Vraag nr. 217 van 25 mei 2000
van de heer JOHAN DE ROO
Ve r b r a n d i n g s oven Balgerhoeke (Eeklo) – Emissie-metingen
Inzake de emissie van de huisvuilverbrandingsin-stallatie in Eeklo (Balgerhoeke) had ik graag vol-gende vragen gesteld aan de minister.
1. Wat zijn momenteel de bovengrenzen van de toegestane emissie voor de volgende stoffen op basis van de huidige exploitatie :
– stof in mg/Nm3 (normaal kubieke meter)
(welke overschrijdingen zijn mogelijk per periode ?) ; – CO2(koolstofdioxide) in mg/Nm3; – SO2(zwaveldioxide) in mg/Nm3; – HF (waterstoffluoride) in mg/Nm3; – HCl (waterstofchloride) in mg/Nm3 ; – zware metalen : c a d m i u m ,k o p e r, l o o d , k w i k , cyanideverbindingen ; – dibenzofuranen en dioxines ?
2. In welke mate worden die normen momenteel gerespecteerd en voor welke stoffen ?
Wie meet de bovenvermelde stoffen, via welke methode en met welke frequentie ?
3. Welke normen werden verstrengd ? Hoe en voor welke stoffen ?
4. Welke aanpassingswerken werden of worden doorgevoerd (datum en kostprijs) om die stren-gere normen te kunnen halen ?
5. Welke sancties zijn bepaald indien die strengere normen niet worden nageleefd ?
6. Hoelang mag de aangepaste verbrandingsinstal-latie nog actief blijven ?
7. Welke zijn de stortplaatsen voor afval van deze verbrandingsinstallatie en hoelang worden ze nog gebruikt ?
Antwoord
1. Op 8 februari 1996 verleende de bestendige de-putatie van Oost-Vlaanderen de vergunning aan de SV IVM (Intercommunale Vereniging voor Huisvuilverwerking Meetjesland) tot het verder exploiteren van de bestaande huisvuilverbran-dingsinstallatie (in Eeklo/Balgerhoeke) en de uitbreiding ervan met een rookgaszuivering, voor een termijn van twintig jaar vanaf 12 april 1996.
Naar analogie van de bepalingen van de vergun-ning van 7 juni 1995 voor de exploitatie van de huisvuilverbrandingsinstallatie van de CV I v a g o (Intercommunale Vereniging voor A f v a l b e h e e r in Gent en Omstreken) in Gent, werden de vol-gende sectorale milieuvoorwaarden opgelegd : – vóór 1 januari 1997 : V20A : v e r b r a n d i n g s i
n-richtingen voor huishoudelijke afvalstoffen ; – vanaf 1 januari 1997 : V21 : v e r b r a n d i n g s i
Halfuurgemiddelden Dagge-middelen
A B
Stof 30 10 10
CO2: geen grenswaarden bepaald
SO2 200 50 50
HF 4 2 1
HCl 60 10 10
Zware metalen (gemiddelde waarden over een bemonsteringsperiode van minimaal 0,5 en maximaal 8 uur) :
– de som van cadmium en thallium (en hun verbindingen) 0,05
– kwik (en verbindingen) 0,1
– de som van antimoon, arseen, lood, chroom, kobalt, koper,
mangaan, nikkel, vanadium, tin (en hun verbindingen) 1
Cyanideverbindingen : geen sectorale grenswaarden bepaald, zodat in theorie de algemene emissiegrenswaarden van Vlarem II gelden, namelijk :
– chloorcyaan (CCIN) : 1 mg/Nm3bij een massastroom van 10 g/u
of meer
– cyaanwaterstof (HCN) : 5 mg/Nm3bij een massastroom van 50 g/u
of meer
Voor de concentratie van polychloordibenzo-dioxines en polychloordibenzofuranen uitge-drukt als nanogram dioxine toxisch equivalent per Nm3(ng T E Q / N m3) mogen alle in een
be-monsteringstijd van minimaal 6 en maximaal 8 uur gemeten gemiddelde waarden een grens-waarde van 0,1 ng T E Q / N m3niet overschrijden
vanaf 1 januari 1997.
Bij continumetingen van de concentraties van verontreinigende stoffen in de rookgassen wordt aan de emissiegrenswaarden voldaan indien : 1) alle halfuurgemiddelden in één jaar de in
kolom A gestelde emissiegrenswaarden niet overschrijden of indien 97 % van alle half-uurgemiddelden in één jaar de in kolom B gestelde emissiegrenswaarden niet overschrij-den ;
2) alle daggemiddelden de gestelde emissie-grenswaarden niet overschrijden.
Bij discontinue metingen van de concentraties van verontreinigende stoffen in de rookgassen
wordt aan de emissiegrenswaarden voldaan in-dien alle gemiddelden over de monsternemings-periode de gestelde emissiegrenswaarden van kolom A of de daggemiddelden niet overschrij-den.
2. Op 30 juni 1999 heeft het afdelingshoofd van de afdeling Milieu-inspectie met zijn bevelschrift in uitvoering van artikel 30, § 1 van het decreet be-treffende de milieuvergunning en van artikel 64 van titel I van het Vlarem bevolen om :
1) binnen 48 uur artikel 5.2.3.1.9, § 1 van titel II van het Vlarem toe te passen en zodoende de verbrandingsinstallatie buiten werking te stel-len ;
definitieve opstart van de installatie kon pas worden toegestaan nadat uit de resultaten van emissiemetingen tijdens de voorlopige opstartperiode was gebleken dat de emissie-grenswaarden werden nageleefd.
Op 2 juli 1999 legde de exploitant hierop de huisvuilverbrandingsoven stil.
De rookgaswasinstallatie werd inmiddels gron-dig aangepast en omgebouwd. Sedert 6 maart 2000 is één verbrandingsoven opnieuw opge-s t a r t . Uit de reopge-sultaten van de diveropge-se uitgevoer-de rookgasmetingen bleek dat alle emissies vol-doen aan de vergunnings- en V l a r e m - v o o r w a a r-d e n . Sinr-ds 12 mei 2000 is r-de tweer-de verbran-dingsoven eveneens opnieuw in werking en werden eveneens diverse rookgasmetingen uit-gevoerd om de naleving van de opgelegde voor-waarden na te gaan. Op 5 juni 2000 gaf de afde-ling Milieu-inspectie de exploitant de toelating om de exploitatie voort te zetten, mits een opti-malisatie van de rookgasreiniging op het vlak van de verwijdering van HCl.
De rookgasmetingen worden steeds uitgevoerd volgens genormaliseerde meetmethoden, d o o r een laboratorium erkend voor het uitvoeren van rookgasmetingen. De rookgasparameters s t o f, C O, H C l , HF en SO2worden door de
ex-ploitant zelf continu gemeten. Er gebeurt een continue bemonstering voor de veertiendaagse bepaling van dioxines. Alle verplichte parame-ters worden eveneens minimaal tweemaal per jaar discontinu gemeten. Naar aanleiding van de aanpassingen aan de rookgasreiniging werd de frequentie van de rookgasmetingen drastisch verhoogd.
3. In het vergunningsbesluit van de bestendige de-putatie van 8 februari 1996 werden voor deze installatie vanaf 1 januari 1997 de voorwaarden opgelegd voor verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen.
Dit omvat onder meer strengere emissiegrens-waarden voor stof, HCl en SO2.
4. De aanpassingswerken behelsen het volgende : – per ovenlijn (2) een halfnatte
rookgasreini-g i n rookgasreini-g, omvattende een sproei- of quenchreac-tor met cyclonen en injectie van water en kalkmelk ; in dit systeem wordt het neutrali-s a t i e m i d d e l , namelijk de ter plaatneutrali-se aange-maakte kalk, als waterige oplossing in de rookgasstroom gebracht om de polluenten
( H C l ,H F, S O2en zware metalen) zoveel
mo-gelijk te elimineren ; tijdens de reactie ver-dampt al het toegevoegde water ; de gevorm-de zouten, gevorm-de resterengevorm-de vliegassen en het niet gereageerde neutralisatiemiddel worden in droge vorm uit de installatie afgescheiden ; – de injectie van actieve kool om het gehalte
aan geëmitteerde dioxines te reduceren ; – een natte waskolom na de halfnatte
rookgas-reiniging om de emissiewaarden van de ver-schillende polluenten nog te verminderen en om eventueel aan toekomstige strengere normen te kunnen voldoen ; het spuiwater van deze natte wasser wordt in de reactor van de halfnatte trap geïnjecteerd, w a a r d o o r lozing van afvalwaters wordt vermeden ; – rookgasanalyseapparatuur in de schouw
voor de continue meting en registratie van de volgende parameters : C O, O2( z u u r s t o f ) ,
H F, H C l , S O2, s t o f, t e m p e r a t u u r, v o c h t g e h a l t e
en debiet.
In de periode september 1999 tot april 2000 werden grondige aanpassingswerken uitgevoerd aan de hierboven beschreven rookgaswasinstal-latie van de verbrandingsovens. Deze aanpas-singswerken omvatten het ombouwen van de d o e k e n f i l t e r i n s t a l l a t i e, het bouwen van een nieuw injectiesysteem voor kalk en actieve kool, het uitschakelen van de natte rookgasreiniging en het vernieuwen van de binnenbekleding van de schoorsteen. De kostprijs van deze aanpas-singswerken bedraagt ongeveer 100 miljoen frank.
5. Indien de opgelegde emissiegrenswaarden niet worden nageleefd, dient de exploitant volgens de bepalingen van Vlarem II in eerste instantie zelf de verbrandingsactiviteit stop te zetten en de nodige maatregelen te nemen. Verder kan de afdeling Milieu-inspectie de tijdelijke stopzet-ting van de installatie bevelen en sanerings-maatregelen opleggen.
6. De huisvuilverbrandingsinstallatie is vergund tot 11 april 2016.