• No results found

DE CULTUURPARTICIPATIE VAN OUDEREN MET EEN MIGRATIEACHTERGROND TE BRUSSEL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE CULTUURPARTICIPATIE VAN OUDEREN MET EEN MIGRATIEACHTERGROND TE BRUSSEL"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proef ingediend met het oog op het behalen

van de graad van Master in de Agogische Wetenschappen

DE CULTUURPARTICIPATIE VAN OUDEREN MET EEN

MIGRATIEACHTERGROND TE BRUSSEL

YOUSRA FAKIH BEN CHAIB 2019-2020

14.302 woorden

Promotoren: Prof. Free De Backer Psychologie en Educatiewetenschappen

In samenwerking met Lasso

(2)

Proef ingediend met het oog op het behalen

van de graad van Master in de Agogische Wetenschappen

De cultuurparticipatie van ouderen met een migratieachtergrond te Brussel

YOUSRA FAKIH BEN CHAIB 2019-2020

Promotor: Prof. Free De Backer

Psychologie & Educatiewetenschappen 14.302 woorden

(3)

II

Abstract

Psychologie & Educatiewetenschappen Academiejaar 2019/2020 SAMENVATTING MASTERPROEF

Naam en voornaam: Fakih Ben Chaib Yousra Rolnr.: 0538535

KLIN AO ONKU AGOG

Titel van de Masterproef: De cultuurparticipatie van ouderen met een migratieachtergrond te Brussel

Promotor: Prof. Free De Backer Samenvatting:

In samenwerking met Lasso, het Brussels netwerk voor cultuurparticipatie en kunsteducatie, tracht deze studie een inzicht te verwerven op hoe de ouderen met een migratieachtergrond cultuurpar- ticipatie in Brussel beleven. Aan de respondenten werd bevraagd hoe ze de termen cultuur en cultuurparticipatie definiëren en welke participatiemotieven en drempels ze ervaren. Tot slot wer- den hun praktische - en beleidsaanbevelingen in kaart gebracht.

De data werden aan de hand van 26 semigestructureerde interviews afgenomen die tussen de 30 minuten en 1,5 uur duurden. De respondenten werden eerst via verenigingen bereikt die met de ouderen met een migratieachtergrond werken, nadien werd de sneeuwbalmethode toegepast. De respondentengroep bestond uit 7 mannen en 19 vrouwen met diverse origine. De meeste interviews werden in het Frans afgenomen, een viertal in het Nederlands, vijf in het Arabisch en voor drie was er een vertaler of familielid aanwezig om het gesprek te verduidelijken.

De woorden cultuur en cultuurparticipatie werden door de meeste respondenten geassocieerd aan iets positiefs zoals kennis delen en krijgen. Door de meerderheid werd cultuur als verbindingsmiddel gezien om de verschillende culturen en waarden te laten uitwisselen. De meeste aangehaalde mo- tieven om aan cultuur te participeren waren ontspanning, uitwisseling, kennis vergroten, interesse, ontmoetingen en socialiseren. Daarnaast waren de meeste geciteerde drempels het tijdsgebrek, het tekort aan informatie, de gezondheidstoestand, het uur en de afstand.

Tot slot geven de respondenten hun aanbevelingen aan de organisaties die ouderen met een mi- gratieachtergrond willen bereiken. De adviezen die het meest aan bod kwamen waren informatie vulgariseren, een meer gediversifieerd cultureel aanbod en via informele contacten de doelgroep bereiken. Op beleidsvlak geven de respondenten aan dat er meer subsidies vrijgemaakt moeten worden om meer interculturele uitwisselingsactiviteiten te organiseren.

Keywords. – ouderen, migratieachtergrond, cultuurparticipatie

(4)

III

Dankwoord

Nelson Mandela zei ooit: “It always seems impossible, until it’s done.” Dit inspirerend citaat vat de de intensieve en leerrijke periode samen waarin ik deze thesis heb geschreven en mijn opleiding in de Agogische Wetenschappen afrondde aan de VUB. In deze jaren heb ik veel bijgeleerd, zowel op wetenschappelijk als op persoonlijk vlak.

Graag wil ik mijn promotor Prof. Free De Backer bedanken voor de fijne begeleiding, begrip en luisterend oor. U heeft mij de benodigde handvatten aangereikt om de juiste richting te kiezen zodat ik mijn masterproef succesvol heb kunnen afronden. Hartelijk bedankt!

Daarnaast wil ik ook Marijke Van Hassel bedanken voor haar steun en het nalezen van de thesis, alsook de andere medewerkers van Lasso voor hun steun en leerrijke tips. Het was een fijne samenwerking! De organisaties, waaronder LDC Cosmos, het Minderhedenforum, Le Cactus en VOEM,hebben mij ook geholpen om respondenten te vinden. Bedankt voor jullie hulp.

De respondenten, wil ik nogmaals enorm bedanken voor hun vriendelijkheid, enthousiasme en hun deelname aan dit onderzoek. Jullie zijn een inspiratie voor de volgende generaties, zonder jullie inspirerende gesprekken en ideeën zou deze thesis nooit tot stand zijn gekomen.

Ten slotte geef ik een speciaal dankwoord aan mijn dierbare ouders: hartelijk bedankt voor jullie steun, het vertrouwen in mij, het luisterend oor en jullie wijze raad. Zonder jullie hulp en aanwezigheid zou ik hier nooit zijn gekomen. Ten slotte bedank ik mijn zussen, familieleden en vrienden voor hun het geloof in mij, hun steun en de tijd die ze in deze thesis hebben gestoken.

Dit onderzoek is gewijd aan allen die mij van dichterbij of van ver hebben gesteund. Het was niet mogelijk zonder hun steun en medewerking.

Bedankt.

Merci.

Thanks.

Chokran.

ﺷ ﻜ ﺮ ا Matondi.

Köszönöm Schukria!

(5)

IV INHOUDSOPGAVE

Abstract ... II Dankwoord ... III

Inleiding ... 6

DEEL I: LITERATUURSTUDIE ... 7

1.1. Begripsomschrijvingen ... 7

1.1.1. Ouderen met een migratieachtergrond ... 7

1.1.2. Cultuur ... 8

1.1.3. Cultuurparticipatie ... 9

1.2. Participatiemotieven ... 11

1.2.1. Bourdieu’s klassenmodel ... 12

1.2.2. Informatiekanalen ... 13

1.3. Cultuurparticipatiedrempels ... 13

1.3.1. Theorieën ... 14

DEEL II: DATA EN METHODE ... 18

2.1. Onderzoeksopzet ... 18

2.2. Data-verzameling ... 18

2.1. Materiaal ... 20

2.2. Data-analyse ... 20

DEEL III: RESULTATEN ... 21

3.1. Beleving cultuurparticipatie ... 21

3.1.1. Cultuurperceptie ... 21

3.1.2. Definiëring van cultuurparticipatie ... 23

3.1.3. Cultuurprogramma in Brussel ... 25

3.1.3.1. Informatiekanalen ... 26

3.2. Participatiemotieven ... 27

3.2.1. Sociaal netwerk ... 28

3.3. Participatiedrempels ... 30

3.4. Aanbevelingen en noden ... 31

3.4.1. Persoonlijke noden ... 31

3.4.2. Praktische aanbevelingen ... 32

3.4.3. Beleidsaanbevelingen ... 34

DEEL IV: DISCUSSIE EN CONCLUSIE ... 35

4.1. Bespreking ... 35

4.2. Praktische en beleidsaanbevelingen ... 37

4.3. Beperkingen eigen onderzoek ... 39

4.4. Aanbevelingen verder onderzoek ... 39

REFERENTIELIJST ... 40

(6)

V

BIJLAGEN ... 44

1. Introductiebrieven en informed consents ... 44

2. Semi-gestructeerde interviews ... 48

3. Respondentenlijst ... 51

4. Labellijst ... 52

(7)

6

Inleiding

Brussel is een diverse en multiculturele stad waar ongeveer de helft van de populatie een buiten- landse afkomst heeft (Corijn, 2009). Dit aspect en de uitdagingen hierbij zoals de sterke groei van bevolking en de te verwachten vergrijzingsstoot, kunnen niet genegeerd worden (Corijn, 2009).

Het is niet altijd eenvoudig om alle burgers aan de cultuur te laten participeren in een grootstedelijk context. Nochtans wordt cultuur meer en meer erkend als een meerwaarde voor het stedelijke imago en de stedelijke uitstraling (Werkveldanalyses Cultuur, Jeugd & Sport 2015).

Het Participatiedecreet van 9 januari 2008 ondersteunt en stimuleert groepen en individuele men- sen om deel te nemen en een rijk en divers sport-, cultuur- en jeugdleven te hebben. Daarnaast besteedt dit decreet particuliere aandacht aan kansengroepen, zoals mensen in armoede, gedeti- neerden, etnisch-cultureel diverse groepen, enzovoort. Een van de belangrijkste doelen van het cultuurbeleid van de voormalig minister Bert Anciaux was om zoveel mogelijk participatiedrempels weg te werken. Iedere persoon moet namelijk de kans krijgen om aan het gesubsidieerde cultuur- aanbod deel te nemen (Verté, 2010).

Kunst en cultuur kunnen een grote impact hebben op de bijdrage van inclusieve samenlevingen (Ateca-Amestoy, Ginsburgh, Mazza, O’Hagan, & Prieto-Rodriguez, 2017). Ook kunnen culturele ac- tiviteiten het onderhoud van de cultuur vereenvoudigen en vernieuwen en bieden deze de moge- lijkheid om culturele praktijken aan jongere generaties door te geven (Tonkin e.a., 2018). Geza- menlijke kunstactiviteiten kunnen ook sociale banden creëren en bruggen over sociale scheidslijnen bevorderlijk maken (Ateca-Amestoy, Ginsburgh, Mazza, O’Hagan, & Prieto-Rodriguez, 2017).

Deelnemen aan culturele activiteiten kan positief bijdragen aan de sociale integratie van ouderen met een migratieachtergrond (Zhou, Liu, & Yu, 2018). Zij kunnen worden betrokken en deelnemen door hun kennis te delen en door verantwoordelijkheden te krijgen (Division of Aging and Seniors, 2006). Dit kan een positieve invloed hebben op hun geestelijke en lichamelijke gezondheid (Cuenca- Amigo e.a., 2012). Daarnaast is het van belang rekening te houden met de drempels van ouderen met een migratieachtergrond. Dit zijn niet alleen intrapersoonlijke, interpersoonlijke of structurele beperkingen (Li, Luo, Huang, & Wu, 2017), maar ook een gebrek aan culturele aantrekkelijkheid van de activiteiten (Aw e.a., 2017) of niet weten dat hiervoor programma’s bestaan (Tonkin, Free- man, Martin, Ward, & Skinner, 2018).

Thema’s als ‘ouderen’ en ‘migratieachtergrond’ krijgen veel aandacht in de onderzoekswereld, maar er is gebleken dat weinig onderzoeksmateriaal beschikbaar is over ouderen met een migratieach- tergrond (Talloen, 2007). De literatuur die specifiek is gericht op het werven van etnisch diverse ouderen voor de sociale wetenschappen is nog steeds beperkt (Northridge e.a., 2017). Deze studie tracht aan de hand van interviews inzicht te verkrijgen in de manier waarop 60-plussers met een migratieachtergrond de termen ‘cultuur’ en ‘cultuurparticipatie’ percipiëren en welke participatie- motieven en drempels zij ervaren in Brussel. Hierbij komen de aanbevelingen van de respondenten op persoonlijk, organisatorisch en politiek vlak aan bod.

(8)

7

DEEL I: LITERATUURSTUDIE

Dit onderdeel, de literatuurstudie, focust op de definiëring van de termen ‘ouderen met een migra- tieachtergrond’, ‘cultuur’ en ‘cultuurparticipatie’. Hierbij wordt dieper ingegaan op de factoren die de cultuurparticipatie bevorderen of juist belemmeren, gebaseerd op verschillende theorieën, zoals Bourdieu’s klassenmodel.

1.1. Begripsomschrijvingen

1.1.1. Ouderen met een migratieachtergrond De term ‘ouderen’

Voor sommigen behoren 55-plussers tot de categorie ‘ouderen’ en anderen hanteren de leeftijds- grens van 75 jaar (Verté, 2010). Volgens het woordenboek Van Dale (2015) is een bejaarde iemand die ouder is dan 65 jaar à 70 jaar en meestal niet werkt. De leeftijd wordt in deze studie, alsmede de ouderenbehoeftenonderzoeken van Verté (2010), gebaseerd op het tweede artikel van het de- creet ‘houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen’ (Vlaamse regering, 2004). In het onderzoek van Tonkin, Freeman, Martin, Ward en Skinner (2018) verwijst een bejaarde vrouw uit de Nak’azdli-gemeenschap te Canada naar een persoon ouder dan 50 jaar. De titel wordt namelijk verleend aan personen die door de gemeenschap worden erkend om uitgebreide culturele en historische kennis te bezitten en te delen (Tonkin e.a., 2018).

De term ‘migratieachtergrond’

In het boek van Talloen (2007) wordt het begrip ‘allochtone ouderen’ gebruikt en omschreven als:

“alle personen ouder dan 60 jaar die zich na een migratie vanuit een ander land in België vestigen”.

Deze term slaat op een heterogene groep die uit verschillende subgroepen bestaat met elk hun specifieke kenmerken en eigenheden (Talloen, 2007).

Labels geven aan bepaalde bevolkingsgroepen als buitenlander in het publieke discours is nog steeds aanwezig, zoals de miljoenen arbeidsmigranten in Europa en hun nakomelingen (Thiel &

Seiberth, 2017). Veelvoorkomende labels voor deze groepen zijn bijvoorbeeld ‘vreemdelingen’, ‘mi- granten’, ‘gastarbeiders’ en ‘mensen met een migratieachtergrond’ (Thiel & Seiberth, 2017). In dit onderzoek wordt de term ‘allochtoon’ niet gebruikt, omdat het volgens de onderzoeker stigmatise- rend klinkt (Thiel & Seiberth, 2017).

In deze studie wordt geopteerd voor de term ‘ouderen met een migratieachtergrond’. Daarbij wordt de definitie gevolgd van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité [VESOC]), die door de Com- missie Diversiteit van de SERV werd geconcretiseerd in haar advies van 4 juli 2004. Onder de noemer ‘migratieachtergrond’ wordt het volgende verstaan: personen met een “huidige of geboor- tenationaliteit van een land van buiten de EU15 of minstens één van de ouders of beide grootouders hebben een geboortenationaliteit van een land van buiten de EU15” (Commissie Diversiteit, 2019, p.8).

(9)

8

Valkuilen bij onderzoeken over personen met een migratieachtergrond

Volgens Thiel en Seiberth (2017) is het aantal onderzoeken dat termen zoals ‘migrantenachter- grond’ als onderscheidene categorieën gebruikt om de gedragsvariantie bij mensen op statistisch niveau te verklaren enorm en zelfs worden personen van wie de ouders geen migratie-ervaringen hebben als (im)migranten bestempeld.

In de wetenschappelijke debatten wijst dit op terminologische tekortkomingen. Ook al bedoelen de onderzoekers dit niet zo, de paradigmatische verschillen omschrijven enerzijds de bevolking als de

‘originelen’ en anderzijds worden de anderen bestempeld als afwijkend (Thiel & Seiberth, 2017).

Methodologisch is een gelijksoortige differentie problematisch (Thiel & Seiberth, 2017). Desondanks blijven deze termen bestaan, omdat ze regelmatig gebruikt worden in de alledaagse manieren van praten, denken en handelen van mensen (Thiel & Seiberth, 2017). Deze termen zijn zelden geschikt om gedragsvariantie van mensen te verklaren (Thiel & Seiberth, 2017). Daarnaast is er behoefte aan een onderzoek rond methodologische kwesties en de effectiviteit van wervingsmethoden (Nor- thridge e.a., 2017). Volgens Northridge e.a. (2017) zijn de culturele barrières om ouderen met een migratieachtergrond aan te werven veelvoudig, bijvoorbeeld taalbarrières, culturele ongeschikte beoordelingsinstrumenten en een gebrek aan culturele gevoeligheid van doelgroepen van onder- zoekers. De groep van etnisch diverse bevolkingsgroepen is allesbehalve homogeen (Thiel & Sei- berth, 2017).

1.1.2. Cultuur

In de literatuur zijn verschillende definities voorhanden voor het begrip ‘cultuur’ (House, 2008, p.

151). In het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands wordt cultuur gedefinieerd als “bebou- wing van de grond, beschaving, verbouw” (Philippa, Debrabandere, & Quak, 2003). De term komt van het Latijnse werkwoord ‘colere’ dat ‘bewerken’ betekent en dus van oorsprong agrarisch is (Elkhuizen, Gielen, Hoogen, Lijster, & Otte, 2014). Vanaf de 17de eeuw werd het woord gebruikt voor ‘beschaving’ in het Frans, verwijzend naar de vervolmaking en geestelijke ontwikkeling van het individu. Nadien hebben bijna alle Europese talen dit woord van het Frans ontleend (Elkhuizen e.a., 2014).

De socioloog Norbert Elias (2011) veronderstelt dat cultuur een top-downgegeven was vanaf de 17de eeuw. Toen de mensen van de hogere klasse met een mes en vork begonnen te eten, ging de gedragingen naar de lagere klasse van de samenleving, waardoor het uiteindelijk voor de samen- leving een norm werd (Elkhuizen e.a., 2014). Naast de sociologische visie van de term cultuur, zijn twee fundamentele opvattingen over cultuur naar voren gekomen (House, 2008, p.151): het an- tropologische en humanistische concept van cultuur. Met het humanistische concept van cultuur wordt het cultureel erfgoed weergegeven als een verzameling meesterwerken van een gemeen- schap in de beeldende kunst, literatuur, muziek, enzovoort (House, 2008, p.151). Het antropolo- gisch concept van cultuur is veel breder en verwijst naar de algemene levensstijl van een gemeen- schap (House, 2008, p.151).

(10)

9

Cultuur is dus niet enkel een materieel fenomeen en bestaat niet alleen uit dingen, mensen, gedrag of emoties. Cultuur is eerder de algemene organisatie van al deze facetten van het leven die de leden van een maatschappij hebben geïnternaliseerd om waar te nemen, te verbinden en interpre- teren (House, 2008, p.152). Als cultuur als zingever in een samenleving wordt gezien, dan grenst het automatisch aan normatieve opvattingen, ingesleten gewoonten en waarden (Elkhuizen e.a., 2014). Volgens het antropologisch concept verwijst cultuur naar de traditionele, impliciete en ex- pliciete ontwerpen voor het leven die als gidsen worden gebruikt voor gedragspatronen van groeps- leden (House, 2008, p.151).

Cultuur draait om betekenisgeving en wat mensen in het leven als waardevol beschouwen (Elkhui- zen e.a., 2014). Het is ook een lens waardoor we de wereld waarin we leven zien en begrijpen (Maes, 2017). Cultuur is veel meer dan een materieel fenomeen (House, 2008, p.152), het gaat ook over het handelen van mensen. Het wordt levend gehouden door het volk via aanpassing, kritiek en herhaling (Elkhuizen e.a., 2014). Kennis en vaardigheden zijn essentieel om binnen een bepaalde cultuur te functioneren, omdat de eisen van een omgeving verschillen. Cultuur is niet constant en is altijd in ontwikkeling (Elkhuizen e.a., 2014).

Daarnaast heeft cultuur een socialiserende rol, zoals individuen helpen om politieke, economische en sociale orde te integreren. Het leert de bevolking de bestaande manieren van handelen en geeft daarmee zin aan een menselijk leven in de maatschappij (Elkhuizen e.a., 2014).

1.1.3. Cultuurparticipatie

Cultuurparticipatie kan omschreven worden als “het actief deelnemen aan het culturele leven”

(Verté, 2010). Volgens het woordenboek (Van Dale, 2015) betekent de term ‘participatie’ “het heb- ben van aandeel in iets, een deelname.”

Dit begrip dekt verschillende ladingen (Mattheüs, 2008). Volgens Demos betekent cultuurparticipatie vanuit het perspectief van de instituten om het cultuuraanbod toegankelijk te maken voor alle mensen. Vanuit het perspectief van het publiek betekent deze term het beleven en het participeren aan het cultuuraanbod (Vos, 2003). De aandacht gaat daarbij dus niet alleen naar de kwantiteit, namelijk meer mensen bereiken (publieksverbreding) en nieuwe groepen aantrekken (publieksvernieuwing), maar ook naar de kwaliteit van de deelname, oftewel publieksverdieping.

In het onderzoek van Li, Luo, Huang en Wu (2017) over de vrijetijdsparticipatie van Chinese seni- oren in vijf steden wordt de culturele participatie in twee vormen onderverdeeld: de highbrow (klas- sieke, elitaire) cultuur en de lowbrow (populaire, massa) cultuur. Bij de hoge cultuur zijn de cultu- rele activiteiten die aansluiten vaak gesubsidieerde culturele instellingen, zoals theaters en musea (van Rees, Vermunt, & Verboord, 1999). De highbrowcultuur is voornamelijk gebaseerd op het cultureel of economisch kapitaal (Bourdieu, 1979). Populaire culturele activiteiten van de massa, zoals bioscopen of concerten bezoeken, worden in het algemeen aangeduid als lowbrow- of popu- laire cultuur (Peterson & Kern, 1996).

(11)

10 Sociale aspecten van cultuurparticipatie

De cultuursector wordt als een integraal onderdeel van het sociaal leven gezien (Li e.a., 2017).

Daarnaast is de vergrijzing van de bevolking een wereldwijd fenomeen dat sterk aanwezig is in het internationale discours (Appannah & Biggs, 2015). Het door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2002) geïntroduceerde concept ‘age-friendly cities’ of leeftijdsvriendelijke steden is geba- seerd op actief ouder worden (Appannah & Biggs, 2015) en is een strategie om ouderen aan te moedigen deel te nemen aan gemeenschapsactiviteiten in veel landen (Aw e.a., 2017). Via bijvoor- beeld kunst kan de uitdrukking van gemeenschappelijke betekenissen voortvloeien. Dit kan ook een middel zijn waarmee nieuwe stemmen geïntroduceerd worden in een gemeenschap (Ateca- Amestoy, Ginsburgh, Mazza, O’Hagan, & Prieto-Rodriguez, 2017).

De activiteitstheorie bevestigt dat culturele activiteiten een positieve bijdrage zijn aan sociale inte- gratie (Li e.a., 2017). Deze theorie van Havighurst stelt vast dat ouderen succesvol ouder worden wanneer ze actief blijven en volledig betrokken zijn bij sociale interacties (Zhou, Liu, & Yu, 2018).

Uit een onderzoek te Nieuw-Zeeland is gebleken dat de deelname van oudere volwassenen met een migratieachtergrond aan co-etnische gemeenschappen voor een ‘cultural enfranchisement’ of cul- turele bevrijding zorgt (Wright-St Clair & Nayar, 2017). Hiermee bedoelen de onderzoekers dat een zinvolle bezigheid in de bekende etnische groep de ouderen van een potentieel sociaal isolement kan bevrijden door de sterke co-etnische participatie (Wright-St Clair & Nayar, 2017). Wanneer bepaalde activiteiten niet vol te houden zijn door bijvoorbeeld pensionering, dan is het aan te raden om op zoek te gaan naar vervangende activiteiten (Zhou e.a., 2018). Kunst kan ook bijdragen aan inclusieve samenlevingen door mensen de mogelijkheid te bieden om zich te verzamelen, bijvoor- beeld door kunstfestivals en toneelgroepen bij te wonen (Ateca-Amestoy e.a., 2017).

Paradoxaal genoeg hebben veel culturele activiteiten aan sociale integratie bijgedragen voor de volwassen bevolking (18 tot 54 jaar oud) in China, en minder voor de oudere leeftijdsgroepen (Li e.a., 2017)(Li, Luo, Huang, & Wu, 2017). In het onderzoek vertoonden de oudere personen een hogere participatiegraad bij highbrow-activiteiten en participeerden zij minder aan de lowbrow- activiteiten ten opzichte van de algemene volwassen bevolking (Li e.a., 2017). Nochtans droeg het bezoeken van lowbrow-activiteiten of zowel highbrow- als lowbrow-activiteiten positief bij aan de tevredenheid met het leven (Li e.a., 2017).

Culturele activiteiten kunnen een hulpmiddel zijn om het sociale isolement van ouderen te vermin- deren (Broek, Haan, Huysmans, & Ross, 2009), maar ook om hun netwerk buiten hun gezin te vergroten en in contact te blijven met de samenleving (Thang, 2006). Naar het theater gaan of een drankje drinken zijn gelegenheden om van het gezelschap van anderen te genieten en waarmee de relaties met familieleden, vrienden en kennissen versterkt worden (Van Ingen & Van Eijck, 2009).

Volgens een Chinees onderzoek hebben ouderen minder sociale contacten, maar focussen ze zich meer op de sociale contacten die ze al hebben en zijn daarmee ook tevreden (Li, Luo, Huang, &

Wu, 2017). De mate waarin de ouderen met een migratieachtergrond actief bleven, wordt sterk beïnvloed door de houding van de familieleden, aangezien de deelnemers van het onderzoek uit Singapore verklaarden dat onafhankelijk zijn de lasten voor hun kinderen vermindert (Aw e.a., 2017, p. 51).

(12)

11 Voordelen van cultuurparticipatie

Cultuurparticipatie maakt deel uit van de vrije tijd en is een multidimensionaal, complex en indivi- dueel afhankelijk gegeven (Kelly, 2012). Vrije tijd kan gedefinieerd worden als: “…activity chosen in relative freedom for its qualities of satisfaction” (Kelly, 2012). Het is een activiteit die in relatieve vrijheid gekozen wordt door zijn kwaliteiten van tevredenheid. Vrijetijdsparticipatie levert een po- sitieve bijdrage aan gezond oud worden (Gibson & Singleton, 2012). Daarnaast worden de vrije- tijdsactiviteiten positief geassocieerd met tevredenheid met het leven en het psychologisch welzijn van ouderen (Gibson & Singleton, 2012).

In het onderzoek van Gibson e.a. (2012) werden andere voordelen aangehaald, zoals depressies en eenzaamheid verminderen, sociaal netwerken verbeteren en het risico op dementie verminderen (Cuenca-Amigo, Aristegui, Cuenca, & Amigo, 2012).

Ook kunnen culturele activiteiten het onderhoud van de cultuur vereenvoudigen en vernieuwen, en bieden deze de mogelijkheid om culturele praktijken aan jongere generaties door te geven (Tonkin e.a., 2018). Gezamenlijke kunstactiviteiten kunnen ook sociale banden smeden en bruggen over sociale scheidslijnen bevorderlijk maken (Ateca-Amestoy, Ginsburgh, Mazza, O’Hagan, & Prieto- Rodriguez, 2017). Kunst kan, misschien meer dan sport of andere lokale activiteiten, de verschil- lende etnische groepen hun cultureel erfgoed laten ontwikkelen en behouden, waardoor hun cultu- rele identiteit met de rest van de gemeenschap gecommuniceerd wordt (Ateca-Amestoy, Gins- burgh, Mazza, O’Hagan, & Prieto-Rodriguez, 2017).

Het kan een positief effect hebben om de ouderen te laten deelnemen aan de organisatie van programma’s door ze hun kennis en vaardigheden te laten delen (Division of Aging and Seniors, 2006). Het betrekken van de senioren en hun een verantwoordelijkheid geven, moedigt sociale verbondenheid aan, waardoor het sociale isolement vermindert. Dit kan bovendien een positieve invloed op hun geestelijke en lichamelijke gezondheid hebben (Cuenca-Amigo e.a., 2012).

1.2. Participatiemotieven

In deze paragraaf worden de motieven weergeven die cultuurparticipatie kunnen bevorderen. De term ‘motivatie’ betekent dat er beweging is om iets te doen (Ryan & Deci, 2000). Er bestaan twee soorten motivatie, namelijk intrinsieke en de extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie betekent dat iemand zichzelf motiveert om dingen te doen, terwijl bij extrinsieke motivatie de motivatie voortkomt uit het uiteindelijke doel, oftewel de resultaten van het deelnemen (Ryan & Deci, 2000).

Verder is er een gevoel van willen teruggeven aan de maatschappij (Aw e.a., 2017). Sommige oudere volwassenen zagen een betekenis in het helpen van anderen en gaven de voorkeur aan vrijwilligerswerk in hun vrije tijd (Aw e.a., 2017). De meeste consumenten nemen deel aan activi- teiten om hun behoeften, zoals de drang naar kennis en amusement, te bevredigen (Verté, 2010).

Hierin ontdekt de persoon dat de activiteit bevredigend is en andersom (Ryan & Deci, 2000).

(13)

12

De motieven tot de participatie kunnen op gemeenschapsgebonden of individueel vlak beïnvloed worden (Walker & Scott-Melnyk, 2001). Voorbeelden van individugebonden elementen zijn tijd (Ganzeboom, 1989), interesses en waarden (Walker & Scott-Melnyk, 2001), culturele bagage (Bourdieu, 1979), kennis van het programma (Anciaux, 2004) en financieel kapitaal (Bourdieu, 1979).

Gemeenschapsgebonden elementen daarentegen, zijn factoren die gekoppeld zijn aan het sociaal netwerk van het individu, zoals familieleden, vrienden en organisaties, en reclame van cultuurin- stellingen (Walker & Scott-Melnyk, 2001). Naar de bioscoop gaan zijn gelegenheden om het gezel- schap van anderen te genieten en waarmee de relaties versterkt worden, waardoor de motivatie toeneemt (Van Ingen & Van Eijck, 2009). Volgens Walker en Scott-Melnyk (2001) zijn de andere motiveringsfactoren het volgende: de gemeenschap supporteren, nieuwsgierigheid en leergierig- heid naar een andere cultuur, ontdekking van het culturele erfgoed en om religieuze overtuigingen.

Culturele competentie

De culturele competentie verwijst naar de culturele bagage waarover iemand beschikt en die kan de motieven beïnvloeden. Deze bagage wordt onder andere bepaald door het genoten onderwijs, het ouderlijk milieu, de culturele kennis en ervaring (Ganzeboom, 1989). Volgens Bourdieu (1979) is de culturele bagage die vanuit het ouderlijk milieu wordt meegegeven de belangrijkste oorzaak van verschillen in cultuurparticipatie. Het cultureel kapitaal wordt bepaald door het opleidingsniveau van beide ouders en door hun culturele praktijk (Vander Stichele & Laermans, 2006).

Hooggeschoolden participeren meer aan hoog culturele en populaire cultuurvormen dan de laaggeschoolden (Vander Stichele & Laermans, 2006).

Een andere belangrijke factor die de culturele competentie meebepaalt, is de culturele ervaring en kennis van het publiek. Diegenen die vroeger met een cultuurvorm in aanraking zijn gekomen, hebben een voorsprong op mensen die hier pas later kennis mee maken en zijn meer gemotiveerd om aan cultuur deel te nemen (Ganzeboom, 1989).

1.2.1. Bourdieu’s klassenmodel

Een mogelijke bepalende factor van cultuurparticipatie kan verklaard worden door de statustheorie van de bekende cultuursocioloog Pierre Bourdieu (Verté, 2010). Volgens de theorie van Bourdieu (1979) wordt het menselijk handelen, waaronder cultuurparticipatie, bepaald door de sociale klasse.

Dit klassenmodel benadrukt dat hoe hoger de sociale positie, hoe groter de deelname aan hoge cultuur en andersom (Bourdieu, 1979). Het model is opgebouwd uit vier soorten kapitaal, namelijk:

1. Cultureel kapitaal: de culturele bagage die iemand van thuis uit meekrijgt en de cultuur- goederen en diploma’s die iemand bezit.

2. Sociaal kapitaal: de sociale relaties en de omvang van netwerken en groepen waar iemand deel van uitmaakt.

3. Economisch kapitaal: de financiële bezittingen van een persoon.

4. Symbolisch kapitaal: de reputatie van een persoon.

(14)

13

De klasse waartoe een mens behoort, bepaalt in grote mate de hoeveelheid cultureel kapitaal, de persoonlijke handelingen en de smaken omtrent cultuur en kunst (Verté, 2010). Personen die bin- nen een gelijksoortige opvoeding en klasse zijn opgegroeid, kunnen dezelfde smaken ontwikke- len.Bourdieu heeft dit fenomeen de sociaal overgeërfde klassenhabitus genoemd (Bourdieu, 1979).

Het cultureel kapitaal is geïmplementeerd in het lichaam en de geest van mensen (Bourdieu, 1979) en omvat de diepgewortelde vaardigheden, smaken en gewoonten die het vermogen van mensen bepalen om door verschillende sociale omgevingen te gaan (Wiesel, 2018).

1.2.2. Informatiekanalen

Volgens Bourdieu’s klassenmodel kan de sociale klasse sterk de cultuurdeelname beïnvloeden, waaronder het sociaal kapitaal. Het sociale netwerk van een persoon kan sterk bepalend zijn in de cultuurparticipatie (Bourdieu, 1979). Naast de sociale contacten, bestaan er andere kanalen om geïnformeerd te blijven over cultuur. In het onderzoek van Tonkin e.a. (2018) meldden de meeste ouderen meer te willen weten over de programmering van senioren. Van de respondenten wilde 65,8% bij voorkeur op de hoogte blijven van informatie via nieuwsbrieven, 31,6% via ontmoetingen en 26,3% telefonisch (Tonkin e.a., 2018). Bijna geen oudere gaf er de voorkeur aan dat pro- gramma-informatie via e-mail werd gecommuniceerd (2,6%). Andere voorgestelde methoden om programma-informatie te delen, waren Facebook, e-mail en herinneringen die werden gepost in het Drop-In Center van senioren (Tonkin e.a, 2018).

1.3. Cultuurparticipatiedrempels

Naast de participatiemotieven, ontstaan drempels die de participatie verhinderen (Kim & Moon, 2013). Volgens een studie uit Singapore kan een gebrek aan culturele aantrekkelijkheid van de activiteiten voor de ouderen van etnische minderheden ook een belangrijke drempel zijn (Aw e.a., 2017). Aangezien veel organisaties worden beheerd door de etnische meerderheid, waaronder de Chinese bevolking, wordt in het onderzoek geïllustreerd dat er een gebrek is aan culturele gevoe- ligheid en verscheidenheid van activiteiten. Etnische minderheden, zoals de Maleisiërs, kunnen zich uitgesloten voelen, wanneer geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld het taal- en of voed- selaspect, zoals halalvlees (Aw e.a., 2017). De meeste ouderen met een migratieachtergrond spre- ken enkel hun eigen moedertaal en zijn in het ergste geval analfabeet (Talloen, 2007). In Singapore beperkte de matige Engelse taalvaardigheid van de Indiase ouderen hun sociale participatie, waar- door ze vaak in hun co-etnische groep bleven (Aw e.a., 2017). Dat ze dezelfde taal spreken en culturele waarden en principes deelden, creëerde voor hen inclusieve situaties (Aw e.a., 2017).

(15)

14

1.3.1. Theorieën

Vrijetijdsdrempels van Crawford, Jackson en Godbey

Cultuurparticipatie maakt deel uit van de vrije tijd. Volgens Crawford, Jackson, en Godbey (1991) kunnen mensen drie soorten drempels ervaren op het gebied van vrijetijdsbesteding, namelijk:

intrapersoonlijke, interpersoonlijke en structurele drempels.

1. Intrapersoonlijke beperkingen: Deze beperkingen verwijzen naar de perceptie van een persoon over zichzelf die de voorkeur, interesse en motivatie voor vrijetijdsdeelname bepaald (Hung & Crompton, 2006). Voorbeelden van dit soort beperkingen zijn geschiktheid van de activiteit, competentie, persoonlijk stressniveau, gezondheid, enzovoort. Haan en Knulst (2000) onderzochten ook in welke mate fysieke aandoeningen een rol spelen in het al dan niet participeren aan culturele activiteiten. Uit hun analyse is gebleken dat personen met lichamelijke klachten minder participeren (Haan & Knulst, 2000).

In een Koreaans onderzoek hadden de oudere mannen met een goede gezondheid een hoger niveau op vlak van vrijetijdsdeelname, terwijl een lage gezondheidstoestand over het algemeen tot een afnemende deelname aan activiteiten resulteerde (Kim & Moon, 2013).

De gezondheidssituatie van de ouderen met een migratieachtergrond verschilt op een aantal punten met die van de andere ouderen (Talloen, 2007). Volgens Talloen (2007) vertoont deze groep vaak op zijn 50ste al aandoeningen, waarmee de andere ouderen pas 10 jaar later worden geconfronteerd. De voornaamste redenen zijn stress die voortkomt uit het migratieverleden, lage economische positie en het oud worden in een vreemd land (Talloen, 2007).

2. Interpersoonlijke beperkingen: Hiermee wordt het gevolg van interacties met anderen bedoeld. Hoe een persoon sociaal ondersteund wordt, zijn sociale verplichtingen en het sociaal netwerk (familieleden, vrienden) zijn voorbeelden van interpersoonlijke beperkingen. Mensen ervaren interpersoonlijke beperkingen, wanneer ze geen partners vinden met wie ze aan vrijetijdsactiviteiten kunnen participeren (Kim & Moon, 2013).

3. Structurele beperkingen: Deze drempels zijn op een hoger niveau en zijn alle externe middelen die de participatie verhinderen, zoals het transport, de beschikbaarheid van de plaats en de vereiste participatietijd. Structurele beperkingen zijn externe omgevingsfactoren die de potentiële participatie van vrijetijdsbesteding kunnen belemmeren (Hung & Crompton, 2006).

(16)

15 De vier determinanten van Ganzeboom

Ganzeboom (1989) geeft vier determinanten weer die cultuurparticipatie kunnen beïnvloeden, na- melijk (Ganzeboom, 1989):

1. de beschikbare tijd en de voor deelname vereiste tijd: het gebrek aan tijd is een cruciale drempel tot de deelname aan cultuur, waarmee de onderzoeker zelf declareert: “Tijdsdruk lijkt iets waaronder de hele bevolking min of meer in dezelfde mate te lijden heeft”

(Ganzeboom, 1989);

2. het beschikbaar inkomen en de voor deelname te betalen geldprijs;

3. de vaardigheid in het verwerken van culturele informatie en de complexiteit van de te verwerken informatie;

4. de statusmotivatie met betrekking tot cultuurdeelname en de sociale drempels, waarmee culturele activiteiten omgeven zijn.

Cultuurparticipatiedrempels volgens de beleidsnota van Bert Anciaux

Ook beschrijft de beleidsnota cultuur van de toenmalig Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel vijf drempels die de cultuurdeelname bemoeilijken, namelijk (Anciaux, 2004):

(1) informatiedrempels;

(2) praktische drempels;

(3) sociale drempels;

(4) culturele drempels;

(5) financiële drempels.

Met drempels worden de hindernissen bedoeld, waardoor het cultuuraanbod en het publiek elkaar niet vinden (Anciaux, 2004).

Informatie- en praktische drempels

De eerste drempel gaat over de leesbaarheid, verspreiding en bekendheid van het culturele aanbod (Anciaux, 2004). De tweede drempel refereert naar de openingsuren en bereikbaarheid met het openbaar vervoer bijvoorbeeld (Anciaux, 2004). In het onderzoek is gebleken dat het gebrek aan vervoer de meest gerapporteerde factor is, waardoor de ouderen niet naar activiteiten konden ko- men, ondanks het feit dat ze een rijbewijs hadden (Division of Aging and Seniors, 2006). De infor- matiedrempel kan ook betekenen dat mensen zich er niet van bewust zijn dat programma’s be- staanof dat bestaande programma’s niet interessant zijn (Tonkin e.a., 2018).

(17)

16 Sociale drempels

Daarnaast zijn er sociale drempels die de klassenverschillen wijzen met betrekking tot de cultuur- participatie (Anciaux, 2004). De onderzoeker Harry Ganzeboom verklaart het volgende (Ganze- boom, 1989): “Cultuurdeelname is een van de meest ongelijk verdeelde goederen in onze samen- leving.” Symbolisch kapitaal bezitten kan een impact hebben op de manier waarop aan cultuur participeert wordt (Bourdieu, 1979). Hiermee refereert Bourdieu naar de reputatie van een persoon.

Toch zijn de sociale relaties en de netwerken waar iemand deel van uitmaakt, het sociaal kapitaal, ook van belang bij het deelnemen aan een cultureel activiteit (Bourdieu, 1979). De sociale omge- ving heeft een grote impact op de wijze waarop een persoon aan cultuur participeert (Ganzeboom, 1989).

De literatuur benoemt de statusverwervingstheorie (Verté, 2010). In Canada bestaan mogelijkhe- den voor meer intergenerationele betrokkenheid bij de programmatie en ondersteuning van zorg- verleners, zodat de ouderen in staat worden gesteld om de kleinkinderen en andere familieleden mee te nemen naar activiteiten (Tonkin e.a., 2018).

Culturele drempels

De culturele drempels zijn bijvoorbeeld het niet bezitten van de nodige culturele bagage of de culturele competentie (Anciaux, 2004). Bourdieu beschrijft duidelijk in zijn klassenmodel dat de culturele bagage die vanuit het ouderlijk milieu wordt meegegeven de belangrijkste oorzaak is van verschillen in cultuurparticipatie (Bourdieu, 1979). Ganzeboom (1989) verklaart ook dat de cultuur- participatie meebepaald wordt door het genoten onderwijs, het ouderlijk milieu en de culturele kennis en ervaring. Hooggeschoolden hebben meer de neiging om aan hoog culturele cultuurvor- men te participeren dan laaggeschoolden (Vander Stichele & Laermans, 2006).

De informatieverwerking is van belang om aan cultuur deel te nemen. In de literatuur wordt de informatieverwerkingstheorie benoemd die het vermogen om complexe informatie te verwerken verklaart (Ganzeboom, 1989). Deze capaciteit is echter niet gelijkmatig verspreid over de bevol- king. De bekwaamheid om deze informatie te decoderen, wordt merendeels bepaald door de op- voeding, aangeboren vaardigheden, ervaring en oefening (Ganzeboom, 1989). Bij sommige oudere vrouwen met een migratieachtergrond is deze kennis bijvoorbeeld beperkter, omdat ze een groot deel van hun leven binnenshuis doorbrachten en weinig contacten hadden met anderen (Talloen, 2007).

(18)

17 Financiële drempels

Financiële drempels zijn de geldelijke beperkingen om aan cultuur deel te nemen (Anciaux, 2004).

Het economisch kapitaal dat is toegelicht in Bourdieu’s klassenmodel speelt ook een cruciale rol in de cultuurdeelname (Bourdieu, 1979). Nochtans is het beschikbaar inkomen volgens Ganzeboom (1989) de minste belangrijke factor om de tegenstellingen in culturele activiteiten uit te leggen. De mogelijke oorzaak is dat de prijs van de meeste activiteiten te laag is om daarvan een drempel te maken en verschillen tussen de mensen teweeg te brengen (Ganzeboom, 1989). In China wordt van de volwassen kinderen verwacht dat zij voor de ouderen zorgen, zelfs op financieel vlak. Daar- door wordt inkomen niet als een vrijetijdsbeperking gezien, aangezien de meeste ouderen meer vrije tijd hebben om aan recreatieve activiteiten deel te nemen (Li e.a., 2017). Veel studies beweren weinig informatie te hebben over het effect van prijzen op het publiek en kunnen niet verklaren dat de prijzen te hoog zijn (Ateca-Amestoy e.a., 2017).

(19)

18

DEEL II: DATA EN METHODE

In dit deel van deze kwalitatieve studie worden het onderzoekopzet en de onderzoekseenheden besproken. Er wordt ook op de dataverzamelingsmethode, het materiaal en de data-analyse dieper ingegaan.

2.1. Onderzoeksopzet

Uit de literatuur is gebleken dat weinig onderzoeksmateriaal voorhanden is over ouderen met een migratieachtergrond (Talloen, 2007). De literatuur specifiek gericht op het werven van etnisch di- verse ouderen voor de sociale wetenschappen is nog steeds beperkt (Northridge e.a., 2017), waar- door de keuze van dit onderwerp.

In dit onderzoek zijn de respondenten de 60-plussers met een migratieachtergrond. We volgen de definitie van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité [VESOC]) die door de Commissie Di- versiteit van de SERV is geconcretiseerd in haar advies van 4 juli 2004.

De doelstelling van dit onderzoek is om na te gaan hoe 60-plussers met een migratieachtergrond cultuurparticipatie in Brussel beleven. Dit onderzoek tracht via interviews inzicht te verwerven in de manier waar de respondenten de termen cultuur en cultuurparticipatie percipiëren en welke participatiemotieven en drempels ze ervaren te Brussel. Daarnaast komen hun aanbevelingen op persoonlijk, organisatorisch en politiek vlak ook aan bod. De onderzoeksvragen luiden als volgt:

• Hoe definiëren 60-plussers met een migratieachtergrond de begrippen ‘cultuurparticipatie’

en ‘cultuur’?

• Welke motieven hebben 60-plussers met een migratieachtergrond om deel te nemen aan culturele activiteiten?

• Welke drempels ervaren 60-plussers met een migratieachtergrond om deel te nemen aan het culturele aanbod in Brussel?

• Welke aanbevelingen hebben 60-plussers met een migratieachtergrond met betrekking tot deelnemen aan het culturele aanbod in Brussel?

2.2. Data-verzameling

Deze studie is kwalitatief van aard en het is volgens (Baarda & de Goede, 2013) geschikt om ver- kennend onderzoek uit te voeren zoals deze studie. Voor dit onderzoek is samengewerkt met de organisatie Lasso die de cultuurparticipatie bevordert van maatschappelijke kwetsbare groepen via projecten en vormingen en de cultuurhuizen in hun publieksbemiddeling ondersteunen. Verschil- lende kanalen werden gebruikt om de respondenten te bereiken. In het begin, met behulp van het netwerk van Lasso, werden de deelnemers bereikt via verenigingen die mogelijk in aanmerking kwamen met de selectiecriteria.

(20)

19

Hiermee worden organisaties bedoeld die ouderen met een migratieachtergrond bereiken. Deze organisaties hebben een e-mail gekregen met de uitleg van deze studie om het nadien aan hun doelgroep door te vertellen. Deze manier leverde helaas onvoldoende respons op, waardoor de onderzoeker zelf ter plaatse ging om deze studie voor te stellen en kennis te maken met de doel- groep. Nadien raakten de deelnemers betrokken bij deze studie via de sneeuwbalmethode, het zijn respondenten waarmee de onderzoeker in contact is gekomen via de respondenten die eerder ge- interviewd zijn. Voor dit onderzoek zijn 60-plussers met een migratieachtergrond geïnterviewd, ongeacht het geslacht. Ze zijn geselecteerd op basis van hun leeftijd en hun afkomst.

Om hun cultuurperceptie, participatiemotieven en drempels van het cultuuraanbod in Brussel te achterhalen, vonden semigestructureerde interviews plaats bij de respondenten thuis of bij een organisatie. Hierbij was het van belang dat de deelnemer zich vertrouwd voelde in de omgeving waarin het interview plaatsvond. De methode betrof kwalitatieve interviews met een algemeen interviewschema met vooropgestelde vragen, zodat doorgevraagd kon worden als de respondent iets interessant vertelde (Baarda & Hulst, 2017). Door middel van semigestructureerde interviews is een beeld geschetst van de belevingen, ervaringen en standpunten van de respondenten (Baarda

& de Goede, 2013).

In totaal zijn 26 semigestructureerde interviews afgenomen die tussen de 30 minuten en 1,5 uur duurden, afhankelijk de geïnterviewde en de omstandigheden. De respondentengroep bestond uit 7 mannen en 19 vrouwen met diverse origine (zie bijlage 3). Hoe meer sprake is van culturele diversiteit bij de respondenten, hoe diverser de verzamelde gegevens zijn vanuit verschillende in- valshoeken (Baarda & de Goede, 2013). De onderzoeker heeft voor individuele interviews gekozen, zodat de respondenten niet beïnvloed konden worden door de antwoorden van anderen (Baarda &

de Goede, 2013). Voor 3 interviews was een vertaler of familielid aanwezig om het gesprek te verduidelijken voor de onderzoeker. Van de interviews werden de meeste gevoerd in het Frans, 5 in het Nederlands en Frans, 6 in het Arabisch en 1 in het Lingala. In de bijlage is een geanonimiseerd interview weergegeven (zie bijlage 4).

De respondenten tekenden voorafgaand aan elk interview een informed consent, waarin zij hun deelname aan het onderzoek goedkeurden (zie bijlage 1). In de introductiebrief stond informatie omtrent het onderzoek, wie de onderzoeker is, het doel en de verwerking van de gegevens (Baarda

& de Goede, 2013). De interviews konden pas na hun toestemming beginnen en opgenomen wor- den. Vervolgens zijn deze opnames getranscribeerd om de data te verwerken. De data zijn anoniem verwerkt, waarbij enkel de onderzoeker de namen van de respondenten kent. Door gebruik te maken van fictieve voornamen is hun anonimiteit en privacy verzekerd (zie bijlage 3).

Het interview startte met een kennismakingsgesprek om de geïnterviewde op zijn gemak te stellen.

Dit bestond uit algemene vragen met betrekking tot het leven en interesses van de respondent.

Vervolgens ging het interview door, gebaseerd op de volgende vier topics: (1) beleving van cul- tuurparticipatie; (2) motieven; (3) uitdagingen en drempels; (4) aanbevelingen. Elke topic had vaste vragen, maar er zijn ook extra vragen geformuleerd aan de hand van het antwoord van de geïnterviewde (Baarda & Hulst, 2017). De bijvragen dienden als ondersteuning van de intervie- wer.De volgorde van de vragen kon gedurende het interview veranderen.

(21)

20

De interviewvragen zijn in twee talen voorbereid (Nederlands en Frans), aangezien de deelnemers een van deze twee talen begrepen en dit soms in kleine mate. Voor de Arabisch sprekende respon- denten zijn de vragen letterlijk vertaald door de interviewer op het moment zelf, aangezien ze zich in het Frans of Nederlands amper en moeilijk konden uitdrukken.

Aan het einde van het interview stelde de onderzoeker een open vraag, waardoor de respondent ruimte kreeg om extra zaken te vertellen. De laatste vraag luidde als volgt: ‘Als u de minister van cultuur zou zijn, welk cultuurbeleid zou u dan in Brussel uitwerken?’ Na deze vraag kon de geïnter- viewde zelf vragen stellen, tips geven of extra zaken vertellen. Ten slotte sloot de onderzoeker het interview af met een bedankje en een geschenk en werd een afspraak gemaakt om de uiteindelijke resultaten van het onderzoek te delen (Baarda & de Goede, 2013). Het interviewschema is weer- gegeven in bijlage 2.

2.1. Materiaal

De interviews zijn met de computer aan de hand van het programma Audacity, een dictafoon, en een gsm opgenomen om de transcriptie te vereenvoudigen (Baarda & Hulst, 2017). Alles is letterlijk uitgetypt, om de kans te verkleinen de audiobestanden te verliezen. Opnameapparatuur is een belangrijk hulpmiddel om de betrouwbaarheid van de interviews te verhogen (Baarda & Hulst, 2017). Het interview is nadien uitgetypt met Word en de website oTranscribe.

2.2. Data-analyse

De data zijn in het computerprogramma MaxQDA 2018 verwerkt. Hiermee kon de kwalitatieve studie eenvoudiger gecodeerd worden. De gelijkaardige delen van de interviews hebben een label of een code toegekend gekregen (Baarda & de Goede, 2013). De opbouw van het labelschema is gebaseerd op de onderzoeksvragen en interviewschema (zie bijlage 5). Aan de hand van bestaande theoretische bronnen zijn de voorbeelden uit de praktijk geanalyseerd.

(22)

21

DEEL III: RESULTATEN

In dit onderdeel worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en dit op basis van de gestructureerde onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen worden besproken aan de hand van data verkregen uit de 26 semigestructureerde interviews. Aan de hand van de definitie van cultuur en cultuurparticipatie worden de percepties van de ouderen met een migratieachtergrond als eerst geschetst. Nadien worden de standpunten over het cultuuraanbod in Brussel en via welke kanalen de respondenten bereikt worden weergegeven. De motieven en drempels die de deelname van 60- plussers beïnvloeden worden ook besproken. Uiteindelijk worden de persoonlijke noden, aanbeve- lingen op organisatorisch- en beleidsvlak aan het licht gebracht.

3.1. Beleving cultuurparticipatie

3.1.1. Cultuurperceptie

Aan de hand van de definitie van de deelnemers werd de perceptie op cultuur weergegeven. Uit de resultaten blijkt dat de meeste respondenten het woord cultuur associëren met kennis alsook het geven en nemen. Cultuur werd ook als een verbindingsmiddel gezien om de andere mensen en culturen te leren kennen en te begrijpen.

‘‘Culture c’est apprendre la culture de l’autre, celui qui est devant vous, de tous les gens, de tous les pays, de toutes les cultures. Il y a beaucoup de choses dans la culture. C’est vaste. C’est grand.’’(Mikaïl, 66 jaar)

De term werd ook als een breed en vaag gegeven gedefinieerd waardoor drie respondenten geen definitie konden geven omdat ze de term niet goed begrepen. Daarnaast werden verschillende elementen aan cultuur gelinkt zoals de levensstijl, tradities, gewoontes en opinies van zichzelf en de anderen. Cultuur werd ook gezien als het durven naar de anderen te gaan maar vooral het begrijpen van andermans identiteit en manier van leven.

‘‘Ah, c’est un grand mot la culture, la culture pour moi c’est aller vers l’autre, et surtout comprendre l’autre, sa façon de voir les choses, apprendre les choses des autres personnes leurs façon de vivre, les coutumes, leurs traditions, pour moi c’est ça la culture, je la vois comme ça.’’ (Nadia, 60 jaar)

In het algemeen wordt cultuur als iets positiefs waargenomen door de respondenten. Zoals hierbo- ven vermeld wordt cultuur gelinkt aan het krijgen van kennis en wordt ook als een troef, een rijkdom gezien. Daarnaast linkten een paar deelnemers cultuur aan de culturele bagage van een individu, zijn algemene kennis, land van herkomst, de taal en de opvoeding waaronder de waarden, gewoontes en tradities.

‘‘La culture ça peut contenir la langue, euh, on peut mettre peut-être aussi dans le mot culture l'éducation d’une personne, les connaissances générales et autres. Disons que si on parle de culture, on va parler de quelqu’un qui est cultivé, en générale, quelqu'un qui est cultivé, quelqu'un qui a un certain bagage culturel on va dire, donc qui a des connaissances et qui maitrise ces connaissances.

Culture c'est vague. Certains parlent d’identité́ culturelle par la langue dont il parle, d’autres par la région d'où̀ ils proviennent, etc.’’ (Adil, 60 jaar)

(23)

22

Een persoon dat een bepaalde culturele bagage bezit betekende volgens bepaalde respondenten dat die ‘gecultiveerd’ is. Het woord cultuur in het Arabisch is taqafa en werd geassocieerd aan de kennis dat een persoon beschikt dankzij de opvoeding en onderwijs. Volgens (Adil, 60 jaar) is:

“cultuur zo breed, dat men niet kan zeggen dat we gecultiveerd zijn omdat het niet één ding bete- kent.”

‘‘In het Arabisch zeggen we ‘ki koun mtaqaf’, iemand is gecultiveerd, heeft een bepaalde cultuur.

Mtaqaf, het is iemand die veel dingen begrijpt, dat veel dingen kan leren.’’ (Karima, 63 jaar)

Cultuur werd ook gekoppeld aan de origine en het herkomstland en alles wat de respondenten geleerd hebben en hun waarden, normen en gewoontes dat ze naar België hebben meegebracht.

Mama Agathe zegt daarop iets interessant: ‘‘Cultuur is voor mij een verzameling elementen die de levensstijl en de levenservaringen van een bevolking van een land vormen.” (mama Agathe, 72 jaar).

‘‘Cultuur is dat wat je geleerd hebt, dat ik zelf heb geleerd in mijn vaderland, dus ik ben naar België gekomen. Ik ben in Marokko geboren en getogen, dus ik heb een speciale opvoeding gekregen. En ik heb mijn studies in Marokko gedaan, dus ik ben niet met een lege zak naar België gekomen. Ik ben gekomen met een aantal waarden en normen, die ik geleerd heb in Marokko.’’ (Karim, 62 jaar)

De term werd ook geassocieerd aan de culturele identiteit, mentaliteit en de manier waarop men zijn eigen cultuur aan de anderen voorstelt. De meeste respondenten hadden het ook over het delen en de uitwisselingen tussen de verschillende waarden. Cultuur werd als middel gezien om de anderen te leren kennen maar ook als een manier om de barrières en vooroordelen door te breken.

Hierbij heeft Mama Renée een mooie definitie:

‘‘…la culture permet une ouverture et un échange des valeurs et des richesses qui peuvent contri- buer à mieux vivre ensemble. J'aime partager ce que j'ai mais j'aime aussi recevoir des autres. Et ça c'est à cause de mon esprit d'ouverture. Je pense qu'à travers la culture on peut faire tomber des barrières et des préjugés.” (mama Renée, 63 jaar)

De respondent zegt dat via cultuur er een mogelijkheid bestaat om tussen verschillende waarden uit te wisselen en dat het kan bijdragen aan een beter samenleving. Daarnaast werd cultuur geas- socieerd aan een open geest en ruimdenkendheid waardoor men de wereld op een andere manier kan waarnemen. De meeste respondenten linkten het ook aan hun bredere kennis waardoor ze iets anders kunnen zien en extra kunnen bijleren in het gezelschap van mensen.

‘‘Het is heel belangrijk, cultuur is het leven. Cultuur is een raam dat open is, door de raam kun- nen we alles zien. Het is heel goed in het leven.’’ (Anissa, 61 jaar)

(24)

23

De laatste elementen dat veel aan bod kwamen waren de gewoonten, het gedrag en de opvoeding.

De manier waarop de mensen zich gedragen speelt ook een rol in de omgang met de anderen, volgens de meeste respondenten, daardoor werd cultuur als een verbindingsmiddel gezien om de barrières door te breken.

‘‘Pour moi la culture c'est la manière de se comporter. L'éducation qu'on a reçue c'est ça, c'est ça.

Tout ça, ça fait partie. Et quand tu marches avec les aînés, tu dois savoir te comporter.” (Aissatou, 63 jaar)

3.1.2. Definiëring van cultuurparticipatie

Cultuur werd door de meeste respondenten gezien als een belangrijk element in een samenleving.

De term cultuurparticipatie werd vaak gedefinieerd als het delen van zijn eigen cultuur en het te- rugkrijgen via anderen. Zoals bij cultuur gaat het hier ook over het geven, nemen van waarden en kennis dankzij uitwisselingen.

‘‘Cultuurparticipatie volgens mij, dat is, wat wij leren door onze ontmoetingen met andere mensen.

Euh, bijvoorbeeld, ik op mijn werk, ik ontmoet andere collega's, Vlamingen die komen van verschillende streken, uit Brussel, en ik probeer ook aan die mensen iets over mijn eigen cultuur vertellen, zo verstaan ze met wie ze te maken hebben.” (Karim, 62 jaar)

Cultuurparticipatie betekende ook letterlijk volgens de participanten het deelnemen aan culturele activiteiten. Volgens Lotfi is het participeren aan de culturele activiteiten meer dan het aanwezig zijn: “…dus dat is deelnemen aan culturele activiteiten en actief zijn en zelf actief zijn dus aan die activiteiten deelnemen, niet alleen participeren maar ook organiseren, je moet ook mee doen, niet alleen komen en blijven staan.” (Lotfi, 63 jaar)

Het deelnemen aan culturele activiteiten brengt gelegenheden om van elkaar te leren ondanks de verschillen volgens de respondenten. Elke cultuur brengt iets extra met zich mee in België waardoor de bevolking van elkaar kan leren dankzij ontmoetingen. Cultuurparticipatie is volgens Mama Rosie:

“…het opzoeken van een harmonie met de cultuur van de anderen.” (Mama Rosie, 69 jaar). Het deelnemen aan cultuur brengt een bepaalde rijkdom waardoor men de handen niet leeg naar huis brengen. Volgens Artur is cultuurparticipatie: “Wanneer we bijwonen, wanneer we deelnemen en wanneer mensen uit verschillende landen of culturen tonen wie ze zijn. Elk land, elke stad, elke regio of elke dorp heeft een kleine ding dat we met ons meenemen.” (Artur, 79 jaar)

Het feit dat het gastland (België) en de verschillende herkomstlanden samen iets konden delen kwam vaak aan bod bij de interviews. Volgens de meeste respondenten is het belangrijk om de cultuur van het gasltand te leren en omgekeerd om samen te leven.

“…par exemple en Belgique ici, si on doit participer culturellement ça veut dire que notre culture à nous, elle a à apporter à la culture, au pays d'accueil, quelque chose. Ce sont des échanges, pour vivre ensemble il faut, tu apportes quelque chose, je donne quelque chose, on met le mixte.” (mama Nadine, 60 jaar)

(25)

24

Om aan cultuur te kunnen participeren lichtten de respondenten toe dat middelen belangrijk zijn om van die deelname te kunnen genieten. Hierbij zegt een respondent dat er nog delen van de bevolking de primaire behoeften moeten vervullen zoals het voeden, kleden, huisvesting, enzovoort. Als die primaire behoeften vervuld zijn dan kan een individu de volgende stap volgen, namelijk aan cultuur participeren zoals naar de bibliotheek gaan.

‘‘Participation culturelle.. je pense que c’est d’abord et avant tout avoir les moyens de pouvoir chercher la connaissance. Pour avoir ces moyens, je pense qu’il y’a beaucoup de population dans le monde qui ne peuvent pas prétendre cette participation culturelle parce qu’ils sont encore dans les besoins primaires, dont le fait de pouvoir se nourrir, se loger, se vêtir, etc. Je pense qu’une fois qu’on a fait ça, on peut passer à ce qu'on peut appeler la culture, c'est à dire les connaissances, je ne sais pas moi, aller à la bibliothèque lire des livres s'informer, se documenter, etc.’’ (Adil, 60 jaar)

Voorbeelden van cultuuractiviteiten

“La participation culturelle, Je trouve que c'est quelque chose qui dit l'ouverture à l'autre, s'ouvrir à l'autre, c'est à dire participer aux activités de notre communauté qui n'a pas les même valeurs que moi, et j'aime rencontrer les autres, je trouve dans le monde associatif, on apprend beaucoup de choses et on découvre beaucoup de choses....” (mama Renée, 63 jaar)

Zoals hierboven vermeld, cultuurparticipatie is het deelnemen aan activiteiten die niet per se overeenkomen met eigen waarden. De voornaamste culturele activiteiten die aangegeven werden door de respondenten waren theater, cinema, taallessen, reizen, uitstappen, naailessen, televisie, schilderijen, tekenen, feesten zoals het huwelijk en interculturele activiteiten zoals iftars (het verbreken van het vasten tijdens de maand ramadan).

“Ik ben ook lid van een vereniging, die regelmatig heel veel activiteiten organiseren in verband met kunst en cultuur, om de twee maanden hebben we ontmoetingen, en er zijn dingetjes die worden georganiseerd, lezingen, en wij zijn actief daar, wij voeren gesprekken, wij kritiseren wat we gedaan hebben enzovoort.’’ (Abdelmalik, 60 jaar)

Cultuurparticipatie betekent veel meer dan de bovengenoemde activiteiten volgens de meeste respondenten. Volgens Moncef bijvoorbeeld kunnen de mensen niet zonder cultuurparticipatie leven. Aan cultuur participeren kan ook een gesprek zijn bij de Marokkaanse beenhouwer op de hoek van de straat. Daarnaast zei Nadia ook dat activiteiten niet enkel schilderijen zijn bijvoorbeeld maar ook het uitwisselen van verschillende recepten kan als cultuurparticipatie gezien worden.

Doorheen deze activiteiten kan men veel van andermans cultuur bijleren.

“Par exemple la participation culturelle, ça peut être aussi, c’est pas juste des tableaux collés à un mur, ça peut être aussi invité l’autre a un repas ethnique, échanger des recettes. Enfin par rapport à tout ce qui est culinaire. De la musique aussi, les instruments je trouve que la musique fait passée aussi beaucoup de choses. On ouvre des portes qui sont fermées avec la musique aussi, on apprend beaucoup de la culture de l’autre.” (Nadia, 60 jaar)

(26)

25

3.1.3. Cultuurprogramma in Brussel

“Ik weet dat er veel dingen gebeuren, Brussel is groot, wij zien haar als klein. Je moet gewoon vinden met wie je kan gaan.” (Halima, 74 jaar)

Hierbij werden aan de respondenten gevraagd wat ze van de Brusselse culturele programmatie kennen en welke activiteiten er volgens hen ontbreken. De meeste respondenten zeiden dat Brussel een rijk en cultureel aanbod heeft maar dat de informatie niet vaak goed verspreid is. Een aantal respondenten hebben ook geen zicht op het cultuurprogramma.

“Ik weet niet wat er allemaal gebeurt. Wanneer men mij informatie geeft, dan ga ik. Maar ik moet weten wat er gebeurt of er zal gebeuren, toch.” (Rabia, 65 jaar)

Daarnaast waren er ook respondenten die vonden dat er juist veel te doen is in Brussel waardoor de keuze moeilijker kan zijn. Daarbij zei mama Adèle dat het aanbod groot en soms fantasierijk kan zijn waardoor er een dimensie ontbreekt en niet meer kwaliteitsvolle activiteiten aangeboden worden.

’’Je trouve qu’il beaucoup de choses à faire à Bruxelles, y en a trop parfois, on sait pas choisir, parfois ça devient un peu fantaisiste dans ce sens que y a du n’importe quoi aussi dedans, la dimension respect manque parfois.’’ (mama Adèle)

De meeste respondenten vertelden dat ze wel blij zijn met het aanbod omdat het veel kansen biedt voor de vrouwen bijvoorbeeld via taallessen. Kawtar zei hierbij: “De programma is goed, die helpen vrouwen die niet kunnen lezen. Er zijn organisaties die vrouwen accepteren om hen te leren lezen in het Frans, Arabisch, Nederlands. Eerlijk gezegd ze helpen veel mensen en dat is zeer goed.”

(Kawtar, 60 jaar)

Een belangrijk punt dat aan bod kwam was het feit dat de communicatie niet altijd vlot of efficiënt verloopt, waardoor de respondenten niet op voorhand weten wanneer er interessante activiteiten zijn. Volgens mama Nadine is de reclame in Brussel niet altijd goed omdat Brussel interessante musea hebben bijvoorbeeld maar er wordt weinig gedaan. ‘‘Het Atomium sluit te vroeg, Brussel is niet zoals Parijs, het is jammer omdat Brussel niet cultureel genoeg is, niet toeristisch, maar mensen houden van monumenten, pleinen, maar je zult zeggen dat de Manneken Pis 24 uur per dag is, maar de andere pleinen sluiten te vroeg…’’ (mama Nadine, 60 jaar)

Gebrek aan activiteiten

‘‘Je ne crois pas qu’il ya un manque. Ici il y’a tout, on est gaté. On peut aller partout, Les transports sont tellement bien fait qu’on peut aller partout parce que quand je vois au Maroc, en France, en Espagne, on a difficile à se déplacer. Il y’a pour tout les gouts, on a vraiment le choix, c'est super.’’

(Roqaya, 67 jaar)

Volgens de meeste respondenten is er juist veel te doen in Brussel waardoor er volgens hen geen gebrek is aan bepaalde activiteiten. In Brussel is het volgens een paar respondenten gemakkelijk om zich te verplaatsen en het aanbod is voor alle smaken gericht.

(27)

26

De andere respondenten hebben wel interessante ideeën aanbevolen zoals: “…meer activiteiten en verenigingen hebben in het domein van de Arabische en Marokkaanse cultuur.” (Karim, 62 jaar).

Volgens andere respondenten moeten de ervaringen van senioren aan het licht gebracht worden omdat ze niet vaak betrokken worden.

‘‘Je trouve qu'on doit mettre en valeur les expériences des séniors. Je pense qu'ils sont moins sollicités.’’ (mama Renée)

Daarnaast merkten de meeste respondenten aan dat er een gebrek is aan lokalen waar de verschillende gemeenschappen hun eigen cultuur kunnen voorstellen. Brussel werd beschreven als een multiculturele stad met veel rijkdom maar waar er weinig evenementen bestaan die de verschillende culturen verzameld.

Volgens sommige respondenten wordt een deel van de gemeenschap uitgesloten omdat het aanbod niet voor hen is bestemd of niet interessant is. “In bepaalde culturen zoals hier in België, naar een theater gaan, kunst maken is belangrijk, maar in andere culturen is theater niet even belangrijk.”(mama Adèle, 70 jaar). Ze voegt hierbij dat een deel uitgesloten wordt waarvan hun cultuur of vrijetijd niet als prioritair wordt beschouwd.

‘‘Er zijn veel activiteiten maar voor de autochtonen, heel veel dingen, interessant pas op he, maar gewoon voor een deel van de bevolking, euh ik voel me niet geïnteresseerd voor de zaken die aangeboden worden. Dat moet mij een beetje aantrekken.’’ (Abdelmalik, 60 jaar)

Andere interessante ideeën waren interculturele ontbijten organiseren tussen senioren tijdens een moment wanneer ze beschikbaar zijn. Na een bepaalde leeftijd zeiden de respondenten vermoeid te zijn en rustigere activiteiten interessanter kunnen vinden die niet veel inspanningen vergt.

“Je suis mère au foyer, j’ai déjà beaucoup d’efforts à la maison, donc honnêtement 65 ans passé, on a envie de plus se retrouver et de relaxer, vraiment.” (Shreya, 65 jaar)

3.1.3.1. Informatiekanalen

In dit korte deel worden de informatiekanalen besproken en via wie de respondenten bereikt worden. In het algemeen waren de meeste benoemde kanalen televisie, radio, affiches, brochures, e-mails, Facebook, Whatsapp, kranten (bijvoorbeeld Bruzz). Daarnaast werden bijna alle respondenten bereikt via personen zoals hun familieleden (voornamelijk kinderen), vrienden, collega’s voor de werkenden en via de leden van de verenigingen. De mond-aan-mondreclame was ook het kanaal dat het meeste aan bod kwam bij de participanten.

“Ik heb deze groep leren kennen dankzij de vriendinnen die al deel uitmaakten van deze groep.

Toen ik aankwam had ik veel buurvrouwen ontmoet en de verantwoordelijken van de vereniging.

Ze hebben mij voorgesteld om bij hen te blijven om te leren schrijven en lezen. Ik had veel getwijfeld wegens mijn leeftijd en mijn gezondheid. Nu lezen we de hoofdstukken uit de koran, we schrijven in het Arabisch enz.” (Rabia, 65 jaar)

(28)

27

3.2. Participatiemotieven

In dit gedeelte worden de motieven besproken die de respondenten aanmoedigen om aan culturele activiteiten deel te nemen. Daarnaast wordt de rol van hun sociaal netwerk behandeld en waarom ze juist met die personen aan activiteiten participeren. De voornaamste redenen die de participanten motiveerden om aan cultuuractiviteiten deel te nemen worden hieronder beschreven.

1. Interesse en onderwerp

Bijna alle participanten participeren aan cultuur omdat ze gewoon geïnteresseerd zijn. De meeste hebben dat graag en willen zich amuseren. De respondenten benadrukten ook dat ze eerst naar het onderwerp of thema en het idee erachter bekijken vooraleer ze participeren. De meeste interesses waren gerelateerd aan hun eigen waarden, ervaringen, referentiekader (thema’s rond eigen origine bijvoorbeeld) en het feit dat de culturele aanbieder respectvol is ten opzichte van de verschillen. Volgens een respondent werd cultuur geassocieerd met de schoonheid van het leven en waarvan er mooie herinneringen gemaakt worden die gedeeld kunnen worden met zijn eigen omgeving.

2. Uitgaan en uitwisselen

‘‘Omdat ik het gewoon leuk vind. Ik hou van culturele activiteiten waaraan ik graag deelneem en het maakt me gelukkig en ik hou ervan mensen te ontmoeten en met mensen te praten. Uitwisseling is wat mij motiveert om deel te nemen, dus ideeën uitwisselen." (Lotfi, 63 jaar)

Hierbij verklaarden bijna alle respondenten dat ze hun gedachten wouden verzetten en hun ideeën met andere personen wouden uitwisselen. Opvallend voor de onderzoeker was het feit dat de geïnterviewden vaak zeiden dat cultuurparticipatie het geven van zijn eigen cultuur was, maar ook het terugkrijgen van de anderen. Het is een vorm van integratie volgens Farah.

“Comme on a reçu , il faut le partager aux autres. Moi c’est comme ça que je pense. J'adore sortir et voir des gens, faire des connaissances, des amis, des voisins, ah oui.. C'est ça s'intégrer.

S’integrer il faut pas rester cloué chez toi et qu'avec ton clan. S'intégrer il le faut, parce que quand l'autre te connais, il a moins peur de toi.” (Farah, 68 jaar)

3. Eenzaamheid vermijden

De meeste respondenten gaven toe dat ze niet alleen thuis wouden blijven, voornamelijk voor de televisie. Andere personen ontmoeten, contacten maken was volgens hen beter dan enkel thuis blijven. De participanten legden uit dat het deelnemen aan culturele activiteiten goed was voor hun psychologisch welzijn. Het waren momenten waar ze zich konden ontspannen en hun tijd nuttig spenderen.

“Ça fait bien pour moi. Parce que rester toujours la maison, oui y a la television, mais la TV c’est pas quelqu’un pour parler. Pourquoi parler avec ça ? Il faut sortir, pour le bien, quand on est malade, et tu sortir, tu parles, ça va quand même.” (mama Paula, 77 jaar)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

BIJ ALLE HOOFDGERECHTEN ZIT WITTE RIJST OF FRIETEN INBEGREPEN.. [74] Zoetzuur en ananas [82]

aanbod te l everen voor ouderen. Het is wensel ij k om ook in Amsterdam na te gaan in hoeverre b i nnen het organ isatiekader van de sportverenigingen

Omdat de mens geheel afkerig is van het goede, de dienstknecht is van de zonde en de dood, verkocht onder de zonde, Satans gevangene en dood in de zonde, is hij niet

De algemene conclusie van die multi- variate analyse voor alle allochtone leerlingen in de Franse Gemeenschap en voor de tweede generatie in de Vlaamse Gemeenschap was min of

Binnen educatieve cultuurparticipatie zijn de scholen, lokale cultuurmakers, Scala, K&C en Bibliotheek Westerveld actief.. Cultuurparticipatie op

Buurtwelzijn samen met Huis voor de Sport Groningen nieuwe activiteiten voor alle burgers vanaf vijfenvijftig jaar in de stadsdelen.. Tevens is het project gericht op de

• Bijna alle respondenten hebben melding gemaakt van de overlast, maar zijn zeer ontevreden over de manier waarop de gemeente tot nu toe reageert op en communiceert over

De conclusies van het onderzoek zijn: de helft van de ouderen participeert nooit; een deelname aan cultuur is geen garantie voor frequente participatie; cultuurparticipatie is