Praat samen.
Beantwoord de vragen.
1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders?
2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf?
3. Ga je naar een uitzendbureau?
4. Zoek je op een andere plek naar vacatures? Waar dan?
5. Heb je andere tips om werk te vinden?
Praat samen.
Zoek een vacature die je leuk vindt. Kijk bijvoorbeeld in de krant of op internet.
Beantwoord de volgende vragen:
1. Voor welke functie is de vacature?
2. Bij welk bedrijf is de vacature?
3. Voor hoeveel uur per week is de vacature?
4. Wat moet je kunnen voor de functie?
5. Wat vind je leuk aan de vacature?
6. Wat vind je niet leuk aan de vacature?
7. Zou je op deze vacature willen solliciteren?
Bewaar deze vacature, want je hebt hem in volgende opdrachten nog eens nodig!
Praat samen.
Cursist A: je werkt bij Thuiszorg Rotterdam.
Cursist B: je hebt een vacature voor thuishulp gezien. Je hebt hier een paar vragen over en belt naar cursist A
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Opdracht 2 bij 6.1 **
Opdracht 1 bij 6.2
Opdracht 1 bij 6.1 *
Cursist A Cursist B
Praat samen.
Als je een leuke vacature ziet, is het goed om naar het bedrijf te bellen. Je kunt dan vragen stellen over de vacature.
Kijk naar de vacature. Bedenk samen minstens drie vragen die je hierover kunt stellen.
4. Oh, gelukkig. Dank u wel voor de informatie. Ik ga snel een brief schrijven.
3. Fijn. En heb je een rijbewijs nodig voor deze functie?
2. In de eisen staat dat je minimaal 1 jaar werkervaring moet hebben. Ik heb een half jaar werkervaring in de
thuiszorg en ik heb ook een paar jaar voor mijn ouders gezorgd. Kan ik dan toch solliciteren?
1. Goedemorgen, met (noem je eigen naam). Ik heb uw vacature voor een thuishulp gezien. Ik heb een paar vragen. Heeft u daar tijd voor?
5. Graag gedaan en succes.
4. Nee hoor. U kunt met het openbaar vervoer reizen. En als u in de buurt woont, kunt u ook op de fiets komen.
3. Ja, dat kan, want dat is ook werkervaring.
2. Ja hoor, wat wilt u weten?
1. Goedemorgen. Thuiszorg Rotterdam, met (noem je eigen naam).
Opdracht 2 bij 6.2 **
Vacature: medewerker slagerij Jouw functie:
Als medewerker slagerij doe je verschillende dingen. Je snijdt het vlees en bedenkt nieuwe recepten. Maar je helpt ook de klanten die in de winkel komen.
Aan het eind van de dag help je mee met schoonmaken.
Eisen:
Je bent sociaal.
Je kunt zelfstandig werken.
Je hebt een mbo-diploma.
Je hebt minimaal drie jaar werkervaring.
Salaris:
Het salaris is € 1.700,- per maand (voor 40 uur per week).
Solliciteren:
Je kunt je brief voor 18 november sturen naar:
Slagerij van Kampen Dorpsstraat 15, 1847 SC Den Bosch g.van.kampen@slagerij.nl
Bel voor meer informatie naar Gerard van Kampen: 073-1122334 of stuur een e- mail naar g.van.kampen@slagerij.nl.
Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3
Praat samen.
Gebruik de vacature die je in opdracht 2 bij 6.1 gevonden hebt. Bedenk samen minimaal drie vragen die je over deze vacature kunt stellen.
Opdracht 3 bij 6.2 **
Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3
Bedenk nu een gesprek.
Cursist A: je werkt bij het bedrijf van de vacature.
Cursist B: je belt cursist A om meer informatie over de vacature te vragen. Stel de vragen die je net bedacht hebt.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A stelt de vragen over zijn vacature.
Praat samen.
Cursist A: je werkt bij het uitzendbureau.
Cursist B: je zoekt werk en wilt je inschrijven bij het uitzendbureau.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
Cursist A Cursist B
3. Ja, ik heb vorig jaar mijn diploma gehaald.
2. Ik wil graag als kok werken.
1. Goedemorgen. Ik wil me graag inschrijven, want ik zoek werk.
4. En heb je ook al werkervaring als kok?
3. Heb je daar een opleiding voor gedaan?
2. Dat kan. Wat voor soort werk zoek je?
1. Goedemorgen. Waarmee kan ik je helpen?
Opdracht 1 bij 6.3
Praat samen.
Bedenk nu zelf een gesprek.
Cursist A: je werkt bij het uitzendbureau.
Cursist B: je zoekt werk als schoonmaker. Je schrijft je in bij het uitzendbureau.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
10. Bedankt! Ik hoop dat ik op gesprek mag komen.
9. Ja, het klinkt erg leuk!
8. Ja, ik heb een rijbewijs.
7. Ik wil het liefst 24 uur per week werken.
6. Ja, alstublieft.
5. Ik ben vorige week verhuisd naar Baarn. Het is nu te ver reizen.
4. Ja. Ik heb vier maanden stage gelopen bij een
restaurant. En ik heb een half jaar bij een hotel gewerkt.
10. Dan stuur ik je cv naar de baas van het hotel. Ik bel je op als zij je uitnodigt voor een gesprek.
9. Er is een vacature bij een hotel in Hilversum. Ik denk dat jij
geschikt bent voor die functie. En het is voor drie dagen per week.
Heb je interesse in die baan?
8. Oké. En heb je een rijbewijs?
7. Dank je wel. Hoeveel uur wil je per week werken?
6. Dat begrijp ik. Heb je een cv meegenomen?
5. En waarom ben je daar gestopt?
Opdracht 2 bij 6.3 **
Vraag en antwoord.
Cursist A: lees de vraag hardop.
Cursist B: lees het antwoord hardop.
1. Staat Karin altijd om 7.00 uur op? 1. Nee, zij staat nooit om 7.00 uur op.
2. Ga jij vaak naar het strand? 2. Ja, ik ga vaak naar het strand.
3. Eet Sander vaak pizza? 3. Nee, hij eet soms pizza.
4. Draagt Leon altijd een pak? 4. Ja, hij draagt altijd een pak.
5. Doe jij meestal het huishouden? 5. Ja, ik doe meestal het huishouden.
6. Heeft Elma regelmatig ruzie? 6. Nee, zij heeft nooit ruzie.
7. Knip jij altijd zelf je haar? 7. Nee, ik knip nooit zelf mijn haar.
8. Slaapt Ada regelmatig in een hotel? 8. Nee, zij slaapt nooit in een hotel.
9. Werkt Corné vaak via een uitzendbureau?
9. Ja, hij werkt vaak via een uitzendbureau.
10. Gaat de tv steeds kapot? 10. Ja, de tv gaat steeds kapot.
11. Eet jij meestal brood bij je ontbijt? 11. Nee, ik eet nooit brood bij mijn ontbijt.
12. Slaapt Evi steeds pas laat? 12. Ja, zij slaapt steeds pas laat.
13. Heb je in het weekend altijd vrij? 13. Nee, ik heb in het weekend af en toe vrij.
14. Kookt die kok vaak soep? 14. Nee, hij kookt nooit soep.
15. Is dat hotel regelmatig vol? 15. Ja, dat hotel is regelmatig vol.
Vraag en antwoord.
Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht.
Cursist A: lees de vraag hardop. Lees ook het eerste woord van het antwoord: ja of nee.
Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Gebruik het woord dat cursist A heeft gezegd.
Klaar? Dan leest cursist B de vragen.
Opdracht 1 bij 6.4
Opdracht 2 bij 6.4 *
Praat samen.
Hoe vaak doe je dit? Gebruik de woorden soms, vaak, altijd, nooit, steeds, meestal, af en toe, regelmatig.
Voorbeeld:
zwemmen – Ik zwem regelmatig.
1. solliciteren 6. huilen
2. twijfelen 7. lesgeven
3. iemand uitnodigen 8. iemand waarschuwen
4. ruzie maken 9. oppassen
5. een vraag stellen 10. schoonmaken
Praat samen.
Je ziet een inschrijfformulier van uitzendbureau Werktijd. Vul het formulier voor elkaar in.
Cursist A: vraag om de gegevens van cursist B. Vul de gegevens in op het inschrijfforumlier.
Klaar? Dan vraagt cursist B om de gegevens van cursist A en vult ze in.
UITZENDBUREAU WERKTIJD Inschrijfformulier
Gegevens
Voornaam __________________________________
Achternaam __________________________________
Geslacht __________________________________
Geboortedatum __________________________________
Straat + Huisnummer __________________________________
Postcode + Woonplaats __________________________________
Opdracht 1 bij 6.5 *
Opdracht 4 bij 6.4 **
Telefoonnummer __________________________________
E-mailadres __________________________________
Rijbewijs O ja O nee
Opleiding
Meest recente opleiding __________________________________
Start- en einddatum __________________________________
Diploma O ja O nee
Werkervaring
Meest recente functie __________________________________
Werkgever + Plaats __________________________________
Start- en einddatum __________________________________
Vacature: medewerker kinderdagverblijf
Wij zoeken een nieuwe medewerker voor in ons kinderdagverblijf. Wat vragen we van jou?
- Je kunt goed met kinderen omgaan.
- Je hebt een mbo-diploma Helpende Welzijn niveau 3.
- Je hebt minimaal één jaar werkervaring.
Wat zijn je taken?
- De kinderen verzorgen.
- De kinderen eten geven.
- Luiers verschonen.
- De kinderen aankleden en uitkleden.
- De kinderen naar bed brengen.
Vacature: bakker
Voor onze winkel in Leiden zijn wij op zoek naar een bakker. Je taken zijn: brood snijden, taarten maken, koekjes bakken, klanten helpen en schoonmaken.
Eisen:
Je hebt minimaal vijf jaar werkervaring.
Je bent sociaal, je kunt goed met mensen omgaan.
Je spreekt en begrijpt de Nederlandse taal uitstekend.
Je kent veel recepten.
Werktijden:
Dinsdag tot en met zaterdag tussen 5.00 uur en 14.00 uur.
Vacature: kantoorhulp
Wij zoeken een hulp voor op ons kantoor. Je gaat onze medewerkers steunen met de volgende taken:
post openen en verdelen
printen
brieven versturen
koffie zetten Werktijden:
Maandag en donderdag van 8.30 uur tot 17.00 uur.
Praat samen.
1. Welke opleiding of opleidingen heb je gedaan?
2. Welke diploma’s heb je gehaald?
3. Welke opleiding vond je het leukst? Waarom?
4. Welke werkervaring heb je?
5. Welke baan vond je het leukst? Waarom?
6. Welke baan vond je het minst leuk? Waarom?
Vraag en antwoord.
Cursist A: lees de vraag hardop.
Cursist B: lees het antwoord hardop.
Klaar? Dan leest cursist B de vragen.
1. Gaat Sam morgen naar Londen? 1. Nee, Sam is vorige week naar Londen geweest.
2. Heb je gisteren pizza gegeten? 2. Nee, ik ga morgen pizza eten.
3. Wil je een kopje koffie? 3. Ja, ik wil een kopje koffie.
4. Heb je al op deze vacature gesolliciteerd?
4. Ja, ik heb vanochtend op deze vacature gesolliciteerd.
5. Heeft je dochter haar diploma gehaald?
5. Nee, mijn dochter haalt volgend jaar haar diploma.
Opdracht 1 bij 6.6 **
Opdracht 1 bij 6.7
6. Ben je ziek? 6. Nee, ik was gisteren ziek.
7. Gaan jullie straks naar het park? 7. Ja, wij gaan straks naar het park.
8. Werkt Ben nog in dat hotel? 8. Nee, Ben werkte vroeger in dat hotel.
9. Heeft Natalia morgen een sollicitatiegesprek?
9. Nee, Natalia heeft gisteren een sollicitatiegesprek gehad.
10. Loopt Maxim stage bij dat bedrijf? 10. Ja, Maxim loopt stage bij dat bedrijf.
11. Ga je straks naar het museum? 11. Ja, ik ga straks naar het museum.
12. Heb je ruzie met je broer? 12. Nee, ik had gisteren ruzie met mijn broer.
13. Heb je contact opgenomen met je werkgever?
13. Nee, ik zal morgen contact opnemen met mijn werkgever.
14. Heeft Brahim de tafel gedekt? 14. Nee, Brahim dekt straks de tafel.
15. Gaan we vanavond naar het theater? 15. Ja, we gaan vanavond naar het theater.
Praat samen.
Knip de volgende pagina door.
Cursist A: stel de vragen aan cursist B.
Cursist B: geef antwoord.
Klaar? Dan stelt cursist B zijn vragen.
Voorbeeld
Cursist A: Waar woonde je vorig jaar?
Cursist B: Vorig jaar woonde ik in Utrecht.
Cursist A:
1. Wat ga je vanavond doen?
2. Waar werk je?
3. Wanneer ben je op vakantie geweest?
4. Wanneer ga je naar school?
5. Heb je het huishouden al gedaan?
6. Ga je vanavond in een hotel slapen?
Opdracht 3 bij 6.7 *
Praat samen.
Cursist A: stel de vragen aan cursist B.
Cursist B: geef antwoord.
Klaar? Dan stelt cursist B zijn vragen.
Voorbeeld
Cursist A: Waar woonde je vorig jaar?
Cursist B: Vorig jaar woonde ik in Utrecht.
Cursist B:
1. Waarvoor gebruik je je computer?
2. Waar was je gisteren?
3. Heb je vandaag al gegeten?
4. Ga je morgen mee naar het museum?
5. Wanneer gaan we verhuizen?
6. Wat eet je graag?
Praat samen.
Gebruik de vacature die je in opdracht 2 bij 6.1 gevonden hebt. Bekijk de vacature en beantwoord de vragen.
1. Welke opleiding moet je voor deze functie gedaan hebben?
2. Welke werkervaring moet je voor deze functie hebben?
3. Wat moet je verder voor deze functie kunnen?
4. Ben jij geschikt voor deze functie? Waarom denk je dat?
Praat samen.
Cursist A: je werkt bij bedrijf ABC. Je hebt cursist B uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.
Cursist B: je bent uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij bedrijf ABC. Je hebt op die datum al een andere afspraak. Je belt om een nieuwe afspraak te maken.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
Opdracht 1 bij 6.8 **
Opdracht 1 bij 6.9
Cursist A Cursist B
Praat samen.
Bedenk nu zelf een gesprek.
Cursist A: je werkt bij bedrijf XYZ. Je hebt een afspraak met cursist B.
Cursist B: je hebt een afspraak met cursist A. Je wilt de afspraak verplaatsen naar een andere datum. Je belt cursist A.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
4. Fijn, dank u wel. Tot dan.
3. Ja, om 14.30 uur is goed.
2. Op 4 maart, even kijken.
’s Ochtends kan ik niet, maar
’s middags kan ik wel.
1. Goedemorgen, met (noem je eigen naam). Ik heb een uitnodiging gekregen voor een sollicitatiegesprek op 3 maart. Ik kan niet op die dag, want dan heb ik een andere afspraak.
5. Graag gedaan. Tot ziens.
4. Goed, dan schrijf ik de nieuwe afspraak in de
agenda. Op 4 maart om 14.30 uur.
3. Oké. Kunt u om 14.30 uur?
2. Oh, dat is vervelend. Dan zullen we een nieuwe
afspraak plannen. Kunt u op 4 maart?
1. Goedemorgen, met (noem je eigen naam) van bedrijf ABC.
Opdracht 2 bij 6.9 **
Praat samen.
Cursist A: je werkt op een basisschool.
Cursist B: je hebt gesolliciteerd bij een basisschool. Je hebt een sollicitatiegesprek met cursist A.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
Cursist A Cursist B
5. Ik wil graag 24 uur per week werken.
4. Omdat ik graag met
kinderen werk. En ik vind het leuk om kinderen iets te leren. Ik heb veel ervaring en ben er erg goed in.
3. Ja hoor. Ik ben (noem je leeftijd). Ik ben getrouwd en ik heb drie kinderen. Ik heb acht jaar op een basisschool gewerkt. Ik ben pas verhuisd en nu wil ik graag in de buurt werken.
2. Koffie graag. Lekker.
1. Goedemorgen. Ik ben (noem je naam).
5. Oké, dat is duidelijk.
Hoeveel uur per week wilt u werken?
4. Waarom wilt u graag op een basisschool werken?
3. Alstublieft. Ik heb uw sollicitatiebrief en cv gelezen.
Uw opleiding en werkervaring passen goed bij onze school.
Kunt u nog iets over uzelf vertellen?
2. Wilt u koffie of thee?
1. Goedemorgen. Ik ben (noem je eigen naam). Ga zitten.
Opdracht 1 bij 6.11
Praat samen.
Bedenk nu zelf een gesprek.
Cursist A: je werkt bij een bedrijf. Bedenk zelf wat voor bedrijf. Bijvoorbeeld een kantoor, een winkel of een school. Je hebt een sollicitatiegesprek met cursist B.
Cursist B: je wilt bij het bedrijf van cursist A werken. Je hebt een sollicitatiegesprek.
Cursist A begint het gesprek.
Klaar? Dan begint cursist B het gesprek.
8. Fijn, ik hoop het. Tot ziens.
7. Dat is een mooi aantal.
6. Ja, hoeveel kinderen zitten er in de klas?
8. Oké, ik wil u graag
bedanken voor dit gesprek. Ik bel u volgende week. Dan hoort u of we u aannemen.
Tot ziens.
7. Er zitten 21 kinderen in de klas.
6. Dat is prima. Heeft u nog vragen?