• No results found

Oost- en West-Indische Warande

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oost- en West-Indische Warande"

Copied!
325
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen,

dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende

Jac. Bontius

Editie George Marggrav en Willem Piso

bron

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande. Vervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien

voorvallende (eds. George Marggrav en Willem Piso). Jan ten Hoorn, Amsterdam 1694

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bont028oost01_01/colofon.php

© 2015 dbnl

(2)
(3)

De Boekverkooper aen Den Leeser.

Waerde Leeser.

Veele Chirurgijns hebben lust om vreemde Landen te besigtigen, en alsoo sy hare konst aldaer niet konnen oefenen, sijn sy grootelijks verleegen, want de Land-aert, de Logt, de Wateren, Spijse, Drank, gewoonten der Natien &c. niet kennende, moeten sy verlegen staen. Ik heb het daerom mijn pligt gedagt, dese Oost- en West-lndische Warande in 't ligt te geven: sijnde het eerste beschreven door de Heer Jacobus Bontius, in sijn Leven Opper-Medicijn in In-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(4)

dien, en het laetste door de Heeren Gulielmus Piso en Georgius Markgraaf, beide voorname Medicijns van Prins Maurits in Brasijl. Dese, sijnde geleerde Mannen, hebben alles nauwkeurig nagevorst en beschreven. Bontius heeft sijn ondervindingen meest uit Java; corrigerende veele Schrijvers, die lange voor hem geschreven hadden, en veele saken, meer uit hooren seggen, dan uit ondervindinge by een gebragt hebben.

Beide de laetste Heeren hebben in West-Indien, namelyk Brasijl hare gelegentheid waergenomen, om nauwkeurig aan te teikenen, 't geen haer van dien Landaert voor quam, soo omtrent den aert der gesonde men-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(5)

schen, als der Siekten, Gewassen, Medicinale kruiden en wortelen.

Dit werk is dan noodsakelyk, van de reisende gelesen te werden, op dat sy, op vreemde plaetsen komende, voor af weten mogen wat haer te doen staet, wat siekten daer in swang sijn, en wat Medicamenten daer te vinden sijn. Selfs is dit werk niet alleen de reisende nodig, maer ook een yder Medicijn hier te Lande: alsoo het dikwijls gebeurt, dat uit vreemde Landen ons vreemde siekten werden overgebragt, welke ons voorkomende, behoorden grondig gekent te werden.

Hier nevens hebben wy tot gerief der Scheep-varende Chirurgijns bygevoegt de nieuw verbeterde Chirurgijns

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(6)

Kist, op dat een yder mogte weten, wat hem op de reise van noden was, want sulx somtijds door sloffigheid vergeten werd, en men daer na verlegen is. Gebruikt dan dit Boek, waerde Leeser, als yets dat hoog-nodig is, en neemt het aen met die genegentheid, als het uw werd voor gedragen.

t'Amsterdam uit mijn Boekwinkel den 12 September 1693.

Blijve na toewensing die ik ben U E. Verpligte Dienaer JAN ten HOORN

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(7)

Oost- en- West-Indische Warande: Vervattende de Leef- en- geneeskonst; daer gebruyckelijk.

Eerste t'Samenspraeck. Van de gelegentheyt des Luchts, tijden des Jaers, stonden der Dagen, ende van de Winden die op het Eylandt Java, ontrent de Stadt nieuw Batavia, plachten te waeyen.

De t'Samensprekers zijn

JACOBBONTIUS, een ervaren en in Indien welgeoeffent Doctor. Ende ANDRIES VANDUREN, een welbeproeft Chirurgijn.

Domine Bonti, dewijle alle onse morgen visijten dus vroegh tijts af gedaen zijn, soo versoecke ick op u, dat het u ge-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(8)

lieve my te vergeselschappen om wat verre buyten dese onse stadt eenighe wandelinge te doen, om alsoo, eer dat noch de Sonne door hare warmte de lucht t' eenemael verhit heeft, een soet onderlingh discours mogen houden, van de maniere ende regel des levens, diemen insonderheydt op dese plaetsen behoorde te onderhouden.

Bontius. Wel te recht maeckt ghy hier gewagh af.

Meester Andries. Insonderheydt vermits wy dagelijckx gewaer werden, dat niet alleen meest alle de Siecken, in dit ons Gast-huys van Batavien, na dat sy begonnen te beteren, wederomme op nieuws instorten, ende door eene quade ende

onbetamelijcke maniere van leven, haer selven in een seeckere doodt werpen: maer dat oock de Gesonden om eene ende de selvige redenen in sware ende periculeuse sieckten vervallen: Want hier komt het van daen, dat men by ons so veelvoudige obstructien ofte verstoppingen der Inghewanden verneemt: Hier uyt spruyt by ons die soo seer quellende Water-sucht: Hier van daen ten lesten, komen ons die ongeneselijcke uytdroogende sieckten; Maer alsoo de Diaete ofte de maniere van leven by de Ouden bestaet in de ses alsoo genoemde, niet naturelijcke dingen, sullen wy mede den eygen tret houdende, op dat wy in de Medicyne niet en schynen den Ketter te willen spelen, onse t'Samen-spraecke ten eynde brengen. Wat saeken noemt ghy de niet naturelijcke dingen?

Bontius. De soodanige die tot de t'samen-settin-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(9)

ge van het gebouw des Menschelycken lichaems niet en helpen, ofte inwendig binnen ons te vinden zijn; maer diemen van buyten moet t'samen rapen, om dit tot dienste des Menschelijcken lichaems aen te leggen. Dusdanige zijn, de Lucht, spijse, dranck, slaep, waeckinge, beweginge, rust, ende alles wat uyt het lichaem uyt-gedreven, ofte daer binnen behouden behoort te werden; ende ten laetsten de passien des gemoedts, dese sullen wy dan elcks in 't besonder alhier gaen verhandelen. Ende voor eerst, om alles met ord're over te loopen, sullen wy moeten spreecken, Van de gestaltenisse des Luchts, vermidts wy de selvige moeten gebruycken, of wy willen of niet, also wy sonder aessemhaling, lucht- intreckinge, ende doorwasinge niet en kunnen leven.

Meest. Andr. Wel geseyt, maer als ick mijn ghevoelen seggen soude van de hoedanigheyt des Luchts, soo meene ick dat dese onse Lant-streeck dapper droogh van lucht moet wesen: alsoo de hitte des luchts hier het geheele Jaer door dapper hevigh is.

Bontius Gantsch niet: Ja de lucht is hier in dese omleggende Eylanden ende in de grensen des vaste Landts overmaten vochtigh. Om het welcke te bewijsen ick ontelbaere qualijck-wederlegghelijcke bewijsredenen kan by brengen, doch de ghemeenste voor by gaende, sal ick dit alleen seggen: Het yser, het stael, het kooper, ende oock het silver, roest hier op dese plaetsen veel eer op de alder-drooghste tijden des geheelen Jaers, dan in Europa in de Herfsttijt ende op het alder-regenachtighste Weder.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(10)

Meest. Andr. Vroom gesproocken, want de kleederen in de dichtste kisten ende kassen opgesloten zijnde verschimmelen hier in het minste oogenblick, ende verrotten heel 1ichtelijcken, ten zy de selvige dagelijcks in de windt ende in de Sonne te verluchten gehangen werden. Maer soo het u gelieft, ontvout ons eens, hoedanigen een Lucht wy ontrent Batavia vernemen?

Bontius. De Lucht is hier ontrent de om-gelegen grensen niet heel gesont, eensdeels om dat de hitte ende de vochtigheydt de uyt-werksters ende baer-moeders der verrottinge by de Naturalisten genoemt werden, eensdeels oock om de menighvuldige staende wateren ende Poelen die hier gevonden werden: Wanneer dan de winden uyt het Geberghte wayen, jaegen sy de stinckende ende dicke, op dat ick niet en segge, fenynige dampen, selfs oock rijsende uyt de menighte van het ongediert, over onse Stadts ende besmetten alsoo de lucht. Over sulck, moetmen sich hier met ernst wachten voor die wint die uyt het vaste Landt oprijst, ende insonderheydt voor desen, die s' morgens na het Hane-gekraey uyt het Geberghte waeyt, de welcke om ende van wegen de laeuwe warmte van het eerste wacker-worden, wanneer in den mensche de sweetgaten open zijn, als dan ons lichaem meer ende geweldiger altereert, door sijne subtijle ende door-dringende hoedanigheydt, dan den alderkoudsten

Noorden-wint in 't midden van de Winter in het Vaderlandt: Hier komt het van daen, dat men hier langer

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(11)

verkoutheden, ende swaerder Catharren subject is als in het Vaderlandt. Daer behalven brengt de door-dringende nature deses luchts die dubbel-over-ellendige soorte van Beroertheyt voort, de welcke in de Indiaensche Genees-konst Beriberij genoemt wert, tot de welcke ick den Le- fer wijfe.

Meest. Andr. 't Geene gy my hier verhaelt, brengt my in gedachtenisse 't geene ick voor desen wel verstaen hebbe van die winden, die in Narbone in Vranckrijck, ende in die landen die aen Hispanien palen, ende in Italien in de landt-streecken van Romen ende Napels uyt het Geberghte komen waeyen, ende by de Inwoonders Sirenes genoemt werden; dese verlocken de onvoorsichtige ende insonderheyt de vreemdelingen door hare aengename strelende koude, die haer bevangt ende door-waeyt; waer uyt in die plaetsen soo menighvuldige bloedt-spoegingen, Teeringen, ende deunheydt op de borst, ende andere meest al ongeneesselijcke gebreecken der Longen voorts-komen.

Bontius. Het is also gelijck gy seght: daeromme en heeft Horatius niet onaerdighlijcken gesongen:

Matutina parum cautos jam frigora mordens.

Siet toe, dat gy voorsichtigh zijt, De kouw des morgens vinnighst' bijt.

Meester Andries. Maer vermids men in alle gewesten des Werelts, op alle Jaren groote veranderingen in de Lucht gewaer wert, aengaen-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(12)

de hitte ende de koude, vochtigheyt ende drooghte, ende dienvolgende de deelen des Jaers by de Naturalisten onderscheyden werden, soo wenschten ick wel, dat gy my mede dese verwisselingen des Weders in ons Java wildet aenwijsen.

Bontius. Sulcks sal ick gaerne doen, doch alsoo hier by ons door het geheele Jaer, de grootste veranderingen alleenlijck uyt hitte ende vogtigheyt spruyten, soo hebben wy alleen twee onderscheyden deelen des Jaers. Want soo veel de verhandelinge van hitte ende koude aen gaet: de hitte is hier het meestendeel van het jaer altijt even groot, dewijle de Sonne alhier niet verre af en wijckt van de AEquinoctiale, of evennachtige Linie: Soo sullen wy dan de deelen des Jaers, in het drooge ende in het regenachtigh onderscheyden, de welcke ons alhier den Soomer ende den Winter verstrecken.

Meest. Andr. Wanneer meent gy dan dat de Somer by ons begint?

Bontius. Wanneer het geduurig begint te regenen: want de Sonne als dan naerder by den AEquator ofte den Evenaer zijnde, treft ons recht van voren, ende treckt uyt de Zee , uyt de Poelen ende staende wateren de Wolcken opwaerts, ende dit Weder begint van het begin van November, ende duyrt tot het begin van Mey toe, den Hemel op alle die tijdt soo bevochtigt, ende soo regenachtigh zijnde, datter sodanige gedurige regenen neder storten, datter voor den onervarenen een tweede Sontvloedt schijnt aenstaende te wesen. Daer-en-tegen is

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(13)

hier de Lucht droogh ende is gantsch schoon weder, van het begin van Mey af tot het eynde van Octobris toe, alsoo datter in die volle ses Maenden nauwlijcks eenigen Regen neder valt, op eene ganscht contrarie maniere als in het Vaderlandt gebeurt, alwaer de Lucht regenachtigh werdt, wanneer de Sonne af-wijckende ende dalende is; ende wederomme drooger wert, wanneer de Sonne is naderende. Dit alles nochtans niet tegenstaende, is hier het aerdtrijck ongelooffelijcken vruchtbaer, eensdeels om den overvloedt des dauws, die des nachts is vallende, eensdeels oock van wegen de wel-getemperde natuere des morgens ende des avontstonts, dewelcke alhier de gelegentheyt des Lentens-tijdts is na-bootsende: waer van hier na breder.

Meester. Wat gedeelte des Jaers houdt gy nu gesonder te wesen?

Bontius. Uyt het voorverhaelde moet aen de verstandige blijcken, dat den regenende tijdt ofte de Somer hier voor seer ongesont moet gehouden werden, om dat,

namentlijcken, de hitte ende de vochtigheyt des Luchts met recht by de Naturalisten voor uytwerckers der verrottinge gehouden werden, want het en ware, dat als dan eens-deels de achter-een-volgende winden des morgens ende avont-stonds, eens-deels de dickheyt, ende de nevelachtige gestaltenisse des Luchts de hitte af-weerden, de aerde en soude van wegen de onverdragelijcke hitte alhier niet woonbaer wesen:

Maer hier van philosopheert Josephus a Costa met voornemen

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(14)

geleerdelijck ende breedt In sijne natuurlijcke Historie van Indien, daer de curieusen breeder vermaeck kunnen nemen. Maer wanneer de Lucht hier droogh is, ende het Weder schoon, zijnde onse voorgenoemde Winter, dan zijn onse Lichamen hier na behooren gesont, ende de winden als dan een weynigh kouder waeyende, bewegen ende suyveren dan beter de Lucht.

Meest. Andr. Na ick uyt uwe woorden verstae, dewijle gy de Somer ende den Winter volgens de naderinge ende afwijckende des Sons af-meet, soo hebben wy hier in dese streecke van Indien Winter, wanneer het in Hollandt Lenten ende Somer is, ende ter contrarie is het hier Somer, wanneer de Winter met sijne Noord-ooste winden in het Vaderlandt is dominerende.

Bontius. Dat is recht gevat,

Meest. Andr. Maer wat gevoelen hebt gy van de tussche-tijden der dagen ende der selviger getempertheyt ?

Bontius. De Tijden des daeghs soude ick hier gevoegelijcken verdeelen in morgen-stondt, voor-middagh , na-middagh, einde avont-stont, onder den welcken wy oock den nacht sullen begrijpen. Soo veele de hoedanigheden van yder aengaet:

Den morgen-stont ende den avont- stont zijn gesonder, dan die andere stonden, ende zijn gevoegelijcker om eenigh werck ofte affayren uyt te voeren: Om dat op die tijdt de winden die uyt de Zee ende uyt het Geberghte opkomen, de Lucht verkoelen ende verfrayen. Maer om van den morgen-stont te be-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(15)

ginnen: Ick bepale hier mede den Tijdt, die sich van 's morgens ten vyven tot negen uyren toe uyt-streckt, als dan temperen hier de safte bolle winden de Lucht in dier voegen, als of men in Hollandt de Zuyd-weste winden in de May gevoelden. De voor-middagh-stont reyckt sich uyt van negen uyren tot twaelf uyren toe, op welcke tijdt, terwijle de Sonne hoogh is klimmende, de hitte boven-maten brandt, de welcke allengskens begint getempert te werden na twaelfven tot vier uyren na de middagh, om ende van wegen die koele Lucht , die uyt de Zee is op-rijsende. Den avondt-stondt sullen wy eyndigen van vier uyren na de middag, tot ses uyren, of een weynigh na die avondt-uyre, op de welcke de Sonne sigh verberght. Oversulcks indien yemandt yetwes te doen heeft by dage, die doe sulcks of 's morgens of 's avondts; op de nu voor-genoemde voor-middag uyren moetmen sich gantsch wachten van uyt te gaen, om de hevigheyt der hitte, vermits een yder klaerlijcken gewaer worden kan, dat hy op die tijdt binnen een quatier van een uyre meer sal vermoeyt werden, dan binnen den tijdt van twee uyren op andere stonden. Van twaelven tot vier uyren na de middagh soude ik mede raden dat men sich van publijcke Negotien onthieuw, maer nochtans en zijn dese uyren soo ongesont niet, dan de voor genoemde voor-middagh stonden.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(16)

II t'Samen-spraeck. Van de spijse ende dranck: alwaer gehandelt wert van het vleesch, van de visch, van de vruchten, van de kruyden, van de moes-kruyden, van soorten van dranck, van broot, van de qualiteyten van de Rijs.

Meester Andries. Na dat gy ons uyt-geleyt hebt, hoedanige hier by ons de Indiaensche Lucht zy; wat gedeelte des Jaers dat wy hebben; wat stonden des daeghs, ende wat gelegentheyt der winden wy alhier hebben, soo wenschten ick mede wel, dat gy my eens u gevoelen seyt, van den tijdt op de welcke men behoort te eten ende te drincken.

Bontius. Dat is gaerne gedaen, neemt dit dan voor eenen generalen regel aen. Men moet hier ontbijten dat men het voelt, maer matigh sijn in 't middagh-mael, ende heel spaersaem in 't avondt-mael. Niet dat ick juyst alle man soo strickt aen mijn gevoelen wil verbinden, maer sal nochtans van dit mijn oordeel reden poogen te geven.

Meester Andries. Ick wilde daer wel eens reden van hooren.

Bontius. Dese hebbe ick hier al by de wercken, namentlijcken, om dat in de morgen-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(17)

stont de Magen hier bequamer zijn om de spijse te verteeren, ende dat om ende van wegen de koude des na-nachts. Maer daer omme rade ick dat men middelmatigh sal wesen in sijn Middag-mael, op dat de Mage een weynigh beswaert zijnde door al te grooten overvloet der spijse, gelijck hier gemeenlijck gebeurt in 't lang Middagen, uyt oorsaecke van de seer groote hitte, de selvige geen raeuwigheden en veroorsaecke, en dien volgens soodanige sieckten voort brengen, als hier gewoon zijn te groeyen:

Want alhier komen seer veele sieckten uyt eene kouwe oorsaecke voort.

Mr: Andries. Dat klinckt mijn vreemt in mijne ooren, dat in de heete Landen de kouwe siekten de overhant souden hebben.

Bontius. Maer soo gy op de reden wilt letten, hier in en sult gy niet eens verwondert zijn: Namentlijcken, om dat de naturelijcke deelen des lichaems die tot de koockinge der spijsen aengeleyt zijn, om ende van wegen de geduyrige uytdampinge der Geesten, die hier soo geweldig door de sweet-gaten ende tocht-gaetjens des Huyts geschiet, van hare behoorlijke hitte ofte warmte berooft werden; de Maeg ende de Darmen hier door kouwer geworden zijnde, ende gansch niet en kunnende de spijse in gijl veranderen, van wegen de verswackinge hares koockende krachts, raeuwe ende ongekoockte vochtigheden, tot het Darm-scheytsel, ende van daer door de suygh-aderen na de Lever, ende ten laetsten door de holle ader, van daer door de slagh-aderen in het gantsche lichaem

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(18)

over stieren. Over sulcks en ist niet wonder dat de Noordersche volckeren vry wackerder ende vigoreuser zijn dan dese die in 't Zuyden gelegen zijn: Want de omvangende koude drijft door tegen-stellinge de warmte na de Ingewanden toe: Hier omme seyt Hippocrates mede, dat de Magen des Winters beeter zijn, ende op een andere plaetse, seyt hy, dat men des Winters ruymer moet Schotelen en op-schaffen.

Mr: Andries. Ick ben hier in ten vollen voldaen, laet ons, soo het u gelieft, eens tot de spijs keeren, ende eens besien wat hier by ons best gegeten, ende wat verworpen dient.

Bontius. Wel aen dan, mitsdien uwe sinnen alreede in de schotels verwaert zijn, soo wil ick u een ingebeelt middagh-bancket oprechten, want niemant (vreese ick) heeft ons van dage te gast genoot.

Meest: Andries. Het magh geen quaet, indien gy maer geene Chameleons van ons en maeckt, die men seyt, dat by de wint leven, doch onwaerachtelijcken.

Bontius. Al saftjens, soete man, 't en sal der soo hard niet afloopen, maer ick sal in plaetse van de mondt met spijse, de ooren met soete discourssen vervullen. Wy sullen dan voor eerst de spijsen gaen verdeelen in seeckere soorten ofte benden; ende hier inne sal het Vleesch de voor-tocht hebben, van deses soorte is der Hoenderen vleesch wel het alder gesontste, waer van dit Eylant overvloeyende is. Als oock het Bergh ende Wildt gevogelte, als daer zijn: Tortel-duyven, Duyven, Quartels, Sneppen,

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(19)

ende van kleynder soorte, als Spreuwen, Mosschen, verscheyde soorten van Vincken, welke alle soorten van gevogelte de Velden ende Bosschen ons overvloedigh genoegh geven. Daer na komen de Entvogels ende de Gansen, ende andere water-vogelen door haer gesont vleesch by ons in consideratie.

Meester. Hier over ben ick dapper verwondert, dat gy dit water-gevogelte onder de gesonde spijsen reeckent, daer nochtans de selvige in het Vaderlant onder het ongesonde voetsel getelt werden, namentlijcken om dat dese haer in staende wateren ende Poelen onthoude, ende met slick ende kroos opvullen.

Bontius. Sulcks is waer, ende sy oordeelen aldaer heel wel: Maer hier is het heel anders gelegen, want soodanige vogelen en leven hier niet in eenige staende waeteren ofte Poelen: Maer in loopende Rivieren, waer door sy veel beeter van vleesch zijn, ende daer benevens kan men die binnens huys met Rijs ende brockjens Broot mesten, ende als dan werden sy soo teer ende delicaet van vleesch, dat sy lichtelijcken tegen Hoender ende Kapoenen vleesch het velt mogen houden. Hier benevens hebben wy hier oock Kraen-vogels, ende Reygers, die mede niet te versmaden zijn.

Meest: Andries. Wat vleesch houdt gy na dit voornoemde voor het beste?

Bontius. Het Geyte vleesch: Want van het Schapen vleesch, om dat het hier soo schaers is, moet men sich hier vermijden. Daer na volgt het Kalfs vleesch ende Osse vleesch, het

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(20)

welcke wy hier heel delicaet hebben van de wilde Bosch beesten. Het vleesch van Buffelen en is mede niet te versmaden: Wel verstaende als sy jongen zijn: want de oude zijn soo taey van wegen de groote senuachtigheyt van dit soo sterck een Dier, dat sy naeuw'lijcks voor de verstaelde tanden van dien Plautijnschen pluym-ftrijcker souden willen wijcken.

Meester Andries. Maer wat gevoelen, hebt gy van het vleesch der wilde Dieren?

Bontius. Te rechter tijdt maeckt gy daer gewagh af, onder dese soorten houde ick dat het Wilt Verckens vleesch het beste is, also oock de tamme Verckens selfs hier heel goet zijn; ende licht om verteeren, contrarie dan in het Vaderlant: want men verordineert hier het Verckens vleesch wel voor de siecken. Wy hebben hier mede, gelijck u wel bekent is, menichten van Herten, ende alle dese soorten van wilde Dieren brengen de Soldaten ende de Borgers na dat sy die doorschooten hebben, dagelijcks in de Stadt te koop.

Meest: Andries. Soo is het: Maer laet ons eens van het Vleesch tot de Visschen keeren.

Bontius. Om sulcks gevoegelijckst te doen, dienen wy die wel te verdeelen in Zee-visch, ende Rivier-visch. Onder de Zee-visch, spant dese mijns oordeels de kroone, die de Indianen Cacap noemen, (welcke een soorte is van Braessemen, de welcke onse Hollanders Steen-braessem noemen,) van de welke men somwijlen soo groote vangt als Cabeljauwen.

Mr: Andries. Hebben wy die visch hier me-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(21)

de, die de Nederlanders Cabeljauw noemen?

Bontius. Men vangt hier wel een seeckere soorte der selviger, de welcke van onse Matrosen, Jan Evertsen genoemt wert, ende dat vermits dese visch op sijne geele huydt swarte spickelen ende plecken heeft, gelijck men seyt, dat Schipper Jan Evertsz mede hadde. Daer benevens heeft men hier een over-groote menighte van

Steen-braessemen, verscheyden van fatsoen, platte, ronde, lange; onder de welke de soodanige de beste zijn, die root van koleur zijn. Wy hebben hier mede een seer delicate soorte van visschen, die men *Scharus noemt, de welcke van Belonius in sijne observatien, in 't tweede Boeck beschreven werden, dese gebruycken wy hier in plaetse van Baersen.

* Hic Scarus saxa frequentat;

Qui mites inter pisces clamore tremendo Intonat, & solus pallentes ruminat herbas.

Oppianus.

Dat is:

* Den Scarus die de klippen mint, Die noyt een weecke Visch verslint, En vreesselijcken van geluydt, Alleen erkauwt het siltigh kruyt.

Men vangt hier mede een seeckere soorte van Salmen, de welcke die van Malacca Ican banda noemen, even soo veel als of sy seyden de de visch van Banda, om dat sy aen de stranden van dat Eylandt overvloedig gevangen wert. Seeckerlijcken hy en is nergens in

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(22)

van den Salm onderscheyden, dan in sijne koleure, want dese visch is wit ende de Salm root: maer de onse zijn drooger van visch, ende dien volgende gesonder, indien wy Plinio willen gelooven, de welcke wil dat alle vettigheyt der visschen quaet is, ende het vet van den Ael alderarghst.

Mr: Andries. Voor wat visschen hout gy de Doraden, Carcavaden, en Boniten?

Bontius. Ick houde dat alle dese visschen soorten van Thonijnen en Dolphijns zijn, ende dat om hare wonderbare snelheyt in 't swemmen, door de welck sy een Schip met volle seylen voorby loopen, ende springen oock boven uyt het water de hooghte van vijf of ses voeten, om de Zee-swaluwen, dat is, vliegende visschen te vangen, die mede heel goet van smaek zijn, ende wanneer hare vleugels wegh genomen sijn, in fatsoen ende smaeck den Haring heel gelijck zijn. Maer onder dese soorten van Dolphijns spant die Aurata de kroon, die om sijne gout-gele koleure D'orado by de Portugijsen genoemt wert, de anderen zijn van harder stoffen, ende dien volgende quader om te verteeren; doch zijn goet voor grage ende gesonde Magen; want de gesonden, gelijck Cornelius Celsus den Latijnschen Hippocrates seyt, en behoeven geen nauwkeurige Diaete te onderhouden.

Meest: Andries. Nu aengaende de Platvisch, die en dient immers niet vergeten?

Bontius. Ick en hebbe noyt anders voor gehadt, dan om die voor het leste gerecht te bewaren; want deese zijn buyten alle dispuyt altijt onder

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(23)

de soorte der meest gesonde visschen gereeckent. Onder dese zijn de voornaemste de Scharren, de Tongen, ende den Tarbot, van de welcke de Scharren van seer goet voetsel zijn, daer na de Tongen, ende dan volght dese, in deught den Tarbot, de welcke by de Romeynen voor soo grooten leckernye pleegen gehouden te werden, dat dien vernuftigen Baes Juvinalis hier uyt stoffe genomen heeft om dat soo scherp bytende, steeck-dight tegen die beusel-tijden des Keysers Domitianii uyt te schieten.

Hier benevens hebben wy hier mede steen-Rochen ende gladde-Rochen, de welcke hoe sy jonger zijn, hoe sy beter om te verteeren zijn, want voor de ouden dient men sigh te wagten, als oock voor de Pots hoofden, ende voor de Haeyen, die menigte van Boots gesellen, die onvoorsigtigh in 't swemmen waren, door hare seer scherpe ende wijt-verdeelde tanden om den hals gebracht hebben. De Zee-pastinaca ofte Pijl-staert, draeght over dwars op zijn staert een pijl, de welcke, selfs oock na de belijdenisse der Chineesche Vissers, fenijnigh is; de welcke, wanneer af gesneden is, soo wert den visch eetbaar, maer is van ongesonder stoffe, ende heel walg-achtigh, over sulcks rade ick dat men die leckernye voor de Chinesen ende aen de Mooren laet, die daer dapper op verlieft zijn, ende sigh te vreden houden met het

voorgenoemde Zee-vee, gelijck Plautus de selvige noemt.

Mr: Andr. Van de Zee-visch hebt gy ons vol op genoegh aengedist, nu eens wat Rivier-visch opgeschaft.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(24)

Bontius. Siet hier alles na wensch. Voor eerst levere ick u den Kerper ofte den ronden Braessem, die ick oordeele dat hier vry van wat beter stoffe ende smaeck is, dan in het Vaderlant, vermits de selvige hier nergens anders dan in loopende Rivieren gevangen werden, ende niet in staende wateren ende Poelen, gelijck in Hollant meest al plagh te geschieden, ende even gelijck wy geseyt hebben, dat de Ent-vogels hier beter ende leckerder zijn dan in 't Vaderlant, om de selvige reden seggen wy nu mede, dat hier den Kerper ende diergelijcke andere visschen mede beter zijn, want sy en smaeken hier soo grondigh niet, ende men vanght hier sulcke groote blancke leckere quanten, datse niemant soude kunnen anders wenschen. Hier behalven kunt gy u lust boeten met de Snoecken, diemen in de kreecken van de Rivieren vanght, waer omme ick niet en weet of ick dese onder de Zee-visch dan onder de Rivier-vis moet tellen:

want waerlijcken sy worden menighmael daer in Zee gevangen, die heel groot, blanck, ende boven-maten lecker zijn, 't zy gesoden of gebraden. De Harders, ende die groot-neusige vesschen die in Hollant aen de Maeskant, daeromme groot-neusen, in 't gemeen Houtingh genoemt werden, dese beyde werden hier in sulcken overvloet gevangen, dat sy groote vervullinge aen den armen verstrecken. Dese twee soorten van Visschen zijn op gesette tijden, namentlijcken van October tot April, van wegen den Regen, die als dan het soute water soeter maeckt, geheel vet en seer

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(25)

lecker. Want sy worden mede in de Rivieren gevangen, maer in 't drooge Weder zijn sy heel hart ende hayrachtigh. Hebje lust tot Voorn, dese vanghtmen hier mede in de Rivieren, zijnde van een fatsoen, met die van het Vaderlant, doch van een bysondere smaek ende heel goet voetsel. Men vanght hier mede in de monden van de Rivieren schoone Konger Alen, als oock in de Zee, waeromme mijns oordeels dese wel onder de Zee-visch gerekent diende. Dus verre van de Rivier-visch, die goet en delicaet is: Nu sullen wy mede een weynig spreecken van de Visschen die van geen goet voetsel en zijn, ende oversulcks wel ongesonde souden mogen, genoemt werden: van dier soorte zijn de Alen die op de rugge pick-swart ende op den buyck vuyl-geel zijn, want het seecker is, dat de soodanige haer wel met de water-Slangen vermengen, en of schoon de sommige dit aes voor een delicatesse aennemen, ick nochtans om de voornoemde saken, ende om hare walgelijcke vettigheyt, versmade seer gaerne dusdanige leckernyen. Men vindt daer benevens hier een Visch die met seer harde schobben beset is, die by die van Malacca Ican Kabosch genoemt wert, dese mach van wegen het fatsoen sijns hoofts, ende des vordere lichaems wel een Rivier-harder genoemt werden, en plagh in slickerige gronden te wonen, ende sijn woonplaetse door sijne smaeck wel aen te wijse: Vorders hebben wy hier een soorte van zeelt, sonder schubben met een gladde huyt, zijnde langh met twee vinnen, even gelijck de

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(26)

Alen. Men vangt hier mede in grooten overvloet, die Visschen die men in Hollant, van wegen hare gelijckenisse met het hooft van een Puydt ofte Padde, Puyt Ael noemt, maer ick gunne dese Koft, even gelijck oock de Rivier- negen-oogen aen anderen, die vermaeck in diergelijcke spijsen hebben. ick soude hier noch menigte andere soorten van visschen konnen verhalen; maer vermits ick niet voor en hebbe een absolute Historie der visschen te beschryven, maer alleenlijck een Oost-Indische Diaete te verhandelen, soo sal ick u de vorderen, die noch mochten resteren voor by gaende, tot een na-peuseling, alleenlijcken de Krabben ende de Kreeften, Oesters, ende die ongelooflijck grote garnaden voor setten, welcke alle, behalven noch de andere soorten van Schilp-vis, by ons uyttermaten delicaet zijn. Neemt dan nog hier vry by die groote Schilt-padden, die soo wel in 't water als op het lant haer geneeren, die heel delicaet van vleesch zijn, soo oock hare eyeren, gelijck de soodanige getuygen, die haer beroemen, meer dan duysentmael daer van gegeten te hebben:

Maer ick geloove, dat die Luyden den honger, die alderbeste zauce met haer gebracht hebben. Ick plagh het vleesch der Schilt-padden onder die Medicamenten, of om beter te seggen, genees-spijsen te stellen, die voor de teeringachtige, ende voor de soodanige, die een versworen Longe hebben, gevoegelijck zijn, want vermits de selvege lijmachtig van stoffe zijn, dienen die wel om de Longen t'samen te heelen.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(27)

III. t'Samen-spraeck. Van den Rijs, ende van 't Indische Broodt, van den Dranck, van Wijn, van Arack. Van dranck uyt water, Suycker ende Thamarinden gemaekt. Van de naturelijcke drinckbare vochtigheden die uyt het geboomte getapt werden.

Meester Andries.

Alsoo wy in dese plaetsen gewoon zijn gekoockte Rijs in plaetse van Broot te eten, soo wenschte ick wel daer in onderwesen te zijn, watter van dit voetsel te houden zy, insonderheyt dewijle het een vaste spijse is, de welcke even als een fondament de reste der spijsen moet dragen, op dat de selvige in de gront des Maegs niet en souden komen op te wellen ende te golven.

Bontius. Recht uyt geseyt. Indien men ons uyt Japon ende Suratte (gelijck somwijlen plagh te geschieden) Tarwe genoegh toe voerde, ick soude de Rijs wel mogen missen, vermits het broot, dat hier uyt soodanigen Tarwe gebacken wert, geensints voor het Hollantsche broot in deught is wijckende; ende van beter voetsel is, mijns oordeels, dan de Rijs: maer wanneer der tarw gebreck is, soo dient men soodanige Rijs

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(28)

uyt te kiesen, die heel wit is, ende die in de hant swaer van gewight is, ende in de koleure klaer ende door-schijnende is: Doch wanneer de selvige nu gekoockt is, eer men die magh gebruycken, soo behoort men te wachten tot dat die kout geworden is: want door ondervindingh is men seecker geworden, dat de heete Rijs niet alleen schadelijck en is aen de Mage, maer oock aen de Herssenen ende aen alle de zenuwen:

hier door geschiet het dat de sommige blint werden, vermits namentlijcken die dicke drooge dampen, die van dese spijse tot in de Herssenen op-steygeren, de zenuwen des gesigts verstoppen. Van welcke blintheyt ende der selviger genesinge wy breeder in onse Indiaensche Genees-konst sullen verhandelen: Hier omme en sal men mede niet lichtelijcken die van Java of Malacca warme Rijs sien eten, want de Indianen zijn dapper neerstigh (ja steecken hier in uyt boven alle volckeren om hare gesontheyt te bewaren, ende over sulcks zijn sy heel sober ende houden een volkomen diaete.

Mr. Andr. Maer hola Man! gy schildert ons hier een Muyse maeltijt voor, men drinckter niet eens;

De droogte doet ons schier versticken, Wat vocht sal ons de keel verquicken;

Bontius. Een heussche vermaningh, ick verneme mede al drooghte door het langh praten: doch siet hier een gevonde gelegentheyt, hier hebben wy een heele Rivier, want dit is wel

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(29)

den meesten dranck, daer wy van overvloeden. Over sulcks sullen wy eerst handelen van het loutere klare suyvere water, in dier voegen gelijck het sijn Element naest komt, want desen dranck hebben wy hier met alle Dieren gemeen.

Mr. Andr. Wel wat gevoelen hebt gy doch van dit Rivier-water, dat door ons Batavia vloeyt?

Bontius. Ick houde dat dit water aengaende sijne qualiteyten niet quaet en is, indien het hoogh uyt de Rievier gehaelt wert: want aen de mont van de Rivier is het selvige brack, van wegen den in-vloet der Zee: ende dit is de oorsake, waeromme in 't Jaer sesthien hondert achtentwintigh, terwijle wy door de Javanen van Madaran soo vast belegert wierden, ende over sulcks niet en dorsten diep uyt de Rivier ons water halen, soo vele menschen door den souten dranck den bloet-loop kregen: insonderheyt vermits hier noch by quam, dat de doode lichamen der Javanen, die dagelijcks door onse uytvallen gematst wierden; boven water dreven, ende niet alleenlijck het af-sackende water door der selviger verrottinge, maer oock de Lucht selfs door de stinckende dampen infecteeden.

Mr: Andr. Soude men hier mede niet wel kunnen Brouwen ofte toe-maeckten dranck toe stellen?

Bontius. Dat wy hier geen Bier en hebben, en is niet uyt oorsaecke dat men het selvige hier niet en soude kunnen brouwen: maer om dat

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(30)

het hier van wegen de overgroote hitte des Luchts te dra suyr wort, want andersints soudemen het hier soo goet kunnen brouwen als in het Vaderlant: want gelijck wy voor desen geseyt hebben, den Taru wort ons overvloedigh genoeg uyt Zuratte toegevoert; ende men maekt oock goet Mout uyt Rijs die niet gepelt is, waer van wy de proeve gesien hebben by Sr. Marschal die wel bekenden Koopman, dewelcke uyt de voorgenoemde stoffe Bier plagh te brouwen in dese onse Stadt, het welcke voor het Hollantsche Bier niet en behoefde te wijcken, soo in de smaeck als in hoofdigheyt, dogh het en was niet duyrsaem, maer wierde haest suyr om de overgroote hitte deses Lants. Dogh het was hoe het was, dit blijft seecker, dat soodanigen dranck niet heel gesont en was. Ick om uwe begeerte te voldoen, wil u eenen anderen die heel gesont is verordineren. Neemt dan een vaetjen met ysere houpen beslagen, van de groote van 30 of 40 stoopen (na de groote uws Huys-gesins,) vervult die met suyver Rivier-water, ende giet daer op twee pont swarte Javaensche suycker, een vierendeel ponts thamarinden, drie cytroen-appelen aen schijven gesneden: ende dit alles wel toegestopt sijnde, set het op een koude plaetse, daer het voor de stralen van de Sonne bevrijdt is, ende laet het den tijt van vier-en-twintigh uren t'samen staen wercken;

ende het sal 't gene te verwonderen is, sonder vyer staen koocken alsoo dat men het van verre kan hooren, niet anders dan of men door gewelt van groot vyer het bier in 't Va-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(31)

derlant hoorde koocken, ende het werpt sijn gist boven, dewelcke men het vat openende, wegh werpt. Dit is onse dagelijcksen dranck, dewelcke seer aengenaem van smaeck is, ende geensints in het lichaem packende gelijck de voorgaenden.

Seeckerlijcken ick hebbe meenigmael de nieuwelingen die versch uyt het Vaderlant quamen, hier door al boertende bedrogen, haer wijs maeckende dat ick haer

Engelsch-bier ofte Maerts-bier geschoncken hadde, welker smaek het beter sal na-bootsen, indien men een kleyne handt vol Nagelen op het vaetjen werpt.

Mr. Andr. Maer wat dunckt u van dien drank, die men hier uyt ses deelen waters ende twee deelen wijns, mede also t'samen-werkende in nauw-gehalsde Hollantse steene kannekens maeckt?

Bontius. Dit is eenen klaren ende koelen dranck, bekenne ick gaerne, over sulcks houde ick dien oock gevoegelijcker over Maeltijt, maer den anderen schatte ick beter om tusschen tijts gedroncken te werden, om dat desen wat nauwer op de borst valt, hebbende by sigh ick en weet niet wat door-dringent suyrs.

Mr: Andr. Maer wat Wijn hout gy hier voor de gesontste de Fransche of de Spaensche Wijn?

Bontius. Sommige houden dat de Fransche Wijn in dese Landen de gesontste soude wesen: maer mijns oordeels zijn sy hier in verre verdoolt, want ick houde dat in dese contreyen de Spaensche Wijn ende de Malveseye veel gesonder sijn.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(32)

Mr: Andr. Sulcks nogtans schijnt strijdig tegen de reden te wesen, dat gy onder het alderheetste Clymaet heete Wijnen ende Secken wilt gedroncken hebben.

Bontius. Als gy mijne reden sult verstaen hebben, sult gy soo seer niet verwondert zijn: want dewijle de hitte hier op den midden-dagh, insonderheyt van thien uyren des voor-middaghs tot drie uyren des na-middaghs boven maten hevigh is, soo moet nootsaeckelijcken volgen, dat de Luyden hier op die tijt bykans door 't sweten wegh-smelten, waer door onse ingebooren warmte verswackt wert, ende over sulcks blijven die deelen, die van de nature tot dienst der Concoctie ende gijl-maeckinge aen-geleyt zijn, meer verkout, dan het wel behoorde, heel anders als het in de Noordersche Landen geschiet, alwaer volgens de kortbondige spreuke van

Hippocrates, de Maegen des Winters heeter zijn, de reden is om dat door Antiperistasis of tegen-stellinge de uytwendige Lucht de inwendige warmte vermeerdert. Dese bewijs-reden wert nogh meer bevestight door de proeve der Koopluyden, die door de woestijnen van Arabien in Persien ende Turckyen reysen, de welcke inde aldergrootste hitten den dorst slissen door een droncxken van Brandewijn, ofte van den alderstercksten Persiaenschen of Spaenschen wijn: Want indien sy voor haren onversadelijcken dorst geduyrighlijcken water in swolgen, sy souden sonder twijffel in ongesonde bolligheden, in swellingen des buycks, ja ten lesten selfs tot eene volkomen water-sucht vervallen. Tot vor-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(33)

der bewijs van 't voorgaende komt hier nogh by, dat de Wijn-verkopers in Hollant, die den Franschen Wijn uyt het Vaderlant na hier overstiren, de selvige

geweldiglijcken plagten te beroocken met een damp die sy Lucht noemen, de welcke uyt solpher Arcenicum, ende Colophonia bestaende, aen den Wijn een schadelijcke ende brandende qualiteyt geeft, hoewel de Lucht te wege brengt dat de smaeck langer tijt onbedorven bewaert wert. Dit wil ick u wel seggen, ick hebber sommige gesien, die alleenlijck door het in nemen van Fransche wijn, alhier in eene dootlijcke bloedt-loop vervallen zijn.

Mr: Andr. Hier uyt soude ick bykans besluyten, dat gy mede niet vreemt en zijt van de Brandewijn, ende van den Chyneschen Arack.

Bontius. Het matigh gebruyck prijse ik, het misbruyck verfoeye ick. Over sulcks indien yemant om sijn Maegh te verstercken des morgens ofte des avonts een paer oncen of een half muddeken van dit nat nuttigde, die en soude, mijns oordeels, niet qualijck doen. Maer als men den gedistileerden Wijn die Vranckrijck geeft, hier kan bekomen, soo en behoeft men niet eens om den Arack die hier gemaeckt wert verlegen te zijn: maer wanneer ons die ontbreeckt, soo salmen verkiesen een sodanigen vocht, die hier gemaeckt wert uyt het sap van den Cocus-noot, ende uyt den boom selfs met Rijs gedistileert. Maer men moet sigh arger als de pest wachten voor dien Arack, die de Chynesen zijnde de gierighste ende de doortrapste menschen van de

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(34)

werelt, uyt t'samen-vermenghde Zee-quallen maken: want dat uytwerpsel der Zee, dat wy quallen noemen, is van so brandende hitte, dat het door 't aenraken alleen, bleynen op de huyt maeckt; ende hier uyt spruyten dan die versweringen van de Longen, het bloet-spouwen, de slijtende Teering, ja de doot selfs; ende daerom ist dat Plautus seyt:

Dit schuurt, en schrapt en scheurt de darmen, Gelijck den Ros-kam raeckt;

En laedt voor lust een last, och Armen, Die 't leven korter maeckt.

IV. t'Samen-spraeck. Van den natuurlijcken dranck die men uyt de Boomen weet te tappen, in Indien Towack en Saguëer genaemt, als oock van de vochtigheyt diemen inde Cocus-Noten beslooten vint.

Meester Andries.

LAET ons den Arack de sack geven: want hier van hebbe ick u gevoelen al weg:

nu wilde ick u vonnis wel eens hooren van die drinckbare vochtigheden, diemen uyt de vrugten der bomen maeckt, of selfs uyt de boomen tapt.

Bontius. Weet dan dattet driederley soorte

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(35)

van desen dranck zijn, de eerste vintmen in de holligheyt van den Cocus-noot, de tweede wert getrocken uyt de bloemen van den selvigen boom? de derde vintmen heel veel in Banda ende inde Molluckische Eylanden, de welcke komt druypen uyt een boom die in fatsoen bykans den Indiaenschen Palm-boom gelijck is, ende dien dranck wert by de Inwoonderen Saguëer genoemt, dese drie soorten van natuurlijcke drank zijn door geheel Indien heel gemeen. Ende in 't generael magmen van haer seggen, dat sy in koude hoedanigheden uytmunten, ende over sulcks aen de zenuwen schadelijck zijn, indien yemant de selvige te veel in neemt, insonderheyt wanneer het lichaem door oeffeninge ofte door de Sonnen-brant verhit is: even gelijck wy voor desen in het Vaderlant wel gesien hebben, dat yemant des Somers, ofte inde Honts-dagen door 't loopen vermoeyt zijnde, ende van 't sweeten versmeltende, al te onvoorsightelijcken kout water ofte Krane-melck dronck, daer op schielijck gestorven, ofte ten minsten in groot perijckel des levens gekomen is. Over sulcks soo moetmen den dronck die uyt dese bomen vloeyt spaersamelijcken gebruycken: want men heeft menighmael gesien dat door het veel ende geduurigh gebruycken der selviger, insonderheyt des drancks Saguëer genoemt, niet alleenlijck langhduurende buyck-loop ontstaen is, maer dat oock die soorte van beroertheyt diemen Beriberij noemt, daer uyt gesproten is. Hier komt het van daen, dat meest alle menschen in Banda, ende op de andere Moluckische Eylanden,

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(36)

insonderheyt die onder ons gebiedt staen, quelligh zijn ende in een quaet vel steecken, ende vuyl van koleure, na den gelen toe treckende, ende nauwlijcks is van drien een van onse Hollanders van die voornoemde Beroerte bevrijt, het welcke de Portugijsen wel bekent is, de welcke niet alleen in desen dranck, maer in alle soorten van eten ende drincken veel matiger zijn dan de onse.

V. t'Samen-spraeck. Van de Specerijen, ende der selviger gebruyck, inde welcke sommige saken uytgeleyt werden, de welcke van Garcias ab horto, ende van andere Specery-schrijvers niet klaer genoeg verhandelt en zijn.

Meester Andries.

TOT noch toe hebt gy voor onse ooren ende niet voor onse oogen ende tonge opgeregt spijs ende dranck, doch slegt en recht, sonder eenige zaucen ende Speceryen, daer nochtans nergens de Speceryen overvloediger voorts en komen dan in Java.

Bontius. Wat hebt gy oock een leckere mont, en weet gy niet dat de nature met de slechtste ende simpelste kost best gepaeyt is? Maer nochtans op dat wy niet en souden schijnen hier inne

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(37)

on-achtsaem te zijn, soo en sullen wy u hier mede niet verlegen laten, ende ick sal van de Speceryen sodanige dingen seggen, niet die ick gehoort hebbe, maer die ick met eygen oogen ende handen gesien ende ondertast hebbe, ende bevonden heb waerachtigh te wesen. Ende voor eerst sullen wy de Peper aengrijpen, wiens hoedanigheden dewijle de selve de geheele Werelt door, genoegsaem bekent zijn, soo en isset niet van nooden om in 't breede daer van te handelen. Seeckerlijck de Peper is een soorte van Winde klockjens-kruyt, of duyvels-naeygaren op sijn plat Hollants, indien men des selfs maniere van groeyen wil gade slaen, want sy beklimt ende bewint alle stocken ende boomen even gelijck de Winde doet. De groene Druyf-bossen van de Peper (want sy wassen even gelijck de Corenten) werden hier gezult met peekel ende azijn, om den appetijt te verwecken, ende men rechtse hier by gebraden ende by gesoden vleesch. Op eene ende de selve maniere werden hier mede in-geleyt de groene wortelen van Gember, van Galiga, als oock de vrugten Manga, Carambola, Billinghbing, Curcuma, &c. de welcke mede gezult werden met kleyne Comcommerkens, jonge Meloentjens, ende Pompoentjens, de welcke hier by ons zijn, in plaetse van Cappers ende Olyven, hoewel wy dese leckernyen mede wel kuennen bekomen, want sy werden jaerlijcks voor die gene, diese begeren

overvloedigh genoegh uyt Persien ende Zuratte hier over gesonden: maer wie soude hem van lacchen kunnen onthouden, wanneer men

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(38)

in Garcias ab horto, in een uyt-besondert Capittel van de Peper leest, dat hy verhaelt, dat de Javanen ende de Indianen van wegen de qualiteyt des Pepers van dat gevoelen zijn, dat de selvige, namentlijcken, kout soude wesen. Ick geloove, met gelijcke reden, als wel eer eenige Sophisten hebben durven beweeren, dat het vier kout, ende dat het ys ende de sneeu heet zijn: den welcke ick met Aristoteles wilde geantwoort hebben, dat men tegen dese beuselachtige dringers met de ondervindinge alleen behoorde te disputeren: ofte ten ware dat sy wilden, dat de natuurlijcke warmte, door des selvigen al te grooten gebruyck buytenwaerts gedreven wiert, ende van binnen verswackt wiert, ende op die wijse de getempertheyt des lichaems in een kouwe matigheyt verandert wiert. Maer ick en geloove niet dat de Indianen soo diep philosopheren. De Indianen hebben mede een gevoelen dat de Nagelen, wanneer die op de voorgenoemde maniere gezult zijn, mede kout zijn.

Mr: Andr. Maer wat is u gevoelen van de groen geconfijte Foelye ende Notemuscaten?

Bontius Ick segge dat men dese leckernyen in dese landen spaersaem moet gebruycken: want sy beswaren de maegh door hare olyachtigheyt ende vettigheyt, ende door hare opstijgende dampen verwecken sy slaperachtigheyt ende dompigheyt in de herssenen. Ja ick hebbe somwijlen gesien, datter sommige haer selven in groot perijckel des doots stelden, door het al te groote gebruyck der Notemuscaten, dewelke een dagh of twee stom ende sonder eenige be-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(39)

weginge lagen, niet anders dan of sy door die soorte van slaep-sieckte, die men Caris noemt, bevangen waren geweest, zijnde een seecker teecken dat de herssenen niet weynigh gequelt en wierden. Maer in Banda weet men anders met dit goet te leven, daer neemt men den groenen bolster van de Notemuscaet, die koockt men met Suycker tot een papje, het welcke van eene smaeck is gelijck den Appel-Moes, die in 't Vaderlant van suyre Appelen en Suycker gekoockt wert. Wy mede hier in Java, plachten van dese gesoute bolster, na dat sy daer in 'r wa-water geweeckt is, mede diergelijcke zauce toe te maken, die mede niet qualijck en smaeckt: maer de ondervindingen leert, dat sy mede slaperigh maeckt, over sulcks oordeele ick dat men dese kost mede wel voorsichtighlijcken dient te gebruycken.

Mr: Andries. Ick hoore wel dat gy het al te grooten gebruyck der Speceryen in de spijsen niet voor goet en keurt.

Bontius. Soo is 't. Dogh den Cardamom alleen wil ick buyten gesloten hebben:

want dese heeft een aengename warmte, die wel met onse nature over een komt, ende geknauwt zijnde, onse ingewanden niet en verbrant. Dese plante wast

overvloedelijcken in Java, ende de Vrouwen in Malacca gebruycken die heel veel om haer visch ende gesoden vleesch lecker ende duursaem te maken.

Mr: Andries. Die specery-achtigen Calmus, die hier soo gemeensaem groeyt, heeft die hier mede al gebruyck in de Keucken?

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(40)

Bontius. Een groot gebruyck, al hoe wel Garcias ab orto desen Calmus, als oock de welrieckende biesen beyde geen ander gebruyck in Indien toe en schrijft, dan om de Paerde-stallen te bestroyen, doch hadde desen goeden Man so naerstigh geweest om de qualiteyten der Speceryen te ondersoecken, als hy wel doorsiende geweest is in 't lesen der Arabiersche Medicijnen, soo behoorde hy de behulpsaemheden, die beyde dese planten ons geven, wel geweten te hebben; want door geheel Indien wert nauwlijcks eenige visch of vleesch gekoockt, of men werpt een bosjen van desen Calmus, of van de welrieckende biesen in de Ketel, en sulcks geschiet eensdeels om de aengenaeme smaeck, eensdeels oock tot groote versterckinge des Maeghs.

Aldus ende tot het selvige eynde wert de Nardus, die hier op het geberghte wast, mede gebruyckt: van dese Nardus maeckt men hier mede Nardus-edick, even gelijck men in 't Vaderlant met de gedroogde Goutsbloemen doet: welcke Nardus-azijn alle verrottinge ende verdervinge der humeuren dapper tegen staet. Den groenen Nardus hebbe ick tot noch toe niet kunnen komen te sien: want wy en mogen hier op de Bergen niet komen, eensdeels om de menighte der Tygers, die haer daer onthouden, eensdeels oock om de Javaensche Roovers.

Mr: Andries. En seyde gy flus niet, dat men de wortelen van Curcuma mede met de spijsen koockt?

Bontius. Ja ick voorseker, want sulcks geschiet, ende Garcias ab orta noemt desen wortel den In-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(41)

diaenschen Saffraen, niet dat hy gelijckenisse heeft met de draden van den Engelschen Saffraen: maer vermits hy geel verwt, Garcias ab orto was van dat gevoelen, dat men hem sonder hinder mocht nutten; maear de ervarentheyt heeft anderen ende my geleert, datmen hem niet alleen sonder hinder in de spijsen, maer oock tot groot nut en voordeel soo in de spijse als in de Medicijnen magh gebruycken, gelijk eensdeels op andere plaetsen van my bewesen is, ende eensdeels oock blijckt aen die soo seer beroemde Compositie die men Diacurcuma noem. Doch dit zy genoegh van de speceryen.

Mr: Andr. Hoe ben ick wel verwondert geweest dat ick die van Malacca ènde van Java, als oock de Chinesen soo gretigh sagh snoepen de vruchten van die Mandragora, dewelcke van de Portugijsen Pomo d'oro genaemt wert, te meer alsoo de selvige boven maten kout van aert zijn.

Bontius. En wist gy niet, lieve Man, dat sy daer de vruchten van den

Americaenschen Ricinus by doen, die op sijn Maleys Lada Chili genoemt wert, alleens of sy seyden Peper die van Chili komt, zijnde een Lantschap dat aen Brasilien paelt. Soo weten dese luyden de grootste koude van de eene, met de uytstekenste hitte van de andere te matigen, ende daer oly ende azijn over gegoten hebbende, met vleesch ofte gebraden visch als een niet onsmaeckelijcke toe-spijse te nutten; men vinter die dese Peper van Chili so gewoon zijn te knauwen, als de Liefhebbers den Taback gewoon zijn te suygen, dog soo veel my belangt, ick magh sulcken vermaeck

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(42)

wel missen, want ick het selvige om tijt verdrijf eens willende beginnen, hebbe ick het geheele verhemelt mijns monts, ende mijn gantsche tonge velleloos gemaeckt door de brandende kracht deses Pepers, hier uyt kan men bespeuren wat de gewoonte al vermagh.

VI. t'Samen-spraeck. Van den Vruchten, Moes-kruyden ende andere Kruyden, die men tot Salada gebruyckt.

Meester Andries.

Hoe wel onse maeltijt ten eynde loopt, soo verwaght ick noch al een na-schotelinge die ons een bancketjen magh verstercken.

Bontius. Daer sal noch al wat komen: voor eerst wil ick u de vrughten laten op-schaffen, doch van de beste, want daer is dappere keur aen. De soodanige vrughten die een t'samentreckende smaeck hebben, zijn hier de beste ende de gesontste: maer die ons door hare soetigheyt bedriegen, zijn hier de arghste: de eerste die ick u voor set is de vrucht die men Manga noemt, dese wassen aen seer hooge

breet-uytgespannen boomen, die den Nederlantschen Eicken-boom niet qualijck en zijn gelijckende: dese vruchten zijn overmaten suyr van smaeck, soo lange sy nogh onrijp zijn, van de selvige kookt men hier een papjen, dat heel suyr is, zijnde

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(43)

van eene smaeck als suyre gekoockte Appelen, ofte gekoockte Kruys-bessen, de buytenste schillen ende de binnenste kernen neemt men weg, ende uyt het middelste koockt men dit Manga-moes, dat de delicaetste tonge nauwlijcks van het

voorgenoemde kan onderscheyden, ende so seer dienstigh is om de maegh ende de darmen te verstercken. De rijpe vrughten en zijn so gesont niet, maer sullen nochtans niemant schade aenbrengen, die de selvige soberlijck gebruyckt.

Mr: Andries. Wat oordeelt gy van de vrughten Durioenen, Jacassen, ende andere stekel-gewassen.

Bontius. Als men de Durioenen eerst proeft, soo is hy onaengenaem, ja walgelijck, om sijne loockachtige stanck, nochtans stelle ick hem, met recht, onder de

aldergesontste vrugten van geheel Indien: want hy set dapper water af, ende doet wel sweeten, ende doet de winden scheyden. Noghtans te veel gebruyckt ontsteeckt hy, door sijne heete ende drooge kragt, het bloet ende de lever, ende doet puysten in 't aengesight komen, hieromme sullen wy dese vrucht mede stellen onder de

Spijs-medicijnen: Van de welcke breeder gehandelt sal worden in mijne Indiaensche Genees-konst.

Mr: Andries. Ick neem hem daer voor aen: maer in wat graet stelt gy de Annanassen die so seer smaeckelijcke, ende dapper wel-rieckende vrughten;

Bontius. Indien de vordere qualiteyten met die nu van u voor-genoemde over een quamen,

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(44)

soo soude ick wel durven staende houden, datter geen edelder vrught ergens in de gantsche aerdbodem wassende is: maer sy zijn van sulcken in-bijtenden kracht, dat der selviger sap door yser ende stael bijt, oversulcks so souden sy het verhemelt des monts ende de tonge velleloos maken, ja eene vervaerlijcke Boors, ende dickwils een doodelijcke bloet-loop verwecken,'t en ware dat sy eenigen tijt in Wijn ofte Water geweeckt hadden.

Mr: Andries. De Jacassen meen ick sult gy om hare soetigheyt prijsen?

Bontius. Ick houde dat dese dapper ongesont zijn, alsoo sy taey en hard van stoffe zijn, ende soo onverteert en rauw gelijck sy ingenomen werden, dickmaels door den kamergang weder uytgeworpen werden, waer door sy groote rauwwigheden in de mage ende in de darmen maekt, die een moeyelijcken ende langduurenden loop veroorsaken, daer na een sweeringe in den aers-darm, waer op dan menigmael een doodelijcke bloet-loop volgt.

Mr: Andries. Wat waren 't dan voor vrughten die gy datelijck om hare t'samentreckende smake preest?

Bontius. Soodanige zijn voor eerst de Jambos, het welcke vrughten zijn van heele schoone koleure, streckende van 't wit na 't purper: ende zijn van smaeck de groene klauwieren der Wijngaert-rancken byna gelijcken, als Christoffel à Costa wel aenwijst.

Sy zijn heel t'samentreckende, ende zijn oversulcks een heele bequame genees-middel voor de roo-loop ende voor het

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(45)

Boors, doch hier van breeder op een ander. Daer behalven wert ons mede gebragt een seekere vrught die sy Lances noemen, die aen trossen wast, even gelijck de druyven, zijnde ront van fuguur, soo groot als een pruym, hy heeft een steen in, die bekleet wert met witte stoffe, ende heeft een wijnachtige smaeck, heel na komende de Aelbessen in 't Vaderlant. Van de eygen smaeck is de vrught die de Javanen Boa Rampout noemen, 't welck hayr beteeckent, om dat den bast van de Vrught van buyten met veel veselachtige hayren bekleet is, sijne karn is van een fatsoen met het voorgaende Lancium, ende sy komen oock over een in koude krachten, nochtans soo werpt de schille Lancium een wit melckachtigh sap uyt, dat heel bitter en corosijf is.

Wy hebben hier mede een vrught die de Inwoonders Bellingbing noemen, zijnde van fatsoen gelijck een kleyn aenkoment Komkommerken, dese Vrught is soo suyr, dat men die de suyrheyt selve wel mocht noemen. Doch het gene insonderheyt in dese Vrught aenmerckens waerdigh is, is, dat wanneer yemant de tanden eggigh zijn door het eten van eenige ampere vrughten, dese eggigheyt datelijck over gaet door het eten van dese Vrught; ick geloove dat sulcks geschiet door de selvige reden, door de welcke in de sieckten de meerdere pijn de mindere verdooft.

Mr: Andries. Wel wat seghje nu van onse Indiaensche Vijgen?

Bontius. Dese vrughten werden Van Pr: Alpinus, Musa genoemt. Die van Malacca noe-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(46)

men die Banana. Die van Java Piessang. Sy sijn van aengename smaeck, de Nederlantsche suycker-peeren aldernaest komende, maer indien dese vrughten rauw gegeten werden, soo zijn sy heel walgelijck, ende wint aenbrengende, ja doen oock overgeven, ende keeren den Maeg om, den genen diese niet gewoon sijn te eten:

daeromme is het beter dat sy met broodt ofte Rijs gekoockt werden, ende dan met kaes gegeten werden, andersins vervalt men hier door lichtelijcken in een bloet-loop, ofte in desen suster het Boorts, even gelijck in Vranckrijck ofte in Spangien plagh te geschieden, wanneer de nieuwelingen al te veel druyven sonder broot eten. Dese nu genoemde Vrughten met Eyeren in een panne geroostet, zijn noch veel gesonder, ende zijn, alsoo gegeten zijnde, dienstigh den genen die de Teeringe hebben, die aemborstigh zijn, ende andere gebreken van de Longen onderworpen zijn. Ende de selvige van buyten op het lichaem aengeleyt zijnde, brengen alle ontsteken geswellen tot rijpheyt.

Mr: Andries. Maer waer blijft gy nu met Mangostan, Jambo, ende de Quepeeren van Bengala?

Bontius. Ick bewaerde die tot bancket, op dat wy te gelijckelijck met dese ende met den dranck der Chynesen, die men The noemt, ende Tchia by de Japonesen, ons gastmael souden sluyten, ende u Syrij Pynagh, gelijck hier de manier is, soude voor setten. Aengaende dan voor eerst den Jambo, dese is een boom van eene groote met den pruyme-boom, ende ten ware

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(47)

des selfs bladeren wat scherper ende smalder waren, soude den pruymen-boom gantsch gelijck zijn, hy heeft roode bloesem, ende seer schoone vrughten, tusschen wit ende purperachtigh van coleure: van smaeck zijn sy heel wrangh ende t'samen treckende, ende mogen wel by de clauwieren der Wijngaerden, aengaende de smaeck vergeleecken werden, ende belooven over sulcks meer door hare coleure, dan sy uytleveren: sy zijn van kouden aert, ende sijn over sulcks heel goet den genen die bangh van hitte zijn, het sy door arbeyt of door de koortse. De Quepeeren van Bengala werden beschreven door Garcias ab orto in het tweede Boeck aen het veertiende Capittel. Over sucks sullen wy deser aengaende, hier dit alleen by voegen, dat sy uyt dese Quepeeren of Queappelen de klockhuysen weten uyt te halen, ende zulten of confijten de selvige soo heel zijnde met peekel ende azijn, of met suycker, dewelke wy alhier bekomen uyt de veroverde Schepen der Portugijsen die van Zuratte ende de Oevers van Chormandel na Malacca toe willen varen: want daer en is geene Natie in de gantsche werelt die dusdanige confitueren soo veel plachten te gebruycken, als de Portugijsen, alsoo dattet door gantsch Indien een gemeen spreeckwoort is: Dat de Indiaenen door aengenaem Reuck-werck, ende de Portugijsen door de Confitueren al haer goet verdoen. Dese Quepeeren smaeken even gelijck de Winter-peeren in Hollant. Maer de vrughten die men Mangostan noemt, zijn van soo een uytnemende smaeck, dat sy volgens mijn

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(48)

oordeel alle andere vrughten in Indien verre overtreffen. Hare schille is even als de schille van een Granaet-appel, doch verschilt hier in alleenlijcken, dat sy aen 't bovenste eynde een crans heeft, gelijck de heul-bollen doen, ende na de

menigvuldigheyt der tacken die dese crans heeft, vint men oock het getal der karnen.

De stoffe van dese vrught is witter dan de sneeuw, zijnde van smaeck wijnachtigh, na 't soete treckende, verre de Aertbeyen ende de Annanassen in Indien overtreffende.

Mr: Andries. Gy maeckte mede mentie van die Chyneeschen dranck die sy The noemen, wat is u gevoelen van de selvige?

Bontius. Dat kruydeken daer men de The mede maeckt, heeft bladerkens gelijck de bladeren van Matelieven ofte kleyne Consolida, rontom de kanten gekerft hebbende; van dit gedroogde kruyt nemen sy een hant vol, ende werpen 't in een daer toegemaeckte Ketel met siedent heet water, ende laten het sijne behoorlijcken tijt koocken, ende dese vocht die in smake wat bitterachtigh is, slorpen sy al heet zijnde uyt. Dogh desen dranck houden sy geheyligt, ende aen China toe-gewijt te wesen, ende hier mede ontfangen ende tracteren sy hare komende ende wegh gaende Gasten, ende sy en gelooven niet, dat sy recht van Gastbaerheyt voldaen hebben, ten zy sy u desen dranck toegebracht hebben, even gelijck de Mahometisten van haren Caveah gevoelen. De The is van verdroogende ende een weynigh t'samen treckende krachten, ende belet den slaep, dewijle hy de

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(49)

krop van de mage toesluyt, ende de dampen die uyt de mage na de herssenen plachten op te stijgen, verteert. Hier benevens is hy behulpelijck den genen die dampigh, deun, ofte kort van adem zijn. Wat wil ick hier nu vorder verhalen? de Oranjen-appelen, Citroenen, Granaet appelen ende andere diergelijcke vrugten, daer wy hier den overvloet van hebben, dewijle de selvige in 't Vaderlant genoeg bekent zijn, van dese maecken wy hier Zyropen, de welcke met water vermengt zijnde, in plaetse van Juleppen, soo voor de gesonde, als voor de siecken, by ons verstreckende zijn. Ick verswijge onder en tusschen de Wijngaerden, dewelke indien sy eenen bequamen snoeyer ende naerstigen voortqueecker bekomen, hier viermael in 't jaer rijpe vrughten uytleveren. In somma, indien de geduyrige hitte ons niet en verveelde, soo souden wy hier om de altijt-duurende groente een eeuwige Lente, ende een recht aerts Paradijs hebben.

VII. t'Samen-spraeck. Van de Spijs-kruyden, Hof-kruyden ende Eetbare wortelen.

Meester Andries.

DESE onse ingebeelde Maeltijt ten eynde zijnde, soo laet ons nu t' huys keerende van de eyge stoffe een Saelaetjen mede brengen tegen het toe-komende Avont-mael.

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(50)

Bontius. Waer toe streckt de lust voor eerst?

Mr: Andries. Ick wilde wel een proefjen nemen aen die wortelen die men hier Batatdas noemt.

Bontius. Dese zijn wel vol voetsels, maer sy veroorsaecken melanckolijcke humeuren, even gelijck de Castanien in Europa, welcker smaek dese wortelen onder de assche gebraden zijnde, ofte met vleesch gekoockt zijnde, ongelooffelijcken nakomen, hier inne alleen verschillende, dat sy een weynigh vochtiger ende weecker zijn; maer soo wanneermen over de selvige, na dat sy gekoockt zijn, oly ende azijn doet, ende met Peper ende sout bestroyt, soo verstrecken sy ons hier een

Karoot-slaetjen.

Mr: Andries. Wy hebben hier overvloet van tamme Radijs, wat dienst konnen ons die doen?

Bontius. Dese zijn tweederley, gelijck gy weet, de eene soorte is kort, dick ende ront-achtigh, dese gekoockt zijnde, zijn by ons in dagelijcks gebruyck in plaetse van Knollen; de tweede soorte is langh ende dun gelijck de Hollantsche Radijs, die men met Boter en Broot en sout rauw eet, gelijck men in 't Vaderlant mede plagh te doen.

Doch dese onse Radijsen zijn hier al vry wat beter dan die van t Vaderlant, want sy en zijn so taey noch houtachtigh, nog soo worm-stekigh niet, maer zijn veel smaeckelijcker ende beter om te eten.

Mr: Andries. Wat houden de Indianen van de Moes-kruyden?

Bontius. Sy hebben dese ende alle andere kruyden in grooter waerde: want alle die van Su-

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(51)

ratte ende de grensen van Chormandel hier komen, leven meest alleen by Aert-gewassen, hier inne Pythagoras navolgende:

Cunctis animalibus abstinuit qui,

Tanquam homini, ac ventri indulsit non omne legumen.

Die sich van alle vleesch so speende, Gelijck men 's menschen spaert, En nauwlijcks aen sijn buyck verleende Pluck spijsen van der Aerdt.

Gelijck Juvenalis in sijn 16 steeck-dicht van hem seyt.

Alsoo onthouden haer tegenwoordelijcken dese menschen mede van roode boonen, ende van alle kruyden die een roode koleure hebben. Hier komt het van daen, dat dese luyden, die in alle andere saken maer Idioten en zijn, soo volkome kennisse hebben van alle kruyden, planten ende heesteren, dat al quame dien seer geleerden Professor Pauwius, dien Phenix aller Kruyden-kenderen wederomme te verrijsen, ende by dit volck verscheen, verwondert soude wesen, dat hy van dese Barbarische menschen noch soude kunnen onderwesen werden. Vorders soo noemen die Malaccers alle de Hof-kruyden ende de tamme Planten met eenen generalen naem Seyr, gelijck sy ter contrarie alle Medicijn-kruyden ende de fenijnen oock Oubad noemen; doch om kort te gaen, ende uwe ooren niet te verveelen, sal ick eens by ordre gaen

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

(52)

vertellen alle de vordere Spijs-kruyden die hier tot voetsel der menschen zijn wassende. Wy hebben hier beyde de soorten van Bete, soo roode als witte, wy hebben overvloet van Petercelije, ende oock alle soorten van Latouwe, als oock Venckel ende Dille: wy hebben hier mede heel geluckelijcken de Aspargjes begonnen te sayen. De vrughten die langs de aerde kruypen, groeyen hier mede heel wel, als Water-Meloenen, Pompoenen, Comcommers, Citrullen: maer vermits dese ende diergelijcke overvloedelijcken mede in t Vaderlant wassen, daeromme en wille ick hier tot walgens toe niet van spreecken: alleenlijck sal ick seggen, dat deser zaedt hier het eygen gebruyck inde Medicijne heeft, dat het by die van oudt-Batavia, ofte Hollant heeft. De Klim-boonen, peulen ende diergelijcke, en loopen hier niet alleen aen stocken ofte rijsen op, gelijck wy op een ander tijt geseyt hebben, maer beklimmen ook de alderhooghste boomen, zijnde van goede smaeck, ende van een voetsel, als in Neerlant, namentlijcken wintachtigh, &c. Daer benevens hebben wy hier mede eene sekere vrugt, by die van Malacca Focqui focqui genoemt, die langh en ront is, veeltijts soo dick als een menschen arm, ende ontrent anderhalve voet lang. Dese vrught gestooft zijnde met Wijn, Peper en Boter, gelijck men de Artichocken plagh te doen, en behoeft de selvige in smaeck geensints te wijcken. De af-beeldinge deses vruchts meene ick toe-komende Jaer, nevens mijne andere vreemde Indiaensche gewassen aen den dagh

Jac. Bontius, Oost- en West-Indische Warande

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Item om noch eenmael te weten t'innecomen van Moenzont, soo sult ghy van Runnen af zeylen noorden, ende noorden ten oosten tot dat noordteynde van Oossel, ende is thien mylen,

voorgevallen in dese stad, hoe dat sy met haar beyde gingen vegten om de broek, en hoe Tryn de batalje heeft gewonnen, en Klaas heeft gebragt onder haar voogdy, en hoe dat hy nu

Lodlyk is ’t van moeder gebooren, Lodlyk komt ’t vader voor, Lodlyk heeft se haar eer verlooren,.. Lodlyk heeft ’t ooit min gestoort, Lodlyk min in

Sal ik nog langer moeten wagten, Daer ik den heelen nagt heb gestaen, Sult gy mijn klagen niet ontfaen, Soo moet ik door de Min versmagten, Soet lief wat heb ik u misdaen.. Dat ik

Coes vat myn reden Gy en hebt myn niet verstaen, Maer ik meen hier naer beneden In dat duister graf te gaen Lieve dood ik vraeg excuis Ik geloof gy hebt abuis Ik en zal u niet

Dees dagh is bereydt Voor uw Saeligheydt, Die met Godt te minnen, Van daegh gy kont winnen Voor eeuwigheydt, Soo gy het quaedt Uyt hert ende sinnen Voor syn liefde laet.. Ick offer

Maar door de Heel'en zeventien werd uang'aunde hcm en zjjlle klachten beslotelI, te pel'sisteeren bij hetgeen do Gouverneurs en Raden in Indië omb'ent zijn

Tijdens zijn koloniale dienst in Maleisië komt John Main in con- tact met een swami (hindoeleraar, ndr), die hem de praktijk van het mediteren bijbrengt, zonder dat Main daarvoor