Informatie betreffende de aanmelding van het
Weijmeerbroek (Waasmunster-Hamme) als
habitatrichtlijngebied, de aanduiding als faunistisch
belangrijk gebied op de BWK en de aanduiding als
pleistergebied van nationaal belang op de vogelatlas.
Nummer: INBO.A.2011.3
Datum advisering: 27 januari 2011
Auteur(s): Lode De Beck, Geert De Knijf en Wim Mertens Contact: Niko Boone (niko.boone@inbo.be)
Kenmerk aanvraag: Telefonische vraag van 5 januari 2011 Geadresseerden: Patrick Robberecht
Dam 8
9250 Waasmunster
AANLEIDING
Via een telefonische vraag wordt info gevraagd over het Weijmeerbroek in de Durmevallei grotendeels gelegen in Waasmunster, deels ook in Hamme.
VRAAGSTELLING
1) Op welke basis werd dit gebied aangemeld als gebied van communautair belang in het kader van de habitatrichtlijn (92/43/EEG)
2) Op welke basis werd het gebied aangeduid als pleisterplaats van nationaal belang op de Vogelatlas.
3) Op welke basis werd dit gebied aangeduid als faunistisch belangrijk gebied op de Biologische Waarderingskaart (verder BWK)?
TOELICHTING Vraag 1).
Bij beslissing van de Vlaamse regering van 14 februari 1996 werd aan de Europese Commissie een eerste reeks van gebieden voorgesteld die in aanmerking komen als Speciale Beschermingszone in het kader van de habitatrichtlijn waaronder het betrokken gebied. Dit voorstel werd herzien en aangevuld bij beslissing van de Vlaamse regering van 4 mei 2001 waarbij een nieuwe lijst van gebieden en aangepaste begrenzingen werden voorgesteld aan de Europese Commissie. Deze beslissing werd bij besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 2002 opgenomen in het Belgisch Staatsblad van 17
augustus 2002.
Het Weijmeerbroek is deelgebied nr. 24 van het gebied BE2300006 bekend onder de naam« Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent ». BE2300006 werd aan de Europese Commissie voorgesteld met mededeling van volgende gegevens :
a) omschrijving : Dit gebied valt voor een groot deel samen met het
Vogelrichtlijngebied ’Durme en middenloop van de Schelde’ en gedeeltelijk met Vogelrichtlijngebied ’Schorren en polders van de Beneden-Schelde’, en omvat eveneens enkele bijkomende buiten- en binnendijkse gebieden (bv. Moer,
Schouselbroek, Damvallei) en enkele kleinere gebieden (bv. Orchis). Het gebied sluit aan bij het Nederlandse Westerscheldegebied (bv. Saeftinge). Zowel brak- als
zoetwatergetijdengebieden werden aangeduid.
b) oppervlakte : 6 006 ha
c) voorgesteld voor volgende habitats, vissen en amfibieën, telkens met vermelding
van hun Natura 2000-code, waarbij het teken « * » aangeeft dat het een prioritaire habitat of soort betreft in de zin van voormelde Richtlijn :
1) habitats : 1130 Estuaria
1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten
1310 Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten
1320 Schorren met slijkgrasvegetaties (Spartinion)
1330 Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten
2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of
Hydrocharition
4030 Droge heide (alle subtypen)
6510 Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba
officinalis)
9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum
91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion,
Alnion incanae, Salicion albae);
2) vissen :
1149 Cobitis taenia (Kleine modderkruiper), 1099 Lampetra fluviatilis (Rivierprik);
3) amfibieën :
1166 Triturus cristatus (Kamsalamander);
De aanmelding van de habitatrichtlijngebieden gebeurde telkens voor de integrale gebieden en niet per deelgebied. Dit betekent dat er voor het Weijmeerbroek - net zoals voor alle andere deelgebieden - geen specifieke redenen zijn voor de aanmelding als habitatrichtlijngebied. De aanmelding gebeurde dus telkens voor het geheel van gebieden waar de betrokken soorten en habitats voorkomen en in stand dienen gehouden1 te worden
Bij de beslissing van de Vlaamse Regering van 22 juli 20052 werden
instandhoudingsdoelstellingen (verder IHD’s) opgenomen voor een aantal gebieden waar
1
Volgens art. 2, 36° is instandhouding: het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding.
2
Beslissing van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 inzake de Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium, met name inzake de Ontwikkelingsschets 2010, het geactualiseerd Sigmaplan ter beheersing van overstromingsrisico’s en het behalen van natuurdoelstellingen in het
het Weijmeerbroek deel van uitmaakt3. Bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 20094 werd bepaald dat deze IHD’s beschouwd dienen te worden als voorontwerp van instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten voor die gebieden.
Voor het Weijmeerbroek houden deze doelstellingen het herstel van natte en vochtige graslanden (6510, RBB_Cal5) en moerasvegetaties (RBB_Phr6, RBB_Car7) in, in functie van pleisterende en overwinterende vogels en als leefgebied van enkele Europees beschermde broedvogelsoorten van grasland en moeras (porseleinhoen, kwartelkoning, blauwborst, roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, ijsvogel) en vissen (kleine
modderkruiper) en enkele regionaal belangrijke broedvogelsoorten (grutto, paapje, baardman, grote karekiet, dodaars, rietzanger, scholekster, slobeend, zomertaling).
Vraag 2)
Het loket http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vogelatlas/# toont de digitale afbakeningen van de vogelatlas (Everaert et al.,2003). Volgende lagen worden getoond: “pleister-, broedgebieden, broedkolonies, slaapplaatsen, voedsel-, slaap- en
seizoenstrek". Deze beleidsondersteunende atlas werd gemaakt om meer info te vergaren in functie van de omzendbrief EME/2000.01 “Afwegingskader en
randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines.” Het is een gebruiksinstrument zonder juridische draagkracht. Ondertussen zijn voor projectontwikkelaars van
windparken ook reeds werkversies verspreid met een update en enkele correcties. In de Vogelatlas 2003 werd het pleistergebied "Hamme Oude Durme + Durme – Mirabrug tot Oude Schelde" aangeduid als pleistergebied van nationaal belang. De gehanteerde criteria voor de 3 gebruikte klassen in deze atlas zijn de volgende:
Tabel 1: Criteria voor de 3 gebruikte klasses van pleister- en rustgebieden van watervogels (incl. ganzen en steltlopers) (Everaert et al., 2003)
De aanduiding als pleistergebied van nationaal belang was voornamelijk omwille van grote aantallen pleisterende en rustende eenden op de Durme in Hamme en Tielrode tot aan de Durmemonding. Meer bepaald werden er voor wintertaling nationaal belangrijke aantallen vastgesteld en er worden ook regionaal belangrijke aantallen vastgesteld van o.a. bergeend, wilde eend, tafeleend, kuifeend.
3
Meer bepaald voor het aangewezen Vogelrichtlijngebied ″Durme en middenloop van de Schelde″ (code : BE2301235) en voor het aangemelde Habitatrichtlijngebied ″Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent″ (code : BE2300006).
4
Besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2009 betreffende de aanwijzing van speciale beschermingszones en de vaststelling van instandhoudingsdoelstellingen (B.S. 28.05.2009) 5
Regionaal Belangrijk Biotoop Dotterbloemgrasland 6
Regionaal Belangrijk Biotoop: Rietland 7
In de risicoatlas vogels-windturbines (Everaert, 2011) hebben bovengenoemde gebieden een andere benaming gekregen en zijn ze duidelijker opgesplitst op basis van nieuwe criteria:
-"Oude Durme + Durme Hamme": belangrijk pleister- en rustgebied (= op regionaal niveau belangrijk). Dit gebied omvat het Weijmeerbroek.
-"Durmemonding - Mira brug Tielrode/Hamme": zeer belangrijk pleister- en
rustgebied (= op Vlaams niveau belangrijk). Dit omvat de buitendijkse gebieden (met de slikken en schorren) van Durme tussen de Mirabrug en de monding van de Durme in de Schelde.
In bijlage zijn de resultaten weergegeven van de maandelijkse watervogeltellingen tijdens de winterperiode (telkens midden van de maand, meer bepaald de jaarlijkse wintermaxima per soort) in de periode 1995/96 tot 2009-10, voor de gebieden "Oude Durme + Durme Hamme" en "Durmemonding tot Mira brug Tielrode/Hamme " (elk apart). Let wel, op de Durme t.h.v. het pleistergebied "Oude Durme + Durme Hamme" werd niet altijd geteld bij laag water. De aantallen van zowel eenden als steltlopers variëren sterk met het getij. Dit zijn de gegevens die de basis vormen voor de indeling van de gebieden in de onderscheiden klassen volgens de Vogelatlas.
De criteria in de risicoatlas vogels-windturbines (Everaert, 2011) voor de afbakening van pleister- en rustgebieden van watervogels en steltlopers (buiten de broedperiode) staan in onderstaande tabel. Voor deze criteria werden enkel de tellingen tijdens het
winterhalfjaar gebruikt. De weerhouden soorten horen bij de groep van ganzen, zwanen, reigers, eenden, overige watervogels en steltlopers. Uitheemse soorten (bv. Canadese gans), meeuwen, hoenders en rallen werden niet meegerekend. Voor steltlopers werden ook bijkomende gegevens (losse waarnemingen, gegevens lokale werkgroepen) in rekening gebracht.
Tabel 2: Criteria voor afbakening en indeling van pleister- en rustgebieden watervogels (incl. ganzen en steltlopers). Regelmatig* = gemiddelde van wintermaxima in de periode 2000/2001 tot
2009/2010 (maandelijkse wintertellingen + ganzentellingen). Regelmatig 2 en 15% van de Vlaamse winterpopulatie = op voorwaarde dat de soort in minstens 5/10 van de winterperiodes of
de laatste 2 winterperiodes werd vastgesteld. Regelmatig 1% van biogeografische populatie voor een soort = ook mogelijk als minstens in 5/10 van de winterperiodes de norm werd gehaald (gemiddelde laatste 10 winterperiodes kan soms net onder de norm liggen). (Everaert, 2011) Waarde Criteria, op basis van gemiddelde van wintermaximum
aantallen
Knelpunt klasse
belangrijk Regelmatig* 100-1.000 vogels 2
zeer belangrijk
Regelmatig* 1.000-10.000 vogels, of regelmatig* 2% van Vlaamse winterpopulatie van een soort uit de lijst van resp. 20 en 10 meest voorkomende soorten.
3
uiterst belangrijk
Regelmatig* meer dan 10.000 vogels,
of 1% van Biogeografische (NW-Europese) populatie van een soort, of 15% van Vlaamse winterpopulatie van een soort uit lijst van resp. 20 en 10 meest voorkomende soorten, of 2% van Vlaamse winterpopulatie van een Natura2000 soort uit de lijst van resp. 20 en 10 meest voorkomende soorten.
3
De procentuele berekening per soort gebeurde d.m.v. het gemiddelde van getelde wintermaxima in de pleister- en rustgebieden (watervogeltellingen). Een lijst met de 1% norm van de biogeografische populatie van een soort, 2% en 15% norm van de Vlaamse winterpopulatie van de 20 meest voorkomende watervogels en 10 meest voorkomende steltlopers, is in tabel 3 weergegeven.
alle soorten ganzen, zwanen, reigers, eenden, overige watervogels en steltlopers, excl. exoten, meeuwen, hoenders en rallen. Gegevens afkomstig van het project Watervogeltellingen Vlaanderen (INBO).
Tabel 3. De 20 en 10 respectievelijk meest voorkomende watervogels (incl. steltlopers en ganzen) buiten de broedperiode in de pleister- en rustgebieden. (Everaert, 2011)
Soort Gemiddelde 2000/2001-2009/2010 in pleister- en rustgebieden Vlaanderen Bijlage I lijst, Vogel-richtlijn 2% norm Vlaamse winter-populatie in pleister- en rustgebieden 15% norm Vlaamse winter-populatie in pleister- en rustgebieden 1% norm biogeografische populatie (Wetlands International 2006) Dodaars 852 17 128 4000 Fuut 2278 46 342 3600 Aalscholver 4197 84 629 3900 Blauwe Reiger 1185 24 178 2700 Knobbelzwaan 618 12 93 2500 Kleine Zwaan 280 x 6 42 200 Toendrarietgans 1942 39 291 6000 Kleine Rietgans 30391 608 4559 420 Kolgans 41426 829 6214 10000 Grauwe Gans 16037 321 2406 5000 Bergeend 5084 102 763 3000 Smient 74076 1482 11111 15000 Krakeend 9376 188 1406 600 Wintertaling 30411 608 4562 5000 Wilde Eend 75694 1514 11354 20000 Pijlstaart 2611 52 392 600 Slobeend 4084 82 613 400 Tafeleend 14654 293 2198 3500 Kuifeend 12974 259 1946 12000 Brilduiker 308 6 46 11500 Scholekster 2620 52 393 10200 Kluut 487 x 10 73 730 Goudplevier 4854 x 97 728 7500 Kievit 46486 930 6973 20000 Bonte Strandloper 3128 63 469 13300 Kemphaan 1575 x 32 236 12500 Watersnip 806 16 121 20000 Grutto 1636 33 245 1700 Wulp 5782 116 867 8500 Steenloper 1319 26 198 1500 Vraag 3)
REFERENTIES
De Knijf G., Guelinckx R., T’jollyn F. & D. Paelinckx, 2010. Biologische Waarderingskaart, versie 2. Indicatieve situering van de faunistisch belangrijke gebieden (Rapport en digitaal bestand) . Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2010 ( INBO.R.2010.31). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.
Everaert J., Devos K. & Kuijken E., 2003. Vogelconcentraties en vliegbewegingen in Vlaanderen. Beleidsondersteunende vogelatlas – achtergrondinformatie voor de interpretatie. Rapport Instituut voor Natuurbehoud. IN.R.2003.02.
Everaert J., 2011. Risico's voor vogels en vleermuizen bij geplande windparken in Vlaanderen. Dynamisch beslissingsinstrument, V2011.1. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (in voorbereiding).
BIJLAGEN
Scholekster 2 2 1