• No results found

Vraag nr. 45 van 21 november 2003 van mevrouw DOMINIQUE GUNS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 45 van 21 november 2003 van mevrouw DOMINIQUE GUNS"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 45

van 21 november 2003

van mevrouw DOMINIQUE GUNS Leie – Waterkwaliteit en visbestand

Vanaf de grens met Frankrijk tot Gent heeft de Leie een lengte van 108 km. De Leie werd ten be-hoeve van de scheepvaart grotendeels rechtgetrok-ken tot in Deinze. Vanaf Deinze tot haar monding in de Ringvaart in Gent heeft de Leie haar natuur-lijke meandering behouden en heeft ze vegetatie-rijke oeverstructuren met struiken en riet. B o v e n Deinze begint het Afleidingskanaal van de Leie. 1. Wat is voor de Leie de kwaliteitsverbetering of

kwaliteitsverslechtering van het water (fysico-chemische en biologische kwaliteit) voor het jaar 2003 ?

2. Welke vooruitgang verwacht men de komende jaren ?

Wanneer wordt een optimaal niveau van de wa-terkwaliteit verwacht ?

3. Op welke plaatsen is het visbestand op de Leie het grootst en op welke plaatsen bijna onbe-staande ?

Antwoord Vraag nr. 1 1. Algemeen

Het bekken van de Leie is nog steeds het meest vervuilde rivierbekken op het Vlaams grondge-b i e d . Zo wordt 6 % van de totale afvalwaterlozin-gen in Vlaanderen in het Leiebekken geloosd. Vi a de Deûle, de Becque de Neuville en de Leie zelf stroomt een zware vuilvracht Vlaanderen binnen. Bijkomend is de vervuiling van de Leie ook afkom-stig van verschillende zijwaterlopen zoals de Heu-l e b e e k , de Gaverbeek en de MandeHeu-l, die huishou-delijke en industriële afvalwaters ontvangen. Voor 2003 beschikt de Vlaamse Milieumaatschap-pij (VMM) over maandelijkse fysico-chemische re-sultaten tot en met oktober. Biologische kwaliteits-gegevens zijn voor 2003 nog niet voorhanden. Hoewel er nog geen globale evaluatie van de wa-terkwaliteitstoestand in 2003 is gebeurd, k u n n e n we stellen dat de kwaliteit van de Leie beïnvloed werd door het warme en droge weer tijdens de af-gelopen zomer. Het geringe debiet van de

water-loop vergroot immers het effect van talrijke lozin-g e n . Alhoewel het lozin-gemiddeld zuurstoflozin-gehalte op bepaalde meetplaatsen nog zal voldoen aan de ba-siskwaliteitsnormen van 5 mg/l, zijn vooral zeer lage waarden gemeten tijdens de kritische zomer-periode (tot 2 mg/l en minder). Zo werd op de Leie in Lauwe in 2003, met de momenteel beschikbare g e g e v e n s, een gemiddelde zuurstofconcentratie van 5,5 mg/l zuurstof gemeten, maar werd een mini-mumconcentratie van 2 mg/l vastgesteld op 3 juli 2003.

Ook andere parameters zoals bijvoorbeeld biologi-sche en chemibiologi-sche zuurstofvraag en ammonium zullen negatief worden beïnvloed door het warme en droge weer.

2. Huidige situatie

Algemeen kan worden gesteld dat de biologische kwaliteit van de Leie slecht tot matig is. F y s i s c h -chemisch gezien worden zuurstoftekorten, h o g e ammonium- en fosfaatconcentraties, hoge BZV- en C Z V-waarden alsook hoge concentraties aan zwe-vende stoffen vastgesteld. Ondanks dit alles is toch sinds 1989 een significante kwaliteitsverbetering zichtbaar zowel biologisch als fysisch-chemisch (BZV : b i o l o g i s ch zuurstofverbruik ; CZV : ch e -misch zuurstofverbruik – red.).

a) Biologische kwaliteit

95 % van de in 2002 bemonsterde meetplaatsen in het Leiebekken voldoet niet aan de biologische ba-siskwaliteitsnormen (BBI 7). Hiervan is 72 % slecht tot uiterst slecht (BBI 0 tot 4). 5 % kan een goede kwaliteit (BBI > 7) genieten. De Leie zelf heeft een matige tot slechte biologische kwaliteit. (BBI : Belgische Biotische Index – red.)

Toch is er verbetering merkbaar, in 1989 was de kwaliteit nog slecht tot uiterst slecht. Ook het vis-bestand boekt vooruitgang : in 2000 werd een zes-tiental soorten teruggevonden.

b) Fysisch-chemische kwaliteit

De Prati-index voor opgeloste zuurstof (PIO) is globaal gezien matig tot verontreinigd ; de basis-kwaliteitsnorm van 5 mg O2/l wordt niet steeds be-h a a l d . De tendens be-hier is stagnerend tot licbe-hte ver-betering (O2: zuurstof – red.).

De zuurtegraad en de geleidbaarheid zijn beide vrij constant en niet problematisch.

(2)

vis-w a t e r n o r m e n . Aan de normen van zuurstof, a m m o-n i u m , o-n i t r i e t , fosfateo-n eo-n zweveo-nde stoffeo-n wordt niet voldaan. Zo werden er in de periode januari-maart 2002 zeer hoge waarden aan zwevende stof teruggevonden.

c) Impact lozingen in het Leiebekken

Een groot deel van de vervuiling is afkomstig van de lozingen van industrieel en huishoudelijk afval-w a t e r, zoafval-wel directe als indirecte lozingen. Zo zor-gen indirecte lozinzor-gen voor hoge BZV- w a a r d e n . Het hoofdaandeel van de hoge CZV-waarden is af-komstig van RW Z I ' s. De hoge metaalconcentraties zijn voornamelijk afkomstig van de industriële lo-zingen : chroom vanuit de textielsector en diverse metalen vanuit de sector metaalverwerking ( RW Z I : rioolwaterzuiveringsinstallatie – red.).

Ook de landbouw zorgt voor een verontreiniging van nutriënten en bestrijdingsmiddelen. Zo werd bijvoorbeeld op de Leie in Zulte alachloor terugge-vonden, een herbicide dat sinds 1991 verboden is. De belangrijke impact van nutriënten afkomstig van de landbouw in het Leiebekken blijkt uit de re-sultaten van de metingen in het kader van het MAP-meetnet : 72 % van de MAP-meetplaatsen overschrijden minstens éénmaal de 50 mg NO3/ l -drempel in de periode juli 2002-juli 2003 ten op-zichte van 32 % in V l a a n d e r e n . Ook hier kan ech-ter gesproken worden van een duidelijke verbete-r i n g, daaverbete-r in juli 1999-juli 2000 dit 90 % van de meetplaatsen waren (MAP : Mestactieplan ; N O3: stikstoftrioxide – red.).

d) Waterbodem

Wat de waterbodem van de Leie betreft, kan men uit de triadekwaliteitsbeoordeling afleiden dat on-geveer 23 % van de onderzochte locaties verontrei-nigd is. De overige meetplaatsen zijn sterk veront-reinigd.

Vraag nr. 2

Een belangrijk gegeven omtrent de waterkwaliteit van de Leie is de grensoverschrijdende verontreini-ging vanuit Frankrijk en dit via de Leie zelf en de sterk vervuilde Becque de Neuville/Gaversebeek ( M e n e n ) . Een drastische kwaliteitsverbetering van de Leie is dan ook zeer sterk afhankelijk van de sa-neringen in Fr a n k r i j k . Overleg met Frankrijk is dan ook een zeer belangrijk actiepunt ter sanering van de Leie. In dat verband is met de Franse partners een overeenkomst gesloten om een vuilvracht van

ongeveer 22.000 IE aan te sluiten op de RW Z I Menen (IE : inwonersequivalent – red.).

Ter sanering van de Leie op Vlaams grondgebied zijn de volgende middelen en instrumenten vereist. 1) Uitbouw van de zuiveringsinfrastructuur binnen

de drie niveaus : g e w e s t e l i j k , gemeentelijk en in-dividuele burger

– Het gewestelijk investeringsprogramma tot 2008 voorziet in totaal in 196 projecten ter sanering van de waterkwaliteit. H i e r v a n waren er eind 2000 65 uitgevoerd. Met het opgestelde programma zal de zuiverings-graad toenemen van 34 % eind 2000 tot 74 % . Medio 2003 bedroeg de zuiveringsgraad circa 41 % (Vlaanderen : 60 %). De kostprijs hiervoor bedraagt 248,5 miljoen euro. H i e r-van werd eind 2000 90,7 miljoen euro of 36 % gespendeerd. Medio 2003 waren in het Vlaams gedeelte van het Leiebekken zes RWZI's actief (Harelbeke, Ti e l t , Wa r e g e m , R o e s e l a r e, Menen en Ingelmunster). H i e r-naast zijn ook nog drie KWZI's in werking (Baarle, Deurle, Hollebeke).

Uitvoering van dit investeringsprogramma wordt verwacht tegen 2011-2012.

– De huidige rioleringsgraad in het bekken van de Leie bedraagt momenteel 84 %. Vi a het gemeentelijk subsidiëringsbesluit kunnen gemeenten subsidies verwerven ter aanleg van rioleringen. Indien deze gemeentelijke rioleringsinfrastructuur volgens de T R P ' s wordt uitgebouwd, zal de rioleringsgraad stij-gen tot 91 %.

– De resterende huishoudelijke vuilvracht zal worden gesaneerd door de bouw van indivi-duele zuiveringsinstallaties. Inwoners die lozen in oppervlaktewater of in riolering die niet zal worden aangesloten op een centrale z u i v e r i n g, dienen zelf in te staan voor de sa-nering van hun afvalwater.

(3)

proefgemeenten met de vraag opmerkingen te f o r m u l e r e n . Voor het Leiebekken zijn dit Zwe-vegem en Deinze.

2) Vergunningen : het accent inzake vergunningen wordt gelegd op :

– de afstemming van de vergunde met de ge-loosde en betaalde vrachten,

– de optimalisatie van de werking van de RW-Z I ' s, afkoppeling van bedrijven van de riole-ring,

– specifieke maatregelen die opgelegd kunnen worden in crisissituaties of bij calamiteiten. 3) Heffingen : iedereen die in het Vlaamse gewest

water loost, is heffingsplichtig : zowel gezinnen als bedrijven.

De scenarioberekening voor het bekken van de Leie gaat het effect na van de inzet van de ge-noemde instrumenten ter sanering van de huishou-delijke en industriële vuilvracht op Vlaams grond-g e b i e d . Dit houdt in : de uitvoeringrond-g van het boven-gemeentelijk investeringsprogramma, de afkoppe-ling van bedrijven van de riolering, met het oog op de optimalisatie van de werking van de RW Z I ' s waarbij aan de oppervlaktewaterlozers dezelfde normen opgelegd worden als aan de RW Z I ' s, e n een vermindering van de stikstofemissies uit de landbouw.

Deze acties zouden voldoende zijn om de reducties voor de parameter CZV te bereiken. Voor de para-meter stikstof zijn de maatregelen in globo vol-doende om te voldoen aan de Vlarem II-norm van 10 mg/l maar totaal onvoldoende om de Neder-landse eutrofiëringsnorm van 2,2 mg/l te halen. Wa t de parameter fosfor betreft, zijn de inspanningen van de huishoudens niet voldoende om de vereiste reductie te halen om te voldoen aan de Vlarem II-n o r m . De iII-nspaII-nII-niII-ngeII-n vaII-n de iII-ndustrie daareII-nte- daarente-gen zijn voldoende.

In 2002-2003 werd een waterkwaliteitsmodel van de Leie met behulp van het model Simcat opge-m a a k t . In 2004 zal het bovenbeschreven toekoopge-mst- toekomst-scenario worden doorgerekend. Dit zal het moge-lijk maken op de Leie zelf en de zijwaterlopen sta-tistisch onderbouwde uitspraken te doen over de evolutie van de waterkwaliteit in de toekomst. De toekomstige waterkwaliteit van de Leie zal, zoals hierboven aangegeven, ook voor een groot gedeelte bepaald worden door de saneringen in Frankrijk.

Momenteel wordt door VMM in uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water aan een globale analyse gewerkt van de drukken en hun impact op het watersysteem in het Scheldestroomgebiedsdis-t r i c Scheldestroomgebiedsdis-t . HierScheldestroomgebiedsdis-toe zal alle Scheldestroomgebiedsdis-toScheldestroomgebiedsdis-t nu Scheldestroomgebiedsdis-toe vergaarde informa-t i e, aangevuld meinforma-t informainforma-tie over specifieke ver-ontreinigende stoffen, worden gebruikt. Al deze in-f o r m a t i e, aangevuld met de eerste beschikbare cij-fers voor een economische analyse, zullen dan wor-den gebruikt om een inschatting te maken van de kans dat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Wa t e r, met name een goede toestand van alle op-pervlakte- en grondwateren bereiken, g e r e a l i s e e r d kunnen worden tegen eind 2015. Deze eerste ana-lyse zal belangrijke informatie opleveren of het al dan niet noodzakelijk zal zijn om nog aanvullende maatregelen te nemen teneinde de ambitieuze, maar wettelijk bindende doelstellingen van de Ka-derrichtlijn Water te kunnen realiseren.

Vraag nr. 3

In het kader van het meetnet zoetwatervis bemon-sterde het Instituut voor Bosbouw en Wi l d b e h e e r in juni 2003 de visstand van de Leie in samenwer-king met de Provinciale Visserijcommissies van West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen.

Er werden zeventien locaties onderzocht van We r-vik (Franse grens) tot de aansluiting met de Ring-v a a r t . De afRing-vissingen werden uitgeRing-voerd door mid-del van elektrovisserij en/of fuikvisserij. Op de ze-ventien staalnameplaatsen werden er in totaal achttien vissoorten gevangen (+ 1 hybride). D e z e soorten zijn : p a l i n g, b r a s e m , a l v e r, k o l b e i , g i e b e l , k a r p e r, r i v i e r g r o n d e l , b l a u w b a n d g r o n d e l , v e t j e, b i t-t e r v o o r n , b l a n k v o o r n , r i e t-t v o o r n , z e e l t-t , s n o e k , driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars, baars en snoekbaars. Op de meeste meetplaatsen was vis aanwezig. Slechts op drie bemonsterings-plaatsen werd geen vis gevangen.

De meest verspreide soort is blankvoorn (gevan-gen op 12 staalnameplaatsen), gevolgd door giebel (gevangen op 11 staalnameplaatsen) en paling (ge-vangen op 10 locaties). Met een aantalspercentage van 44 % en een gewichtspercentage van 38 % is blankvoorn ook de dominante soort op de Leie. Van alver, vetje en snoek kon de aanwezigheid op de Leie worden vastgesteld maar het gaat hier om een zeer beperkt aantal individuen (< 5 exempla-ren).

(4)

a-naal van de Leie (Deinze) en de aansluiting met de Ringvaart (Gent). De locatie met het hoogst aantal soorten is dan ook gelegen in dit traject, n a m e l i j k in Deinze ter hoogte van de Oude Leiearm (Lei-e h o (Lei-e k ) . Op h(Lei-et traj(Lei-ect tuss(Lei-en Kortrijk tot D(Lei-einz(Lei-e wordt het minst gevangen. Hier zijn ook de visloze plaatsen gesitueerd. Op het traject We r v i k - We v e l-gem vinden we redelijke vangsten.

De Leie werd nog in 1996 uitvoerig bemonsterd op 2 3 l o c a t i e s. Slechts op twee staalnameplaatsen kon er toen visleven worden vastgesteld. Er werden enerzijds pollutieresistente vissoorten aangetroffen onder de stuw in Menen (paling, driedoornige ste-k e l b a a r s, giebel en blanste-kvoorn) en anderzijds in Deinze (9 soorten) ter hoogte van de Oude Lei-e a r m , van waaruit watLei-er van bLei-etLei-erLei-e kwalitLei-eit dLei-e Leie bereikt. De verbetering ten opzichte van de gegevens van 1996 zijn dus spectaculair te noemen. Dat de Leie aan de beterhand was, werd in 2000 al v a s t g e s t e l d . Toen werd de Leie in het kader van het p a l i n g p o l l u e n t e n m e e t n e t , van Wervik tot Sint-Mar-t e n s - L e e r n e, op vijf sSint-Mar-taalnameplaaSint-Mar-tsen bemon-s t e r d . Er werd op alle plaatbemon-sen vibemon-s aangetroffen en in We r v i k , Wevelgem en Sint-Martens-Leerne werd zelfs veel vis aangetroffen. In totaal werden er zes-tien vissoorten gevangen, namelijk paling, r i e t-v o o r n , b l a n k t-v o o r n , b r a s e m , k o l b e i , g i e b e l ,k a r p e r, r i v i e r g r o n d e l , z e e l t , b l a u w b a n d g r o n d e l , s n o e k , s n o e k b a a r s, b a a r s, p o s, driedoornige en tiendoorni-ge stekelbaars. Ter hoogte van Kuurne was er zo goed als geen vis aanwezig. Het hoogste soorten-aantal (12 soorten) was terug te vinden in de meest stroomopwaartse zone, namelijk in We r v i k , en het meest stroomafwaarts gelegen staalnamepunt in Sint-Martens-Leerne.

Wanneer we de locaties 2000-2003 vergelijken, l i j k t het dat de soortendiversiteiten op praktisch alle plaatsen in 2003 afgenomen zijn. Hier moeten we toch benadrukken dat de gebruikte methodes niet dezelfde waren en dat in 2000 veel intensiever werd gevist, hetgeen de resultaten kan beïnvloe-den.

We kunnen stellen dat de Leie zich langzaam aan het herstellen is. In vergelijking met 1996 is er een duidelijke en spectaculaire verbetering. Er is de toename van het aantal soorten, een toename van densiteiten en de afname van het aantal visloze lo-c a t i e s. Tolo-ch hebben we hier zeker geen evenwilo-chtig v i s b e s t a n d . We treffen in de campagne van 2003 wel al achttien soorten aan. Plaatselijk komen al goede visdensiteiten voor. Toch hebben we nog te maken met een vrij eenzijdig visbestand waarbij

(5)
(6)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mag ik de minister bevoegd voor de diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeen- schap zelf, vragen of de Vlaamse overheid, i n- dien zijzelf bouwheer is, ook deze

Deze werden samen met de uitnodiging voor de vergadering op 12 december 2003 verstuurd naar de gemeenten... De aanpalende ge- meenten worden uitgenodigd voor

Op basis van de aanbevelingen van de rondeta- fel zal nog overleg gepleegd worden met de ver- schillende bevoegde diensten naar de verdere uitwerking van

Tabel : Overzicht van de aangetroffen vissoorten en het totaal aantal soorten (N) op de verschillen- de locaties, en de visindexen, in het r o o d zijn de vissoorten aangegeven

Terwijl deze soort in 1994 nog qua aantallen de Dijle domineerde, werd in 1999 nog slechts een fractie van deze soort aangetroffen.. In 2003 is deze soort nog minder aanwezig in

Uit de memorie van toelichting bij het decreet van 22 december 1995 en artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de heffing ter be- strijding van leegstand

Op basis van de huidige beschikbare gegevens van 2004 kan indicatief gesteld worden dat wat de Belgisch Biotische Index betreft, de kwaliteit in het Albertkanaal

Paling, blankvoorn, bermpje en rivier- grondel werden op praktisch alle bemonsterde locaties (in 2002 en 2003) gevangen en zijn dus de meest verspreide soorten op de Grote