• No results found

Sociaal-liberale rechtvaardigheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociaal-liberale rechtvaardigheid "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tier van )en

1St-

>ok de or- tst- )li- .at, et- lan

~ag

aar

:en

>e- de

>e- Ie- iet Je in

•p-

te!

bij de

'P-

en

>t- :e- :r- .e- or :el :le jn e- ht m

s &.o 12 '994

Er is aile reden om de Bondsrepubliek Duitsland te betrekken bij intemationale plechtigheden die he! pen om het einde van een periode te bekrachtigen, waarin het lot van de volkeren van Europa werd be- paald door twee wereldoorlogen en de uitwerking daarvan. Terrnen als verzoening zijn volstrekt misplaatst. Het Duitsland van Hitler bestaat niet meer, de Bondsrepubliek is er in geen enkel opzicht een voortzetting van, noch een voorbode van iets dat er op lijkt. Het is onoprecht en kwaadaardig om dat anders voor te willen stellen.

Vrienden van de o oR, die deze gevangenis als het ware democratische en anti-fascistische Duitsland tegenover de Bondsrepubliek afficheer- den, kunnen het beeld van het Westerse Duitsland niet Ianger ver- troebelen.

Het lot van het Duitse volk en zijn buren in de bijna voorbije twintigste eeuw is slechts te begrijpen vanuit het doen en Iaten in geheel Europa. Met het oog op de toekomst is het dan ook van groot belang te erkennen dat het moreel verwerpelijk en politiek kortzich- tig is aileen Duitsers aansprakelijk te stellen voor wat er gebeurde.

Heel Europa zal medeverantwoordelijkheid moeten aanvaarden voor water in het verleden geschiedde en voor hoe we met de nalatenschap van de gemeenschappelijke historie omgaan.

Er is geen enkele reden om recente suggesties over te nemen en opnieuw te proberen het bestaande karakter van de Vierde Mei en de Vijfde Mei te wijzigen door officieel en uitdrukkelijk Duitse autoritei- ten daarbij uit te nodigen. Dit zou een vervolg zijn van een regerings- beleid dat indertijd, tegen de achtergrond van de Duitse herbewape- ning, een nationale viering van de bevrijding poogde af te schaffen.

Het lokte in 1954 ongekend felle reacties uit: vele bussen en perso- nenauto's die de eerste stromen Duitse toeristen naar ons land voer- den, werden beplakt en bekrast met 'Deutsche nicht erwiinscht' - een late afrekening met de machteloze woede in de jaren '40- '45 over de gehate bordjes met 'Juden nicht erwiinscht' die in heel het openba- re Ieven het racisme en de massamoord inleidden. Literaire tijdschrif- ten verrijkten het Nederlands dat jaar met de hoon van de 'nationale snipperdag' - de titel van hun gezamenlijke protestuitgave. Nooit eerder werden de herdenkingen zo massaal bezocht en was de stilte er zo intens.

Inrniddels zijn de Vierde en de Vijfde Mei in ere hersteld -de her- innering aan en waardering voor de bevrijding uit de macht van de Duitse nationaal-socialisten en hun vele geestverwanten en handlan- gers in Nederland. De laatste decennia is daarbij geen sprake van anti- Duitse sentimenten geweest. Ook recente opiniepeilingen bevestigen dat nog altijd zeer vel en, vooral in de regia's en in de generatie die tij- dens de Duitse bezetting het meest heeft geleden, ze als nationale momenten van bezinning en bevrijding in stand willen houden. Juist door deze tot traditie geworden ogenblikken van bezonnen nationale saamhorigheid ook in de komende jaren te Iaten wat ze zijn, kan wor- den voorkomen dat onwaardige sentimenten en acties tegen het hui- dige Duitsland opnieuw worden gevoed en versterkt.

VijfMei

GER VERRIPS Redacteur s &.P

(2)

.. ·. __,53 c. 8

s &__n r2 '994

Sociaal-liberale rechtvaardigheid

Over bet

Eind vorig jaar publiceerde de Wiardi Beckman Stich- ting het rapport Het verdi en- de inkomen, geschreven door haar (toenmalige) medewerker Paul de Beer.

Het rapport vorrnt de neerslag van jarenlang on- derzoek naar de feitelijke inkomensverhoudingen in

verdiende inkomen en een grondslag

voor paars?

element als doe! in zichzelf, af.

Als sociaal-democraten zijn opvatting ovememen, zo schrijft De Beer zelf, 'worden zij daarmee in wezen sociaal-liberalen.

Oat zal voor sommigen wellicht een stap te ver zijn. Maar op degenen die ons land, en naar de grond-

slagen van de inkomenspo- litiek van de Partij van de Arbeid.

REDACTIE S&_D

dit afwijzen rust, naar rnijn mening, wel de plicht om aan te geven welke 'perfec-

Naar de mening van De

Beer heeft de PvdA zich sinds het kabinet-Den Uyl niet meer echt grondig met het thema beziggehou- den. Als zij zich in de toekomst op dit terrein wenst te blijven onderscheiden, dan zal ze over een meer aansprekende en degelijk gefundeerde visie moeten beschikken.

Het verdiende inkomen is echter niet alleen een studie over inkomenspolitiek. Het kan ook worden gelezen als een poging tot actualisering van de soci- aal-democratische beginselen. In het tweede ge- deelte van het rapport ontwikkelt De Beer, in het voetspoor van de Amerikaanse filosoof John Rawls, een visie op sociale rechtvaardigheid die enerzijds is geworteld in de sociaal-democratie, maar ander- zijds ook sterke verwantschap vertoont met het liberale gedachtengoed.

Het begrip 'keuzevrijheid' staat daarbij cen- traal. De Beer bepleit een rechtvaardigheidsopvat- ting waarin aandacht voor de minstbevoorrechten een belangrijke rol blijft spelen, maar wijst de bevoordeling van enige specifieke conceptie van het goede Ieven, en daarrnee van het gemeenschaps-

tionistische' visie op het goede Ieven (waarin de gemeenschap een centrale rol vervult) voor een modeme sociaal-democratische partij nog een soli- de basis zou kunnen bieden.'

s &.P publiceert een aantal cornrnentaren op De Beer's voorstel om de sociaal-democratie in soci- aal-liberale richting te sturen. Ze zijn in de meeste gevallen een bewerking van bijdragen aan een WBS-

conferentie over Het verdiende inkomen, gehouden op 2 1 mei jongstleden in Amersfoort. De discussie stond toen a! mede in het teken van een mogelijke 'paarse' coalitie, en van de grondslagen waarop deze zou moeten opereren.

De relevantie van zo'n debat is, met het daad- werkelijk aantreden van zo'n coalitie, bepaald niet verminderd. Hoe 'sociaal-liberaal' is het kabinet- Kok, gemeten aan het programma dat De Beer heeft uitgewerkt? En wat heeft dat programma de sociaal-democratie van de'jaren '90 te bieden? Zes cornrnentatoren beantwoorden deze vraag, waama Paul de Beer hen van repliek client.

(3)

. ,

n ,,

n

I.

n :r e n n

~t

. e n i-

e i- :e

;- n ie :e

p

1-

~t

t-

~r

le

!S

Zo'n twintigjaar geleden hadden Pen en Tinbergen anderhalve pa- gina nodig om de normatieve conceptie uiteen te zetten die ten grondslag lag aan hun theorie van de rechtvaardige inkomensver- deling. Paul de Beer besteedt hieraan het gehele tweede dee!

van zijn hoek, 90 pagina's. Maar hoe genuanceerder en com- plexer de theorie wordt, des te moeilijker wordt het de uitkom- sten ervan in de politieke discus- sie te Iaten doorklinken. Politici hebben weinig tijd. Bovendien, stel dat een politicus zo onvoor- zichtig was een van de centrale begrippen uit de modeme theo- rievorming in de mond te nemen ('maximale gelijke keuzemoge- lijkheden' bijvoorbeeld), dan zouden Ferry Mingelen en Fons de Poe! hem onmiddellijk be- stralfend toespreken: dat is vele abstractieniveaus te hoog, en, erger nog, een kennelijke paging de eigenlijke kernvraag te ont- wijken: wie doet het met wie?

Het beeld van het politieke be- drijf dat ons dagelijks wordt in- gepeperd is dat van een stoelen- dans; het begrip rechtvaardigheid hoort aileen bij de verkooppraat- jes.

Solidariteit

Als er een hoek kan helpen dat beeld te doorbreken, is het dat van De Beer. Hij beschrijft de fei- ten van de inkomensverdeling, laat zien welke beleidskeuzen er zijn, en hoe die keuzen afhangen van normatieve concepties. Hij heeft zich daartoe grondig ver- diept in de hoofdwerken van de p6litieke theorie sinds 1 9 7 o:

Rawls, Nozick, Dworldn, Sen.

Enerzijds is hij erin geslaagd daar de hoofdzaken uit te halen en die heel levendig en toegankelijk te

s &..o 12 1994

SOCIAAL-LIBERALE RECHTVAARDIGHEID

Paarse politieke

filosofie

GOVERT DEN HARTOGH Docent politieke filoscjie a an de

Universiteit van Amsterdam

presenteren; je kunt dat tweede deel zo in een cursus politieke filosofie gebruiken. Anderzijds argumenteert hij grondig voor zijn eigen conceptie, en laat tege- lijk zien hoe relevant die is voor de bepaling van de hoofddoelen van de sociaal-economische poli- tiek .

Die eigen conceptie is wei bij- zonder actueel: het is de politie- ke filosofie van een paarse coali- tie. De Beer toont aan dat echte solidariteit, solidariteit met de zwakkeren, geheel of bijna ge- heel gerealiseerd kan worden in een ministelsel. Alles daarboven is aileen maar 'horizontale soli- dariteit', eigenlijk meer een vorm van risicospreiding, en daarom geen primaire zorg van de overheid, maar van individuen en vakbonden .

Met die conclusie ben ik het eens, maar de weg waarlangs zij bereikt wordt is mij iets te kron- kelig. De Beer verdedigt een be- paald principe, dat van maximale gelijke keuzemogelijkheden, laat vervolgens zelf zien waarom dat principe eigenlijk niet houdbaar is, blijft er daarna lippendienst aan bewijzen, maar blijkt het voor zijn belangrijkste conclusies toch niet echt nodig te hebben.

Om dat te demonstreren, loop ik opnieuw de kronkelweg af.

Eerste traject. De Beer ldest partij in twee van de belangrijk- ste lopende debatten. Moet de overheid een bepaalde conceptie van het goede Ieven bevorderen (perfectionisme), of zich op dat punt neutraal opstellen? De Beer ldest voor het laatste, een bij uit- stek paarse keuze. Zelfs het waardevolste Ieven zou immers zijn waarde verliezen als die waarde niet beaamd werd door degene die het leeft.

539

(4)

4J', 5540

s&..o 121994

Keuzevrijheid

Is een bepaalde verdeling van inkomen en vermo- gen op zichzelf nastrevenswaardig, of is het alleen maar een mid del om de gewenste verdeling van iets anders te realiseren? Wat is het fundamentele distri- buendum? Ook in dit debat zijn er twee partijen, maar ditmaal heeft De Beer kritiek op ailebei.

Volgens de ene partij - daartoe behoren de utilis- ten, maar ook egalitaristen als Tinbergen en andere 'PvdA-economen': Pen, Van den Doel, De Galan, Wolfson- is het menselijk welzijn het echte distri- buendum. Het .argument daartegen is dat welzijn bestaat in de vervulling van subjectieve voorkeu- ren. Maar moet je inderdaad aile voorkeuren on- gescreend meerekenen, ook verwerpelijke voor- keuren als die van een racist, of zgn. 'dure' voor- keuren? Als twee mensen even gelukkig worden als een van hen een villa aan de Loosdrechtse plassen bewoont en de ander een hutje op de hei, heeft de eerste dan aanspraak op een aanzienlijk groter inko- men dan de tweede? Het alternatief van de andere partij bestaat erin niet het welzijn, maar de externe hulpbronnen die nodig zijn om het te realiseren als fundamenteel distribuendum te kiezen (het 'resourcisme' van Rawls en Dworkin). Mensen zijn er dan zelf verantwoordelijk voor met het hen toe- bedachte deel zo gelukkig mogelijk te worden, wat ze o.m. kunnen doen door hun voorkeuren aan te passen aan hun middelen. Dat kun je echter, werpt De Beer tegen, niet altijd verwachten. Denk bij- voorbeeld aan ziekte en lichamelijke gebreken: het zou toch absurd zijn gezondheidszorg gelijk te ver- delen zonder rekening te houden met behoeften?

Om zulke redenen kiest De Beer, in aansluiting aan Amartya Sen, 'keuzemogelijkheden' als funda- menteel distribuendum. Keuzevrijheid wordt im- mers zowel door externe als door interne factoren bei'nvloed; bovendien voldoet dit distribuendum aan de eis van neutraliteit.

Tweede traject. We weten nu wat we gaan ver- delen, nu moeten we nog de verdeelsleutel vaststel- len. Voor iedereen individueel geldt uiteraard: hoe meer keuzemogelijkheden, hoe beter. Maar nie- mand heeft een betere claim dan iemand anders.

Uitgangspunt is dus dat we een gelijke verdeling van keuzemogelijkheden wensen op een zo hoog mogelijk niveau. Ongelijkheid kan vervolgens ai- leen worden toegestaan als iedereen, en met name ook de minstbedeelde, er beter van wordt. De Beer kiest hier voor een variant van het maximin-princi- pe van John Rawls, waarbij het bijvoorbeeld wordt

toegestaan de minstbedeelden een heel klein beetje af te pakken, als de groep die net iets beter af is daar enorm op vooruitgaat.

Hierop wil De Beer echter, in navolging van Ronald Dworkin, uitdrukkelijk nog een uitzonde- ring maken. Als mensen eenmaal beschikken over het pakket keuzemogelijkheden dat hun toekomt, gaan zij vervolgens keuzen maken, maar daarmee realiseren zij niet aileen hun voorkeuren of hun waarden, maar bepalen zij tevens ten dele hun toe- komstige keuzemogelijkheden. Wie wat bewaart (ofinvesteert), heeft wat. Dat moet je gewoon voor lief nemen. Als je ook de verschillen die zo ontstaan nog zou wiilen wegwerken zou je mensen namelijk helemaal niets te kiezen meer geven.

Zo komt De Beer dus tot de volgende formule (pag. 166): 'Rechtvaardigheid vereist de maximali- satie van een gewogen som van individuele keuze- mogelijkheden, voor zover deze niet het resultaat zijn van vrije keuzen, waarbij het gewicht van ieder individu evenredig is met het aantal personen dat meer keuzemogelijkheden heeft.' Hoe klinkt dat als openingszin van een paars regeerakkoord?

De formule van De Beer heeft drie kenmerken:

I. er is een fundamenteeJ distribuendum: vrij- heid; 2. dat distribuendum heeft een neutraal karakter; 3. de verdeelsleutel berust op een af- ruil tussen het streven naar maximalisatie en naar egalisatie.

Op aile drie punten ben ik het met de formule on- eens. Ik zal daarvoor twee argumenten aanvoeren.

Verschiilen in keuzemogelijkheden kunnen het gevolg zijn van vrije beslissingen, maar ook van on- derscheid in natuurlijke aanleg. De Beer wil ver- schillen van de eerste soort toestaan, maar die van de tweede soort tegengaan of compenseren. Je zou dus de totale opbrengst van de maatschappelijke produktie moeten scheiden in een dee! dat door individuele beslissingen tot stand komt en een dee!

dat daar onafhankelijk van is; dat tweede dee! is ver- volgens in beginsel beschikbaar voor gelijke verde- ling.

Zo'n scheiding is echter verwarrend. Enerzijds zullen de gevolgen van de beslissingen van aile indi- viduen tezamen voor de totale output elkaar gro- tendeels opheffen: zo gezien blijft bijna alles be- schikbaar voor herverdeling. Vraag je daarentegen van elk element van de maatschappelijke produktie of het er ook was geweest als een bepaalde beslis- sing anders was uitgevallen, dan zal het antwoord

(5)

e

n

:r t, :e n

n

k

le i-

at

~r

at ls

j- al f- :n

1-

et

1-

r- m

>U

:::e

) r

el r- e-

:ls li-

::>- e-

~n

ie s- rd

s &_o 12 '994

vrijwel altijd positief zijn. Er is dan dus bijna niets voor herverdeling beschikbaar. ·

Neem bijvoorbeeld iemand die al zijn verkrij- gingen onmiddellijk omzet in een begeerd artikel:

alcohol of drugs of filosofieboeken of platen van Janis Joplin. Zowel zijn basisinkomen als zijn door hard werken verdiend inkomen, als zijn verzekerde medicijnen tegen stress: alles. Zo iemand brengt zichzelf door zijn vrije keuzen op den duur op een niveau van nul keuzemogelijkheden; er is dus geen niveau dat we hem kunnen garanderen omdat het onafhankelijk van zijn autonome beslissingen zou

zijn. ·

Overigens stelt De Beer zelf vast dat het prak- tisch onmogelijk is de scheiding te maken. Zo op- teert hij uiteindelijk voor een inkomstenbelasting, maar die onderscheidt uiteraard niet tussen het inkomen dat met vee! talent en weinig inspanning, en het inkomen dat met weinig aanleg en vee!

geploeter tot stand is gebracht. Net zo min als het basisinkomen onderscheidt tussen de werkwillige die niets kan en de begaafde die niets wil.

Het tweede argument draagt De Beer met inne- mende openhartigheid eveneens zelf aan (hoofdstuk

11). De no ties van maximalisatie en van egalisatie van keuzemogelijkheden veronderstellen allebei dat je keuzemogelijkheden kunt tellen. Neem nude volgende keuzemogelijkheden: zelf je eigen gods- dienst bepalen, won en in een autoluwe of een auto- vrije binnenstad, en Ariel gebruiken of OMO Po- wer. Er zijn drie mensen die resp. de eerste, de tweede en de derde keuzemogelijkheid ontberen.

Zijn die aile drie even vrij?

Er zijn hier twee problemen. Keuzemogelijk- heden kunnen op talloze manieren onderscheiden worden. (Zijn er evenveel keuzemogelijkheden als wasmerken, Ievert ieder bezoek aan de supermarkt nieuwe keuzemogelijkheden op? Etcetera). En de waarde van een keuzemogelijkheid is kennelijk af- hankelijk van de waarde van wat je kunt kiezen. Er bestaat daarom geen maatstaf, en zeker geen neu- trale maatstaf, om stapels keuzemogelijkheden te vergelijken. En dus kun je ook niet zeggen dat de ene stapel groter is dan, of even groot als de andere.

· Onverzadisbaar

Oat De Beer in deze moeilijkheden verzeild raakt, komt door twee uitgangspunten die zijn theorie met de meeste theorieen van verdelende rechtvaar- digheid deelt:

- het monisme, de gedachte dat er een funda-

menteel distribuendum moet zijn;

- de onverzadigbaarheid van zijn verdeelsleutel.

Voor elke volgende bijdrage aan het maatschap- pelijke produkt weet de theorie aan te geven wie ervan mag profiteren; de toedeling wordt altijd beheerst door maximalisatie, egalisatie of een mengvorm daarvan.

Daartegenover zou ik willen vaststellen dat maatschappelijke verdelingsbeslissingen een veel- heid van goederen betreffen (gezondheidszorg, banen, publieke eerbewijzen, vrije tijd, inkomen, politieke macht, rechtsingang etcetera) waarvan de waarde niet commensurabel is, en dat de beslissin- gen over de verdeling van die goederen niet losge- koppeld kunnen worden van inzichten over de betekenis ervan voor het goede Ieven.

Omdat er geen· uniforme maat is voor de waarde van die goederen, en omdat het niet zinvol is de verdeling van elk daarvan afzonderlijk te willen maximaliseren of egaliseren, zal de verdeelsleutel niet onverzadigbaar kunnen zijn. De Beer gebruikt zelf enkele mal en de formulering dat iedereen over die keuzemogelijkheden moet kunnen beschikken die nodig zijn om 'normaal te kunnen functione- ren'. Oat is een verzadigbare standaard, en je kunt voor onderwijs, gehandicaptenzorg, veiligheid, ar- beidsomstandigheden etcetera allemaal afzonderlijk het niveau specificeren dat aan de standaard vol- doet. Oat is dan ook precies de conclusie die De Beer in hoofdstuk I I trekt: er is een aantal keuze- mogelijkheden- hij onderscheidt zes groepen- van fundamenteel belang, en je moet voor elk daarvan een te garanderen minimumniveau vaststellen.

Het is ook een perfectionistische standaard.

Neem bijvoorbeeld de discussie over het pakket van de collectieve verplichte ziektekostenverzekering:

moet IVF daarin? Om dat te beslissen aan de hand van de standaard van De Beer, moet je je afvragen:

behoort de mogelijkheid genetisch eigen kinderen te krijgen tot het 'normale functioneren'? Ik zie niet in hoe je dat neutraal zou kunnen beslissen.

Esalitarisme

Hoewel hij in hoofdstuk 1 1 dus eigenlijk gelijkheid als doe! heeft opgegeven, blijft De Beer in dee! 3 - de uitwerking van zijn conceptie in beleidsvoorstel- len - het egalitaire jargon gebruiken. Je kunt dat echter weglaten en (bijna) geheel dezelfde conclu- sies bereiken. Soms moet je het weglaten om de conclusies te bereiken. Differentiatie in arbeids- voorwaarden door niet-verbindend verklaren van

541

(6)

l 54 2

s &._o 12 1994

CAo's zou volgens De Beer met het gelijkheidsstre- ven verenigbaar zijn. Je kunt immers bij je studie- keuze al weten dat zulke verschiilen er zijn, of min- stens dat je het risico loopt dat ze ontstaan, en dus zijn het verschiilen die voortkomen uit vrije keu- zen! Zo kun je aile verschiilen die de markt veroor- zaakt goedpraten. Je zou je moeten afvragen voor welke mensen de banen met de gunstiger voor- waarden op grond van hun aanleg onbereikbaar zijn: die zouden onder het regime van maximale gelijke keuzemogelijkheden wei degelijk recht op compensatie hebben.

Essentieel is uiteraard de vaststelling van het te garanderen minimale inkomensniveau. Om dat te bepalen is het nodig naar de sociale betekenis van het goed 'inkomen' te kijken. Drie bepalingen zijn dan mogelijk:

- De bevrediging van fundamentele behoeften moet gegarandeerd zijn. Dit berust op de plicht mensen in uiterste nood te helpen, of die nood nu het gevolg is van hun eigen keuzen of niet.

- Iedereen moet de mogelijkheid hebben zijn eigen conceptie te vormen van het goede Ieven en die zinvol nate streven. Inkomen heeft dan een voorwaardescheppende betekenis voor een Ieven als autonoom subject.

- Iedereen moet in staat zijn als volwaardig bur- ger aan de samenleving deel te nemen. Het gegarandeerde inkomensniveau is dan een voor- waarde voor zelfrespect, voor de mogelijkheid op straat te !open zonder je beschaamd te voelen (Adam Smith).

Het is duidelijk dat de tweede en derde bepaling hoven de eerste uitgaan, en meer spreken tot het sociaal-democratisch hart. Zeker de derde bepaling heeft een relatiefkarakter, zij vraagt erom het mini- mum vast te stellen als een afgeleide van het gemid- delde niveau, dus om een koppeling. Beide bepalin- gen worden het beste gerealiseerd door een basis- inkomen. De tweede doordat het basisinkomen keuzemogelijkheden schept ten aanzien van de om- vang en de aard van de te aanvaarden arbeid, de derde doordat het bevrijdt van het odium van para- sitisme.

Ik kan dus het pleidooi in het derde dee!, voor het ministelsel, voor de koppeling, en voor het ba- sisinkomen, zonder meer volgen. Maar met dit beleid worden geen 'maximale gelijke keuzemoge- lijkheden' gerealiseerd. Keuzevrijheid is wei be- langrijk (de tweede bepaling), maar het is niet de enige te realiseren waarde; ook veiligheid, burger- schap en zelfrespect zijn van belang. Het is hoven-

dien een verzadigbare waarde: ieder mens heeft een individuele claim. op een gegarandeerd niveau, daarboven hoeft er niet gemaximaliseerd en ook niet gelijkgemaakt te worden. Omgekeerd wordt het niveau ook beschermd tegen de gevolgen van eigen vrije keuzen; de bepaling ervan heeft dus met de scheiding tussen gevolgen van vrije keuzen en van verdiencapaciteit niets te maken. Je inkomens- garantie is er niet van afhankelijk dat je talentloos genoeg bent om het zelf niet te kunnen verdi en en.

Hoe sterk De Beer zich verwijdert van het klas- sieke egalitarisme, blijkt ook uit zijn neiging te vol- staan met een proportionele belastingheffing, ho- ven een vrije voet ter hoogte van het sociaal mini- mum. Een laatste egalitaristisch trekje blijft aileen nog schuilen in zijn behandeling van het erfrecht.

Dit berust op dezelfde tegenzin tegen onverdiende voordelen als het streven inkomensverschillen te elimineren die berusten op onderscheid in aanleg.

Maar, zoals De Beer vaststelt, wat er aan de kant van de ontvanger uitziet als onverdiend voordeel, moet van de kant van de gever uit als een vrije beslissing worden beschouwd. Waarom zou ik wel mogen sparen, investeren en gokken met het doel mijn eigen toekomstige consumptie hoven het gemiddelde te Iaten uitstijgen, maar niet die van een ander? Waarom zou aileen een egolstische uit- oefening van keuzevrijheid zijn toegestaan? De Beer concludeert dater hier sprake is van een 'dilemma':

overdracht door erfenis of gift is zowel rechtvaar- dig, want een uitoefening van de autonomie van de gever, als onrechtvaardig, want een onverdiend voordeel voor de ontvanger. De juiste conclusie lijkt me opnieuw dat dit onderscheid helemaal niet te maken valt, en dus vanuit een oogpunt van recht- vaardigheid irrelevant is. Een rechtvaardig verde- lingssysteem verdeelt (onder meer) vrijheid. Vrij- heid houdt de beschikkingsbevoegdheid over eigen hulpbronnen in, en de uitoefening van die bevoegd- heid kan tot ongelijkheid leiden, ook tot onverdien- de voordelen. W el blijft die uitoefening altijd belast met positieve plichten ten opzichte van anderen, waaronder de plicht ook voor anderen een auto- noom Ieven mogelijk te maken, resp. daar een re- delijke bijdrage aan te leveren.

Als we genoeg vrijheid hebben, en genoeg broe- derschap (solidariteit), dan kunnen we de gelijkheid vergeten. Een rechtvaardige maatschappij bestrijdt armoede, maar niet omdat het verschil met rijkdom zo groot is. Dat is paarse politieke filosofie, tot in haar consequenties doordacht.

(7)

1

(

t 1

t

s

e e

.t

e

~~

~I :t n

r

e d e

:t

I- n l-,_

;t

'•

d It n n

Is de kleur blauw van Paul de Beer's heldere en inzichtelijke studie Het verdiende inkomen toe- vallig, of verwijst die kleur naar liberale opvattingen? Ik meen dat de kleur goed gekozen is, omdat de inhoud tot conclusies leidt waarvan een groot aantal terug te vinden is in het Verkiezings- programma van de v v o voor de periode 1994-1998. En voor zover die conclusies in dit pro- gramma geen plaats hebben gekregen, zouden ze er niet in misstaan. Op een enkel punt ver- schilt mijn opvatting van die van De Beer. Daarover verderop meer.

In het onderstaande zal ik vanuit een liberaal gezichtspunt commentaar geven op De Beer's hoek. Allereerst ga ik in op de politiek-filosofische uitgangspun- ten ten behoeve van beschouwin- gen over een rechtvaardige inko- mensverdeling. Moeten we kie- zen voor Tinbergen, voor Nozick of voor Rawls? De Beer kiest voor een rechtvaardigheidsfor- mule die sterk is gemspireerd door het zogenaamde maximin- beginsel van Rawls. Ik zal nagaan of de formule van De Beer opera- tioneel is en in hoeverre de uit- werking ervan ons leidt tot een andere inkomensverdeling dan die well<e bijvoorbeeld Hayek rechtvaardig acht.

Na dit commentaar vanuit politiek-filosofische rechtvaardig- heidstheorieen bespreek ik de consequenties die Paul de Beer verbindt aan zijn opvatting over verdelende rechtvaardigheid voor het arbeidsmarktbeleid, de sociale zekerheid en voor de belastingen en subsidies. Zoals gezegd, zijn conclusies hebben een hoog liberaal gehalte, en hij heeft een mooi boek geschreven.

s &_o 12 '994

SOCIAAL-LIBERALE RECHTVAARDIGHEID

Eenmooi blauw hoek

KLAAS GROENVELD

Directeur van de TeldersstichtinB, het wetenschappelijk bureau

van de vvo

Rechtvaardiaheidstheorieeh De Beer kiest voor zijn beschou- wing over rechtvaardige inko- mensverschillen de theorie van Tinbergen terecht niet Ianger als uitgangspunt. De theorie van Tinbergen moet mijns inziens om twee redenen worden gekri- tiseerd. Tinbergen kiest voor nivellering van individuele wel- vaartsverschillen. Om deze keu- ze te operationaliseren, moet het begrip welvaart worden inge- vuld. Terwijl de welvaart in theorie gelijk wordt gesteld met het verschil tussen pleasure en pain, worden bij Tinbergen de welvaartsverschillen slechts be- paald door inkomensverschillen en inspanningsverschillen. Daar- mee beperkt Tinbergen zich tot min of meer objectieve sociaal- economische factoren als de determinanten van welvaartsver- schillen.

Naar mijn opvatting is dit een ontoelaatbare versimpeling. Wel- vaart of liever welzijn wordt door een ontelbaar aantal veelal niet objectiveerbare factoren bepaald. Ik duid hier op factoren als gezondheid, gezinssituatie, karakter etc. Het gaat bij die variabelen om subjectieve waar- deringen. Zelfs al zouden vele van die variabelen meetbaar zijn, dan nog kan men zich afvragen of de welvaartsverschillen die eruit voortvloeien via een inkomens- politiek moeten worden wegge- werkt. Moet iemand met een zwartgallig karakter en een slecht huwelijk daarvoor worden ge- compenseerd door een hoger in- komen?

Een tweede punt van kritiek op Tinbergen komt voort uit de principiele onmogelijkheid van interpersonele nutsvergelijking.

Tinbergen moet, om tot uitspra- ken te komen, uitgaan van iden-

543

(8)

544

s &.o 12 1994

tieke nutsfuncties. Het probleem is echter dat indi- viduele nutsfuncties nogal verschillen. Individuen zijn uniek en Iaten zich niet onder de noemer van een soort gemiddelde nutsfunctie brengen. De ab- stracties van Tinbergen zijn dan ook ontoelaatbaar.

Tinbergen lijkt evenwel te zeggen: 'If you cannot measure, measure anyhow' (een typering door Frank Knight van het werk der econometristen).

Ook de rechtvaardigheidstheorie van Nozick wordt door De Beer terecht verworpen. Naar de opvatting van Nozick is de inkomensverdeling rechtvaardig indien het proces van inkomensver- werving rechtmatig is. Met andere woorden: de uitslag van de wedstrijd is rechtvaardig als er netjes is gespeeld ifair play). De basis voor de gedachten- gang van Nozick is zijn monomane nadruk op de absolute waarde van negatieve vrijheidsrechten. ln- dividuen hebben met name recht op non-interven- tie (het recht om met rust gelaten te worden). Met De Beer ben ik van mening dat in een laissez-faire- economie a Ia Nozick, met slechts overheidsgaran- ties voor negatieve vrijheid (vrijheid in formele zin;

klassieke grondrechten), de vrijheid voor sommi- gen niet vee! meer is dan de vrijheid om van honger om te komen (vrij naar Marx). Ook de positieve vrijheidsrechten zijn van belang. Bij die rechten gaat het om de materiele omstandigheden als voorwaar- de voor individuele ontplooiing. Niet aileen klassie- ke, maar ook sociale grondrechten zijn van beteke- nis.

Bij Rawls gaat het daarom niet aileen om de recht- matigheid van het proces, maar ook om de recht- vaardige uitkomst van het proces als zelfstandig crite- rium voor de beoordeling van de inkomensverde- ling. Bij Rawls zijn inkomensverschiilen slechts gerechtvaardigd indien hierdoor de (inkomens)- posities van de minstbedeelden worden gemaxima- liseerd (het maximin-beginsel).

De Beer amendeert deze rechtvaardigheidstheo- rie op twee punten. Terecht vindt De Beer dat de positie van de minstbedeelden conform het maxi- min-beginsel te vee! als een absoluut criterium gaat fungeren. Bij strikte hantering van het maximin- beginsel wordt een sterke teruggang van de boven- minimale inkomens geaccepteerd, ook al zouden de minima er hierdoor slechts een klein beetje op vooruit gaan. De maatschappelijke acceptatie van een dergelijk strikte doorvoering van het beginsel van Rawls, zal wei zeer gering zijn.

Met name met het oog op de positie van de mid-

deninkomens bepleit De Beer een andere formule.

Zijn formule behelst de maximalisatie van de gewo- gen som van de posities, waarbij de wegings- coefficienten van de lagere inkomens beduidend hoger zijn dan die van de andere inkomensgroepen.

Voorts wenst De Beer het begrip posities niet te interpreteren als inkomensposities, maar als keuze- mogelijkheden. De formule van De Beer betekent dus een maximalisatie van de keuzemogelijkheden van met name (maar niet aileen) de laagst betaalden in de samenleving.

Een punt van kritiek op deze formule is dat het begrip keuzemogelijkheid vee! schimmiger is dan het begrip inkomen. Aan de andere kant biedt zijn interpretatie van het begrip positie meer ruimte voor keuzevrijheid en voor de acceptatie van de consequenties van vrijwillige keuzen. Iemand die verkiest om zich weinig in te spannen, ondanks het bestaan van andere keuzemogelijkheden, krijgt terecht een laag inkomen. Het is evenwel de vraag of de formule van De Beer voldoende operationeel is. Kunnen de keuzemogelijkheden worden ge- kwantificeerd en gewaardeerd zonder uitspraken te do en over de inhoud van het aoede Ieven? Welke keu- zemogelijkheden zijn van belang en welke niet? De auteur vermeldt even we! nadrukkelijk dat de over- heid neutraal moet zijn ten aanzien van de inhoud van het goede Ieven. Het is de vraag of daardoor zijn rechtvaardigheidsformule voldoende operationeel is.

Er is echter nog een ander groot probleem.

Welke interpretatie men ook geeft aan het begrip positie, het is weinig helder wanneer posities gemaxi- maliseerd zijn. Waar ligt maximin of wanneer is er sprake van het maximum van de gewogen som van de keuzemogelijkheden? Het antwoord op deze vragen hangt af van het economisch model dat wordt gehanteerd. Welk model als beschrijving van de feitelijke samenhangen in de maatschappij geldig is, daarover verschiilen de meningen nogal. Daarbij gaat het vooral om de vraag naar de 'trade-off' tus- sen doelmatigheid en gelijkheid. Liberalen en soci- aal-democraten kunnen daarom op basis van dezelf- de rechtvaardigheidstheorie (bijvoorbeeld die van Rawls) tot sterk verschillende uitspraken komen over de optimale inkomensverdeling.

Verderop bespreken wij de consequenties die De Beer verbindt aan zijn rechtvaardigheidsformule. Ik denk dat die consequenties ook te argumenteren zijn uitgaande van Rawls en zelfs uitgaande van de

(9)

,_

d

l.

e

Lt n n

~t

n n e e e

~t

rt )

g

~~

e

1-

e

d n

~~

I.

p

1-

r n e

It n

g

ij

n n

e k

[}

e

s &.n 12 1994

inzichten van Friedrich Hayek.

De inzichten van deze laatste auteur zijn te beschouwen ats geamendeerde rechtvaardigheid a

Ia Nozick, waarbij de negatieve vrijheidsrechten van Nozick worden aangevuld met rechten op een basis sociate zekerheid (bijv. in de vorm van een ministelsel). Mijn punt is dat bij een bepaald model van de werkelijkheid (model als beschrijving van de cruciale feitelijke samenhangen in de wereld) kan worden beargumenteerd dat Rawlsiaanse recht- vaardigheid en de formule van De Beer in overeen- stemming zijn met een inkomenspolitiek die zich beperkt tot inkomensoverdrachten conform een ministelsel ( collectieve sociale zekerheid op een basisniveau, geprivatiseerde bovenminimale zeker- heid).

Met andere woorden, een sociaal zekerheids- stelsel dat verder gaat dan een ministelselleidt bij dit model uiteindelijk tot een situatie, waarbij de keuzemogelijkheden en inkomensposities van de minstbedeelden geringer zijn dan ze zouden kunnen zijn bij een minder luxueus sociaal stelsel. In het hier bedoelde (mijns inziens tamelijk realistische) model heeft nivellering van inkomensverschillen sterke negatieve consequenties voor doelmatigheid en economische groei, waardoor met name de tage- re inkomensgroepen de dupe worden.

Consequenties

De Beer lijkt in te stemmen met bovenstaande stet- ling, wanneer hij stelt dat een ministelsel in de sociale zekerheid spoort met zijn opvattingen over rechtvaardigheid. De Beer meent evenwel dat ook een stelset met een basisinkomen voor een ieder bij zijn formule past. Hier gaat De Beer een kant op die de vvn niet wil. Terwijl er bij een ministelsel spra- ke is van uitkeringen in gevat van onvrijwillige inac- tiviteit, geeft een stelsel met een basisinkomen ook een inkomen aan mensen die er voor hebben geko- zen geen betaalde arbeid te verrichten.

De opvatting van De Beer over de neutraliteit van de overheid ten aanzien van de inhoud van 'het goede Ieven' gaat blijkbaar zover, dat de overheid de mensen de mogelijkheid moet geven niet te wer- ken en tach een basisinkomen te ontvangen. Naar mijn opvatting zijn mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun materiele mogelijkhe- den, pas indien zij zonder schuld onvrijwillig zon- der rniddelen komen te zitten, behoort de overheid bij te springen. Bij een stelsel met een basisinkomen voor een ieder, wordt van hardwerkende actieven

een te grate solidariteit gevraagd ten behoeve van de mensen die niet willen werken.

De consequenties die De Beer verwoordt ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid onderschrijf ik van harte: meer marktwerking door het afschaffen van het wettelijk minimumtoon en het voortaan achterwege Iaten van het algemeen verbindend ver- klaren van CAO's. Deze deregulering van de ar- beidsmarkt zal vele banen aan de onderkant van de markt scheppen, die door de regulering van die markt gaandeweg zijn verdwenen. Dit spoort met de wens om juist de kansen voor de kansarmen te verbeteren. Het is echter zeer de vraag of de PvdA deze aanbevelingen van De Beer kan volgen.

Zeer opmerkelijk is de aanbeveling in het blauwe hoek om de progressie in de inkomstenbelasting pas bij een inkomen van een ton te Iaten beginnen. De eerste schijf loopt dan tot 1 oo.ooo gulden! Deze aanbeveling wordt gemotiveerd door ervan uit te gaan dat inkomensverschillen hoven een ton niet het gevolg zijn van inspanningsverschillen en eigen keuzen. Oat is echter zeer de vraag. Hier moet worden bedacht dat hoge inkom ens het gevolg kun- nen zijn van risicovolle keuzen. Het nemen van risi- co's wordt terecht beloond, omdat zonder die be- toning risico's worden gemeden. Wildavsky heeft eens gesteld: 'The biggest risk is no risk at all'. Een samenteving bestaande uit risicomijders stagneert en rninimaliseert de kansen voor de minstbedeel- den.

Ook ten aanzien van subsidies komt De Beer met verstandige opvattingen. Zijn stelling is dat de toekenning van subsidies niet op inkomenspolitieke overwegingen moet worden gebaseerd. Inkomens- politiek moet worden bedreven via de fiscaliteit en de sociale zekerheid en niet via subsidies. Subsidies vergen een andere redengeving, bijvoorbeeld het stimuteren van positieve externe effecten, of het tegengaan van negatieve externe effecten. Subsidies kunnen dus een belangrijk instrument zijn bij bij- voorbeetd het tegengaan van milieubederf.

Overzien wij nu de inhoud van Het verdiende inko- men, dan leidt dat tot de conclusie dat het hier om een bijzonder hoek gaat. Deze publikatie van de Wiardi Beckman Stichting verdient vee! aandacht in sociaal-democratische kring. Een dergelijk mooi blauw hoek vormt een goed uitgangspunt voor een discussie over de perspectieven van een paarse coalitie op lange termijn.

545

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leerkrachten kregen deze bedanking voor hun dagelijkse inzet voor alle kinderen.. Aan elk plantje hing ook een

Maar al heel gauw merkte ik dat er een enorme behoefte bestond om niet te lang om te kijken naar het verleden, maar om vooruit te kijken, de gelederen rond Jan Peter te sluiten en

THE OTHER SOLAR SCREEN FILMS DIE ANDEREN SOLAR SCREEN FOLIEN OTRAS LÁMINAS SOLAR SCREEN LE ALTRE PELLICOLE SOLAR SCREEN ÖVRIGA FILMER FRÅN SOLAR SCREEN DE ANDERE SOLAr SCREEN

Via de intercom vroeg hij, nog niet echt in paniek, hij had zijn gordel niet om en de parachute lag achterin onder alle cadeaus, maar toch een beetje ongerust aan Rednoos wat

1) Of men kan de technische ontwik- keling; nodig voor de verzo'l'ging ván méér pro:gramma's, niet bijhiouden. M aar hoeveel geld ei: ook ter beschik- king wordt

Opgericht werd in de loop var_ het verslagjaar een commissie van de Li beral International voor To'N!:. and Country F1anning, welke commissie onder voorzitterschao

Deze gang van zaken strookt niet met de belangen van hen die georga- niseerd zijn in een vakvereniging, welke niet is aangesloten bij een der drie vakcentrales,

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te