• No results found

ELECTRICITEITSTARIEVEN EN VERVANGINGSWAARDE (I)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ELECTRICITEITSTARIEVEN EN VERVANGINGSWAARDE (I)"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E L E C T R IC IT E IT S T A R IE V E N E N V E R V A N G IN G S W A A R D E (I) door T . K oopm an

D e Electriciteitsnota, S tuk 2300 H oofdstuk X N o. 13, zitting 1951 — 1952, w aarin de M inister van Econom ische Z a k e n zich w en d t to t de T w eed e Kamer der S ta ten G eneraal geeft een visie op b estaan d e en te verw achten m oeilijkheden in de electriciteitsvoorziening en de aanduiding van de m iddelen w aarm ede de M inister deze moeilijkheden d enkt op te lossen. A ls één van deze m iddelen w o rd t de calculatie van electriciteits- tarieven op basis van de kapitaalslasten n aa r de v ervangingsw aarde van de voor de productie en distributie noodzakelijke k a p ita a lg o e d e re n ge­ ïntroduceerd. O fschoon in deze N o ta wel enkele zinsneden zijn opge­ nom en, w elke er op duiden d at de calculatie n a a r v ervangingsw aarde door deze M in ister een principiële bedrijfseconom ische noodzakelijkheid w o rd t geacht, m enen wij toch te ver te gaan, indien wij hierin een aanvaarding van de v ervangingsw aarde als calculatiebasis in het algem een zouden w illen zien. D it behoeft niet te betekenen, d a t v ervangingsw aarde op principiële bezw aren zou stuiten. W a n n e e r wij erkennen, d at bij een beoordeling van uit een oogpunt van landsbelang ook an d e re dan bedrijfs­ economische en algem een economische overw egingen een rol kunnen spe­ len, dan erkennen wij daarm ede tevens de m ogelijkheid van ra n g o rd e en tijdsverschuiving voor het opnem en van de v ervangingsw aarde in de berekening van tarieven en prijzen in verschillende branches.

W a n n e e r nu de electriciteitstarieven als een der eerste g etoetst w orden aan een calculatie gebaseerd op de vervan g in g sw aard e dan is deze branche, w elke wij zonder twijfel m ogen beschouw en als een der belang­ rijkste energieleveranciers in het m aatschappelijk bestel, een van de eerste w a a r deze belangrijke stap w o rd t gedaan.

V o o ra fg aa n d e aan de electriciteitstarieven is de prijs van een andere vorm van energie, nl. de kolenprijs, verhoogd, w aarbij deze prijzen zijn g etoetst aan een calculatie gebaseerd op de vervangingsw aarde der mijn­ installatie.

Bij de beoordeling van de noodzakelijkheid en van de strekking der gew enste tariefsverhoging zijn de bijzondere factoren, w elke in de econo­ mische constructie d er electriciteitsbedrijven een rol spelen van grote invloed gew eest. W ij m oeten deze m aatregelen dan ook zien als een logisch gevolg van de situatie, w aarin de ontw ikkeling van tarieven •— om zetten — investering -— financieringsm oeilijkheden — de electriciteits- voorziening heeft gebracht, w aarbij w o rd t aangetekend, d a t deze moei­ lijkheden deels zijn veroorzaakt door het vasthouden van de calculatie op basis van de aanschaffingsw aarde.

(2)

W ij zullen than s eerst enkele economische kenm erken der electriciteits- bedrijven onder de loupe nemen.

A . K a p ita a lve rh o u d in g e n .

W ij m ogen veronderstellen, d at het feit d at electriciteitsproductie- en distributiebedrijven zeer kapitaalintensief zijn, algem ene bekendheid be­ zit. W ij hebben de laatste jaren een enkele maal, w anneer er sp rake w as van de ontw ikkeling der arbeidsm arkt in N ederland, zien w erken met cijfers, w elke een investeringsbedrag per te w erk gestelde arbeider a a n ­ duiden. Bij deze uitdrukkingsw ijze stonden de electriciteitsbedrijven wel aan de top met bedragen van ƒ 100.000,— a ƒ 150.000,—■ per arbeider. H oew el deze wijze van aanduiding in het algem een kan w orden aanvaard, hebben wij met nam e bezw aar tegen het gebruik van deze relatie ten aanzien van electriciteitsproductie en distributiebedrijven.

In de N ederlandse arbeidsm arkt zijn de electriciteitsbedrijven als zelf­ standige factor van zeer ondergeschikte betekenis. D a a rn a a st komen in de electriciteitsbedrijven een groot aantal functies voor, w elke slechts een zekere actieve oplettendheid vereisen, zonder d a t daarbij van directe arbeidsproductie sprake kan zijn. E en nauw lettend toezicht op klokken en m eters en een sporadisch ingrijpen kenm erken deze categorie van functies. E en duidelijke relatie om de grote kapitaalintensiviteit der electriciteitsbedrijven te doen zien, is de verhouding der totale actief- w a ard en ten opzichte van de omzet en het totale bedrag der kapitaals- lasten ten opzichte van de omzet. E nkele cijfers die wij hierover ver­ zam elden zijn wel zeer illustratief. W ij nam en hiervoor een aan tal electri­ citeitsbedrijven, die de productie alsm ede de distributie voornam elijk to t aan de uiteindelijke afnem er verzorgen. V o o r een serie van jaren geven

deze relaties het volgende beeld:

in guldens in guldens

aanschaffings­ k a p ita a lsla ste n /

w a a rd e / om zetten om zet 1928 6,24/1 1/2,18 1930 5,77/1 1/1,84 1935 7,72/1 1/1,88 1940 7,6/1 1/1,85 1950 3,28/1 1/4,8

Hierbij zijn de prijsniveau’s van de jare n van aanschaffing niet gecor­ rigeerd, zodat in het algem een in de totale aanschaffin g sw aard e correc­ tieven nodig zijn. D it betekent echter niet, d a t het totaal beeld veel v er­ schuift. W a n n e e r wij voor dezelfde bedrijven, rekening houdend m et de v ervangingsw aarde per k W opgesteld verm ogen voor de productie en per k W transportverm ogen voor de distributie, de totale vervangingsw aarde van het actief berekenen, dan kom en wij bij de om zetten van 1950 tot de conclusie, d a t het totale kapitaal slechts éénm aal in de 8 jaren w o rd t om­ gezet. Is in het algem een bij de beoordeling d er kapitaalslasten voor op­ w ekking de technische slijtage de bepalende factor, te n aanzien van de distributie, vooral ten aanzien van de hoogspanningsdistributielijnen, is de economische veroudering van zeer grote betekenis.

B. T arieven en om zetten.

(3)

selende b ezettingsgraad, zowel w at de jaarcurve b etreft als de 24 uur curve, heeft geleid tot een tarievenpolitiek, w aarbij verbetering der grote verschillen w erd n agestreefd in de bezettingscoëfficiënt en eveneens in de tijdsduur der m eest gunstige bezetting. D e variabiliteit in de bezetting alsm ede de duur van het gebruik w orden bij d e electriciteitsbedrijven aangeduid door een getal: geproduceerde k W h gedeeld door de opge­ treden hoogste m om ent-belasting, genoemd „bedrijfstijd”. D e „bedrijfs­ tijd" is dus een w aardeaan d u id in g aangevende een m et de tijdsduur ge­ w ogen gem iddelde bezettin g sg raad per jaar.

Bij een volle 24 uurs bezetting is het aantal bedrijfsuren p er ja a r dus 8760. V erb eterin g zowel van de dagcurve als v an de jaarcurve kom t tot uiting in het aa n ta l bedrijfsuren. N a a st deze factor heeft de ongunstige verhouding tussen de — bij capaciteitsuitbreiding —■ technisch m eest gunstige g rootte en de bestaan d e omzet een rol gespeeld in de tarieven­ politiek, tot uiting kom end in een streven n a a r een snelle optrekking van de omzet aan de nieuw e uitgebreide capaciteit. H e t totale complex van m aatregelen heeft zonder twijfel in de loop der jaren een aanm erkelijke verbetering gebracht in de bezettin g sg raad d er electriciteitsbedrijven. H e t best kom t dit tot uitdrukking in het verloop van het gem iddelde der be­ drijfstijden van een aantal N e d erlan d se centrales nl.

1925: 3091

1930: 3180

1935: 3524

1940: 3560

1948: 3720

H e eft dus de tarievenpolitiek zonder enige twijfel verbetering gebracht in de bezettin g sg raad der bedrijven, dit betekent niet d at bij de tarief­ stelling sprake behoeft te zijn van een m arginale kostprijsberekening. W ij zouden eerder kunnen spreken van een commerciële beoordeling van de prijzen, w a arteg en een product van lagere o rde nl. electriciteit m et ge­ bruiksbeperking te leveren is. H e t afhankelijk stellen van de tariefshoogte van het aa n v aard en van bepaalde speruren in bepaalde m aanden en op b epaalde tijden mag niet w orden beschouw d als een m arginale calculatie van een gelijkw aardig product. V o o r de afnem er is de perm anente be­ schikkingsm acht op ieder m oment van grote w aarde.

A ls enkele voorbeelden, op w elke wijze de gunstiger b ezettingsgraad to t stan d is gekom en nam en wij:

a. voor de verbetering van de 24uurcurve: de nachtstroom faciliteit; b. voor de verbetering van de jaarcurve: speruren in de w interm aanden; c. verkleining van de sprongsgew ijze capaciteitsuitbreidingen in relatie

to t de omzet.

D eze laatste factor is een gevolg van om zetten, w elke relatief sneller gestegen zijn dan de stijging van de capaciteit van de technisch meest gunstige uitbreiding. E en enkel cijfer te r illustratie:

verhouding uitbreiding electr. verm ogen ten opzichte van de omzet

1925 1935 1947

1 : 4 1 : 6 1 : 6,8

(4)

de uitbreidingen ■— „te p lannen” in verhouding tot de totale N ederlandse om zet .— en regionaal te spreiden. N a ast andere belangrijke voordelen heeft het b estaan der koppellijnen dus tot gevolg d a t de tijdelijke leeg­ loop van de uitbreidingscapaciteit gering is. W ij tekenen hierbij aan, dat dit in tijden van norm ale en rustige ontw ikkeling ook zeer zeker tot uit­ drukking zal komen, hoewel thans van leegloop geen sprake is. D oor de

electriciteitsbedrijven is het middel der tariefsdifferentiatie gehanteerd ter bereiking van een optim ale opbrengst. D a t in het algem een genom en de resu ltaten van deze wijze van calculeren tot een versterking der positie d er bedrijven heeft geleid, kan niet w orden ontkend. Evenm in zal echter w orden ontkend d at de m arginale kostencalculatie grote gevaren in zich ho u d t en d a t op dit terrein niet altijd even overw ogen te w erk is gegaan. W ij zouden w illen stellen d at voor een m arginale calculatie tw ee factoren noodzakelijk zijn, nl. gescheiden m arkten en de mogelijkheid van beheer­ sing van de m arktom vang. D it laatste houdt in, d at het voor de toepas­ sing van de m arginale calculatie nodig is inzicht te hebben in de ontw ik­ keling van de bestaan d e m arkten, alsm ede inzicht in de ontw ikkeling van de toegevoegde m arkt. E en vergem akkelijking hierbij is, d at de m arkt voor een electriciteitsbedrijf immer een regionaal a f gegrensd gebied is en dat de term „m ark t” hier dus de betekenis krijgt van een bepaald soort ge­

bruik van dezelfde energie. T e r illustratie van deze stelling het volgende. D oor een uitbreiding van het stroom gebruik voor kookdoeleinden zal in het algem een de verbetering van de gem iddelde dagbelasting groter zijn dan de stijging van de dagpiekbelasting; dit is dus in het algem een een verbetering der bezetting. D e situatie kan echter o ntstaan, d at in bepaalde gebieden de toegevoegde m arkt zodanig uitgroeit, d a t de gem id­ delde dagbelasting de norm ale dagpiekbelasting overtreft. Z o zien wij als gevolg van een afgegrensde, doch niet beheerste toegevoegde m arkt het feit ontstaan, d at de topbelasting in plaats van op 17 a 18 uur optreedt tussen 11 en 12 uur. D eze verschuiving w ordt de laatste jaren ex tra n aar voren gehaald en beklem toond, doordat in m aanden der hoogste belasting de norm ale piektijd onder een kunstm atige druk is gezet.

C. M aatregelen en Prijsbeheersing en tarieven.

E en groot deel van de kosten der stroom levering b estaa t uit lcolen- kosten. D eze zijn vrijwel variabel met de kW h-om zet. H e t overig deel der opw ek-, tran sp o rt- en leveringskosten b estaa t uit een kostencom plex cor­ relerende met de belasting en een deel correlerende met het afnem ers- aantal. Bij vooroorlogse verhoudingen m aakten de kolenkosten ± 15 % uit van de doorsnede leveringskostprijs. W ij zien, d at n a 1940 en vooral na 1945 de kolenkosten in een snel tempo tot duizelingw ekkende hoogten zijn gestegen. Z o bedroegen de gem iddelde centrale kosten van kw ali­

tatief gelijkw aardige kolen *

1940 ƒ 10,20 1944 „ 14,52 1946 „ 19,83 1948 „ 28,65 1950 „ 41,37 1951 „ 56,21

Jan. 1952 „ 6 2 ,-- per ton

(5)

-deel der kolenkosten in de totale integraal berekende kostprijs is dus sterk gestegen, tot 50 °/o. Form eel hebben de electriciteitstarieven vanaf 1939 de invloed ondergaan van de verhogende m aatregelen, w elke door de diverse prijzeninstanties zijn genomen. Indien wij de periode tot 1946 buiten beschouw ing laten, hetgeen wij in verband met de geringe ver­ hoging geoorloofd achten en wij bezien de tariefsm aatregelen van na

1945, dan constateren wij, d a t de beheersing der tarieven plaats vond via een formule en leidde tot een resultaat, d at bezien moet w orden als een maximum to elaatb are prijs.

A ansluitend aan de subsidiëringspolitiek to t en m et 1948 is bij de toe­ passing een divergentie o n tstaan tussen de verhoging van de kleinver­ bruikerstarieven en de grootverbruikerstarieven. In 1949 legde de P rijs- beheersing een verband tussen het in 1939 b estaan d e tarief en het m axi­ mum toegestane tarief, uitgedrukt in een verhoging van 0,5 cent per k W h . R ekening houdend met het in de eerste jaren n a de oorlog b estaande streven to t laaghouden van de kosten van levensonderhoud en rekening houdend met het feit, d at voor de verhoging van de kleinverbruikers­ tarieven besluiten van de bestuursinstanties der bedrijven nodig w aren, terwijl in de grootverbruikerscontracten een glijdende tariefschaal afh an ­ kelijk van het verloop der kolenprijzen reeds voor de oorlog gew oonte w as, v erbaast het ons niet, w an n eer wij zien, d at uiteindelijk een sterk uiteen­ lopen tussen de indexcijfers voor de klein verbruikerstarieven en die voor de grootverbruikerstarieven moet w orden geconstateerd. D e kolenclausule zoals deze voor grootverbruikers is toegestaan door het D irectoraat- G eneraal voor de Prijzen luidde to t 1 A pril 1952:

0,85 X 100

96

X

K, Kh

1000

!

Kvl is de z.g. verrekenkolenprijs, ongeveer overeenkom ende met de prijs van de in de centrale verstookte kolen bij een stookw aarde van 7600 ca l/k g , uitgedrukt in guldens per ton, terw ijl Kb is de z.g. basis- kolenprijs, d.w.z. de gem iddelde prijs, eveneens in guldens per ton en eveneens om gerekend op een stookw aarde van 7600 ca l/k g , van de kolen die de betreffen d e centrale in 1939 verstookte.

H e t getal 0,85 heeft betrekking op het kolenverbruik in kg per in het voorzieningsgebied afgeleverde k W h , de factor heeft betrekking op

96 de om zetbelasting.

H e t in deze formule opgenom en kolencijfer lag hoger dan bij de ge­ m iddelde centrale het geval was.

(6)

onder het peil van 1939. In de N o ta van de M inister van Econom ische Z a k e n w orden als indexcijfer voor het kleinverbruikerstarief genoemd 92; voor het grootverbruik bedroeg dit in 1951 ± 200.

H e t gebruik op basis van het vastrech ttarief door kleinverbruikers v er­ schuift van ± 50 % in 1939 tot 80 a 90 % van het aan tal verbruikers in 1951. D e gem iddelde opbrengst der grootverbruikers onderging eveneens een relatieve verlaging. D e groei der k W h -o m zetten per bedrijf en de ruim ere aanw ending van electrische energie voor toepassingen als ruim te­ verw arm ing en industriële verw arm ing, w aarvoor lagere tariefklassen gelden, w as hiervan de oorzaak. In verhouding to t de stijging d er nom i­ nale tarieven is de relatieve tariefsdaling bij de grootverbruikers echter van zeer ondergeschikt belang. N oem den wij reeds de indexcijfers, zoals deze voor de laatste tariefsverhoging w aren en zoals verm eld in de N o ta 2300, er zijn electriciteitsbedrijven, w aar deze divergentie nog aanm er­ kelijk gro ter is.

D. D e o ntw ikkeling voor en na 1940.

Z o n d e r twijfel duidt de ontw ikkeling van de electriciteitsbedrijven vóór 1940 op een groeiend m aatschappelijk belang bij de electrische energie. D e uitbreiding der toepassingsm ogelijkheden, de relatieve tariefsdaling ten gevolge van de om zetvergroting, gepaard gaan d e m et verbetering van de b ezettingsgraad der bedrijven, heeft geleid tot een sterke financiële positie der stroom opw ek- en leveringsbedrijven. M et een juist inzicht in de mogelijkheid van de verdere uitgroei voor het gebruik van electrische energie w erd in het algem een bij uitbreidingen, zowel in productie als in transportverm ogen, rekening gehouden met een snelle groei van de om­ zet, zodat wij m enen te mogen constateren, d at de electriciteitsbedrijven in 1940 over een technische reserve beschikken, een reserve w elke de noodzakelijke reserve voor veilig produceren en leveren overtrof. W ij introduceren hier wederom een specifiek kenm erk der electriciteitsbedrij­ ven, n.1. de veiligheidsreserve, D e technische onm ogelijkheid van voor- raadvorm ing, tenzij in geringe m ate voor het halffab rik aat der productie­ bedrijven „stoom ” , leidt tot een noodzakelijkheid om op ieder moment tran sp o rt en productie aan de vraag aan te passen. D e gew eldige verlie­ zen, w elke in het gehele m aatschappelijke p ro d uctieapparaat kunnen o n t­ staan bij het uitvallen der energie, om nog m aar niet te spreken van de nadelen in de overige sectoren van het m aatschappelijk leven, eist dat de energievoorziening onder vrijwel alle om standigheden door moet kun­ nen gaan, hetzij n a zeer korte onderbreking w eer moet kunnen w orden hersteld. V o o r de productie leidt het to t de noodzakelijkheid van a a n ­ wezig reserveverm ogen, zowel in het stoom - als in het stroom opw ekkings- gedeelte. Hierbij w o rd t nog w eer onderscheid gem aakt in het draaiend en n iet-draaiend reserveverm ogen.

(7)

in de eerste plaats op de zeer snelle stijging van de omzet, w aarbij het peil d at bij een norm ale ontw ikkeling zou zijn bereikt, zonder oorlog einde 1947 reeds w as overschreden. In 2 ja a r tijd w as de kw antitatieve omzet dus op het peil gekomen, d a t zij vermoedelijk ook bereikt zou hebben na 7 jaar norm ale ontw ikkeling. H iertegenover moet w orden gesteld dat technische voorzieningen in 7 ja a r niet g etroffen konden w orden. N a ast de enorm e taak van herstel der oorlogsschade is het onm ogelijk gebleken in zo korte tijd op het vereiste technische capaciteitsniveau te kom en. D at de bedrijven deze omzet, zij het met veel moeite en m et bijzondere m aat­ regelen konden leveren, is te danken aan het gebruik van de aanw ezige reële reserve, doch ook aan het gebruik van de aanw ezige veiligheids­ m arge.

W e lisw a a r kon geleverd w orden, doch de vereiste m ate van veilig produceren kwam in het gedrang. Bedrijfseconom isch is hier dus sprake van een sterke overbezetting. B eheersing der om zet is voor de electri- citeitsbedrijven uiterm ate moeilijk, zo al niet onmogelijk. D e directe kop­ peling van productie aan de behoefte van een enorm e gevarieerde en ge­ differentieerde m assa afnem ers m aakt dit alleen mogelijk m et algem ene of m instens regionale m aatregelen, w aarbij het niet mogelijk is rekening te houden met de belangrijkheid en de urgentie van het stroom verbruik voor bepaalde groepen afnem ers b.v. ziekenhuizen enz. D eze m aatregelen w o rd en dan ook slechts in uiterste noodgevallen getroffen. H e t spreekt wel van zelf en het behoeft geen nad ere uiteenzetting, dat de com binatie van een grote omzet, w aarbij van sterke overbezetting sprake is, met een kostenniveau d at nog vrijwel geheel op vooroorlogse basis lag volgens de boekhouding, tot hoge resultaten m oest leiden. E en toevallige doch zeer belangrijke invloed ging hierbij uit van het feit, d at de m eeste electriciteits- bedrijven tussen 1920 en 1930 h aar grote bloei beleefden en belangrijke uitbreidingen to t stan d brachten. G em iddeld w aren deze uitbreidingen in 1945 20 a 25 ja a r oud en rekening houdend met de gebruikelijke geschatte levensduren vrijwel afgeschreven. Bij het ontbreken van een accres in de kapitaalslasten tengevolge van nieuw e investeringen daalden de kapitaals- lasten in de eerste jaren na de oorlog over vrijwel de gehele lijn, een ele­ m ent d at eveneens de resultaten sterk heeft beinvloed. D e storm achtige ontw ikkeling van de omzet leidde logischerw ijze to t een grote v raag n aa r productie van een transportverm ogen voor electrische energie. H e t herstel d er oorlogsschade, het w eder op gang brengen van de productie van kapi­ taal goederen voor de electriciteitsbedrijven, alsm ede de deviezenm oeilijk­ heden w aren oorzaak d a t levertijden genoteerd w erden variërende van 3 to t 6 jaar. H e t w as dus wel mogelijk verplichtingen op zich te nem en, w elke gezien in relatie tot de om zetstijging verantw oord w aren; doch de verw ezenlijking van de voorgenom en uitbreidingen en dus ook het in­ brengen van de kapitaalslasten vond slechts langzaam plaats.

E . R elatie o m zet tarieven.

(8)

uitbreiding van de toepassingen. D a arn aa st komt d at men voor gelijk­ soortig gebruik to t een ruim ere aanw ending overgaat. D it zou in de ontw ikkeling van de gem iddelde kW h -o m zet der kleinverbruikers gecon­ stateerd m oeten kunnen w orden. W a n n e e r wij uitschakelen het bijzondere verbruik voor nachtstroom , kookstroom en geregistreerde w oningverw ar- ming dan komen wij to t de m erkw aardige conclusie, d at voor een aantal bedrijven, w elke grotendeels de stroom van de uiteindelijke afnem ers leveren, het gem iddelde verbruik per aansluiting (alleen kleinverbruikers) tussen 1925 en 1930 stijgt, tussen 1930 en 1941 m et kleine variaties con­ stan t blijft, in 1946 op een iets lager peil ligt (rantsoenering) doch in de d aarop volgende jaren met gew eldige sprongen stijgt, tot in 1951 een peil is bereikt van meer dan het dubbele van d at in 1940. Z o als reeds gezegd, w orden de bijzondere toepassingen voor deze berekening buiten beschouw ing gelaten. W ij m enen deze ontw ikkeling te m ogen bezien als een uiting van de wel zeer sterke binding tussen omzet en prijs voor het huishoudelijk verbruik van electriciteit, boven hetgeen wij zouden w illen noem en het prim aire lichtverbruik. D a t deze ontw ikkeling wel is o n d er­ kend, moge blijken uit een aanhaling uit een d er jaarverslagen: „In hoe­ verre onze niet aan de vervangingsw aarde aan g ep aste tarieven m ede oor­ zaak zijn van een verschuiving n aa r het gebruik van electrische energie voor velerlei doeleinden en dus van de verdere om zetstijging, is niet te onderkennen.

W ij aarzelen echter niet, de hierop gebaseerde om zetstijging als on­ gezond te qualificeren en zijn van oordeel, d at de slechts langzam e a a n ­ passing van de kosten aan het peil der vervangingsw aarde, in ons zeer

kapitaalintensieve bedrijf aanleiding zou kunnen zijn tot investeringen (zowel bij onze afnem ers als in ons bedrijf) w elke na aanpassing der tarieven onrendabel blijken te zijn.”

V a tte n wij de belangrijkste factoren w elke de situatie voor de electri- citeitsbedrijven in 1951 kenm erkten samen, dan blijkt dat:

1. k apitaalslasten dalen tengevolge van algehele boekhoudkundige a f­ schrijving:

2. de omzet m ede als gevolg van onder dru k gezette tarieven, zo sterk is gestegen d at van overbezetting sprake is;

3. de gem iddelde opbrengst per k W h m ede als gevolg van de om zet­ stijging per aansluiting en de verschuiving n a a r het vastrechttarief, daalt;

4. de noodzakelijke uitbreidingen door leveringsm oeilijkheden niet op het peil gekom en zijn, dat van een norm ale aanpassing van productie- en distributiecapaciteit aan de omzet sprake is;

5. na een periode van volgens de boekhouding zeer hoge w insten (schijnw insten) de financiering der uitbreidingen grote moeilijkheden g aa t opleveren.

Indien wij de bijzondere positie der electriciteitsbedrijven als in het voorgaande geschetst in dit licht bezien, dan is h et niet moeilijk de grote gevaren van deze situatie te onderkennen.

O p deze basis d o orgaande zouden de bedrijven enerzijds, rekening houdend met het om zetaccres gew eldige uitbreidingsverplichtingen op zich nem en, terw ijl anderzijds door de tariefscalculatie n a a r aansch af­ fingsw aarde de financiële reserves n aa r de afnem ers verdw ijnen en bo­ vendien na de langzam e aanpassing der tarieven (natrekking kapitaals­ lasten ) op het tijdstip, d at de ap p a ratu u r is o n tstaan of is gecontracteerd, de om zet als gevolg van de tariefsverhoging ineenschrom pelt.

H e t beeld van de uitgeteerde en uit zijn kracht gegroeide patiënt!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is uitdrukkelijk verboden voor om het even welke werknemer om, in bezit te zijn van software zonder geldige licentie, dergelijke software in de bedrijfsgebouwen binnen te

7 Note that in this inflaton potential, there is a critical ϕ value beyond which no inflation can occur even without a Kähler destabilization. One may generate purely

FMDO FZO-VL Growfunding Het Regenbooghuis Humanistisch Verbond Internationaal Comité OKRA..

- het referteplan houdt geen rekening met wijzigingen (vermeerdering of vermindering van het aantal opvangdagen, onderbrekingen) die geen 4 weken duren ( recht op

Het team van obs Hartenaas wenst jullie een heel fijn schooljaar.

Waar de Genadestroom van het Kruisoffer van Christus wordt drooggelegd, door vervalsing van de Wijdingen en Heilig Misoffer, daar is het ware Katholieke Geloof niet meer

Naar verwachting gaan dit jaar ook 50 procent minder Nederlanders op vakantie in eigen land, dat zijn er 12,5 miljoen.. In totaal komen naar verwachting dus 24,5 miljoen minder

Medewerkers van de provincie, gemeenten, het Algemeen Maatschappelijk Werk, Stichting Jeugdzorg Zeeland en Stichting Agogische Zorg Zeeland werken samen in een communicatiewerk-