• No results found

CBN-advies over de liquidatiereserve

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CBN-advies over de liquidatiereserve"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ CBN-advies over de liquidatiereserve p. 4/ Eén van de vuistregels voor het

welslagen van de WCO : proactieve en vroegtijdige detectie van de

«knipperlichten»

p. 11/ Beurs Ondernemen 2015

CBN-advies over de liquidatiereserve

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft een ontwerpadvies uitgebracht over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiere- serve en de afzonderlijke aanslag op deze reserve.

Dit advies bevestigt grotendeels de beschouwingen over de liquidatiereserve die de afgelopen maanden reeds in de vakpers zijn verschenen.

Achtergrond

Wettelijk kader

De liquidatiereserve was één van de blikvangers in de eerste programmawet van de regering-Michel1. Kleine vennootschappen2 kunnen met ingang van het aanslagjaar 2015 het geheel of een deel van hun boekhoudkundige winst na belasting overboeken naar een liquidatiereserve3 mits ze op deze reserve een afzonderlijke aanslag van 10 % betalen4. Op de uitkering van een liquidatiereserve moet dan geen belasting meer worden betaald wanneer de uitke- ring gebeurt bij de vereffening van de vennoot- schap5 en moet 15 % of 5 % roerende voorheffing

1 Art. 41-50 Programmawet 19 december 2014, BS 29 december 2014.

Zie voor een bespreking in dit tijdschrift F. Vanden Heede, ‘De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve’, in Pacioli, 2015, nr. 399, p.1-5.

2 In de zin van artikel 15 W.Venn.

3 Art. 184quater WIB 1992.

4 Art. 219quater WIB 1992.

5 Art. 21, 11° WIB 1992.

worden ingehouden wanneer de uitkering gebeurt als dividend binnen (15 %) of na (5 %) een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende boekjaar6.

CBN-advies

Aangezien een liquidatiereserve reeds kan worden aangelegd voor de jaarrekening over het boekjaar 2014, heeft de CBN zich op korte termijn uitge- sproken over de wijze waarop de liquidatiereserve en de bijzondere aanslag op deze reserve geboekt moeten worden. Zoals ondertussen gebruikelijk is, bracht de CBN eerst een ontwerpadvies uit waarop geïnteresseerden konden reageren.7 Het definitieve advies8 verschilt meestal slechts in enkele details van het ontwerp.

Boeking van de afzonderlijke aanslag

De afzonderlijke aanslag moet worden geboekt bij de eindejaarsverrichtingen op inventarisdatum.

Deze boeking mag dus niet worden uitgesteld tot het volgende boekjaar. De CBN adviseert om de aanslag te boeken op een afzonderlijke subre-

6 Art. 269, § 1, 8° WIB 1992.

7 Ontwerpadvies van 4 maart 2015.

8 Reactie was mogelijk tot 8 april 2015. Op moment van redactie van deze tekst was het definitieve advies nog niet verschenen.

(2)

kening van de rekening 6702 ‘Geraamde belas- tingen’9. Het gebruik van deze rekening wordt echter wel slechts voorlopig aangeraden, tot in de boekhoudwetgeving een specifieke rekening wordt opgenomen voor de afzonderlijke aanslag op de liquidatiereserve. De rekening 6702 is im- mers bedoeld om de geraamde gewone vennoot- schapsbelasting op te boeken, maar de afzonder- lijke aanslag op de liquidatiereserve is, anders dan de gewone vennootschapsbelasting, geen be- lasting op de winst. De CBN zal daarom aan de wetgever voorstellen om het jaarrekeningschema aan te passen.

Boeking van de liquidatiereserve

Bij de resultaatverwerking moet eerst de aanleg van de liquidatiereserve worden geboekt. De reden hiervoor is dat het fiscaal mogelijk is om de vol- ledige winst van het boekjaar na belasting aan te merken als liquidatiereserve, zelfs in het geval er sprake is van een overgedragen verlies uit voor- gaande boekjaren.10 De overboeking naar de liqui- datiereserve moet dus gebeuren vooraleer het even- tuele overgedragen verlies wordt afgetrokken van de winst van het boekjaar.

Uiteraard moet daarbij ook wel rekening worden gehouden met de wettelijke en de eventuele statu- taire verplichtingen. De CBN vermeldt als voor- beelden de wettelijke reserve en de onbeschikbare reserve ingeval van een inkoop van eigen aande- len.

Er bestaat voor de liquidatiereserve geen afzon- derlijke reserverekening. Een boeking op een sub- rekening van de rekening 132X ‘Belastingvrije reserves’ is echter uitgesloten, aangezien de liqui- datiereserve een belaste reserve is. Een boeking op een subrekening van de rekening 140x ‘Overge- dragen resultaat’ kan evenmin, aangezien voor de liquidatiereserve de onaantastbaarheidsvoorwaar- de van toepassing is, en die voorwaarde niet kan worden nageleefd bij een boeking van de reserve als overgedragen resultaat. De liquidatiereserve moet dus worden geboekt op een subrekening van

9 Met als tegenpost (een subrekening van) de rekening 450 ‘Geraamd bedrag der belastingschulden’.

10 Parl. St., Kamer 2014-2015, nr. 672/001, 17.

ofwel de beschikbare reserves, ofwel de wettelijke reserve.

Dat het mogelijk is om de liquidatiereserves te boe- ken op een subrekening van de wettelijke reserve- rekening, werd enkele weken geleden bevestigd door de minister van Financiën11, en nu ook door de CBN.

De CBN beveelt verder aan om de liquidatiereserve op afzonderlijke subrekeningen te boeken per jaar van aanleg van de liquidatiereserve. Wettelijk is dit niet verplicht, maar dit maakt het gemakkelij- ker om de evolutie van de liquidatiereserves op te volgen, en het toepasselijke tarief van de roerende voorheffing bij uitkering12 te bepalen. Hoe dan ook, of u deze aanbeveling van de CBN volgt of niet, als een gedeelte van de liquidatiereserve wordt aan- getast, worden fiscaal gezien de oudst gevormde reserves geacht eerst te zijn aangetast.13 De CBN raadt tot slot ook aan om in de jaarrekening toe- lichting te geven over de toestand en de ouderdom van de liquidatiereserves.

Voorbeelden

De CBN geeft in haar advies ook twee voorbeelden.

Het heeft geen zin om die hier letterlijk over te ne- men, we beperken ons ertoe om te vermelden wat van deze voorbeelden de uitgangspunten zijn en wat er in wordt geïllustreerd.

In het eerste voorbeeld heeft de vennootschap over- gedragen winst uit de vorige boekjaren en wordt slechts een deel van de winst van het boekjaar naar de liquidatiereserve geboekt. Van het saldo wordt een klein deel overgeboekt naar de wettelijke re- serve en wordt het grootste deel toegevoegd aan de overgedragen winst.

Het tweede voorbeeld illustreert de boeking van een liquidatiereserve wanneer ten eerste er geen overgedragen winst, maar een overgedragen ver- lies is, ten tweede de volledige te bestemmen winst van het boekjaar naar een liquidatiereserve over- geboekt, en ten derde de liquidatiereserve gedeel-

11 Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, Kamer, CRIV 54 COM 098, 25 februari 2015, 35 (Mond. vr. nr. 2475, Wouters).

12 Zie hoger, 15 % of 5 %.

13 Art. 184quater, 5e lid WIB 1992.

(3)

telijk op een subrekening van de wettelijke reserve wordt geboekt.

Uit de voorbeelden blijkt :

– dat de nettowinst waarop de toevoeging aan de wettelijke reserve wordt berekend14, gelijk is aan de winst vóór de overboeking naar de li- quidatiereserve, maar na aftrek van de gewone vennootschapsbelasting en de afzonderlijke aanslag op de liquidatiereserve. Dit betekent dat u eerst het bedrag van de afzonderlijke aanslag op de liquidatiereserve, en dus van de liquidatiereserve zelf, moet berekenen vooral- eer u het bedrag kunt berekenen dat minimaal moet worden toegevoegd aan de wettelijke re- serve;

– dat de maximale liquidatiereserve voor een bepaald boekjaar gelijk is aan de te bestem- men winst van dat boekjaar, d.i. de winst van het boekjaar na aftrek van de gewone vennoot- schapsbelasting en de afzonderlijke aanslag. Dit is in de standaardmodellen van de jaarrekening van de NBB de code 990515;

– dat wanneer de maximale liquidatiereserve wordt aangelegd, de afzonderlijke aanslag ge- lijk is aan 10/110 van de winst van het boekjaar na de gewone vennootschapsbelasting, maar vóór de afzonderlijke aanslag16 en de liquidatie- reserve gelijk is aan 100/110 van die winst;

– dat wanneer niet de maximale liquidatiereserve wordt aangelegd, of m.a.w. niet de volledige te bestemmen winst van het boekjaar naar een liquidatiereserve wordt overgeboekt, eerst be- slist moet worden hoeveel de liquidatiereserve zal bedragen. Daarna wordt de afzonderlijke aanslag op de liquidatiereserve berekend en pas daarna blijkt hoeveel winst er nog over- blijft waaraan een andere bestemming zal wor- den gegeven,

14 Er moet ten minste 5 % van de nettowinst van het boekjaar worden toegewezen aan de wettelijke reserve, tot deze reserve 10 % van het maatschappelijk kapitaal bedraagt (art. 319 W.Venn. voor de BVBA, art. 428 voor de CVBA, art. 616 voor de NV).

15 Zie ook het antwoord van de minister van Financiën op de eerder vermelde mondelinge parlementaire vraag nr. 2475 van kamerlid Wouters.

16 Zie ook de voorbeelden in F. Vanden Heede, ‘De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve’, in Pacioli, 2015, nr. 399, p.1-5.

Latere uitkering van de liquidatiereserve

De CBN benadrukt tot slot ook nog dat bij een eventuele latere uitkering van de liquidatiereser- ve rekening moet worden gehouden met de wet- telijke beperkingen die gelden met betrekking tot de uitkeerbaarheid van winsten. De Commissie verwijst naar het uitkeringsverbod indien op de datum van afsluiting van het laatste boekjaar het nettoactief, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, is gedaald of ten gevolge van de uitkering zou dalen beneden het bedrag van het gestorte of, in- dien dit hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd17. Dit is vooral een aandachtspunt wanneer er bij de aanleg van de liquidatiereserve nog overgedragen verliezen zijn en het bedrag van de andere reser- ves dan de liquidatiereserve lager is dan dat van de liquidatiereserve. Er kan dan wel een liquida- tiereserve worden aangelegd18, maar eventueel niet meer uitgekeerd. In het ergste geval blijft de liquidatiereserve onuitkeerbaar tot aan de veref- fening van de vennootschap, en zal, omdat op dat moment het overgedragen verlies in mindering zal komen van de liquidatiebonus, de afzonder- lijke aanslag op de liquidatiereserve voor niets betaald zijn.

Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist

17 Art. 320 W.Venn. voor een BVBA, art. 429 W.Venn.voor een CVBA, art. 617 W.Venn voor een NV.

18 Zie voetnoot 10.

(4)

Eén van de vuistregels voor het

welslagen van de WCO : proactieve en vroegtijdige detectie van de

«knipperlichten»

1) Detectie van de knipperlichten vanuit praktisch oogpunt

Het doel van dit artikel is vooral gericht op de praktijk en op de preventie en vroegtijdige detectie van de knipperlichten die aangeven dat de onder- neming in gevaar verkeert.

Wij kunnen het uiteraard niet over de «knipper- lichten» hebben, zonder te verwijzen naar het the- ma van de WCO12. Hoewel de titel van de wet betref- fende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) zelf veeleer de nadruk legt op de «overleving» van de onderneming dan op het luik «wachtkamer van het faillissement», vindt de praktijk moeilijk aan- sluiting bij dit positieve kader.

De concrete slaagcijfers zijn nog verre van overtui- gend en het gebruik van deze wet ging soms met misbruik gepaard.

2) Op te lossen problemen

De WCO kan ongetwijfeld een handig instrument zijn maar, gelet op de leemten op het vlak van de efficiëntie waaronder zij lijdt, moet er achterhaald worden waar het schoentje wringt.

Daartoe kunnen een aantal vragen worden opge- worpen, zoals :

Grijpen wij op tijd in zodat de door de WCO aan- geboden hulpprocessen tijdig kunnen ingezet worden ?

1 Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de onderne- mingen (BS 9 februari 2009), gewijzigd o.a. door de wet van 27 mei 2013 (BS van 22 juli 2013).

2 Voor een grondige analyse van de WCO verwijzen wij naar de talrijke publicaties, waarvan sommige verschenen in Pacioli, waarin alle as- pecten en, inzonderheid, de gevolgen ervan m.b.t. de nieuwe verant- woordelijkheden van de cijferberoepen, werden uiteengezet : Pacioli nr. 371 (14-27 oktober 2013), B. Bekaert : «Responsabilisering van de economische beroepsbeoefenaar voor ondernemingen in moeilijk- heden» en Pacioli nr. 397 (19 januari – 1 februari 2015), B. Bekaert :

«Hoe benadert de economische beroepsbeoefenaar in de praktijk een klant-onderneming in moeilijkheden».

Beschikken de cijferberoepers over een «urgen- tiekit» voor een vroege diagnose van de knip- perlichten van een onderneming in moeilijkheden en vooral om de informatie, die zij aan hun cliënt overeenkomstig artikel 10 WCO3 zullen hebben verstrekt, «degelijk te duiden» ?

Nemen de beroepsbeoefenaars preventieve en voorafgaande maatregelen in verband met de tenlasteneming van het dossier van de cliënt; zo- als : een opdrachtbrief4, de opstelling van boord- tabellen, de naleving van het Wetboek van Ven- nootschappen en de boekhoudkundige en fiscale wetgeving ?

Het zou alleszins misplaatst zijn om te doen alsof zijn neus bloedt met betrekking tot de verplichtin- gen die de WCO de (externe) boekhoudprofessional oplegt.

De verplichting tot het inlichten van de cliënt en zelfs tot het vaststellen van bepaalde knipperlich- ten is geen door de WCO ingevoerde nieuwigheid, aangezien het Wetboek van Vennootschappen al de aandacht vestigde en blijft vestigen op sommige knipperlichten. Waar het op neerkomt, is deze sig- nalen op tijd op te merken, ze aan de cliënt op con- crete en doortastende wijze te melden (bij voorkeur met een omstandig geschrift met ontvangstbewijs van de cliënt5) en hem ervan te overtuigen ernaar te handelen !

3 Zonder uitdrukkelijk naar een geschrift te verwijzen, bepaalt arti- kel 10 WCO dat de beroepsbeoefenaar de cliënt «op omstandige wijze»

moet inlichten, wat noodzakelijk inhoudt dat hij met een geschrift moet aantonen dat hij hem «omstandig heeft ingelicht».

4 Verplicht voor de leden/stagiairs van het BIBF – art. 11 Reglement van plichtenleer – KB van 22 oktober 2013 (BS van 21 november 2013, in werking getreden op 1 december 2013).

5 Opgelet: stel u niet tevreden met een elektronische ontvangstmel- ding, die alleen maar aangeeft dat de e-mail werd gezien.

(5)

3) De cijferberoeper vóór de WCO

De boekhoudprofessional is, ontegenzeggelijk en los van de WCO, gehouden tot een informatie- en waakzaamheidsplicht ten aanzien van zijn cliënten, temeer daar sommige knipperlichten overeenko- men met algemeen wettelijke verplichtingen waar- toe de professional uiteraard is gehouden, zoals de alarmbelprocedure van het Wetboek van Vennoot- schappen. Bij niet-naleving van deze verplichtin- gen kan de professional contractueel aansprakelijk worden gesteld jegens de cliënt, en zelfs buitencon- tractueel (ten aanzien van derden zoals de banken).

Het spreekt voor zich dat ook de stagiairs van de drie instituten tot deze informatie- en waak- zaamheidsplicht zijn gehouden, niettegenstaan- de de WCO hen tot dusver niet uitdrukkelijk ver- meldt.

a) Artikel 633 van het Wetboek van Vennootschappen

Inzonderheid willen wij erop wijzen dat de alarm- belprocedure van artikel 633 van het Wetboek van Vennootschappen steeds moet worden toegepast in geval van ernstig geleden verlies door de cliënt.

Er wordt dus gerekend op de waakzaamheid van de cijferberoeper die, om te vermijden dat hij door zijn cliënt of door bepaalde derden aansprakelijk zou kunnen worden gesteld, steeds een schrifte- lijk bewijs dient te bewaren van de informatie die hij zijn cliënt heeft verstrekt, wanneer ten gevolge van geleden verlies het nettoactief van de cliënt ge- daald is tot minder dan de helft of zelfs een vierde van het maatschappelijk kapitaal.

Dergelijke situatie impliceert dat de raad van be- stuur van de cliënt een bijzonder verslag moet op- stellen en daarin de nodige maatregelen voorstel- len ten behoeve van een algemene vergadering binnen een termijn van ten hoogste twee maanden nadat het verlies is vastgesteld.

Indien de externe boekhouder de cliënt niet in ken- nis heeft gesteld van het zware verlies noch van de vereiste tot opstelling van een bijzonder verslag – het ontbreken van het verslag heeft de nietigheid van de algemene vergadering tot gevolg – kan hij dus zowel contractueel (jegens de cliënt) als buiten- contractueel (ten aanzien van de bankier) aanspra- kelijk worden gesteld.

Merk op dat de WCO het scenario beschreven in artikel 633 van het Wetboek van Vennootschap- pen overgenomen heeft, en wel door in artikel 23,

§ 2 WCO het vermoeden in te bouwen dat de con- tinuïteit van de onderneming wordt bedreigd, hetgeen tevens een voorwaarde vormt voor de opening van de procedure van gerechtelijke reor- ganisatie.

b) Artikel 126, § 1, 1° van het Wetboek van Vennootschappen

Wij kunnen nog andere gevallen citeren waarin de professional, zo niet rechtstreeks dan toch zijde- lings met of door zijn cliënt, strafrechtelijk en/of burgerlijk aansprakelijk kan worden gesteld.

Als voorbeeld kunnen wij andermaal het Wetboek van Vennootschappen citeren. Artikel 126, § 1, 1°

straft immers met een geldboete van 50 tot 10 000 euro de failliete ondernemer indien de jaarreke- ning van zijn vennootschap niet binnen zes maan- den na de afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring aan de algemene vergadering werd voorgelegd.

Te meer daar de bestuurder/zaakvoerder van de vennootschap waarvan de jaarrekening niet werd goedgekeurd (art. 92 W.Venn.) en/of niet bij de BNB werd neergelegd (art. 98 W.Venn.) gehouden is door een resultaatverbintenis. Dit betekent dat, indien die bestuurder/zaakvoerder niet het tegen- bewijs kan leveren, hij zal geacht worden aanspra- kelijk te zijn voor de schade die, ten gevolge van die situatie, voor derden (bv. de bankier) daaruit zou kunnen voortvloeien.

Indien de niet-goedkeuring van de jaarrekening evenwel te wijten zou zijn aan de beroepsbeoefe- naar, kan hij door de cliënt burgerlijk aansprake- lijk worden gesteld,

4) Preventiemaatregelen tussen de beroepsbeoefenaar en zijn cliënt

Hoewel de WCO de beroepsbeoefenaar tot waak- zaamheid verplicht ten aanzien van de weder- waardigheden van de cliënt, om zo snel mogelijk rekening te kunnen houden met de door de wet op- gesomde potentiële signalen6, zoals een kwartaal achterstand met de betaling van de socialezeker-

6 Art. 10 WCO.

(6)

heidsbijdragen of de btw, zijn er minder duidelijke signalen die niettemin en toch snel de ware toe- dracht zouden kunnen onthullen.

a. Onverklaarbare laattijdige of niet- betaling van het ereloon van de boekhouder

Indien uw cliënt u steeds regelmatig betaalde, zou u al argwaan moeten krijgen vanaf een eerste on- gewone wanbetaling. Door de vertrouwensband zal u immers één van de eersten zijn wiens ereloonbe- taling hij durft uit te stellen. Dergelijke situatie zal des te problematischer zijn bij een cliënt – natuur- lijke persoon die slechts over een vereenvoudigde boekhouding beschikt.

Bij dergelijke cliënten beschikt u immers vaak niet over financiële informatie over een lange periode.

Dat kan een beletsel vormen om de zware financiële moeilijkheden van de cliënt op te merken.

b. Preventief beding in de opdrachtbrief

Hoewel wij steeds meer moeten streven naar een dubbele boekhouding, strookt de werkelijkheid niet altijd met dit scenario. Daarom moet de profes- sional er steeds aan denken om zich in te dekken door in zijn opdrachtbrief een beding te voorzien dat de cliënt er contractueel toe verplicht de boek- houder in kennis te stellen van elke wanbetaling, en inzonderheid van zodra hij een kwartaal achter- staat met de betaling van de socialezekerheidsbij- dragen of de btw, … en in het algemeen van elke betalingsachterstand ongeacht de schuldeiser.

Daar de ondertekening van een opdrachtbrief voor de leden en stagiairs van het BIBF toch een deon- tologische verplichting is, stelt het BIBF, met het oog daarop, zijn leden en de stagiairs een (niet ver- plicht) model van opdrachtbrief ter beschikking7. Dit model bevat een beding dat de cliënt verplicht om de beroepsbeoefenaar op de hoogte te brengen van elke wanbetaling, vanaf de eerste niet voldane vervaldag en ten opzichte van elke fiscale of soci- ale administratie of enige andere schuldeiser.

Het betreft een contractuele verplichting waartoe de cliënt gehouden is. Indien de cliënt die verplich- ting niet nakwam, kan dit beding de professional

7 Model opdrachtbrief op de website van het BIBF: www.bibf.be en volg de tabs -> Leden en stagiairs -> Documenten en formulieren ->

Voorbeeld van opdrachtbrief of de docmaker via het extranet.

zeker van een mogelijke aansprakelijkheid vrijplei- ten, indien bepaalde informatie niet aan het licht kwam die de boekhouder enkel tijdig kon kennen door toedoen van de cliënt.

c. Checklist van de knipperlichten

Rekening houdend met de aanwijzingen opgesomd door artikel 10 van de WCO en met de aanbeve- ling opgesteld door het Interinstitutencomité die, na goedkeuring door de bevoegde instanties8, aan de leden van de drie instituten zal worden overge- maakt, dienen, samen met de cliënt, een aantal pa- rameters te worden geanalyseerd.

i. Analyse van de checklist samen met de cliënt

Idealiter zou de beroepsbeoefenaar, tijdens een ge- sprek met zijn cliënt, de financiële toestand van het moment kunnen overlopen aan de hand van een checklist van aanwijzingen. De cliënt dient de op dit document vermelde aanwijzingen te paraferen, waarna het document door de professional wordt gedateerd en ondertekend.

De cliënt wordt ervan in kennis gesteld dat dit do- cument een officiële omstandige kennisgeving is, in de zin van artikel 10, lid 5 WCO, van feiten die de continuïteit van zijn onderneming in het ge- drang kunnen brengen en van de noodzaak dat hij binnen de maand de nodige maatregelen moet tref- fen om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waar- borgen.

Indien de cliënt geen maatregelen tot reorganisa- tie heeft genomen, kan de aansprakelijkheid van de erkende boekhouder of erkende boekhouder-fis- calist BIBF voor de uit dit verzuim voortvloeiende schade worden afgewend op grond van het schrif- telijk bewijs dat de boekhouder zijn cliënt preven- tief en omstandig heeft ingelicht.

Merk wel op dat de leden van het BIBF, in tegenstel- ling tot de leden van het IAB en het IBR, tot dusver niet gemachtigd zijn om, zonder schending van hun beroepsgeheim, de voorzitter van de rechtbank van koophandel van dergelijke situatie in te lichten.

8 Om tegemoet te komen aan de eisen waartoe het Instituut is gehou- den, heeft het IBR op 6 maart 2015 een openbare raadpleging bij zijn leden georganiseerd over het ontwerp van interinstitutenaanbeve- ling WCO 2015 (cf. www.ibr-ire.be).

(7)

Het model van deze (niet-limitatieve checklist) vindt u aan het einde van dit artikel onder bijlage a)9. ii. Omstandige analyse per brief met ontvangstmelding

Indien de professional, die feiten heeft vastgesteld die de continuïteit van de onderneming van de cli- ent in het gedrang kunnen brengen, en die deze cli- ent niet persoonlijk kan ontmoeten, dient hij hem de omstandige informatie en zijn aanbevelingen te bezorgen per e-mail waarop hij noodzakelijkerwijs een als ontvangstmelding geldend antwoord van de cliënt dient te ontvangen10, ofwel per aangete- kend schrijven waarvan een afschrift per e-mail aan de cliënt wordt bezorgd.

Het model van deze brief vindt u verder in dit arti- kel onder bijlage b)11.

5) Vaststelling

Zoals u al opmerkte, moet de cliënt behoed worden voor de risico’s waarmee zijn onderneming kan ge- confronteerd worden, maar mag de cijferberoeper daarbij niet vergeten zijn mogelijke aansprakelijk- heid te voorkomen en in te dekken. Het is immers niet zijn taak om de beheersfouten van de cliënt op zich te nemen, maar hem, als derde ten aanzien van het beheer, de ogen te openen en hem te begeleiden.

Preventie moet dus zowel voor de cliënt als voor de professional het eerste kernwoord zijn en blijven !

Jean-Marie CONTER Voorzitter BIBF

Véronique SIRJACOBS Juridisch adviseur BIBF

Bijlage a)

Gerichte en preventieve informatie betreffende de financiële toestand van de vennootschap / van dhr. of mevr. ...

12

als bedoeld in artikel 10, lid 5 WCO

Datum : ……..

– Gerichte analyse van de financiële toestand van de cliënt

In aanwezigheid : van de cliënt13 :

Ofwel, de heer/mevrouw ……

Ofwel, de vennootschap ……

vertegenwoordigd door dhr./mevr. ...

Woonplaats/Maatschappelijke zetel

en van de beroepsbeoefenaar : Ofwel, de heer/mevrouw ……

BIBF/IAB/IBR nr. ……

Ofwel, de vennootschap ……

vertegenwoordigd door dhr./mevr. …….

BIBF/IAB/IBR nr.

Woonplaats/Maatschappelijke zetel

in de gewone uitoefening van de opdracht tot het bijhouden van het boekhoudkundig en fiscaal dossier van de voormelde cliënt door genoemde beroepsbeoefenaar.

9 Een bewerkbare versie van dit model in Word vindt u op onze website www.bibf.be.

10 Een elektronisch bewijs dat de e-mail gelezen werd, volstaat niet.

11 Een bewerkbare versie van dit model in Word vindt u op onze website www.bibf.be.

12 Vul de naam van de cliënt (vennootschap of natuurlijke persoon) en zijn ondernemingsnummer in.

13 Bijzondere waakzaamheid ten aanzien van natuurlijke personen met een vereenvoudigde boekhouding.

(8)

- Doelstelling

De detectie van aanwijzingen van het bestaan van eventuele gewichtige en overeenstemmende feiten die de continuïteit van de onderneming van de cliënt in het gedrang kunnen brengen, gelet op de parameters van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (artikel 10, lid 5 en artikel 12 WCO).

De cliënt verbindt zich ertoe de vragen van de beroepsbeoefenaar, gesteld aan de hand van onderstaande tabel, oprecht en juist te beantwoorden. Deze tabel bevat, bij wijze van voorbeeld en dus niet limitatief, een lijst van voorbeelden van risico-inhoudende toestanden.

Deze niet-limitatieve lijst dient derhalve te worden aangevuld met elk ander eventueel risico dat de be- roepsbeoefenaar zou vaststellen en een gevaar kan inhouden voor de continuïteit van de onderneming van de cliënt die het voorwerp uitmaakt van deze analyse.

Knipperlicht Schuldei-

ser JA

Hoeveel ? Wanneer ?

NEEN Paraaf van de cliënt

Schuld van een kwartaal sociale bijdragen

Schuld van meer dan een kwartaal sociale bijdragen Dagvaarding RSZ

Schuld bedrijfsvoorheffing

Schuld btw Btw

Belastingschuld PB/Ven.B

Schuld div. schuldenaar

Laattijdige of niet-neerlegging jaarrekening bij de NBB Niet-neerlegging jaarrekening bij de NBB twee boekjaren Ambtshalve schrapping bij de KBO

Geprotesteerde wissels

Netto-actief < 1/2 maatschappelijk kapitaal14 Netto-actief < 1/4 maatschappelijk kapitaal15 Jaarlijkse AV niet gehouden

Niet-naleving statutaire verplichtingen

Voorbehoud van de revisor / van het verslag van de commissaris16 Kennisgeving van bewarend beslag

Bewarend beslag

Kennisgeving van uitvoerend beslag Uitvoerend beslag

Verstekvonnis

Vonnis op tegenspraak zonder betwisting van de verschuldigde hoofdsom

Vonnis houdende de ontbinding van handelshuur tegen de cliënt Aanwezigheid van verscheidene kortlopende kredieten voor de financiering van activa op lange termijn

Negatieve cashflow Aanzienlijk bedrijfsverlies

Kredietweigering door leveranciers = contante betaling Niet-nakoming van de voorwaarden van een lopend krediet

14 Art. 633 W. Venn. en 23, § 1 WCO (wet van 31 januari 2009 gewijzigd door de wet van 27 mei 2013).

15 Art. 633 W. Venn. en 23, § 2 WCO.

16 Art. 138 W. Venn.

(9)

Knipperlicht Schuldei-

ser JA

Hoeveel ? Wanneer ?

NEEN Paraaf van de cliënt

Opzegging van een krediet Rekening-courant met debetstand ? Rekening-courant met creditstand ? Boordtabellen ?

Vertrek van personeel zonder vervanging Verlies van een markt/van een belangrijke klant Verlies van een belangrijke leverancier

(Aanvulling niet-limitatieve tabel)

Indien de cliënt het bestaan van aanwijzingen bevestigt, erkent hij ervan in kennis te zijn gesteld dat dit, in twee exemplaren opgesteld en door de beroepsbeoefenaar en hemzelf gedateerd en ondertekend document (waarvan ieder één exemplaar heeft ontvangen) zal worden beschouwd als het document dat de bevestiging inhoudt van :

– de door de beroepsbeoefenaar aan de cliënt gedane schriftelijke kennisgeving in toepassing van artikel 10 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen van het bestaan van «ge- wichtige en overeenstemmende feiten die de continuïteit van de onderneming van de cliënt in het gedrang kunnen brengen ...»;

– de noodzaak dat de cliënt binnen de maand vanaf deze kennisgeving de nodige herstructurerings- maatregelen dient te nemen om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen.

Onderhavig document kan, voor zover als nodig en op haar vraag, worden doorgezonden aan de kamer voor handelsonderzoek (art. 12 WCO).

Gedaan in twee exemplaren, Te ……, op ……….

Vóór de handtekening met de hand te vermelden :

«Oprecht en juist verklaard».

Bijlage b) Modelbrief naar cliënt in het kader van de WCO-preventie

Per aangetekend schrijven waarvan kopie per e-mail

Referentienr. ………….

V.Corr. : ………...

Brussel, ../../2015

Ter attentie van de heer / mevrouw ……17

Ter attentie van de heer / mevrouw ……als mandataris van de vennootschap ...18

17 Keuze maken en aanpassen: voor een natuurlijke persoon.

18 Keuze maken en aanpassen: voor een rechtspersoon.

(10)

Geachte mevrouw, mijnheer,

Betreft : Gerichte en preventieve informatie betreffende uw financiële toestand als bedoeld in artikel 10, lid 5 WCO19

Mocht de wijze van verzenden van dit schrijven u overdreven formeel voorkomen, wijzen wij u er graag op dat dit hieraan te wijten is dat u (ondanks ons persoonlijk onderhoud en de telefoongesprekken en de inlichtingen die ik u heb medegedeeld met het oog op de deugdelijke begeleiding van uw onderneming en het voorkomen van bepaalde risico’s)20 geen gevolg gegeven hebt aan mijn verschillende bemerkingen en vragen om aanvullende inlichtingen met betrekking tot de toelichting van uw financiële toestand.

Bij deze dien ik u preventief in kennis te stellen van bepaalde gewichtige en overeenstemmende feiten die, naar mijn oordeel en gelet op de bepalingen van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (art. 10, lid 5 WCO), de continuïteit van uw onderneming in het gedrang zouden kunnen brengen.

Dienaangaande wil ik u met aandrang wijzen op de hieronder aangegeven «knipperlichten», die nood- zaken dat u binnen de maand vanaf deze kennisgeving, de nodige herstructureringsmaatregelen dient te nemen om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waar- borgen.

Indien u nalaat die maatregelen te nemen, loopt u in eerste instantie het gevaar om voor de kamer van handelsonderzoek te worden opgeroepen om u aldaar te verantwoorden voor het veronachtzamen van bepaalde «knipperlichten», kan u de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie moeten aanvragen of, indien de toestand te ernstig is, zelfs het faillissement moeten aangeven.

Het doel van dit schrijven is u te informeren en, in het belang van uw onderneming, alles in te zetten op de preventie.

Hierna volgen de feiten die ik u onder de aandacht wil brengen en die dringende maatregelen van u ver- eisen :

– ………

– ………

– ………

– enz.

Daarnaast zou het zeer gepast zijn om elkaar zonder uitstel te ontmoeten om een analyse te maken van de andere eventuele aanwijzingen die uw onderneming zou vertonen.

Uiteraard sta ik steeds ter beschikking voor alle nadere informatie en bent u steeds van harte welkom in ons kantoor om samen uw toestand te onderzoeken.

Dank bij voorbaat voor uw aandacht en uw constructieve antwoord.

Met beleefde groet,

Handtekening van de beroepsbeoefenaar

19 Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gewijzigd door de wet van 27 mei 2013.

20 Typezin om, zo nodig, toe te voegen.

(11)

Beurs Ondernemen 2015

Tijdens de conferenties die het BIBF op 18 en 19 maart 2015 verzorgde tijdens de Beurs Onder- nemen, onderstreepte onze voogdijminister Willy Borsus het belang van de creatie van ondernemin- gen, maar legde hij tevens sterk de nadruk op de voorzorgsmaatregelen en voorzieningen die moe- ten getroffen worden om ervoor te zorgen dat het avontuur niet verkeerd afloopt.

Zonder volledig te zijn, zouden wij de zienswijze van de Minister als volgt kunnen samenvatten.

Om te ondernemen had men vroeger durf nodig, en een greintje geluk. Maar vandaag is durf al- leen niet meer voldoende. Wie een onderneming opricht, moet zich laten bijstaan en begeleiden. Hij moet over genoeg financiële middelen beschikken, hetzij eigen vermogen, hetzij een beroep doen op financiële bijstand, op subsidies, …

Het is ook de taak van de politiek om een gun- stig sociaal, wetgevend en milieukader voor het ondernemerschap te creëren. Daarom moeten we het statuut van de zelfstandige blijven verbe- teren. Wie zijn activiteit stopzet wegens externe economische redenen, moet een jaar lang kunnen vrijgesteld worden van sociale bijdragen. Men zou ook in twee van bijdragen vrijgestelde kwar- talen moeten voorzien, wanneer de zelfstandige de verzorging van een zwaar zieke verwant op zich dient te nemen. De diverse maatregelen die al genomen zijn of de komende maanden zouden moeten genomen worden, beogen een drieërlei oogmerk : zorgen voor de best mogelijke sociale bescherming van het gezin van de zelfstandige, de zelfstandige een toereikend rustpensioen ver- zekeren en, vooral, het ondernemerschap aan- moedigen.

Ook de hoge faalcijfers van de starters is een punt waar de regering sterk mee begaan is. Wij moe- ten toegeven dat de S-BVBA geen groot succes is, omdat zij er niet in geslaagd is de belangrijkste problemen die de startende ondernemers onder- vinden uit de weg te ruimen. Het gevolg daarvan is dus een hoog percentage mislukkingen met alle denkbare materiële en menselijke schade tot gevolg. Toekomstige ondernemers laten deze ven- nootschapsvorm trouwens ook links liggen.

Nog een vaststelling : de ondernemingsgeest is te laag in België en de ondernemerschapscultuur is minder sterk ontwikkeld dan in andere landen.

In de negentiende en twintigste eeuw was België nochtans een pionier in verschillende domeinen.

Eén van de problemen is het gevolg van het feit dat men hier vaak geneigd is om iemand die mis- lukt is aan de schandpaal te nagelen en iemand die geslaagd is op te hemelen. Wanneer iemand faalt, moeten alle voorwaarden aanwezig zijn om hem een tweede kans te geven.

Ook voor de academische wereld is hier een belang- rijke taak weggelegd. Wij moeten vanaf het secun- dair onderwijs voor een opleiding tot ondernemer zorgen en een ware synergie en samenwerkings- verbanden tussen de onderwijs- en de onderne- mingswereld creëren, zoals dat in andere landen, zoals Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, ge- beurt. Om opnieuw tot een normaal niveau van ondernemingscreatie te komen, moet de huidige kloof tussen het onderwijs en de economische wer- kelijkheid worden gedicht.

Ons land beschikt nog altijd over veel talenten en kwaliteiten. Maar wij moeten die slim weten te be- nutten, want activiteit creëren, betekent rijkdom, tewerkstelling en solidariteit creëren.

(12)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

Enkele sfeerfoto’s van de Beurs Ondernemen

Stand van het BIBF Stand van het BIBF

Jean-Marie Conter, voorzitter BIBF en Willy Borsus, Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’s, Landbouw en Maatschappelijke integratie, Voogdijminister van het Instituut

Gaëtan HANOT Verantwoordelijke voor de publicaties van het BIBF en redactiesecretaris van Pacioli

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Langs het dijktraject zijn zowel buitendijks (schor en slik) en binnendijks (NAS-polder en Noordpolder) belangrijke hoogwatervluchtplaatsen aanwezig..  Naar verwachting hebben

Toen het gedrag van [leerling] in week vier niet bleek te zijn veranderd, heeft de school besloten hem uit te schrijven.. Verzoekers hebben daarna met

Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt indien een aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn

Door deze gevallen ook uit te sluiten van aanvragen voor het College binnen de CBN wordt vermeden dat een aanvraag wordt ingediend bij de CBN om de lou- tere reden dat het niet

 Tijdens de nachtvisserij, van twee uur na zonsondergang tot twee uur voor zonsopgang, moet je elke gevangen vis onmiddellijk en voorzichtig vrijlaten in het

De maatregelen tot bijvoorbeeld een uitstel van betaling inzake de bedrijfsvoorheffi ng en btw gaan in wezen uit van liquiditeitsproblemen die zich stellen voor bedrijven in

Dat kan nu eens zijn door aan te geven, welke mogelijkheden voor eigen regie er al zijn (maar wellicht niet altijd zo worden ervaren), welke mogelijkheden er wel- licht nog meer

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft TNS NIPO gevraagd onderzoek te doen naar mogelijkheden om a) degenen die wel kunnen maar het niet doen, én