• No results found

Aan Dr. F. G. Wailer is, met ingang van 3 Mei 1925, eervol ontslag verleend als president-directeur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Aan Dr. F. G. Wailer is, met ingang van 3 Mei 1925, eervol ontslag verleend als president-directeur"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NUMMER 112 MEI 1925 22e Jaargang, No. 10

CHEMISC H W EEK B LAD

ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

Hoofdredacteur:

Dr. W. P. JORISSEN, Leiden,

11

Hooge Rijndijk, Telefoon

1449

Redactie-Commissie: Dr. A. van Rossem, scheik. ing., J. Rutten, scheik. ing., Dr. G. L. Voerman, D. van der Want, scheik. ing. 11

D. B. CENTEN's Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam, O.Z. Voorburgwal 115,

Telefoon

48695

n, dat we een overproductie

El (en daarmee gelijk testellen en uitweg gevonden te worden

te gebruiken en aan de toe-

. In de eerste plaats zal echter ei personen van de bedoelde zijn en hoeveel er vermoedelijk komen. Verder dienen wij te itst zal kunnen worden, voor Is het mogelijk is ook bij een isurlijk ook het aantal studee-

hieronder ook te rekenen de nagegaan moet worden. Pas bede statistiek over eenruim o erheid gezegd kunnen worden jebied kunnen werken en hoe- om steeds de plaatsen bezet te naken en het wachten op een ren. Woonden wij in Pmerika,

t diverse groepen van belang- ons land, dan zou men door

i de vereenigingen van werk- van de werknemers, veel ge- en. Misschien dat hier te lande

er lichamen zooals de Maat- eeniging van Delftsche inge- e.a, samen een studiecommissie :hten te bewegen tot zoo vol- indien dit van regeeringswege

voor het onderzoek mannen goeden wil en bekwaamheid chikking hebben. Het kan dan n vergelijking met andere uit- Irag —, maar zeer zeker zal ed besteed zijn, als blijkt, dat komende jeugd en hun verant- n juist inzicht kunnen krijgen

Let inslaan van een bepaalden ensbelang om een breede laag hunne ontwikkeling als leiders innen optreden of in openbaren unnen werken tot verbetering iet voor elk land een gevaar,

t voorbereiding noodig hebben, lietijd moeten inzien, dat geen

en geen behoorlijk bestaan te heid van de ailergevaarlijkste omlaag. Zulk een toestand te vooruitziende regeering en een

i tegen inzinking van de eco- En zou willen verzetten. Ten ak kan geen twijfel bestaan, tter is van de Kon. Akademie n paedagogischen kant van zijn er harte neemt, liet reeds een woord hooren; andere hoog- er. Er moet gehandeld worden, e statistieken is een eersteeisch, aarvan gereed is, moet tevens

daaruit te trekken conclusies 'ie neemt het initiatief?

.n bruikleen (tegen vergoeding) en physische chemie, gemaakt Elft of de Universiteit te Leiden.

hoofdredacteur te zenden,

ANBOD.

Spiritusfabrikation.

eheel of gedeeltelijk.

of Physical Chemistry, I, II stuks in étui.

d.-Indië, 5 jaarg

INHOUD: Mededeelingen van het Algemeen Bestuur der Nederlandsche Chemische Vereeniging. Sectie voor Kolloid- chemie. Dr. W. P. Jorissen, Dr. F. G. Wailer, Dr, W.

P. Jorissen, Prof, Dr. Bohuslav Brauner. Verslag van het Twintigste Nederiandsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Groningen van 14-16 April 1925. Chemische kringen. Personalia, enz. Ingekomen verhandelingen.

Ter bespreking ontvangen boeken, Correspondentie, enz. - Dr, J. F. van Oss, Ingezonden. Vraag en aanbod. Ver- betering.

MEDEDEELINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR DER NEDERLANDSCHE

CHEMISCHE VEREENIGING.

Candidaat gewoon lid:

Dr. Const. Belcot, Bucarest, 4bis Str. Paléologue, chef de travaux

a

1'-Universitë de Bucarest (Roemenië)

voorgedragen door Dr. W. P. Jorissen, Leiden en Dr. A.

D. Dook, Haarlem.

Adresueranderinpen:

D. Cannegieter, chem. stud,, Haarlem, Hoofmanstraat 22.

E. van Everdingen, scheik. ing., Breda, St. Josepstraat 14.

L. M. F. v. d. Lande, chem. docts., Amsterdam, Prinsengracht 3771, R. Leopold, chem. cand,, den Haag, Mesdagstraat 6,

Darmawan Mangoenkoesoemo, scheik. ing., Semarang (lava), p/a. Mangoenkoesoemo, oud-onderwijzer.

W. L. Mosmans, scheik, ing., a. f. Garoem, halte Garoem (Kediri).

Dr. D. van Os, Amsterdam, v. Breestraat 155, adj.-dir. Kon.

Pharm, Hand. Ver,

Dr. E. H. Reerink, Eindhoven, Hotel du Commerce, Stations- plein, scheikundige bij Philips' Gloeilampenfabriek.

Dr. A. D. DONK, secretaris-penningmeester, Verspronckweg 100, Haarlem,

telef. 12928.

Sectie voor Kolioidchemie.

Aan hen, die op eenige wijze belangstelling in de Sectievoor Kolloidchemie getoond hebben, is een circulaire gezonden, waarin mededeelingen gedaan worden over een, zoo mogelijk in aan- sluiting met de zomervergadering der Ned, Chem, Ver., te houden Kolloidchemischen Dag.

Het is wellicht niet uitgesloten, dat in de Ned. Chem, Ver.

leden zijn, die als lid der Sectie voor Kolloidchemie wenschen toe te treden, doch hiervan nog niet kennis gegeven hebben, Het Bestuur verzoekt hen zich te willen opgeven bij den secretaris der sectie H. J. C. Tendeloo, Korte Nieuwstraat 11, Utrecht,

54 92 W Dr. F. G. WALLER.

Aan Dr. F. G.

Wailer

is, met ingang van

3 Mei 1925, eervol ontslag verleend als president-directeur

der N. V. Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te

Delft, na 40 jaren het directeurschap te hebben vervuld. Dr. Waller is in dezelfde algemeene ver- gadering van aandeelhouders, waarin hem dit eervol ontslag werd verleend, benoemd tot gedelegeerd commissaris der vennootschap.

Bovengenoemde feiten geven ons aanleiding, hier uit het rijke leven van Dr. Waller eenige bijzonder- heden naar voren te brengen.

De Heer F. G. Wailer werd den 19den April 1860 te Loenen geboren. Reeds op 12-jarigen leeftijd begon hij zich toe te leggen op de studie der schei- kunde, met het gevolg dat hij op de H.B.S. met

5.

-

j.

cursus te Haarlem steeds is vrijgesteld geweest van het bijwonen der lessen in de chemie. Hij mocht den vrijkomenden tijd doorbrengen in het labora- torium der H.B.S., waar hij zich o.a. de grond- slagen der quantitatieve analyse eigen maakte. In

1878 begon hij zijn studie voor technoloog aan de Polytechnische School te Delft, maar reeds in 1879 stelde de Heer

J.

C. van - Marken, directeur der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, hem voor, de opengevallen plaats van chemicus aan genoemde onderneming tijdelijk te vervullen. Deze tijdelijke aanstelling is echter een blijvende geworden en al spoedig was hij niet alleen als chemicus maar ook als technicus werkzaam. Niettegenstaande deze werk- zaamheden hem alleen toelieten gedurende enkele uren per week de colleges aan de P. S. te blijven volgen, legde hij reeds in 1882 met goed gevolg het examen voor technoloog af. Al spoedig werd hij tot technisch leider der fabriek benoemd en reeds in 1885

tot mede-directeur

de Vennootschap aan- gesteld. Zijn verder leven is gewijd geweest aan de ontwikkeling van de gist-industrie, die, zooals o. a, blijken kan uit het indertijd in het Chem. Week- blad 1) van Wailer's hand verschenen opstel: ,,Een vergeten uitvinder", een tijdperk van groote tech- nische volmaking heeft doorgemaakt. Deze is ook hieruit op te maken, dat de hoeveelheid gist, uit een zelfde hoeveelheid grondstof verkregen, lang- zamerhand verdrievoudigd is. In den wedloop om den voorrang, die een gevolg was van deze tech- nische ontwikkeling, was het alleen door toepassing van wetenschappelijke methoden mogelijk tot de eersten te blijven behooren.

In 1892 werd door den Heer Wailer in een

t) 10, 635-644 (1913).

(2)

nieurs de groote beteekenis van het chemisch rook- gassenonderzoek aangetoond en daarbij werden twee toestellen vertoond, die voor dat doel moesten dienen. Het eene was een rookgasverzamelaar, die toeliet een juist gemiddeld monster der rookgassen gedurende een zekeren tijd te nemen; het andere een automatische koolzuuranalysator, waaraan even- wel nog de registratie ontbrak. Zooals bekend, zijn later op dit beginsel vele andere toestellen in de

Dr, F. G. WALLER.

praktijk ingevoerd. Door den Heer Waller werd ook het eerst een systeem ingevoerd, waarbij de stokers een premie ontvangen, gebaseerd op het koolzuur- gehalte der rookgassen.

In 1891 werden de Heeren J. C. van Marken en F. G. Wailer aangezocht tijdelijk de Directie op zich te nemen van de zich in financieele moei- lijkheden bevindende Lijm- en Gelatinefabriek ,,Delft", welke bijna de helft van haar kapitaal verloren had. In 1897 mochten zij de voldoening smaken dit verlies te hebben ingehaald. Dr. Waller bleef directeur tot 1916.

In 1897 besloot de Nederlandsche Gist- en Spi- ritusfabriek een filiaal te stichten te Brugge (België), waar de heer Wailer zich toen een jaar metterwoon vestigde. Ook deze filiale is, zooals bekend, tot grooten bloei gekomen en is verreweg de grootste in haar soort in België geworden.

Na het overlijden van den heer J. C. van Marken werd de Heer F. G. Wailer tot President-Directeur der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek benoemd (1906).

de Centrale Commissie voor de Statistiek en van den Centralen Gezondheidsraad, welke functiën hij even- wel neerlegde, toen hij werd benoemd tot lid van den Mijnraad. Deze functie bekleedt hij thans nog naast die van lid van den Raad van Bijstand van de directie van economische zaken en van commis- saris van de Nederlandsche Bank en eenige indus- trieele ondernemingen.

In 1912 werd de heer Wailer tot eere-lid der Nederl. Chem. Vereeniging benoemd, in 1914 werd hem, ter gelegenheid van de viering van het 300- jarig bestaan der Groningsche Hoogeschool, het doctoraat honoris causa in de scheikunde door ge- noemde Universiteit verleend. Tot hen, die tege- gelijkertijd eeredoctoraten ontvingen, behoorden Sv, Arrhenius, J. J. van Laar en The Svedberg.

Andere hem verleende onderscheidingen zijn het eerelidmaatschap van het Kon. Instituut van Inge nieurs en verschillende ridderorden. Dr. Wailer is ni, ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, groot-officier in de orde van Oranje-Nassau en die van Leopold II, commandeur der Kroonorde van België.

Het zal Dr. Wailer zwaar zijn gevallen afscheid te nemen van de Nederl. Gist- en Spiritusfabriek, aan welke hij zoovele jaren zijn beste krachten heeft gegeven. De vele blijken van sympathie die hem bij dat afscheid zijn geworden, zullen hem echter de overtuiging hebben geschonken, dat hij door de directie, het personeel en alien, met wien hij in relatie is geweest, niet zal worden vergeten.

W. P. JORIsSEN.

54: 92 B BOHUSLAV BRAUNER

(1855 —8 Mei - 1925).

De eerste uitvoerige kennismaking met het Periodiek Systeem der Elementen kreeg schrijver dezes op het algemeene college voor anorganische chemie van van

't Hoff in de cursussen 1890-91 en 1891.-92.Op aantrekkelijke wijze werden de treffende betrekkingen tusschen de elementen behandeld.

Diepen indruk maakte de mededeeling over de voorspelling door Mendelejeff van het eka-aluminium, het eka-borium en het eka-silicium en de ontdekking dezer elementen, respectievelijk door Lecoq de Bois- baudran (1875), Nilson (1879) en Winkler (1886).

Eenige moeilijkheden, de plaatsing van Co vóór Ni en die van Te vóór J, bleven den toehoorder intrigeeren.

Later (1895) toen de verhandelingen van Men- delejeff en Lothar Meyer werden herdrukt') en, In

1896, F. P. Venable's boek 2) verscheen, kwam er een betere gelegenheid, de belangwekkende - haast romantische - ontwikkelingsgeschiedenis van het Periodiek Systeem in bijzonderheden na te gaan.

Bij de bestudeering van deze, waarbij ook vooral G. Rudorf's werk 3) goede diensten kan bewijzen, komt men herhaaldelijk Brauner's naam tegen: bij de plaatsing van het telluur, het beryllium, de water-

1) Ostwald's Kiassiker, No. 68,

5) The Development of the Periodic Law; Easton (Pa.), Chem, Pubi. Co., 1896, 321 pp.

3) Das Periodische System, seine Geschichte und Bedeutung für die chemische Systematik; Hamburg u. Leipzig L. Voss, 1904, 370 pp.

het argon en het he ontdekt), bij den strijc als eenheid voor de r andere plaats.

Een van Brauner's was toen nog student het Periodiek Systeem van he t beryllium 4), 1 van Mendelejeff, verd van dit element en d zoekingen van Nilso gelijk. Deze kwestie pondetitie met Mendt

BOHU

te Petersburg. Het C was hierdoor verkre door Brauner's refer;

het Journal of the C hij zich in 1902 na;

congres der Russisch de chemische sectie gewoond) een voordr der zeldzame aarde:

in verband hiermede Brauner is steeds dit systeem geblev belangstelling er vo ,,Handbuch der an' er van indeelde, ii kunnen doen, dan wichtsbepalingen stt de bewerking van

4) Bier. 11, 872 (1878);

5) Bier. 17, 987 (1884);

(3)

243

an 1902 tot 1908 lid van de Statistiek en van den welke functiën hij even,

,d benoemd tot lid van bekleedt hij thans nog Raad van Bijstand van zaken en van commis~

Bank en eenige indus- Wailer tot eere-lid der benoemd, in 1914 werd e viering van het 300-

;che Hoogeschooi, het 1e scheikunde door ge,

d. Tot hen, die tege- Itvingen, behoorden Sv.

The Svedberg.

Lderscheidingen zijn het on. Instituut van Inge-

orden, Dr. Waller is ni, sTederlandschen Leeuw, )ran je-Nassau en die van Kroonorde van België.

t zijn gevallen afscheid 1st- en Spiritusfabriek, n zijn beste krachten ken van sympathie die geworden, zullen hem en geschonken, dat hij eel en alien, met wien

t zal worden vergeten.

W. P. JORIsSEN.

54: 92 B RAUNER

-1925).

iaking met het Periodiek schrijver dezes op het anische chemie van van

—91 en 1891-92. Op treffende betrekkingen leid.

mededeeling over de van het eka-aluminium, icium en de ontdekking ik door Lecoq de Bois~

9)en Winkler (1886), Itsing van Co vóór Ni even den toehoorder iandelingen van Men-

den herdrukt 1) en, in ) verscheen, kwam er angwekkende - haast

;geschiedenis van het rheden na te gaan.

e, waarbij ook vooral Lensten kan bewijzen, nez's naam tegen: bij et beryllium, de water-

c Law; Easton (Pa.), Chem, eschichte und Bedeutung für

U. Leipzig, L. Voss, 1904,

stof en de elementen der zeldzame aarden in het Systeem, bij de beschouwingen over den aard van het argon en het helium, (resp. in 1894 en 1896 ontdekt), bij den strijd over het aannemen van 1/ 0 als eenheid voor de atoomgewichten en op menige andere plaats.

Een vats Brauner's eerste publicaties (1878) hij was toen nog student - heeft reeds betrekking op het Periodiek Systeem en behandelt het atoomgewicht van het beryllium 4). In aansluiting met de opvatting van Mendelejeff, verdedigde hij de tweewaardigheid van dit element en de in 1884 gepubliceerde onder- zoekingen van Nilson en Pettersson 5) gaven hem gelijk. Deze kwestie was aanleiding tot een corres- pondentie met Mendelejeff, gevolgd door een bezoek

Foto Donat-Tomái Praha.

BOHUSLAV BRAUNER.

te Petersburg. Het contact met de Russische chemici was hierdoor verkregen en werd o. a. onderhouden door Brauner's referaten van Russische publicaties in het Journal of the Chemical Society te Londen. Dat hij zich in 1902 naar Petersburg begaf om op het congres der Russische natuuronderzoekers (waarvan de chemische sectie ook door Mendelejeff werd bij- gewoond) een voordracht te houden over de elementen der zeldzame aarden en het periodiek systeem, zij in verband hiermede nog aangestipt.

Brauner is steeds een groot propagandist voor dit systeem gebleven, ook in de tijden, toen de belangstelling er voor verflauwde. R. Abegg, die zijn ,,Handbuch der anorganischen Chemie" op grond er van indeelde, meende dan ook niet beter te kunnen doen, dan Brauner (die bij zijn atoomge- wichtsbepalingen steeds dat stelsel voor oogen had) de bewerking van de paragrafen over de atoom-

4) Ber. 11, 872 (1878); 14, 53(1881); Phil, Mag. [51 11, 65 (1881).

5) Bet. 17, 987 (1884); Compt. rend, 98, 988 (1884).

gewichten toe te vertrouwen. Men raadpleegt met genoegen de kritische overzichten 6), die Brauner daarvoor schreef; zij geven niet alleen een duide- lijken indruk van de moeilijkheden, aan nauwkeurige atoomgewichtsbepalingen verbonden, maar ook menige opmerking van belang voor de kennis van het sys- teem van Mendelejeff.

Dat Brauner lid is van de Internationale en voor- zitter van de Tsjechoslowaaksche atoomgewichts- commissie zal dan ook niemand verwonderen.

Hierachter, moge worden afgedrukt het Systeem van Mendelejeff, zooals Brauner dat thans geeft.

Het komt voor in Votoek's ,,Anorganische Chemie"

(1922).

Brauner heeft, behalve zijn op het P. S. betrekking hebbend werk, nog menig ander onderzoek uitgevoerd.

Men raadplege daarvoor de hieronder afgedrukte bibliographie.

Daarnaast heeft hij zich steeds moeite gegeven het onderwijs in de chemie en het wetenschappelijk onderzoek in zijn laboratorium op een hoog peil te brengen. Het groote laboratorium, waarvan hij direc- teur is, is, dank zij zijn onverflauwd aandringen bij de Regeering. in 1903 tot stand gekomen 7).

En hiermede komen wij vanzelf tot Brauner's loop- baan bij het universitair onderwijs, waaraan iets over de voorafgaande jaren moge worden toegevoegd.

Brauner werd 8 Mei 1855 te Praag geboren.

Zijn vader, Franz Brauner, was advocaat en een bekend politicus; zijne moeder, Augusta Neumann, de dochter van K. A. Neumann (1771-1866), die te Praag aan de Universiteit en het Polytechnisch Instituut hoogleeraar in de chemie is geweest.

Na het gymnasium te hebben afgeloopen, stu- deerde Brauner van 1873 af aan de Technische Hoogeschool en de Universiteit te Praag, waar Safarík en Lieben de chemie doceerden. Hoewel hij zich hoofdzakelijk tot de anorganische chemie aan- getrokken gevoelde, werkte hij twee jaren organi- sche chemie bij Linnemann, terwijl ook de bekende Prager physicus Mach grooten invloed op zijn ontwikkeling heeft uitgeoefend.

In den cursus 1878-79 studeerde Brauner te Heidelberg bij Bunsen, waarna hij in 1880 den doctoralen graad verwierf. Dan begeeft hij zich naar Manchester, om bij Roscoe te werken, waar hij tot 1882 blijft. Teruggekeerd in zijn vaderland ,,habi- liteert" hij zich in 1883 aan de Tsjechische Uni- versiteit (die in 1881 was gesticht) voor analytische chemie, later ook voor anorganische chemie. In 1890 volgt zijn benoeming tot buitengewoon hoogleeraar (assistent-professor), in 1897 tot ordinarius professor.

Eerst in 1903 wordt zijn grootste wensch vervuld door de opening van een nieuw, goed ingericht, laboratorium Zijn voornaamste onderzoekingen heeft hij echter vaak met gebrekkige hulpmiddelen - in het oude laboratorium verricht. Dat zij talrijk zijn, toont de reeds genoemde bibliographie.

Brauner is zeer algemeen ontwikkeld, waartoe zijn reizen door geheel Europa en een deel van Amerika stellig het hunne hebben bijgedragen. Hij is daarbij

6)1111(1906); III, 3(1907); II, 1(1908); 111,2(1909); IV, 2(1913).

een afbeelding komt voor op het omslag van het Brauner- nummer (Mei-aflevering 1925) van het Rec. tray. chim.

(4)

1877. Zur Bestimni saure Magnet Zur Bestimm saurem Koba Note, betreffe die Herr Stu rium des Pr Anz. Akad, \ O atomech jakoz i o pray Listy Chemic]

Analysa pop papiru. Ibid.

Nekolik drobr eskch chem 1878. Ueber die d tyljodürs in Akad. Wiss,

1. Ueber das ) Ber. 11, 872- 1879. Einwirkung

jodid. Ibid. t Zur Kenntnh Isobutylgrupç 1881. On the Speci I. Watts). P1 On the Atost (5) 11, 65-72

11

Ueber die sp (met

J.

I, W

Zur Frage i Bildungsweist 1494-1496.

Beitrag zur ( Tagebl. 54.

burg), p. 48- Ueber die \ schen System 1882. Beitrag zur

109-115.

Ueber die im periodisci 109-115.

Contribution Metals.

J.

C

Beitrag zur einer Tafel. S (1881). Mom Contribution cérite. Mon.

Sur le didyrr Beitrag zur natsh. 3, 486 Ueber einiç Anz. Akad.

1883. Contribution Metals, III.

Russisch: 0 rium (Ob at Fiz,Chem:

1) Ook medegedeeld natuurkundigen en med Mezinârodni atomové váhy na rok 1921 8) Periodická soustava MendIjevova. Prof. Dr. Bohuslav Bra uner.

MIMI

Grupa: I II ill IV V VI VII VIII

R20 R102 1R203 1R204 R105 R5 08 1R20 R209 1R208 R204 R103 Ne)v3nor1)

mains kyslicniky

RI-I4

RH, RH,

RH (R )

M ejvyssi ek ave t 14)

slouceniny vodiku

<

I R

II R

III R

IV R

V R

VI R

VII R

viii 0

R (a R) Positivni

IV III Ii I

CL

R R R R R Negativni)

15)

1 H 1,008 4.00 He Rudimentarni

1 2 perioda

2. Li 6.94 Be 9.1 B 10.9 14,008 Al 16.00 0 19,0 F *) 20.2 Ne Prvnj jedno- 10)

3 4 5

~C12.005C

6 7 8 9 10 duchâ perioda

Na 23.00 Mg 24.32 Al 27.1 Si 28.3 Si 31.04 P 32,06 S 35.46 Cl 39.9 A Druhh jedno- ')

3.1 11 12 13 14

15 16 17 18 duchaperioda

4. K 39.10 Ca 40.07 Sc 45.1 Ti 48.1 V 51.0 Cr 52.0 Mn 54.93 Fe 55.84 CO 58.97 Ni 58,68 Cu 63,57

19 20 21 22 23 24 25 26 .7 28 29 Prvni

dvojnasobnâ 5. 63,57 Cu 65.37 Zn 70,1 Ga 72.5 Ge 74.96 As 79.2 Se 79,92 Br 82.92 Kr perioda 19)

29 30 31 32 33 - 34 35 36

6. Rb 85.45 Sr 87.63 Y 89.33 Zr 90.6 Nb 93.1 Mo 96.0 Ru 101 7 Rh 102.9 Pd 106,7 Ag 107,88

37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 Druhá

dvojnásobná 107.88Ag 112.40 Cd 114.8 In 118.7 Sn 120,2 Sb

________

127,5 Te 126.92J

-

130,2 Xe

7. perioda 19)

47 48 49 50 51 52 53 54

8. Cs 132.81 Ba 137,37 La 139,0 Ce140,25 Pr 140.9 Nd144,3

55 56 57 58 59 60 61

9. Sm 150,4 Eu 152.0 Gd 157,3 Tb 159.2 Dy 162.5 Ho 163,5 Er 167.7

62 63 64 1 65 . 66 . 67 68 tyrnâsobna

10 Tu168,5 Yb 173.5 Lu 175,0 Ct Ta 181.5 W184.0 - Os 190,9 Ir 193.1 .Pt 195,2 Au 197,2 perioda 20)

69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79

11 197,2Au 200.6 Hg 204.0 711 207.20Pb 208,0Bi - Po - 222.4 Nt

79 80 81 82 83 84 85 86

12. - Ra 226.0 Ac - Th 232,15 ETa *0*) U238.2 .

87 88 89 90 91 92 . . Cast periody 22)

*) Typické prvky 10) ') Prvky vzacnych zemin, nesnadno za'adite1né 11), *0*) Ekatantal, zvany7té 10) protoaktinium,

8) internat, atoomgew. voor 1921, 0) serie, 10) typische elementen, 11) elementen der zeldzame aarden,

11) ook genoemd. 11) hoogste norm, oxyden. 14) hoogste vluchtige waterstofverb.

21) pos. en neg. maximale valenties, .18) eerste enkelvoudige periode. It) tweede enkelvoudige periode.

19) eerste dubbele periode. 00) tweede dubbele periode. 20) de quadrupele periode. 21) een deel van een periode.

tenschap en Kunst, eeredoctor van de Victoria Universiteit te Manchester, buitenlandsch lid van de Akademie van Wetenschappen te Krakau, - om slechts een deel zijner onderscheidingen te noemen.

En nu hij 70 jaar wordt, hebben zijn leerlingen en vrienden ook die gelegenheid aangegrepen om nog eens kenbaar te maken, hoe hoog zij hem stellen en hoe zeer zij hem en zijn werk waardeeren.

Ook de lijvige bundel verhandelingen, bijeenge- bracht in het Brauner-nummer van ons Recueil, legt daarover getuigenis af. Hij geeft tevens een beeld van den stand van het chemisch onderzoek in Brauner's vaderland.

W. P. JORISSEN.

een uitnemend linguist, spreekt - behalve zijn moedertaal - Duitsch, Engeisch, Fransch, Russisch en Ita1iaansch en kan verscheidene andere talen lezen.

Tot zijn liefhebberijen behooren astronomie en de kennis van vogels, letterkunde, muziek, schilderkunst.

Dat hij ski-looper en fietsrijder was, moge hier even worden aangestipt. 0p zijn rijwiel bezocht hij ook ons land.

Aan waardeering heeft 't Brauner niet ontbroken.

Hij is eerelid van de Chemical Society of London, van de Sociétê chimique de France, van de Tsje- chische Chemische en de Tsjechische Pharmaceuti- sche Vereeniging, lid van de Societas scientiarum Bohemica en de Tsjechische Akademie van We-

Ii

(5)

CHEMISCH WEEKBLAD. 245 Bibliographie.

1877. Zur Bestimmung des Arsens als pyroarsen- saure Magnesia. Z. anal. Chem. 16, 57—58.

„ Zur Bestimmung des Kobalts in salpetrig- saurem Kobaltoxydkali. Ibid. 16, 195—198.

„ Note, betreffend Versuche über Fluorescenz, die Herr Studiosus B, Brauner im Laborato- rium des Prof. Dr. Mach ausgeführt hat.

Anz. Akad. Wiss. Wien, 1877, 178-180.

S O

„ O atomech a mocenstvi nekterych prvku, jakoz i o pravidelnostech v cislech atomovych.

Listy Chemické II, 30-36,87-93, 129-137. v

„ Analysa popele ze svédského flltrovaciho papiru. Ibid. II, 138.

„ Nekolikdrobnosti analytickych. Zpravy spolku v Z v Z O

ceskych chemiku III, 9—11.

1878. lieber die direkte Umwandlung des Isobu- tyljodürs in Trimethylcarbinolamin. Sitzb.

Akad. Wiss. 77 ; Ann. 192, 15.

„ Ueber das Atomgewicht des Berylliums I.

Ber. 11, 872-874.

1879. Einwirkung von Silbercyanat auf Isobutyl- jodid. Ibid. 12, 1874-1877.

„ Zur Kenntnis der Molekularumlagerung der Isobutylgruppe. Ibid. 12, 1877—1879.

1881. On the Specific Volumes of Oxides (met J.

I. Watts). Phil. Mag. (5) 11, 60-65.

„ On the Atomic Weight of Beryllium II. Ibid.

(5) 11, 65—72; Ber. 14, 53—58.

„ Ueber die specifischen Volumina der Oxyde (met J. I. Watts). Ber. 14, 48-53.

„ Zur Frage über das Vorkommen, und die Bildungsweise des freien Fluors. Ibid. 14, 1494—1496.

„ Beitrag zur Chemie der seltenen Erdmetalle.

Tagebl. 54. Vers. D. Naturf. Aerzte (Salz- burg), p. 48—49.

„ Ueber die Weiterentwickelung des periodi- schen Systems der Elemente. Ibid. p. 49—51.

1882. Beitrag zur Chemie der Ceritmetalle. Ber. 15, 109-115.

„ Ueber die Stellung der seltenen Erdmetalle im periodischen System der Elemente. Ibid.

109-115.

„ Contribution to the Chemistry of the Cerite Metals. J. Chem. Soc. 41, 68—79.

„ Beitrag zur Chemie der Ceritmetalle, mit einer Tafel. Sitzb. Akad. Wiss. 84, 1165—4224 (1881), Monatsh. 3, 1—60.

„ Contribution a l’étude des métaux de la cérite. Mon. sei. 1882, 595—625.

„ Sur le didyme. Compt. rend. 94, 1718—1719.

„ Beitrag zur Chemie der Ceritmetalle, II. Mo- natsh. 3, 486—503.

„ Ueber einige im Cerit enthaltene Erden.

Anz. Akad. Wiss. 1882, 184-185.

1883. Contribution to the Chemistry of the Cerite Metals, III. J. Chem. Soc. 1883, 278-289.

„ Russisch: Over het atoomgewicht van tellu- rium (Ob atomnon vese tellura. Zurn. Russ.

Fiz.-Chem. Obscestva, Okt. 1883). ’)

') Ook medegedeeld op het Congres van russische wis- en natuurkundigen en medici te Odessa.

1885. Beitrag zur Chemie der Ceritmetalle, IV.

Atomgewicht des Ceriums. Monatsh. 6, 785.

„ Contribution to the Chemistry of the Cerite Metals. IV (Atomic weight of Cerium). J.

Chem. Soc. 1885, 879—897.

v o v

„ O hutnote roztoku sulfâtu ceria. Vestnik krai, ceské spolecnosti nauk. 14, I, 107 —113(1887).

Russisch ; Over het soortelijk gewicht van ceriumsulfaatoplossingen. (O plotnosti rast- vorov sernocerievoi soli). Zurn. Rus. Fiz.- Chim. Obscestva 1887.

/ V V V '

„ Novy oxyd olova jakozto prispevek k seznâni ûcinku katalytického. Vestnik krâl. ceské spol. nauk. 1887, 295—299.

„ O ûcinku sirovodiku na kyselinu arsenicnou V V V

(met Fr. Tomicek). Casopis ceského lékârnictva 1887, 1 — 12.

„ Ueber die Einwirkung von Schwefelwasserstoff auf Arsensäure. Sitzb. Akad. Wiss. Wien 96, 1 —19 (met F. Tomicek).

1887—8. Density of Cerium Sulphate Solutions. J.

Chem. Soc. 1888, 357—363.

1888. Action of Hydrogen Sulphide on Arsenic Acid.

J.Chem. Soc. 1888, 145 —159 (met F. Tomicek).

„ The Standard of Atomic Weights, I. Chem.

News 58, 307—8.

„ Russisch : Over de werking van zwavelwater- stof op arseenzuur (O dejstviji serovodoroda na mysjakovuju kislotu). Zurn, Russ. Fiz.- VV V Chim. Obscestva 20, 1—18 (met Tomicek).

1889. Die Basis der Atomgewichte. IL Ber. 22, 1186-1192.

„ Experimental-untersuchungen über das perio- dische Gesetz. I. (Tellur-Atomgewicht). Mo- natsh. 10, 411—457.

„ Experimental Researches on the Periodic Law. I : Tellurium. J. Chem. Soc. 1889, 382—411.

„ Sur l’occlusion de l’oxygène dans l’argent.

Bull. Acad. Roy. Belg. (3) 18, 81—90.

„ Experimental^ Studie o periodickém zâkonu.

Listy Chemické 14, 1—30.

„ Ueber die Konstitution einiger Metallchloride.

Tagebl. 62. Vers, deutscher Naturf. Aerzte in Heidelberg 1889, 235—236.

1890. Volumetrische Bestimmung des Tellurs. I.

Monatsh. 11, 526-537.

1891. Volumetric Estimation of Tellurium. I. J.

Chem. Soc. 1891, 58—67.

„ Volumetrische Bestimmung des Tellurs. II, Monatsh. 12, 29—48.

„ Volumetric Estimation of Tellurium. II, J.

Chem, Soc. 1891, 238-253.

„ Ueber das Atomgewicht des Lanthans. Ber. 24, 1328—1331.

1894. Fluoplumbates and Free Fluorine. J. Chem.

Soc. 1894, 398—402.

„ Fluoplumbate und freies Fluor. Z. anorg.

Chem. 7, 1-12.

„ Fluoplumbaty a volny fluor. Rozpravy Ceské a v Akad. III. c. 18, 1—9,

1895. Some Remarks on Argon. Chem. News. 71, 79.

„ How to Prepare Argon on a Large Scale. Ibid.

„ Note on the Gases of the Helium and Argon Type. Ibid. 71, 271.

(6)

1895

1896.

1897.

1898.

1899.

1901.

Cerium. Ibid. 71, 283—285.

On Cerium and its Compound Nature. Bull.

Intern, Ceské Akad. 2, 1—6 (1895).

Action of Hydrogen Sulphide on Solutions of Antimonic, Arsenic and Telluric Acids. J.

Chem. Soc. 1995, 526-548.

O pusobeni sirovodiku na roztoky kyselin : o antimonicné arsenicné a tellurové. Rozpravy Ceské Akad.

On the Atomic Weight of Tellurium. }. Chem.

Soc. 1895, 549-551.

Prâce z chemického laboratoria c. k. ceské university. Roz.pravy Ceské Akad. V, 11 stran:

L O pusobeni sirovodika na soli mednaté. O II. O argonu a heliu. III. Prispevek k chemii thoria.

Action of Hydrogen Sulphide on Cupric Salt Solutions. Chem. News. 74, 99.

Argon, Helium and Prout’s Hypothesis.

Ibid. 74, 223-224.

Die Basis der Atomgewichte. III. Z. anorg.

Chem, 14, 256-262. v /

O zakladni hodnote atomovych vah. III.

Ceské Akad. VI.

a. Contribution to the Chemistry of Thorium.

b. On the Atomic Weight of Thorium, c.

On the Compound Nature of Cerium, d. On Praseodymium and Neodidymium. Proc. Chem.

Soc. March 17, 1898, 67-72.

Contributions to the Chemistry of Thorium.

Comparative Research on the Oxalates of the Rare Earths. J. Chem. Soc. 1898, 951 —985.

Prispevek k chemii thoria. Srovnâvaci pokusy ✓ v

s oxalaty vzâcnych zemin, Rozpravy Ceské Akad. VIII, 5, 1-32.

Patent. (Bereid. van zuivere thoriumprepa- raten). Centr. 1898, II, 653. D. R. P. 97689.

O. plynech typu argono-heliového a jejich pomeru k Mendelejevove periodické soustave.

Rozpravy Ces. Akad. VIII, 21, 1—4.

lieber die Gase des Argon-Helium Typus und das periodische System. Ber. 32, 708—712.

Chemie der seltenen Erden. Verh. D. Naturf.

Aerzte. München, 1899, 131-—133.

Prispevek k historii sporu o zakladni hodnote /

atomovych vah. Rozpravy Ceské Akad. X, 7, 1-13.

Die Basis der Atomgewichte. IV. Z. anorg.

Chem. 26, 186-202.

Jaké postaveni zaujimâ vodik v. periodické 'S O v

soustave prvku, Rozpr. Ces. Akad. X, 34,1—4.

On the Place of Hydrogen in the Periodic System. Chem. News. 84, 233—234.

a. On the Atomic Weight of Lanthanum and the Error of the Sulphate Method for the Determination of the „Equivalent” of the Rare Earths, (met F. Pavlicek). b. On the Atomic Weight of Praseodymium, c. On Pra- seodymium Tetroxide and Peroxide, d. Note on Neodymium, e. Contribution to the Che- mistry of Thorium. Proc. Chem. Soc. 1901, 63—68.

1902. Revise atomové vâhy Lanthanu. (met F.

Pavlicek). Rozpravy Ceské Akad. XI, 6, 1-41.

1902. Revision of the Atomic Weight of Lanthanum.

J Chem. Soc. 81, 1243—1269. ,

„ Jaké postaveni zaujimaji prvky vzâcnych zemin v. periodické soustave Mendelejevove. Roz- pravy Ceské Akad. XI, 21, 1—23.

„ Russisch : Over de plaats van zeldzame aar- v den in het periodiek systeem). O polozeniji redkozemelnych elementov v periodiceskoj sisteme Mendelejeva). Zurn. Rus. Fiz.-Chim.

Obscestva 34 (2) 142—153. Predneseno na sjezdu ruskych prirodovedcu a lékaru v Petro- hrade v prosinci 1901 /R.S./.

„ Lieber die Stellung der Elemente der seltenen Erden im periodischen System von Mendelejeff.

Z. anorg. Chem. 32, 1—30.

1903. Das Atomgewicht des Lanthans. Ibid. 33, 317-321.

„ Revise atomové vâhy ceria. I. dil. (met A. V V V Batek). Rozpravy ceské Akad. XII, c. 5, 1 —16.

„ Revision des Atomgewichtes des Ceriums. I Z. anorg. Chem. 34, 103—123. (met A. Batek).

„ Revise atomové vâhy ceria. II. dil. Rozpravy Ceské Akad. XII.

„ Revision des Atomgewichtes des Ceriums. IL Z. anorg. Chem. 34, 207—237.

1904. Kyselé sulfaty vzâcnych zemin. O rozkladu kyselin zeminosirovych horkem. Rozpravy Ceské Akad. XII, 41, 1—16. (met Jan Picek).

„ Saure Sulfate der seltenen Erden (Erdschwe- felsäuren). Z. anorg. Chem. 38, 322—341.

(met J. Picek).

■v *

„ O nekterych solech komplexni kyseliny ceri- /

sirové s prvky vzâcnych zemin. Rozpravy Ceské Akad. XIV.

1905. Lieber einige Salze der komplexen Cerischwe- felsäure mit den Elementen der seltenen Erden.

Z. anorg. Chem. 39, 261—295.

„ Die Elemente der II. Gruppe der periodischen Systems: Beryllium, Magnesium, Calcium, Strontium, Barium, Radium, Zink, Cadmium, Quecksilber. Bestimmungen der Atomgewichte der genannten Elemente. Abegg’s Handb.

anorg. Chem. Bd. II, 2. 1905. 26-, 80-, 175-, 237-, 299- 310-, 427-, 534-, 685-

1906. Die Elemente der III. Gruppe des periodi- schen Systems. Bestimmung der Atomgewichte der Elemente: Bor, Aluminium, Cerium, Lan- than, Didym, Praseodym, Neodym, Samarium, Europium, Gadolinium, Terbium, Dysprosium, Holmium, Erbium, Thulium, Yttrium, Yter- bium, Scandium, Gallium, Indium, Thallium.

Abegg’s Handb. anorg. Chem., Bd. Ill, 1.

1906. 5-, 54-, 178-, 246-, 258-, 261-, 275-, 283-, 300-, 309-, 317-, 321-, 322-, 323-, 325-, 326-, 335-, 340-, 362-, 378-, 405-

1906. Over de chemie der zeldzame aarden in Mendelejev’s Osnovy Chimiji.

1907. Lieber die Trennung des Tellurs von den

(7)

CHEMISCH WEEKBLAD.

Schwermetallen und über die Tellurikupfer- säure. Ber. 30, 3363—3371 (met B. Kuzma).

1907. Die Elemente der V. Gruppe des periodischen Systems. Bestimmung der Atomgewichte der Elemente: Stickstoff, Phosphor, Arsen, An- timon, ^ Wismut, Vanadium, Niob, Tantal.

Abegg s Handbuch der anorganischen Chemie.

III. Bd. 3. Abt. 1907, 6—37, 361-, 491-, 557-, 628-, 679-, 804-, 839.

1908. Die Elemente der ersten Gruppe der perio- dischen Systems. Bestimmung der Atomge- wichte der Elemente: Wasserstoff, Lithium, Natrium, Kalium, Rubidium, Caesium, Kupfer, Silber, Gold. Die fundamentalen Atomgewichte der Elemente; Natrium, Kalium, Silber, Chlor, Brom und Jod (48 p.p.). Abegg’s Handb.

anorg. Chem. II, Bd. 1, Abt. 1908, 9—46, 106-112, 204-206, 335, 419-423,437-442, 455—468, 665—666, 753—764, u 155—203.

„ Das per. System d. Elemente von Mendelejew.

Erklärende Einleitung f. d. Gebrauch der Wandtafel herausg. van Prof. B. Brauner, Leipzig, Verlag von S. Hirzel, 1908.

Über die Stellung d. Elemente d. seltenen Erden im per. System. Z. Elektrochem. 14,525.

1909. Die Elemente der vierten Gruppe des perio- dischen Systems. Bestimmung der Atomge- wichte der Elemente: Kohlenstoff, Silicium, Titan, Germanium, Zirconium, Zinn, Blei, Thorium. Met R. Abegg : Uebersicht der Elemente der vierten Gruppe. Abegg’s Handb.

anorg. Chem, II. Bd., 2. Abt. 1-, 12-, 280-, 395-, 462-, 482-, 523-, 611, 795—814.

1913. Die Elemente der siebenten Gruppe des periodischen Systems. Uebersicht der Elemente der siebenten Gruppe mit Fr. Auerbach. Be- stimmung der Atomgewichte der Elemente : Fluor, Chlor und fundamentale Atomgewichte (30 pp.), Brom, Jod, Mangan. Abegg’s Handb.

anorg. Chem. IV. Bd., 2. Abt. Herausgeg. v.

Fr. Auerbach, Leipzig 1913, 1— , 5— , 50-79, 214- , 334- , 599-610.

1915. Prispevek k chemii praseodymu. Slavnostni spis II. tridy Ceské Akademie k 70—tym narozeninäm dv. radyprof. Dra K. Vrby. 1915, 22 pp.

1917. Über die Darstellung von Fluor aus Tri- kalium-mono-hydro-ortho-fluoroplumbat auf chemischem Wege. Z. anorg. Chem. 28, 31.

1919. Analysa kvalitativni pro posluchace (zacätec- niky) ceské university, (met Dr. Jindrich Krepelka), V Praze 1919, 179 pp.

1920. A revision of the Atomic Weight of Tin. I.

J.^ Am. Chem, Soc. 42, 917-925. (met H.

Krepelka).

1921. The New International Commission on Che- mical Elements, Chem. News 123, 230.

1922. Prehled chemie vzâcnych zemin s Dr. J. v / Krepelkou v Chemii Votockove.

1922—25. Publikace internacionalni komise pro che- mické prvky. vydâny v jazyku francouzském a anglickém. 1) Isotopy 2) Radioaktivni prvky 3) Atomové vâhy.

1923. Hafnium or Celtium?, Chem. and Ind. 42, 884.

1925. Experimentâlni fysikâlne- chemické bâdâni o

roztocich sulfâtu vzâcnych zemin. (met E. Svagr) (ter perse).

Bovendien heeft Prof. Brauner vele artikelen (brieven) gepubliceerd in „Nature” en „Chem. News”

op historisch, polemisch en biographisch gebied.

5 + 61(063)(492) TWINTIGSTE NEDERLANDSCH NATUUR-

EN GENEESKUNDIG CONGRES.

Op dit Congres, dat te Groningen plaats vond van 14 tot 16 April en op de daar te houden voor- drachten, voor zoover voor chemici van belang, is reeds op biz. 170 gewezen.

In de vergadering voor schei- en natuurkunde der eerste afdeeling (wis- en natuurkundige weten- schappen), gehouden op 15 April, sprak in de eerste plaats Mej. N. H. J. M. Voogd, scheik. ing., over : Het aantoonen van lanthaan in cerium.

Voor het aantoonen van kleine hoeveelheden lanthaan in cerium zijn wij aangewezen op spec- traalanalytisch onderzoek. Groote hoeveelheden van andere zeldzame aarden stören n.l. de chemische readies op de in kleine hoeveelheid aanwezige.

Pollok en Leonard ‘) bepaalden die golflengten uit het lanthaanvonkenspectrum, welke het langst aanwezig blijven bij steeds verdere verdunning van de lanthaanoplossing, die vervluchtigd wordt.

Dit zijn X = 3949.3 Â, 3171.8 Â en 2379.5 A.

Naar deze lijnen moet in ’t ceriumspectrum ge- zöcht worden. Resultaten, met het vonkenspectrum verkregen, waren siecht vergelijkbaar, zoodat tot boogspectrumopnamen werd overgegaan en wel werd opgenomen het deel van ± 3700 — 4200 A, omdat het instellen op de kleinere golflengten nogal be- zwaren oplevert.

Het restspectrum van lanthaan werd opnieuw be- paald. De verschillende lanthaanconcentraties werden verkregen door menging van La203 en ZnO. Resul- taat : de golflengten 3949, 3989 en 3996 blijven ’t langst aanwezig.

Hoewel de lijn 3949 wel het best de aanwezigheid van lanthaan verraadt, heeft hier 3989 voor, dat zij ligt in een gebied van t zeer lijnenrijke cerium- spectrum, waar dit juist zelf geen lijnen heeft, het- geen met 3949 heelemaal niet het geval is.

Opgenomen werden de spectra van een zuiver Merck-preparaat, als Ce02 in de positieve kool van de boog, van hetzelfde preparaat, waarop nog twee- maal de kaliumpermanganaatzuiveringsmethode was toegepast en van een serie mengsels van het laatste preparaat met wisselende hoeveelheden La203 ge- mengd.

Het resultaat van. deze opnamen was dit: het aanwezig zijn van de golflengte 3989 in ’t boog- spectrum van cerium wijst op de aanwezigheid van lanthaan. Ontbreekt deze lijn, dan kan het cerium- preparaat als zuiver beschouwd worden.

Een en ander werd met lichtbeeiden toegelicht.

Van Dr. H. R. Bruins, die verhinderd was zijn ') Proc. Roy. Dublin Soc. 11, 257 (1908).

(8)

voordracht te houden, werd het volgende referaat ontvangen over De grenswet voor het geleidings- vermogen en die difftisie vein Sterke electrolyten.

Zoals bekend is, heeft Kohlrausch uit zijn metingen van het geleidingsvermogen van Sterke electrolyten voor grote verdunningen de grenswet afgeleid, dat het aequivalentgeleidingsvermogen lineair met de wortel uit de concentratie afneemt; door Debije en Hückel is deze wet theoreties afgeleid, uitgaande van de onderstelling der totale dissociatie van sterke electrolyten. Bij nauwkeurige berekening blijkt echter, dat reeds in uiterst geringe concentraties (beneden 0.001 N) een afwijking optreedt, en wel bijna altijd in die zin, dat het geleidingsvermogen minder snel met toenemende concentratie afneemt, dan uit de wet van Kohlrausch volgt. Indien men nu voorlopig de vermeerdering der ionenwrijving bij concentratie- vergroting uitsluitend toeschrijft aan de vergroting der hydrodynamiese wrijving door de beweging der tegengesteld geladen ionen, dan kan men, op grond van een eenvoudige onderstelling, afleiden, dat het verband tussen A en c bij een-eenwaardige electro- lyten van de volgende vorm moet zijn ■

J ^-co (\) 1 + (n öl + (n — 1) £2) f (c)

(n = transportgetal, ßi en q2 ~ wrijvingscoëfflciënten van anion, resp. kation).

De term in de noemer is identiek met de overeen- komstige van Debije; hiervan gebruik makend, gaat bij grote verdunningen (1) over in:

A Hon

1 + K Am 1/;

Berekent men nu voor een twintigtal door Kohlrausch onderzochte een-eenwaardige zouten de afhankelikheid van A van de concentratie, dan vindt men, dat bovenstaande vergelijking inderdaad dit ver- band tot in veel grotere concentraties weergeeft dan de eenvoudige wet van Kohlrausch (de thallium- zouten uitgezonderd), meestal tot 0.01 N, in sommige gevallen nog verder. Voor K vindt men waarden, die binnen nauwe grenzen wisselen. — Volgens Debije is deze hydrodynamiese wrijving niet alleen verantwoordelik voor de vermindering der ionen- snelheid in hogere concentraties, maar komt er een zuiver electrostatiese werking der omgevende ionen bij. Inderdaad is de experimenteel gevonden vermin- dering groter dan uit de bovenbesproken factor zou volgen, wanneer men deze, in overeenstemming met de afleiding van Debije, uit de ionensnelheden bere- kent met behulp van de wet van Stokes. Het ver- schil is echter steeds kleiner dan het door Debije aangegeven effect van de relaxatieder ionenatmosfeer.

Het nauwe verband tussen diffusiesnelheid en ionen- snelheid bij oneindige verdunning, zoals dat het eerst door Nernst is aangegeven, doet vermoeden dat 00k voor de diffusie analoge correctiefactoren bij grotere concentraties moeten worden aangebracht. Nadere beschouwing van het mechanisme der diffusiever- schijnselen doet echter zien, dat dit niet het geval is.

Men kan evenwel de grenswet voor de diffusie afleiden uit de theorie van Debije voor de osmotiese druk van electrolytoplossingen. De experimentele toetsing stuit echter op grote moeilikheden. De tot nu toe bekende gegevens, die voor toetsing in aan-

merking körnen, zijn er (binnen de mogelike fouten) mee in overeenstemming.

Dr. A. E. van Arkel sprak over: Eenige opmer- kingen over de bepahng van kristalstructuren volgens de methode van Debije en Seherrer.

1. Bij de berekening van de kristalstructuren uit Röntgenopnamen volgens de poedermethode van Hull, Debije en Scherrer stoot men dikwijls op moeilijkheden, doordat de reflectiehoeken niet met groote nauwkeurigheid te meten zijn. De voornaamste fouten worden veroorzaakt, doordat bij de gebrui- kelijke camera de film niet nauwkeurig tegen de binnenwand aanligt. Om aan dit bezwaar te ont- komen werd een camera geconstrueerd, waarbij de film strak gespannen kan worden over de nauw- keurig cylindrisch-afgeslepen buitenwand. Met be- hulp van dit instrument bereikt men gemakkelijk een nauwkeurigheid van 1 °/00.

2. Een tweede moeilijkheid is, dat men in het algemeen niet weet aan welk kristalvlak een be- paalde interferentiekring beantwoordt. Door als preparaat te gebruiken een grof kristalpoeder krijgt men kringen die uit een aantal vlekjes bestaan. Uit de relatieve dichtheid van deze vlekjes is het mogelijk uit te maken van welk soort vlakken de interfe- renties afkomstig zijn. De dichtheid van de vlekken n.l. is evenredig aan het aantal vlakken, dat behoort bij een bepaald indices triplet (h,h2h3). Zoo zal b.v.

bij een regulair-holoëdrisch kristal het aantal vlekken in een overeenkomstig stuk van de interferentiekring van de rhombendodecaëdervlakken tweemaal, bij de hexakisoktaëdervlakken achtmaal grooter zijn dan bij die van de hexaëdervlakken.

3. Wordt als preparaat gebruikt een dünne me- taaldraad, dan blijkt dat de reflectielijnen verbreed worden. Deze verbreeding moet waarschijnlijk wor- den toegeschreven aan spanningen, die in het ge- trokken metaal het kristalrooster deformeeren. Ze verdwijnt dan 00k direct, zoodra door verhitting van het metaal de spanningen worden weggenomen.

De verbreeding is het duidelijkst, wanneer tenge- volge daarvan een dubbellijn tot één enkele vage lijn samenvloeit.

4. Sommige stoffen geven in het geheel geen interferentiebeeld, hozwel ze toch goed gekristal- liseerd zijn. Een voorbeeld is witte phosphor, die zelfs bij — 180° reflecteert. De vermoedelijke oor- zaak is, dat niet zooals bij de metalen atomen, maar gecompliceerde atoomgroepen de bouwsteenen van het kristal zijn.

5. In enkele gevallen krijgt men een beeid, dat niet overeenkomt met hetgeen men op grond van de chemische samenstelling zou verwachten. Zoo geeft metallisch uraan slechts reflecties, die van uraandioxyde afkomstig zijn. ledere uraankorrel is nl. oppervlakkig geöxydeerd en de straling wordt door het oxyd zoo sterk geabsorbeerd, dat in het metaal zelf niets doordringt. Alleen met zeer harde stralen kan het dus gelukken om de structuur van uraan te bepalen.

Prof. Dr. Ernst Cohen behandelde „De „physische zuiverheid’ van stoffen in verband met zijn publi- caties in de Z. physik. Chem. [94, 450, 465, 471 (1920): 109, 81, 97, 100, 109; 113, 145 (1924); 115,

151 (1925)].

(9)

t CHEMISCH WEEKBLAD. 249 Van Prof. Dr. D. Coster’s mededeeling over

„Röntgenspectra en het periodieke stelsel der elemen- ten” werd geen verslag ontvangen.

In de vergadering der geheele afdeeling hield Dr.

F. W. Aston (Cambridge) een voordracht over

„Isotopes and the Periodic Law” ').

Van de mededeelingen, gedaan in de onderafdee- ling voor scheikunde op 16 April zijn de volgende verslagen ingekomen :

Prof. Dr. N. Schoorl, De specifieke re frac tie 2) in homologe reeksen.

Herinnerd wordt aan de eenvoudige physische beteekenis van de functie—-j—, waarop door Spr.3) in 1920 ook is gewezen.

Bij een homologe reeks, waarvan de termen de algemeene vorm hebben R,—p.(CH2)--R2 met de molecuulgewichten : r,, 14, r2

en de atoomgroeprefracties : n — 1

d CH,’

n—1 d wordt de moleculair-refractie als een in hoofdzaak additieve functie (ni. met uitzondering van de laagste termen der reeks) gevonden als:

n—1 n—1

“cT n—1

d Id

en aangezien m = r, + 14 p n—1

+ n—1

d CH. + n —1

wordt

+ n — 1

n- 1

CH,

. i +

14 n—1

+

- Oh + r2).

n—1 CH, 14

De specifieke refractie voor termen eener homo- loge reeks krijgt dus de algemeene vorm :

c + C|

m

en is dus een linéaire functie van de reciproke waarde van het molecuulgewicht.

Aangezien dezelfde redeneering moet gelden voor elke specifieke grootheid, welke additief is ten op- zichte van de atoomgroepen in het molecule en door Eisenlohr (1912, 1920) is aangetoond dat dit ook, behoudens geringe constitutieve invloeden, met het product van de brekingsexponent en het mole- cuulgewicht het geval is en dus eveneens met m.

(n—1). zoo geldt daarvoor eveneens voor termen eener homologe reeks :

[n~1JCH24- n—1 14

+ [n—1], + [n—1]2

[n 1 -(r, 4- r2) 14 ^ m

*) Vergelijk zijn : „Isotopes” (London, E. Arnold 6 Co., 1924, 182 pp. en „Mass Spectra and Isotopes" (26th Robert Boyle Lecture, Oxford University Press, 1924, 16 pp)

2) Het Congres-programma vermeldt specifieke rotatie ; dat is een drukfout.

3) Rec. trav. chim. 39, 594—595 (1920).

en ook de functie n—1, het lichtremmend vermögen, heeft dus de algemeene vorm

C'fC2. m

Door de experimented bepaalde getallenwaarden der beide functies —-j— en n—1 voor de termen van verschillende homologe reeksen, wordt het liniair beloop ten opzichte van l/m bevestigd.

Het soortelijk gewicht d van de termen eener homologe reeks, kan in verband met het boven- staande geen linéaire functie van 1/m zijn, want dit krijgt de algemeene vorm

C' + C2. 1

d = n—1 FrJ

d c + c m T m

= C" +

c3.~ + c4. -2

m m t-Q 1

+ enz.

wat door de experimented bepaalde getallenwaarden in homologe reeksen eveneens wordt bevestigd.

Het spreekt van zelf, dat de constanten van boven- genoemde grootheden slechts gelden voor kleurlooze stoffen in den vloeibaren toestand, voor een be- paalde lichtsoort (bijv. D) en voor een constante temperatuur, bijv. 20° of 80°.

Bij verandering der temperatuur behouden de functies n—1 en hun lineair beloop ten opzichte van 1/m doch verschuift n — 1 aanzienlijk naar lagere waarden bij hoogere temperatuur, terwijl de d als functie van 1/m ook naar lagere waarden verschuift en daarbij ongeveer gelijkvormig blijft. De functie n—1 —^— in de homologe reeks wordt zeer weinig ge- wijzigd door de temperatuursverandering van 20°

tot 80°.

De practische toepassingen, waartoe bovenstaande beschouwingen aanleiding geven zijn de volgende:

De refractie (n) of het lichtremmend vermögen (n—1) stijgt in alle homologe reeksen met toenemend molecuulgewicht volgens een rechte ten opzichte van 1/m. Het soort. gewicht stijgt in het algemeen in een homologe reeks met toenemend molecuul- gewicht, behalve in de reeksen der vetzuren en der aethylesters, waar het daalt. De specifieke refractie

J

j stijgt in alle homologe reeksen met toenemend molecuulgewicht lineair op 1/m, behalve alleen bij de paraffinen, waar zij daalt, eveneens lineair op 1/m.

De curven dezer grootheden ten opzichte van 1/m eindigen bij alle homologe reeksen in dezelfde eind- waarde voor (CH2) waartoe de allerhoogste termen naderen.

Vanaf ongeveer m = 100 en daarboven (dus

— X 104= 100 en kleiner) loopen de curven voor n—1 en ^ recht terwijl de waarde van d tot in -1 de 3de decimaal dan voldoet aan de (benaderde) 2de graadsfunctie C" C3 . — + C, . .

m nr

In verband hiermede is, na vaststelling van het beloop der functies uit de waarde van (CH^q, en

(10)

van eenige termen der homologe reeks met m een weinig boven 100, met groote zekerheid de waarde van de genoemde grootheden vooruit te bepalen voor de termen met hooger molecuulgewicht.

Omgekeerd kan ook door vergelijking der ge- vonden met de berekende waarden, de zuiverheid van zulke stoffen gecontroleerd worden.

Verder leidt deze beschouwing tot een snellerç en zekerder wijze van afleiding der atoomgroep- waarden van n—1 en n—1

d uit de empirisch gevon- den factoren van de linéaire functies in homologe reeksen.

Prof. Dr. H. J. Backer, Optische splitsing van eenvoudige asymmetrische verbindingen.

Slechts weinige optisch actieve verbindingen van eenvoudige samenstelling zijn bekend.

Vergeefsche pogingen om sommige eenvoudige stoffen met een asymmetrisch koolstofatoom te splitsen in de antipoden hebben zelfs twijfel gewekt omtrent de algemeenheid van van 't Hoff’s théorie, welke twijfel Pope en Read heeft gebracht tot hun onderzoek over de splitsing van het chloorjoodmethaansulfo- zuur ').

Hun resultaten gaven Franchimont aanleiding het vroeger door hem bereide «-sulfopropionzuur in onderzoek te nemen.

De beide antipoden werden verkregen, maar zij bleken minder bestendig te zijn dan de niet racemiseer- bare componenten van chloorjoodmethaansulfozuur.

Tevens werd een merkwaardig verschil waarge- nomen bij het optisch gedrag van het sulfopropionzuur en zijn zouten. Het onderzoek van }. H. de Boer over «-sulfoboterzuur (diss. Groningen 1923) gaf hiervan een bevredigende verklaring, die onlangs door een Studie van A. Bioemen over het /?-sulfo- boterzuur (diss. Groningen 1925) nog nader werd bevestigd.

Een verbinding, die reeds meermalen weerstand had geboden aan splitsingspogingen, was het chloorsulfo- azijnzuur (Pope en Read, 1. c).

Van de drie onderstaande sulfozuren waren de eerste twee in de antipoden gescheiden. Waarom gelukte de splitsing niet bij het derde?

(I) SO3H.CHCIJ. Chloorjoodmethaansulfozuur.

(II) SO3H . CH(CH3). C02H. «-Sulfopropionzuur.

(Ill) SO3H . CHC1. C02H. Chloorsulfoazijnzuur.

Bedenkt men, dat de componenten van (I) zeer stabiel zijn, die van (II) echter door verhitting met alkalien worden geracemiseerd, dan is het niet onwaarschijnlijk, dat de mislukking der splitsing van (III) te wijten is aan de onbestendigheid zijner op- tische componenten.

W. G. Burgers en spreker hebben hierom gezöcht naar een methode, die het racemisatiegevaar zooveel mogelijk beperkte. De alkaloidezouten van het chloor- sulfoazijnzuur werden nu bereid door dubbele om- zetting en kristallisatie in de koude 2).

Ontleding van een aldus verkregen strychninezout met baryt gaf een inactief product.

Toen echter de ontleding voorzichtig werd uitge- voerd met ammoniak bij 0°, werd een actief zout verkregen.

1) J. Chem. Soc. 93, 794 (1908); 105, 811 (1914).

2) Ibid, 127, 233 (1925).

De optische zuivering van het strychninezout ge- schiedde niet door kristallisatie uit warm water, maar op analoge wijze als de bereiding door „koude kristallisatie”.

De moléculaire draaiingen zijn slechts klein ; het feit, dat de gevonden waarden voor beide compo- nenten gelijk zijn, pleit echter voor de zuiverheid.

Aangezien dit zuur, evenals sulfopropionzuur en homologen, een groot optisch verschil toont met zijn neutrale zouten, werd ter vergelijking een analoge verbinding bereid, n.l. het broomsulfoazijnzuur.

H. W. Mook en spreker verkregen weder door koude kristallisatie van alkaloidezouten de beide componenten en het bleek, dat ook hier de neutrale zouten slechts de halve rotatie van de zuren toonen 3).

Tevens gelukte het een actief baryumzout te ver- krijgen.

De moléculaire draaiingen bedragen voor natrium- licht :

Chloorsulfoazijnzuur 39°; neutrale zouten 20°.

Broomsulfoazijnzuur 31°; „ „ 16°.

Beide zuren zijn uiterst gevoelig voor racemisee- rende invloeden.

Thans wordt gezöcht naar analoge verbindingen van grootere stabiliteit in de hoop dat längs dezen weg een inzicht zal worden verkregen in een der fundamenteele Problemen van de structuurchemie : de racemisatie.

Dr. I. Lifschitz, Bijdrage tot de photochemie der triphenylmethaanverbindingen.

Nagenoeg alle derivaten van het triphenylmethaan zijn min of meer aan photochemische veranderingen onderhevig. Dit geldt èn voor de chino'fde èn voor de benzoide triphenylmethaanverbindingen. De tot nu toe bekende photoreacties van beide klassen van stoffen kan men onder vier hoofdschema's samen- vatten : a) chinoïde triphenylmethaanderivaten, vooral kleurstoffen. Bij deze is al lang bekend: 1) de lang- zaam afloopende, irreversibele reactie, die meestal op een photo-oxydatie soms misschien ook -reductie neerkomt en bijvoorbeeld tot het verbleeken, ver- kleuren of de ontleding der kleurstoffen aanleiding geeft. Volkomen opgehelderd is de natuur dezer reactie nog niet. Evenmin is dit bij de andere reactie 2) die het phenomeen van Becquerel in de kleurstof- oplossingen veroorzaakt, bevredigend het geval. Men kan alleen beweren dat deze „Becquerel-reactie vlug afloopt, chemisch volkomen reversibel en misschien de primaire reactie ook voor de eerste reeks van reacties is. Om deze readies verder op te helderen, moet men vooral de photochemie der benzoide, kleurlooze en niet electrolytisch gedissocieerde triphe- nylmethaanderivaten nauwkeuriger nagaan.

b) Ook bij deze stoffen bestaan twee verschillende seriën van photoreacties. 1) de langzaam en irrever- sibel afloopende photo-oxydaties van leukobasen tot carbinolen, die zieh verder onder den invloed van het licht tot kleurstofbasen omieggen. Deze zijn door Gros eenigszins onderzocht; maar men heeft hier met een opeenvolging van reacties te maken, en de zeker belangrijke invloed der golflengte van het licht voor ieder der beide reacties is nog onbekend. 2) Een chemisch volkomen reversible en relatief vlug afloopende groote reeks van photo-

3) Verslag Akad. Wetenschappen Amsterdam 34, 87 (1925).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• waardoor men zich minder op zijn gemak voelt in de wijk

* Een asielzoeker is een persoon die zijn land heeft verlaten op zoek naar internationale bescherming, maar die de status van vluchteling nog niet heeft gekregen.. Tijdens

Voor de verdere ontwikkeling van de onderliggende HFK quota ICT systemen (inclusief benodigde menskracht van ongeveer 10 FTE voor uitvoering quotum systeem) en de koppeling met

1. In het examenlokaal dient minimaal een door de EC goedgekeurde examinator aanwezig te zijn. Wanneer meer dan dertig kandidaten aanwezig zijn dient per dertig kandidaten een

[r]

Bergmann met ingang van 27 augustus 2012 eervol ontslag is verleend als burgemeester van de gemeente Albrandswaard, in verband met zijn benoeming tot burgemeester van de

Bij gelijke post hebben wij de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de minister-president, alsmede de ministers van Binnenlandse Zaken en.. Koninkrijksrelaties en

Aan hem is bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1861, met ingang van 1 april 1861 eervol ontslag verleend in verband met zijn benoeming tot burgemeester van Zalk en Veecaten