze waarop het begrip ‘aansluiting’ in het bestreden besluit wordt uitgelegd, nu een eventuele gegrondverklaring van deze bezwaren gevolgen heeft voor vele bepalingen in diverse voorwaarden. Na deze bespreking van het begrip ‘aansluiting’ zullen achtereenvolgens de bezwaren tegen de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB, de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB, de

Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Meetvoorwaarden Gas-LNB worden behandeld.

II.

(4)

gewijzigde bepalingen, zoals deze luiden sedert 1 juli 2005 - het tijdstip waarop de ZBO-wet2

en de Reparatiewet NMa-ZBO3 in werking zijn getreden - is het volgende bepaald.

13. Op grond van artikel 12e, eerste lid, Gaswet zenden de gezamenlijke netbeheerders de eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a en 12b, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit binnen zes kalendermaanden na inwerkingtreding van dit artikel.

14. In artikel 12b, eerste lid, Gaswet is bepaald dat met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels4 de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de

mededingingsautoriteit een voorstel zenden voor de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:

a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het

gastransportnet;

b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas en de uitwisseling van meetgegevens;

c. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening;

d. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering geeft aan de hem op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en g, opgedragen taken; e. de regeling van samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van

de taken als opgenomen in de artikelen 10 en 10a alsmede het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van gas in buitengewone omstandigheden.

15. Lid 2 sub a van artikel 12b van de Gaswet bepaalt dat in de genoemde voorwaarden in ieder geval regels worden gesteld omtrent de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het gastransportnet van een

2Wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan, Stb. 2005, 172.

3 Wet van 23 juni 2005 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mededingingswet en de

Telecommunicatiewet vanwege de inwerkingtreding van de Wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse

(5)

netbeheerder en de installaties van een verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het transport van gas.

16. Verder bepaalt artikel 12b, derde lid, Gaswet dat in de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, in ieder geval regels worden gesteld omtrent:

a. de technische specificaties waaraan de netbeheerder tenminste moet voldoen; b. het binnen een redelijke termijn verhelpen van storingen in het transport van gas; c. de klantenservice;

d. het voorzien in compensatie bij ernstige storingen;

e. de betalingsvoorwaarden, die in elk geval inhouden dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 12a wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. Een vordering vervalt niet binnen twee jaren, indien het uitblijven van bedoelde vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de afnemer.

17. In artikel 12d, eerste lid, van de Gaswet is bepaald dat de gezamenlijke netbeheerders overleg voeren met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt over de

voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a, 12b en 12c, eerste lid. Uit het tweede lid van deze bepaling volgt dat in de voorstellen die aan de Raad worden gezonden, de gezamenlijke netbeheerders aangeven welke

gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

18. In artikel 12f, eerste lid, van de Gaswet is bepaald dat de raad van bestuur van de

mededingingsautoriteit de tariefstructuren en de voorwaarden vaststelt met inachtneming van:

a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 12d;

b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de gasvoorziening;

c. het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt; d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers; e. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders, en f. het belang van het op een objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet en op een wijze die de kosten weerspiegelt;

(6)

19. Uit het tweede lid van artikel 12f van de Gaswet blijkt onder meer dat de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de voorwaarden niet vaststelt dan nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet-discriminatoir zijn, alsmede voor zover dat op grond van de

notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische

voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zijn verstreken.

20. Uit artikel 12f, derde lid, van de Gaswet volgt dat indien een voorstel als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c naar het oordeel van de Raad in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, de Raad de gezamenlijke netbeheerders opdraagt het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is van overeenkomstige toepassing. Daarbij geldt op grond van het vierde lid dat indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de Raad, bedoeld in het derde lid, de Raad de tariefstructuren of de voorwaarden vaststelt onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, met de regels bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

21. Tot slot is in artikel 12i, eerste lid, van de Gaswet bepaald dat de tariefstructuren en de voorwaarden in werking treden op een door de raad van bestuur van de

mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd. Op grond van het tweede lid van artikel 12i Gaswet wordt van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en voorwaarden mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

(7)

III.

De bezwaren en de beoordeling daarvan door de Raad Het beoordelingskader in bezwaar

23.

In artikel 7:11, eerste lid, Awb is bepaald dat op de grondslag van de ingediende bezwaren een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. Dit maakt een analyse van het van toepassing zijnde wettelijk kader noodzakelijk, in het bijzonder van het bepaalde in

artikel 12f Gaswet.

24. Op grond van artikel 12b Gaswet dienen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel tot vaststelling van de technische voorwaarden bij de Raad in te dienen. In artikel 12f Gaswet is geregeld dat de Raad met inachtneming van dit voorstel alsmede met de resultaten van het overleg met representatieve organisaties van netgebruikers en een aantal nader in het artikel opgesomde belangen de technische voorwaarden vaststelt. De Raad is derhalve bevoegd tot vaststelling van de technische voorwaarden. Deze bevoegdheid is zo vormgegeven dat indien de Raad tot de slotsom komt dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in strijd is met de belangen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, Gaswet hij de gezamenlijke

netbeheerders kan opdragen het voorstel zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Indien het voorstel niet overeenkomstig de opdracht van de Raad wordt gewijzigd, is de Raad bevoegd en verplicht om de technische voorwaarden vast te stellen onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de in artikel 12f, eerste lid, genoemde belangen.

25. Uit het wettelijk stelsel volgt dat bij de vaststelling van de technische voorwaarden een gewichtige plaats is ingeruimd voor het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De inhoud van dit voorstel is voor een groot deel leidend voor de door de Raad vast te stellen voorwaarden. Bij de vaststelling van de voorwaarden is het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders echter niet doorslaggevend omdat rekening moet worden gehouden met in de wet genoemde belangen. Binnen het systeem van de Gaswet geldt dat de vastgestelde voorwaarden niet strijdig mogen zijn met deze belangen. Op grond van artikel 12f, derde lid, van de Gaswet komt de Raad bij de toetsing van het voorstel aan deze belangen een zekere beoordelingsvrijheid toe. De reikwijdte van de bevoegdheid van de Raad tot vaststelling van de technische voorwaarden wordt derhalve niet alleen bepaald door het voorstel van gezamenlijke netbeheerders, maar eveneens door de wijze waarop de Raad redelijkerwijs invulling mag geven aan de in artikel 12f, eerste lid, Gaswet opgesomde belangen.

26. Met inachtneming van het voorgaande zal de Raad de bezwaren van GTS, de NAM en VEMW behandelen. Allereerst zal het meest ver strekkende bezwaar van VEMW worden behandeld dat ziet op de onjuiste toepassing van het wettelijke begrip “aansluiting” in de

(8)

weergegeven in de volgende twee randnummers. Na de weergave van de reactie van GTS op dit bezwaar volgt de beoordeling door de Raad. Deze beoordeling heeft ook gevolgen voor de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB. Deze gevolgen worden behandeld in het hoofdstuk van dit besluit waar de bezwaren van VEMW tegen de Aansluit- en

transportvoorwaarden Gas-RNB worden besproken. Voorts heeft het ook gevolgen voor de Meetvoorwaarden Gas-LNB en de Begrippenlijst Gas.

27. Aansluiting, bezwaarschrift VEMW onder 36 tot en met 42 en de pleitaantekeningen onder 4 tot en met 41

In de voorwaarden komt de naar de mening van VEMW verkeerde interpretatie van het begrip aansluiting en systeemverbinding op verschillende punten tot uiting, waardoor de Aansluitvoorwaarden voor zover betrekking hebbende op de “aansluiting” en

“systeemverbinding” integraal herzien dienen te worden.

28. VEMW heeft bezwaar gemaakt tegen de in haar ogen onjuiste toepassing in de

Aansluitvoorwaarden Gas-LNB van het begrip ‘aansluiting’, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, aanhef en onderdeel m van de Gaswet. Uit de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB blijkt namelijk dat de aansluiting wordt gezien als onderdeel van de installatie, hetgeen volgens VEMW onjuist is. VEMW is van mening dat uit artikel 1, lid 1, sub d volgt dat de aansluiting onderdeel is van het gastransportnet. Blijkens jurisprudentie5 onderscheidt zich de

aansluiting van de overige delen van het gastransportnet doordat het gastransportnet (in enge zin) is bestemd voor transport ten behoeve van meerdere gebruikers (collectief transport) terwijl de aansluiting is bestemd voor transport van gas ten behoeve van een specifieke netgebruiker (individueel transport). Naar het oordeel van VEMW is het begrip “gastransportnet” inhoudelijk afgestemd op het begrip “net” zoals opgenomen in de E-wet, zo blijkt volgens VEMW uit het amendement Hessels6. De Nota naar aanleiding van het

Verslag bij de Elektriciteitwet 1998 vermeldt: “Zoals deze leden terecht duidelijk maken, hangt een definitie van «installatie» samen met de definities van «net» en van

«aansluiting». Daarbij zijn «net» en «installatie» complementair: waar het net ophoudt, begint de installatie. De aansluiting markeert de overgang van net naar installatie. Een installatie is zodoende het geheel van elektriciteitsleidingen en daaraan verbonden

elektriciteitsverbruikende apparaten van de afnemer die niet tot het net behoren en die liggen

5 Uitspraak Rechtbank Utrecht van 28 mei 2003 (ProRail vs. Netbeheerders), zaaknummer 121688/HAZA

01-1215, overwegingen 4.7 en 4.8) “Zoals uit het hiervoor vermelde blijkt, is immers niet het aantal

(meervoudige)verbindingen op de onroerende zaak uitgangspunt voor beantwoording van de vraag hoeveel aansluitingen de onroerende zaak op het net heeft, maar het netaansluitpunt (de knip in het net), dat wil zeggen de fysieke verbinding van de aansluiting met het net van de netbeheerder (het punt waar openbaar overgaat in individueel).”

(9)

voor de aansluiting op het net.” De jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)7 bevestigt dat de (elektriciteits)aansluiting onderdeel uitmaakt van het

net. Nu de in de Gaswet opgenomen begrippen “aansluiting” en “gastransportnet” ten aanzien van dit punt niet verschillen van de begrippen “aansluiting” en “net” in de E-wet moet er volgens VEMW vanuit worden gegaan dat uit de in artikel 1 lid 1 onderdeel d van de Gaswet opgenomen omschrijving van “gastransportnet” volgt dat de aansluiting voor de toepassing van deze wet behoort tot het gastransportnet. De wettelijke aansluiting is geen onderdeel van de installatie van een afnemer. De aansluiting moet zijn gelegen voor het overdrachtspunt in de zin van de Begrippenlijst Gas.

29. Tevens ontbreken volgens VEMW de voorwaarden die zien op de “systeemverbinding”. In de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB wordt het wettelijke begrip aansluiting aangeduid met de term systeemverbinding. De Raad heeft in het wijzigingsverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders van 5 oktober 2005 de netbeheerders verzocht om in de plaats van het begrip systeemverbinding (in dit verband) het wettelijke begrip aansluiting te hanteren. Artikel 6 lid 1, onderdeel a van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas verplicht er toe dat in de voorwaarden de technische specificaties waaraan aansluitingen moeten voldoen worden opgenomen. Voorts dienen de voorwaarden een regeling te bevatten met betrekking tot de taken, rechten en plichten van de netbeheerders en de afnemer met betrekking tot de instandhouding van de aansluiting. Voorts zou volgens VEMW onder meer bepaald moeten worden binnen welke termijn een reparatie aan het gastransportnet, waartoe de aansluiting behoort, zou moeten plaatsvinden.

30. Reactie van GTS, namens de gezamenlijke netbeheerders

De landelijke netbeheerder (hierna ook: LNB) is van mening dat zij de begrippen in de Aansluitvoorwaarden als ‘overdrachtspunt’, ‘aansluiting’, ‘landelijk gastransportnet’, ‘gasinstallatie’ en ‘systeemverbinding’ geheel conform de Begrippenlijst Gas hanteert. Zo correspondeert het begrip ‘aansluiting’ in de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB met het begrip ‘aansluitleiding’ in de Aansluit- en transportvoorwaarden RNB. Volgens GTS lijkt de achterliggende bedoeling van VEMW te zijn dat afnemers – in de zin van eindgebruikers – zelf de systeemverbinding kunnen laten aanleggen, omdat de systeemverbinding in feite de aansluiting zou zijn die de afnemer zelf kan aanleggen. De systeemverbinding is het gasontvangstation: het gebouw met alle toebehoren, zoals weergegeven in schema 1, in de bijlage bij de pleitaantekeningen van GTS van 13 maart 2007.

31. Het overdrachtspunt wordt altijd aangelegd door de netbeheerder. De uitzondering in artikel 16 c van de E-wet kent de Gaswet niet. De fysieke verbinding tussen de aansluiting en het landelijk gastransportnet wordt aangelegd door GTS. Dat is het systeem, dat geldt ook

(10)

voor de regionale netbeheerders en op een enkele uitzondering na ook in de E-wet. Dat is van groot praktisch belang, omdat de netbeheerder verantwoordelijk is voor de

systeemintegriteit. Deze moet precies weten wat er aan zijn net gebeurt, want als iedereen daar vrijelijk fysieke aansluitingen zou kunnen realiseren, kan dat de integriteit van het net en het systeem in gevaar brengen.

32. De term ‘aansluiting’ wordt conform de wettelijke definitie gebruikt voor de verbinding tussen het landelijk gastransportnet en de installatie van de afnemer. De definitie van het begrip ‘aansluiting’ luidt: ‘De aansluiting is de verbinding tussen een gastransportnet en een onroerende zaak’. Volgens GTS kan een begrip dat gedefinieerd is als “tussen” geen onderdeel uitmaken van het landelijk gastransportnet. VEMW lost deze tegenstrijdigheid op door een onderscheid te maken tussen een gastransportnet in ruime zin en een

gastransportwet in enge zin. Het gastransportnet in ruime zin zou dan het gastransportnet in enge zin – die van de wet – omvatten plus de aansluiting. Dat brengt echter de vraag met zich mee waar in de wet wordt gedoeld op gastransportnet in ruime zin en waar op

gastransportnet in enge zin.

De enge betekenis is de manier waarop gastransportnet zowel in de Begrippenlijst Gas als in de Transportvoorwaarden Gas-LNB is gehanteerd.

33. Concluderend stelt GTS dat er tussen de gasinstallatie en het landelijk gastransportnet een verbinding is. Die verbinding op het terrein van de gebruiker wordt de aansluiting genoemd.

34. Beoordeling door de Raad

De Raad is van mening dat de bezwaren van VEMW gegrond zijn voor zover deze zien op het verkeerde gebruik in de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB van de begrippen

systeemverbinding en aansluiting, in plaats van aansluiting en installatie. De motivering van dit standpunt zal puntsgewijs tot stand worden gebracht. Hierbij zal de Raad een

toelichting geven op een aantal onderwerpen die mede aangepast worden als gevolg van de algehele heroverweging van de begrippen aansluiting en systeemverbinding.

Achtereenvolgens komen de volgende hoofdzaken aan de orde: de definiëring van de begrippen systeemverbinding en aansluiting, de verantwoordelijkheid voor aanleg, beheer en onderhoud van de aansluiting, het aanvullen van de voorwaarden, de gevolgen van het kwalificeren van de aansluiting als ondersteunende dienst op de regulering van de tarieven met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud van de aansluiting en de aansluitplicht voor netbeheerders die hieruit volgt.

35. Heroverweging begrip systeemverbinding en aansluiting

(11)

netbeheerders hebben voor twee soorten verbindingen het begrip systeemverbinding gehanteerd. Naar het oordeel van de Raad kan deze term, zoals in de wijzigingsopdracht van 5 oktober 2005 onder punt 87 door de Raad reeds duidelijk is aangegeven, wél worden gebruikt in verband met netkoppeling, maar níet waar het gebruik van de term ‘aansluiting’ is aangewezen. Na de wijzigingsopdracht hebben de gezamenlijke netbeheerders een voorstel ingediend waar de begrippen ‘systeemverbinding’ en ‘aansluiting’ achter elkaar zijn geplaatst: gezien vanuit het net wordt eerst het begrip systeemverbinding gehanteerd, waar wettelijk de term aansluiting dient te worden gehanteerd. Volgens de gezamenlijke

netbeheerders komt men na de systeemverbinding bij het overdrachtspunt en begint vervolgens pas de aansluiting. De aansluiting omvat in deze opvatting slechts de leiding tussen de aansluiting (het wettelijke begrip aansluiting) en de gasinstallatie, als onderdeel van de installatie. De verbinding tussen de aansluiting en de installatie wordt door de Raad echter gedefinieerd als gasinstallatieverbinding. Het begrip gasinstallatieverbinding zal in de begrippenlijst worden opgenomen.

36. Het begrip aansluiting is gedefinieerd in artikel 1, lid 1, van de Gaswet, onderdeel m. De aansluiting wordt als volgt gedefinieerd: “één of meer verbindingen tussen een

gastransportnet en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken”.

37. De Raad is van mening dat het gebruik van de term ‘systeemverbinding’ en ‘aansluiting’ waar gedoeld wordt op respectievelijk de wettelijke termen ‘aansluiting’ en ‘installatie’, verwarrend is en strijdig met artikel 1 van de Gaswet, alsmede de belangen die in artikel 12f, lid 1, van de Gaswet worden genoemd. In het bijzonder is dit strijdig met de belangen genoemd in lid 1, onderdeel b (het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de gasvoorziening), c (het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt), d (het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers) en e (het belang van een goede kwaliteit van dienstverleners). Onduidelijke voorwaarden kunnen met name deze belangen niet goed dienen. Tevens is de onjuiste begripshantering strijdig met de eis als bedoeld in artikel 12f, lid 2, van de Gaswet dat de voorwaarden objectief, evenredig en niet discriminerend dienen te zijn. Er is geen sprake van objectieve voorwaarden als de gehanteerde begrippen in de Aansluitvoorwaarden niet overeenstemmen met dezelfde in de Gaswet gedefinieerde begrippen.

(12)

netzijde en de installatiezijde. Vanaf het net komt als eerste onderdeel van de aansluiting het T-stuk, vervolgens de aansluitleiding en de afsluiter. Bij een aansluiting op het landelijke net wordt de aansluiting na de afsluiter nog geïsoleerd met een isolatiemof8. Na de

aansluiting komt de gasinstallatie. Invoeden9 op het gasnet geschiedt ook via een

aansluiting, ook deze situatie is in de bijlagen geschetst. In de bijlagen is ook het meetsysteem getekend, aangezien deze in de praktijk dichtbij de aansluiting is geplaatst, maar de meter maakt geen onderdeel uit van de aansluiting.

Aan de installatiezijde is de aansluiting door een gasinstallatieverbinding (die onderdeel uitmaakt van de installatie) verbonden met de installatie. Als de netbeheerder de aansluiting beheert10 ligt het overdrachtspunt tussen de aansluiting en de installatie.

Beheert een derde de aansluiting, hetgeen het geval kan zijn als een derde de aansluiting heeft aangelegd en succesvol heeft afgegrensd en het beheer niet aan de netbeheerder heeft overgedragen, dan ligt het overdrachtspunt vooralsnog11 tussen de afsluiter/GTS meter en

de aansluiting.

39. De Raad is derhalve van oordeel dat, gezien vanuit het net, na het net direct de aansluiting begint en daarachter de installatie van de afnemer. Er is wettelijk gezien tussen het net en de onroerende zaak maar één omschreven verbinding en dat is de aansluiting. Het begrip ‘systeemverbinding’ kan en mag volgens de Raad slechts worden gehanteerd in verband met verbindingen tussen het landelijke en een regionaal gastransportnet. Dit betekent dat een groot aantal voorwaarden moet worden aangepast.

40. Een belangrijk verschil tussen de Gaswet en de E-wet is dat de aanleg van de aansluiting in de Gaswet vrij is en ook altijd is geweest. Zowel derden als de netbeheerder kunnen een aansluiting aanleggen. Dit betekent dat, anders dan bij elektriciteit, alle gasaansluitingen ook door derden kunnen worden aangelegd. De aanleg van aansluitingen is in de Gaswet, anders dan in de E-wet, niet als exclusieve taak van de netbeheerder aangemerkt. Een bepaling als artikel 16a van de E-wet kent de Gaswet niet en er geldt ook geen gebiedsindeling zoals die geldt voor elektriciteitsnetbeheerders als onderdeel van de elektriciteitscodes.

8Bij een aansluiting op het regionale gastransportnet wordt ook een isolatiemof gebruikt als de aansluiting van staal is.

9 Het onderwerp invoeders komt later in het besluit aan de orde.

10Het onderwerp “beheer van de aansluiting” komt na dit onderdeel in het besluit aan de orde.

11 Zoals later in dit besluit wordt overwogen blijft het beheer en de aanleg van het T-stuk, de afsluiter (en de

(13)

41. Vrije aanleg van gasaansluitingen heeft belangrijke civielrechtelijke gevolgen voor de eigendom en het beheer van de aansluiting. De redenering van VEMW is dan ook niet juist om de Parlementaire Geschiedenis van de Elektriciteitswet en de rechterlijke uitspraken die zien op elektriciteitsaansluitingen van toepassing te verklaren op gasaansluitingen in de beoordeling of de aansluiting al dan niet onderdeel uitmaakt van het net. Uitspraken en parlementaire geschiedenis die betrekking hebben op welke onderdelen tot de aansluiting zelf behoren kunnen echter wel worden gebruikt ter verduidelijking van wat er technisch onder een aansluiting moet worden verstaan.

42. In de Elektriciteitswet is in artikel 28 voor de tariefregulering aangesloten bij de onderdelen van de aansluiting, te weten: de knip, de verbinding en de beveiliging. De gasaansluiting bestaat ook uit deze onderdelen. De rechtbank Utrecht12 heeft bepaald dat de knip het punt

is waar openbaar overgaat in individueel. De aansluiting begint dus waar het collectieve transport overgaat in transport met een definitieve bestemming voor de installatie van een enkele individuele afnemer.

43. Zoals de Raad in dit besluit uitgebreid toelicht wordt in de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB het begrip aansluiting op onjuiste wijze ingevuld en dient het begrip systeemverbinding in dit verband te vervallen. Het is evident dat begrippen die gedefinieerd worden in de Gaswet dezelfde inhoud moeten hebben als de in de gasvoorwaarden gehanteerde begrippen. Zo weet elke gebruiker van de gasvoorwaarden waar de voorwaarden betrekking op hebben.

44. De Aansluitvoorwaarden Gas-LNB worden door de Raad aangepast, in die zin dat de begrippen ‘systeemverbinding’ en ‘aansluiting’ in tal van bepalingen worden vervangen door respectievelijk de begrippen ‘aansluiting’ en ‘gasinstallatieverbinding’. De wijzigingen zijn opgenomen in bijlage 3 maar worden hierna nog toegelicht en onderbouwd. Tevens treden er ten gevolge van de gewijzigde begripsbepalingen wijzigingen op in de

Meetvoorwaarden Gas-LNB, de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB en de Begrippenlijst Gas13. Deze wijzigingen komen bij de bespreking van de wijzigingen in de

Aansluitvoorwaarden Gas-LNB aan de orde en zijn tevens terug te vinden in de Bijlagen.

45. In de Begrippenlijst Gas worden de begrippen ‘gasinstallatieverbinding’,

‘systeemverbinding’, ‘systeemverbindingsconfiguratie’ en ‘overdrachtspunt’ gewijzigd. Deze begrippen worden als volgt gedefinieerd:

12 Reeds door VEMW genoemd en door de Raad vermeld bij de weergave van de bezwaren van VEMW:

Vonnis Rechtbank Utrecht van 28 mei 2003 (ProRail vs. Netbeheerders), zaaknummer 121688/HAZA 01-1215, overweging 4.8).

(14)

Gasinstallatieverbinding: de verbinding tussen de gasinstallatie en de aansluiting.

Aansluitleiding: onderdeel van de aansluiting dat de aansluiting met het gastransportnet verbindt.

Systeemverbinding: een voorziening in het landelijk gastransportnet eindigend op het overdrachtspunt ten behoeve van een verbinding tussen het landelijk gastransportnet en een regionaal gastransportnet, omvattende pijpleidingen, inclusief noodzakelijke

toebehoren, en de meet- en regelinrichting, via welke het gas wordt overgedragen van het landelijk gastransportnet naar het regionale gastransportnet.

Systeemverbindingsconfiguratie: een geheel van systeemverbindingen ten behoeve van één regionale netbeheerder.

Het begrip “overdrachtspunt” wordt gewijzigd, opdat het wordt gedefinieerd. Thans is in de begrippenlijst de plaats van het overdrachtspunt bepaald maar dat hoort naar het oordeel van de Raad thuis in de voorwaarden. Waar het overdrachtspunt ligt hangt af van de omstandigheid wie de aansluiting beheert. Daarom zal de ligging van het overdrachtspunt worden opgenomen in de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Aansluit- en

transportvoorwaarden Gas-RNB en de Netkoppelingsvoorwaarden. In de Begrippenlijst zal het overdrachtspunt als volgt worden omschreven:

Overdrachtspunt: het punt waar het gastransportnet ophoudt. In het geval van een verbinding tussen het landelijk gastransportnet en een regionaal gastransportnet: het punt waar het landelijk gastransportnet ophoudt14.

Daarnaast wordt tijdelijk15 aan de Begrippenlijst toegevoegd:

Fysieke verbinding: het T-stuk en de afsluiter als onderdeel van de aansluiting. In het geval van een aansluiting op het landelijk gastransportnet omvat de fysieke verbinding ook de meter.

46. Alle wijzigingen die samenhangen met de invulling van de begrippen ‘installatie’, aansluiting’ en ‘systeemverbinding’ zijn zoals gezegd opgenomen in Bijlage 3. Voor een volledig overzicht van alle wijzigingen wordt dan ook naar die bijlage verwezen.

14De plaats van het overdrachtspunt wordt bepaald in respectievelijk de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB en de Netkoppelingsvoorwaarden.

15 Zolang de aansluitvoorwaarden voor het landelijke en het regionale net niet zijn aangevuld, wordt de

(15)

Het standpunt van GTS, namens de gezamenlijke netbeheerders, dat de Begrippenlijst Gas verbonden is met de Technische Codes Gas deel 1 die in juni 2006 zijn vastgesteld, zodat de begrippen in de Begrippenlijst Gas slechts zouden kunnen worden veranderd, aangevuld of verwijderd indien bij de Technische Codes Gas deel 1 bezwaar is gemaakt tegen het betreffende begrip, wordt verworpen. De voorwaarden in het tweede deel van de Technische Gasvoorwaarden kunnen naar het oordeel van de Raad slechts eenvormig worden toegepast als de begrippen eenduidig zijn, overeenkomstig de definities in de Begrippenlijst Gas. De Begrippenlijst Gas maakt deel uit van alle voorwaarden aangezien de in die voorwaarden gehanteerde begrippen in de Begrippenlijst Gas worden gedefinieerd. Een andere uitleg zou de bezwaarmaker naar het oordeel van de Raad ook voor grote problemen stellen, nu hij in dat geval reeds bezwaar zou moeten maken tegen begrippen in de Begrippenlijst Gas terwijl hij nog niet kan weten hoe de betreffende begrippen toepassing zullen krijgen in later vast te stellen gasvoorwaarden en nieuwe begrippen nooit kunnen worden ontwikkeld.

47. Het overdrachtspunt wordt in artikel 3.6 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB als volgt gedefinieerd: Het overdrachtspunt is het fysieke verbindingspunt tussen enerzijds het landelijk gastransportnet en anderzijds de installatie van de aangeslotene, of tussen enerzijds het landelijk gastransportnet en anderzijds de aansluiting van de aangeslotene, waar het gas het landelijk gastransportnet verlaat; dit verbindingspunt ligt (gezien vanuit het landelijk gastransportnet) één meter achter de isolatiemof van de aansluiting, tenzij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de desbetreffende aangeslotene anders zijn overeengekomen of – indien de netbeheerder de aansluiting niet in beheer heeft op een tussen de netbeheerder en de aangeslotene onderling overeengekomen verbindingspunt.

48. Verantwoordelijkheid voor aanleg, beheer en onderhoud van de aansluiting

Zoals hiervoor reeds is overwogen is de aanleg van gasaansluitingen een vrije activiteit. De verantwoordelijkheid voor aanleg, beheer en onderhoud van de aansluiting is dan ook in eerste instantie afhankelijk van de vraag wie de aansluiting heeft aangelegd. De Raad komt tot deze conclusie aan de hand van de wettelijke definities van de begrippen

gastransportnet en ondersteunende dienst, de parlementaire geschiedenis, het civiele recht en de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas.

49. De definitie van gastransportnet in artikel 1, lid 1, onderdeel d van de Gaswet, luidt als volgt: “niet tot een gasproductienet behorende, met elkaar verbonden leidingen of hulpmiddelen bestemd of gebruikt voor het transport van gas, met inbegrip van

(16)

opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gastransportnet en menging, maar met uitzondering van de installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken.”

50. De Raad is van mening dat de aanleg, beheer en onderhoud van aansluitingen tot de ondersteunende diensten moet worden gerekend. Dit blijkt uit de Nota naar aanleiding van het Verslag bij de I&I-wet, waarin de minister het volgende antwoord geeft:

“De SGP-fractie vroeg zich af of de Gaswet de bevoegdheid voor de DTe bevat om tarieven voor aansluitingen goed te keuren dan wel vast te stellen, en of aansluiten mogelijk onder het begrip ondersteunende diensten valt. Inderdaad kan het maken van een aansluiting gerekend worden tot de ondersteunende diensten. Op basis van artikel 81c Gaswet kan de DTe de tarieven voor ondersteunende diensten, waaronder voor aansluitingen, vaststellen.16

51. Gegeven de verwijzing naar ondersteunende diensten in de definitie van “gastransportnet”, maken aansluitingen onderdeel uit van het gastransportnet indien de netbeheerder deze ondersteunende dienst heeft verricht. Als de aangeslotene de aansluiting zelf heeft aangelegd, of de aanleg van die aansluiting aan een derde heeft uitbesteed en de

aangeslotene de aansluiting heeft kunnen afgrenzen van het net, wordt de aansluiting geen onderdeel van het net. Degene die de aansluiting heeft aangelegd en heeft afgegrensd van het net heeft de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud van de aansluiting.

52. Wie eigenaar is van de aansluiting wordt namelijk geregeld door het burgerlijk recht. Uit het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de aangeslotene, mits de verkeersopvattingen dat toestaan, zijn aansluiting kan afgrenzen. Uit de Gaswet volgt dat in dat geval het beheer niet bij de netbeheerder ligt. Naar het oordeel van de Raad gaat de aansluiting tot het net behoren, als degene die de aansluiting heeft aangelegd de aansluiting niet succesvol van het net heeft afgegrensd. Deze conclusie baseert de Raad op de uitleg van artikel 5:20 tweede lid BW.

53. De bedoelde juridische actie, het afgrenzen van de aansluiting van het net, wordt voor bestaande aansluitingen genoemd in artikel 155, tweede lid, Overgangswet Nieuw BW. Voor nieuwe aansluitingen kan worden aangenomen dat een afgrenzing ten opzichte van het net door middel van een inschrijving van die aansluiting/deelnet in de openbare registers op grond van het bepaalde in artikel 3:17, lid 1, sub k juncto artikel 36, lid 4, Kadasterwet in

(17)

beginsel mogelijk is, mits er ook een zekere afgrenzing tussen hoofdnet een aansluiting bestaat.

54. De eigendom van de aansluiting en het beheer en onderhoud van die aansluiting zijn aan elkaar verbonden. De eigenaar bepaalt wie de aansluiting beheert en onderhoudt. De aansluiting en het beheer/onderhoud kunnen ook aan anderen worden overgedragen. Dit betekent dat een derde ook een aansluiting kan beheren/onderhouden.

55. De toelichting bij artikel 6 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas

onderschrijft dat de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot aanleg, beheer en onderhoud in de voorwaarden moet worden gemaakt. De toelichting vermeldt: “Om de veiligheid, doelmatigheid en netwerkintegriteit te waarborgen is het tevens van belang dat duidelijk is welke taken, rechten en plichten netbeheerders en afnemers hebben met betrekking tot de aanleg, het beheer en het onderhoud van de aansluiting.” Ingevolge het eerste lid, onderdeel b, van artikel 6 van de Regeling moet deze

verantwoordelijkheidsverdeling daarom in de voorwaarden worden opgenomen. Daarbij wordt in de toelichting aangetekend dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van een aansluiting geen exclusieve wettelijke taak is van de netbeheerder. In de praktijk wordt de aansluiting echter in de meeste gevallen door de netbeheerder aangelegd, onderhouden en beheerd.

56. De netbeheerders hebben aangegeven dat de systeemintegriteit van het net moeilijk te handhaven is als derden de vrijheid hebben de gehele aansluiting aan te leggen. Gedoeld wordt op de aanleg van de hiervoor gedefinieerde “fysieke verbinding”: het T-stuk, de afsluiter en, in het geval van een aansluiting op het landelijk gastransportnet, de meter (in dit besluit ook aangeduid als de fysieke verbinding). De netbeheerders hebben deze stelling niet onderbouwd.

57. De algemene regel is dat de aanleg van de aansluiting vrij is. De toelichting bij artikel 6 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas vermeldt het volgende: “In verband met de veiligheid en de integriteit van het net is het van belang dat technische eisen worden gesteld aan de aansluiting.”

58. De gezamenlijke netbeheerders dienen derhalve voorwaarden op te stellen waarmee wordt voorkomen dat de veiligheid en de integriteit van het net worden aangetast als derden een aansluiting aanleggen.

(18)

Aansluitvoorwaarden Gas-LNB opgenomen. Artikel 12b, lid 1, onderdeel a, van de Gaswet bepaalt dat de netbeheerders een voorstel doen voor de voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het

gastransportnet. In artikel 12b, lid 2, onderdeel a, van de Gaswet is onder meer nader aangegeven welke voorwaarden moeten worden opgesteld met betrekking tot de eisen waaraan leidingen tenminste moeten voldoen voor aansluiting van die leidingen op het net. Voorts is in de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas, vastgesteld op grond van artikel 12 van de Gaswet, bepaald dat de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b, lid 1, onderdeel a, van de Gaswet de technische specificaties bevatten waaraan de aansluiting moet voldoen. Deze technische specificaties ontbreken en dit wringt des te meer omdat ook derden die aansluitwerkzaamheden moeten kunnen verrichten. Het feit dat deze

voorwaarden ontbreken frustreert de verdere ontwikkeling van de gasmarkt op het gebied van de aansluiting. Aangezien netbeheerders nu ook al werkzaamheden met betrekking tot de aansluiting uitbesteden acht de Raad het opstellen van deze voorwaarden echter wel goed mogelijk.

60. De Raad is van oordeel dat de gezamenlijke netbeheerders in strijd hebben gehandeld met het bepaalde in artikel 12b, lid 1, sub a juncto 12b, lid 2, sub a, van de Gaswet en artikel 6 van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas, door geen voorstel te doen met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot de eisen waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het

gastransportnet. Gelet op het grote belang dat de Raad hecht aan een juiste inhoudelijke invulling van de eisen uit de Gaswet, heeft de Raad het voornemen de gezamenlijke netbeheerders een bindende aanwijzing te geven, gebaseerd op artikel 60, lid 2, van de Gaswet. Hiertoe zal een aparte procedure worden gestart. De bindende aanwijzing zal er op zijn gericht de gezamenlijke netbeheerders ertoe te bewegen bovengenoemd

wijzigingsvoorstel binnen korte termijn bij de Raad in te dienen.

61. De Raad acht het zeer onwenselijk dat derden vanwege de leemte in de

(19)

gehele aansluiting kunnen aanleggen op grond van adequate technische voorwaarden.

62. Tevens treft de Raad voor de tussenliggende periode een regeling die recht doet aan de conclusie dat derden aansluitwerkzaamheden kunnen verrichten, maar die tevens waarborgt dat die aansluitingen aan minimumnormen voldoen. Zo zal de Raad in paragraaf 3 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB opnemen dat de voorwaarden waaronder de afnemer de aansluiting, exclusief de fysieke verbinding, aanlegt in overleg met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tot stand komen. In verband met de veiligheid en op grond van het bepaalde in artikel 12 b lid 2 sub a bepaalt de Raad dat in de periode dat de voorwaarden voor de aanleg van de gehele aansluiting ontbreken, de netbeheerder de fysieke verbinding in gebruik stelt na inspectie en goedkeuring door de netbeheerder van het door de afnemer aangelegde deel van de aansluiting.

De tijdelijke vastgestelde normen betreffen de normen zoals deze gewijzigd zullen worden vastgesteld in paragraaf 2, 3.1 en 3.5 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB.

Het wijzigingsvoorstel van de gezamenlijk netbeheerders mag de in dit besluit tijdelijk vastgestelde normen gewijzigd voorstellen. Het wijzigingsvoorstel moet echter wel rekening houden met doel en strekking van dit besluit en van deze tijdelijke vastgestelde normen.

Gevolgen voor §2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB

63. De wijziging van begripsbepalingen heeft uiteraard de meest ingrijpende gevolgen voor de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, nu de gewijzigde begrippen betrekking hebben op de aansluiting op het landelijk gastransportnet. De Raad wenst hier nog bijzondere aandacht te besteden aan paragraaf 2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, omdat in deze paragraaf de aansluiting is geregeld. Echter, de regels in deze paragraaf zien op de aansluiting in de betekenis die de Raad onjuist acht. In wezen hebben de bepalingen betrekking op het stuk leiding dat - gezien vanuit het net – na de aansluiting ligt en tot de installatie behoort. Dit stuk leiding dient naar het oordeel van de Raad als ‘gasinstallatieverbinding’ te worden getypeerd. De titel van paragraaf 2 wordt daarom gewijzigd in ‘Gasinstallatieverbinding’. De titel van paragraaf 3 zal worden gewijzigd in ‘Aansluiting’, nu déze bepalingen betrekking hebben op de verbinding die op grond van de Gaswet als aansluiting moet worden

beschouwd. De verdere gevolgen voor paragraaf 3 komen na de bespreking van paragraaf 2 aan de orde.

(20)

netbeheerders regels stellen omtrent de eisen waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moeten voldoen voor aansluiting op het net. De Raad is van oordeel dat uit deze bepaling volgt dat de netbeheerder slechts minimumeisen aan de installatie mag stellen.17 De installatie is in beginsel een zaak van de

afnemer, tenzij de veiligheid van het net of de systeemintegriteit in gevaar dreigt te komen. Een andere uitleg zou in strijd zijn met artikel 12b van de Gaswet.

65. Voorts zijn er in paragraaf 2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB zaken geregeld omtrent de aansluitwerkzaamheden. Deze behoren naar het oordeel van de Raad echter niet in paragraaf 2, die immers handelt over de gasinstallatieverbinding, maar in paragraaf 3.1. Hierover volgt meer na de volledige bespreking van paragraaf 2.

66. Het voorgaande overwegende, komt de Raad tot de conclusie dat in paragraaf 2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB slechts de artikelen kunnen worden gehandhaafd die zien op de gasinstallatieverbinding en het veilig functioneren van het landelijk gastransportnet. De Raad meent dat zulks geldt voor de artikelen 2.9, 2.10.1, 2.10.2, 2.10.3, 2.10.4, 2.10.5 en 2.11, met dien verstande dat in deze bepalingen (behalve in 2.10.2) het begrip ‘aansluiting’ telkens wordt vervangen door ‘gasinstallatieverbinding’, terwijl de term ‘systeemverbinding’ in artikel 2.10.5 dient te worden vervangen door ‘aansluiting’.18 Voorts dient het bepaalde in

artikel 2.8 omtrent wederzijdse erkenning wel een plaats te krijgen in de

Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, maar in paragraaf 3 in plaats van in paragraaf 2, te weten in artikel 3.1.6. Artikel 2.4 is verplaatst naar paragraaf 3. De artikelen 2.1 tot en met 2.3 en 2.5 tot en met 2.7 dienen naar het oordeel van de Raad te vervallen, omdat de netbeheerder slechts minimumeisen aan de installatie mag stellen en de eisen vervat in de genoemde artikelen meer zijn dan minimumeisen.

67. Hieronder volgt eerst een bespreking van de overige bezwaren van VEMW tegen artikelen uit paragraaf 2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, bij welke bespreking enkele malen reeds vooruitgelopen zal moeten worden op wijzigingen die zullen worden aangebracht in paragraaf 3.1 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB. Daarna zal een compleet overzicht van de gewijzigde paragraaf 2 volgen, en vervolgens komt de bespreking van paragraaf 3.1 aan de orde.

17Zie ook richtlijn 2003/55/EG, artikel 6.

18Deze artikelen worden in het navolgende mogelijk nog wél gewijzigd aan de hand van overige aangevoerde bezwaren. Zie de behandeling van de bezwaren van VEMW tegen artikel 2.9 en artikel 2.10.4 van de

(21)

68. Nadere afspraken (artikel 2.1), Concretisering NEN-norm (artikel 2.5), Dynamische

verwijzing (artikel 2.6); bezwaarschrift VEMW onder respectievelijk randnummer 45, 48, 49-50.

De onderhavige bezwaren van VEMW zien op bepalingen die in het voorgaande door de Raad reeds zijn geschrapt omdat deze inhoudelijk meer regelen dan hetgeen in artikel 12b, tweede lid, onder a van de Gaswet is bepaald, te weten minimumeisen die aan de

gasinstallatie gesteld mogen worden voor aansluiting op het gastransportnet, zoals hiervoor reeds in randnummer 64 is gemotiveerd. De bezwaren die betrekking hebben op deze bepalingen zullen dan ook niet meer door de Raad worden beoordeeld.

Aansluittermijn (artikel 2.4), bezwaarschrift VEMW onder randnummer 47

69. VEMW heeft bezwaar tegen het ontbreken in artikel 2.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB van een concrete termijn waarbinnen de aansluiting (of wijziging daarvan) moet worden gerealiseerd. Dit is volgens VEMW in strijd met het bepaalde in artikel 6, lid 1, aanhef en onderdeel c van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas.

70. Hoewel artikel 2.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB in het voorgaande is komen te vervallen, heeft VEMW naar het oordeel van de Raad nog steeds belang bij de behandeling van het onderhavige bezwaar.

71. De Raad stelt vast dat de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas in artikel 6, eerste lid, sub c bepaalt dat de voorwaarden de termijn waarbinnen de aansluiting gerealiseerd wordt dienen te bevatten. Deze bepaling heeft tot doel dat het voor de aangeslotene bekend is wanneer de aansluiting in gebruik kan worden genomen.

72. Op dit moment ontbreken de voorwaarden waaronder een derde de gehele aansluiting, inclusief de fysieke verbinding kan realiseren.

73. Het bezwaar van VEMW wordt gegrond verklaard. De Raad is van oordeel dat de

(22)

gehele aansluiting aanlegt.

74. Op dit moment kan een afnemer wel de overige onderdelen van de aansluiting in onderling overleg met de beheerder van het landelijk gastransportnet realiseren.De termijn, voor de periode dat de aanleg van de fysieke verbinding en in het geval van GTS ook de

meetinrichting zijn voorbehouden aan de netbeheerder, kan derhalve thans betrekking hebben op twee situaties: de situatie waarin de netbeheerder de gehele aansluiting aanlegt en de situatie waarin de netbeheerder slechts de fysieke verbinding aanlegt: het T-stuk en de afsluiter (en meter in het geval van GTS).

75. Voor de tussenliggende periode waarin nog geen voorwaarden op dit punt door de Raad zijn vastgesteld op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, stelt de Raad artikel 3.1.2 vast, dat als volgt zal komen te luiden:

76. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de aangeslotene bepalen in onderling overleg de termijn waarbinnen de fysieke verbinding dan wel de gehele aansluiting zal worden gerealiseerd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de aangeslotene zullen zich inspannen om zo spoedig mogelijk te beschikken over de vereiste vergunningen.

77. Omkering formulering (artikel 2.7), bezwaarschrift VEMW onder randnummer 51 VEMW heeft bezwaar tegen artikel 2.7 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, omdat dit artikel naar de mening van VEMW de zaken omdraait: er zou moeten staan dat de installatie wél wordt aangesloten als wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.5 van de

Aansluitvoorwaarden Gas-LNB.

78. De Raad merkt op dat artikel 2.7 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB in het voorgaande reeds is komen te vervallen. Het bezwaar van VEMW kan naar het oordeel van de Raad echter mede gericht worden geacht tegen het gewijzigd vast te stellen artikel 3.1.1 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB.

79. De Raad is het met VEMW eens dat als de aansluiting door de netbeheerder is aangelegd of deels door de afnemer is aangelegd volgens de in onderling overleg vastgestelde normen, er - behalve de redenen genoemd in artikel 15 van de Gaswet - geen redenen meer te noemen zijn om te weigeren een normconforme gasinstallatieverbinding op die aansluiting aan te sluiten. Dit geldt tevens voor de gasinstallatie zelf en de normen die daaraan zijn gesteld in 2.10.1 en 2.10.2.

De gehele tekst van artikel 3.1.1 zal daarom als volgt komen te luiden:

(23)

gastransportnet en de aangeslotene te sluiten overeenkomst. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal een eventuele weigering om de fysieke verbinding tot stand te brengen binnen een redelijke termijn schriftelijk toelichten. Als de aansluiting die de afnemer heeft aangelegd voldoet aan het bepaalde in artikel 3.1.5, de gasinstallatieverbinding voldoet aan de eisen genoemd in artikel 2.9 en de gasinstallatie aan de eisen genoemd onder 2.10 .1 of voldaan is aan het bepaalde in 2.10.2, zal de netbeheerder van het landelijk

gastransportnet de fysieke verbinding van de aansluiting of de gehele aansluiting realiseren, tenzij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een beroep op artikel 15 van de Gaswet kan doen.

80. Geen gevaar voor installatie en personeel afnemer (artikel 2.9), bezwaarschrift VEMW randnummer 52

Het eerste deel van het bezwaar van VEMW tegen artikel 2.9 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB vertoont grote gelijkenis met het bezwaar onder randnummer 18 en 44 van het bezwaarschrift van VEMW. VEMW meent dat de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB ook de veiligheid, doelmatigheid en de betrouwbaarheid van de gasinstallatie moeten waarborgen en dat artikel 2.9 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB daartoe dient te worden aangevuld. Het landelijke gastransportnet mag deze installaties volgens VEMW niet ontoelaatbaar hinderen.

81. De Raad is van oordeel dat de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB in algemene zin niet méér hoeven te bepalen met betrekking tot dit onderwerp dan in artikel 6.1.8 (”nieuw”) van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB reeds is geregeld. Dit artikel bepaalt kort gezegd dat de netbeheerder en de afnemer over en weer door middel van het net, de aansluiting of de installatie geen onderlinge hinder of schade veroorzaken. Voorts is de door de netbeheerder in acht te nemen zorgvuldigheid thans reeds genoegzaam uitgewerkt in wet- en regelgeving. Tevens ziet de Raad in het licht van de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, lid 1 en 2, van de Gaswet geen aanleiding om artikel 2.9 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB aan te passen overeenkomstig het bezwaar van VEMW. Het bezwaar van VEMW is

ongegrond.

82. Flowbegrenzer (artikel 2.9), bezwaarschrift VEMW randnummer 53

Het tweede deel van het bezwaar van VEMW tegen artikel 2.9 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB behelst dat uit het oogpunt van veiligheid het vereiste van een zogenoemde ‘flowbegrenzer’ dient te vervallen. Volgens VEMW bevat artikel 2.10.1 van de

(24)

83. Tijdens de hoorzitting heeft GTS, namens de gezamenlijke netbeheerders, verklaard dat het aanbrengen van een flowbegrenzer niet verplicht is en dat de eisen van 2.10.1 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB voorzien in de situatie wanneer de veiligheid in het geding is en dat beide artikelen in onderlinge samenhang moeten worden gelezen.

84. De Raad is daarom van oordeel dat het in het algemeen stellen van de eis een flowbegrenzer te plaatsen strijdig is met het belang genoemd in artikel 12, lid 1, sub d: het bevorderen van het doelmatig handelen van netgebruikers. Netgebruikers zouden door het handhaven van deze eis nodeloos op kosten kunnen worden gejaagd.

85. De Raad komt tegemoet aan het bezwaar van VEMW en de bedoeling van GTS, namens de gezamenlijke netbeheerders, door onderdeel a uit artikel 2.9 te verwijderen en de onderdelen b en c te vernummeren tot a en b.

Artikel 2.9 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB wordt als volgt vastgesteld:

De gasinstallatieverbinding mag geen gevaar opleveren voor het ongestoord functioneren van het landelijk gastransportnet noch voor personeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet of van door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ingeschakelde derden. Om hieraan te voldoen zal aangeslotene in ieder geval, maar niet uitsluitend, in overleg met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, de volgende maatregelen treffen:

a. de gasinstallatieverbinding voorzien van apparatuur die drukpendelingen in het landelijk gastransportnet voorkomt;

b. de gasinstallatieverbinding voorzien van een terugslagvoorziening, indien de gasinstallatie dan wel het bedrijven van de gasinstallatie aanleiding kan geven tot het terugstromen van gas in het landelijk gastransportnet.

86. ‘Op ieder moment’ en kostentoerekening (artikel 2.10.4), bezwaarschrift VEMW randnummer 54-55

VEMW meent dat in artikel 2.10.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB de term ‘op ieder moment’ moet worden vervangen door ‘binnen een redelijke termijn’. Daarnaast moet volgens VEMW de zin ‘Eventuele hieruit voortvloeiende kosten komen voor rekening van aangeslotene’ worden verwijderd.

87. De Raad is van oordeel dat de term ‘op ieder moment’ gehandhaafd kan blijven. Het belang van het veilig functioneren van het landelijke net wordt hierdoor bevorderd, terwijl niet is gebleken dat het een onevenredig zware last voor de aangeslotene met zich meebrengt.

(25)

inderdaad aanpassing behoeft. Het zou niet redelijk zijn wanneer de kosten zonder meer voor rekening van de aangeslotene komen. Het bezwaar van VEMW is in zoverre gegrond. De belangen bedoeld in het eerste lid van artikel 12f van de Gaswet, in het bijzonder het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van de netbeheerder, verzetten zich tegen de huidige formulering. De laatste zin van de bepaling zal echter niet - zoals VEMW voorstelt - worden geschrapt, maar gewijzigd.

Artikel 2.10.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB zal als volgt komen te luiden:

Bij gerede twijfel dient aangeslotene op ieder moment op verzoek en naar genoegen van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te kunnen aantonen dat zijn gasinstallatie voldoet aan de bij of krachtens 2.10.1 gestelde voorwaarden, zo nodig onder verstrekking aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet van alle gegevens met betrekking tot de bouw en het onderhoud van de gasinstallatie. Eventuele hieruit voortvloeiende kosten komen voor rekening van aangeslotene, indien blijkt dat de gasinstallatie inderdaad niet voldoet aan de bij of krachtens 2.10.1 gestelde voorwaarden.

89. Inconsistente en te ingrijpende regelgeving (artikel 2.10.5), bezwaarschrift VEMW randnummer 56

VEMW heeft bezwaar geuit tegen artikel 2.10.5 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB. De in dit artikel neergelegde regeling, welke betrekking heeft op de bevoegdheden van de

netbeheerder indien door de aangeslotene niet wordt voldaan aan artikel 2.10.3 en 2.10.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, wijkt volgens VEMW aanzienlijk af van de regeling in de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB en is naar de mening van VEMW bovendien strijdig met het belang van het bevorderen van doelmatig handelen van netgebruikers. De regeling dient daarom volgens VEMW te worden aangepast met als uitgangspunt de regeling in de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB.

90. De Raad constateert dat artikel 2.10.5 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB betrekking heeft op gevallen waarin de aangeslotene niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2.10.3 en 2.10.4 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, dan wel aan de bij of krachtens artikel 2.10.1 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB gestelde voorwaarden. Het betreft hier dus steeds situaties waarin er sprake is van een (potentieel) gevaar in verband met het veilig functioneren van het landelijk gastransportnet. Naar het oordeel van de Raad grijpt deze regeling dan ook uitsluitend in de bedrijfsvoering van de afnemer in, voor zover dit noodzakelijk of aan de afnemer zelf te wijten is. De regeling in artikel 2.10.5 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB is naar het oordeel van de Raad dan ook in overeenstemming met de belangen in artikel 12f, lid 1, van de Gaswet, in het bijzonder het belang van het betrouwbaar en duurzaam functioneren van de gasvoorziening. Het bezwaar van VEMW op dit onderdeel is derhalve ongegrond.

(26)

VEMW stelt dat de regeling in artikel 2.11 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB in strijd is met het discriminatieverbod nu er op afnemers een zwaardere verplichting wordt gelegd dan die welke op grond van artikel 2.3 van de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB voor

netbeheerders geldt. Voorts is artikel 2.11 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB volgens VEMW onredelijk bezwarend en daarmee in strijd met artikel 12f, lid 2, van de Gaswet. Artikel 2.11 moet worden vervangen door een regeling die inhoudelijk is afgestemd op artikel 2.3 van de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB, aldus VEMW.

92. Het onderscheid tussen de verplichting die op grond van 2.11 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB rust op de afnemer (het ervoor instaan dat de afname van gas niet zodanig is dat de veiligheid en/of doelmatige en betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet in gevaar wordt dan wel kan worden gebracht) en die welke krachtens artikel 2.3 van de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB rust op netbeheerders (het zich naar beste vermogen inspannen om te voorkomen dat de veiligheid (…) in gevaar wordt gebracht), is naar het oordeel van de Raad gerechtvaardigd. Zoals ook GTS, namens de gezamenlijke

netbeheerders, ter zitting heeft opgemerkt, weet een regionale netbeheerder niet wanneer en hoeveel zijn klanten gaan afnemen. Dit heeft tot gevolg dat de regionale netbeheerder er niet voor kan instaan dat de gasafname zodanig is dat de veiligheid en/of doelmatige en

betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet niet in gevaar wordt gebracht. Wel kan de regionale netbeheerder zich in dit verband naar beste vermogen inspannen. De afnemer en de regionale netbeheerder verschillen dus wezenlijk van elkaar op dit punt en dat vormt een rechtvaardiging voor het door VEMW gesignaleerde onderscheid. Ook overigens ziet de Raad geen strijd met de belangen, regels of eisen als bedoeld in artikel 12f, lid 1 en 2, van de Gaswet. Het onderhavige bezwaar is naar het oordeel van de Raad dan ook

ongegrond.

93. De gewijzigde bepalingen in paragraaf 2 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, welke tevens in bijlage 3 bij dit besluit zijn opgenomen, komen als volgt te luiden.

(27)

2.8 Vervallen

2.9 De gasinstallatieverbinding mag geen gevaar opleveren voor het ongestoord

functioneren van het landelijk gastransportnet noch voor personeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet of van door de netbeheerder van het landelijk

gastransportnet ingeschakelde derden. Om hieraan te voldoen zal aangeslotene in ieder geval, maar niet uitsluitend, in overleg met de netbeheerder van het landelijk

gastransportnet, de volgende maatregelen treffen:

a. de gasinstallatieverbinding voorzien van apparatuur die drukpendelingen in het landelijk gastransportnet voorkomt;

b. de gasinstallatieverbinding voorzien van een terugslagvoorziening, indien de gasinstallatie dan wel het bedrijven van de gasinstallatie aanleiding kan geven tot het terugstromen van gas in het landelijk gastransportnet. 2.10.1 Indien aangeslotene de in 2.9 gespecificeerde maatregelen niet wil treffen of indien naar

het oordeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de

gasinstallatieverbinding daar onvoldoende aan voldoet, dient aangeslotene in plaats daarvan er voor te zorgen dat de gasinstallatie (blijft) voldoe(n)t aan de krachtens de wet gestelde voorwaarden op het gebied van veiligheid, opdat de gasinstallatie geen gevaar zal opleveren voor het ongestoord functioneren van het landelijk gastransportnet noch voor personeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet of van door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ingeschakelde derden. In dat geval is het bepaalde in 2.10.2 tot en met 2.10.5 van toepassing.

2.10.4 Bij gerede twijfel dient aangeslotene op ieder moment op verzoek en naar genoegen van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te kunnen aantonen dat zijn

gasinstallatie voldoet aan de bij of krachtens 2.10.1 gestelde voorwaarden, zo nodig onder verstrekking aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet van alle gegevens met betrekking tot de bouw en het onderhoud van de gasinstallatie. Eventuele hieruit voortvloeiende kosten komen voor rekening van aangeslotene, indien blijkt dat de gasinstallatie inderdaad niet voldoet aan de bij of krachtens 2.10.1 gestelde voorwaarden. 2.10.5 Wanneer aangeslotene niet voldoet aan het bepaalde in 2.10.3 en/of 2.10.4, is de

netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevoegd de gasinstallatie voor rekening van aangeslotene te (laten) onderzoeken. Indien de gasinstallatie blijkens dit onderzoek naar het oordeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet niet voldoet aan de bij of krachtens 2.10.1 gestelde voorwaarden, is aangeslotene verplicht de gebreken voor zijn rekening binnen de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opgegeven termijn en op de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opgegeven wijze te herstellen. Daarenboven heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de bevoegdheid om de aansluiting af te sluiten. Deze maatregel zal niet eerder ongedaan worden gemaakt dan nadat de reden voor het treffen van deze

maatregel is weggenomen en de kosten van de maatregel en van het ongedaan maken daarvan door aangeslotene aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn vergoed. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan aan het ongedaan maken van de maatregel nadere financiële en operationele voorwaarden verbinden. De

netbeheerder van het landelijk gastransportnet is overigens niet verplicht uit eigen beweging na te gaan of is voldaan aan het bepaalde in 2.10.1 tot en met 2.10.5.

(28)

94. Niet alleen voor paragraaf 2, maar ook voor paragraaf 3 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB hebben de gewijzigde begripsbepalingen gevolgen. De titel van paragraaf 3 wordt gewijzigd van ‘Systeemverbinding’ in ‘Aansluiting’. Voorts verdient subparagraaf 3.1 hier bijzondere aandacht, nu deze het meest ingrijpend wordt gewijzigd. In deze subparagraaf moet naar het oordeel van de Raad duidelijk tot uitdrukking komen dat de aanleg van de aansluiting vrij is. Voorts dient in deze subparagraaf een regeling te worden getroffen voor de komende periode waarin het realiseren van een fysieke verbinding tussen het landelijk gastransportnet en de aansluiting is voorbehouden aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. Naar het oordeel van de Raad dient het realiseren van deze fysieke verbinding vooralsnog te worden voorbehouden aan de netbeheerder, aangezien er thans onvoldoende technische voorwaarden zijn vastgesteld die de veiligheid van het

gastransportnet waarborgen. Zolang er nog geen andersluidende voorwaarden zijn vastgesteld zullen de in deze subparagraaf opgenomen door de Raad vastgestelde

voorwaarden gelden. Zoals hiervoor overwogen is echter het uitgangspunt dat de aanleg van de aansluiting vrij is. Daarnaast dient in deze paragraaf nog een bepaling over wederzijdse erkenning te worden opgenomen, welke bepaling oorspronkelijk in artikel 2.7 was

opgenomen.

95. Voorts moet rekening worden gehouden met het volgende. De aansluitovereenkomst ziet vooralsnog19 in ieder geval op aanleg, beheer en onderhoud van de fysieke verbinding (het

T-stuk, de afsluiter en in het geval van GTS: de meter). Daarnaast kan de

aansluitovereenkomst betrekking hebben op de aanleg van de andere onderdelen van de aansluiting en het beheer en onderhoud van die onderdelen van de aansluiting. Omdat derden zelf een aansluiting mogen aanleggen, kunnen zij het beheer en onderhoud van de aansluiting ook zelf verzorgen. Aangeslotenen zijn dus niet gehouden een

aansluitovereenkomst te sluiten met de netbeheerder die ziet op de aanleg, het onderhoud en het beheer van de gehele aansluiting.

96. Hieronder volgt eerst een bespreking van het enige bezwaar dat is gericht tegen een specifieke bepaling in subparagraaf 3.1. Daarna is een overzicht opgenomen van de gewijzigde subparagraaf 3.1 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB.

97. Eisen aan gebouw (artikel 3.1.3), bezwaarschrift VEMW randnummer 58 VEMW betoogt dat de eisen waaraan het gebouw als bedoeld in artikel 3.1.3 van de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB moet voldoen, in overleg tussen de netbeheerder en de afnemer dienen te worden bepaald, in plaats van eenzijdig door de netbeheerder.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

huisartsen met hun zorgverzekeraars afspraken dienen te maken over hun betrokkenheid bij vestiging van een nieuwe huisarts in hun verzorgingsgebied – is besproken tijdens

114. De Raad neemt dit oordeel van de Adviescommissie over. Viva! voert voorts nogmaals aan dat in het bestreden besluit een suggestieve motiveringstechniek wordt gebruikt, doordat

Uit het verslag van de bijeenkomst van de regiegroep WMO van 7 september 2006 blijkt dat de betrokken ondernemingen de taak van de werkgroep Aanbesteden hebben besproken:

Mededingingswet zou leiden, merkt de Raad op dat de wetgever marktwerking in de (thuis)zorg heeft geïntroduceerd en de NMa met het toezicht op de naleving van de Mededingingswet

De Raad beslist conform het Advies voor zover de Adviescommissie heeft geconcludeerd dat in deze procedure niet van alle ondernemingen de betrokkenheid bij de overtreding kan worden

B15.2.1 In geval een verkeersinstallatie op grond van 2.1.3.5 van de Netcode Elektriciteit niet is voorzien van een comptabel meetinrichting, verstrekt de aangeslotene, tenzij

2.1.1.6 Zolang de technische voorwaarden ten aanzien van taken, rechten en plichten van de beheerder van het landelijk gastransportnet en de afnemer met betrekking tot de aanleg,

3.5.1 Zolang de technische voorwaarden ten aanzien van taken, rechten en plichten van de transmissiesysteembeheerder en de afnemer met betrekking tot de aanleg, beheer en