• No results found

Boekhoudkundige rulings Hoe het boekhoudrecht toe te passen op individuele gevallen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Boekhoudkundige rulings Hoe het boekhoudrecht toe te passen op individuele gevallen"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

Boekhoudkundige rulings

Hoe het boekhoudrecht toe te passen op individuele gevallen

Transacties kunnen in sommige gevallen op ver- schillende manieren gekwalificeerd en geboekt worden. Ondernemingen (daarin inbegrepen ver- enigingen en stichtingen) kunnen deze boekhoud- kundige interpretatieruimte sinds kort vooraf- gaandelijk aftoetsen bij een nieuw college binnen de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, ingericht bij wet van 12 december 2016 (BS 20 de- cember 2016) en KB van 3  september 2017 (BS 11 september 2017).

Ratio

Tot nog toe bestond de taak van de CBN erin (i) middels adviezen en aanbevelingen bij te dragen tot de ontwikkeling van de leer van het boekhou- den en de beginselen te bepalen van een regelma- tige boekhouding en (ii) advies te verstrekken aan de Regering en het Parlement.1 Deze adviezen zijn juridisch niet bindend doch wel gezaghebbend.

In de praktijk konden ondernemingen op informele wijze suggesties doen aan de CBN om een bepaald thema te behandelen: in 2015 bijvoorbeeld kreeg de CBN 195 dergelijke vragen.2 Dit leidde soms

1 Art. III.93, 1° en 2° WER.

2 Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van Economisch Recht, wat de bevoegdheid van de Commissie voor Boekhoudkundige Nor- men betreft, Parl. St. Kamer 2016-2017, DOC 54 2090/001, 4 (hierna:

DOC 54 2090/001).

tot CBN-adviezen met algemene strekking. Met de nieuwe wet is een formele procedure ingericht om vragen te stellen, die het nieuwe college verplicht is te beantwoorden. Waar vroeger de indruk kon ontstaan dat de CBN enkel open stond voor gro- te ondernemingen en advieskantoren, moet deze nieuwe, snelle procedure duidelijk maken dat de CBN toegankelijk is voor iedereen.3

De procedure in de nieuwe wet is deels geïnspi- reerd op de procedure die reeds bestaat om een zo- genaamde «voorafgaande beslissing» of ruling in fiscale zaken te verkrijgen van de Dienst Vooraf- gaande Beslissingen (hierna: DVB), zoals ingesteld door de wet van 24  december 2002.4 De antwoor- den van het college binnen de CBN zullen «Indivi- duele Beslissingen inzake Boekhoudrecht» heten.5

Overigens hebben belangstellenden in eenzelfde vernieuwende beweging een instrument verkre- gen om de adviezen van de CBN (dus: met algeme- ne strekking) in zekere mate te beïnvloeden: de pu- blicatie van een advies zal vanaf nu systematisch worden voorafgegaan door de publicatie van een ontwerpadvies, waarop iedere belangstellende kan

3 DOC 54 2090/001, 6.

4 BS 31 december 2002.

5 Art. III.93, § 2 WER.

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Boekhoudkundige rulings – hoe het boekhoudrecht toe te passen op individuele gevallen

p. 5/ Heeft u(w klant) ook zoveel openstaande klantenvorderingen?

p. 8/ Rechtzetting

(2)

reageren binnen een door de CBN bepaalde termijn, die minstens tien werkdagen moet bedragen.6

Draagwijdte

a. Interferentie met boekhoudrecht

Het college dient het boekhoudrecht en de adviezen van de CBN toe te passen en dus het boekhoudrecht te interpreteren.7 Het is uiteraard niet de bedoeling dat een onderneming middels een beslissing van het college een afwijking of uitzondering bekomt op de heersende principes.

Dit wordt gewaarborgd doordat de voorzitter van de CBN ook de voorzitter van het college zal zijn. Die voorzitter zal erover waken dat de gedragslijnen die het college voorschrijft, in overeenstemming zijn met de gedragslijnen die in eerdere adviezen van de CBN werden uitgevaardigd. Het college dient daarnaast ook het advies te vragen van de CBN in die gevallen waar geen wettelijke of regle- mentaire bepalingen voorhanden zijn en waarover de CBN nog geen advies heeft uitgegeven.

Ook zijn er enkele categorieën waarover geen In- dividuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht kun- nen worden getroffen om tegenstrijdigheden te voorkomen.

Het college behandelt enkel aanvragen over situ- aties en verrichtingen die nog géén jaarrekening- rechtelijke uitwerking of gevolgen hebben gehad.8 De bedoeling is dat de procedure dermate snel is dat de vragen worden beantwoord nog voor de jaarrekening gefinaliseerd is.9 Dit kan niet om- zeild worden door een situatie voor te leggen die zelf nog geen jaarrekeningrechtelijke uitwerking heeft gehad wanneer een identieke situatie wel al uitwerking heeft gehad (bijvoorbeeld is opgeno- men in de jaarrekening van het vorige boekjaar), want ook dat is een uitgesloten categorie.10

Daarnaast mag geen administratief beroep of ge- rechtelijke handeling tussen de Belgische Staat en de aanvrager aanhangig zijn over hetzelfde onderwerp.11 Wellicht heeft de verrichting op het

6 art. 7/1 KB; http://www.cnc-cbn.be/nl/advicesDrafts.

7 DOC 54 2090/001, 19.

8 Art. III.93/1, § 1 WER.

9 DOC 54 2090/001, 5-6.

10 Art. III.93/1, § 4, 1° WER.

11 Art. III.93/1, § 4, 2° WER

ogenblik dat een beroep hangende is reeds jaar- rekeningrechtelijke uitwerking gehad. Daarnaast probeerde de CBN ten tijde van haar «informele rulingprakijk» ook steeds te vermijden vragen te beantwoorden waarvan ze wist of vermoedde dat er een hangend geschil aan de basis lag.12

Tot slot is er een vage restcategorie: het college kan geen Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht treffen indien dat «niet aangewezen is» of «zonder uitwerking is» op grond van de in de aanvraag aan- gevoerde wettelijke of reglementaire bepalingen.13 Deze categorie zal in bepaalde gevallen wellicht een ontsnapping kunnen bieden aan het college.

Daarnaast zijn er enkele gevallen waarin een ge- velde Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht ophoudt te gelden om tegenstrijdigheden terug te dringen (zie hieronder).

b. Interferentie met fiscaal recht

De wetgever heeft aan het samenspel tussen het boek- houdrecht en het fiscaal recht de nodige aandacht besteed en getracht een evenwicht te bekomen.14

Vooreerst dient minstens één van de vier leden15 van het college tevens lid te zijn van de DVB.16

Daarnaast zijn er ook hier weer enkele uitgesloten categorieën waarover geen Individuele Beslissin- gen inzake Boekhoudrecht kunnen worden getrof- fen.

Indien de aanvraag voornamelijk fiscaalrechtelijke gevolgen ressorteert, kan zij niet worden behan- deld. Dit is een potentieel ruime categorie. De wet voorziet dan ook in drie uitzonderingsgevallen waarin de aanvraag toch kan worden behandeld:

(i) indien de primauteit van het boekhoudrecht

12 DOC 54 2090/001, 5.

13 Art. III.93/1, § 4, 2° WER.

14 DOC 54 2090/001, 7.

15 Het college zal naast de voorzitter nog vier leden tellen. Het college zal besluiten nemen bij meerderheid, indien het quorum van vier leden bereikt wordt. (art. 13 en 15 van het gewijzigd KB van 21 okto- ber 1975)

16 Art. III.93/1, § 5 WER.

(3)

reeds werd erkend17; (ii) indien de aanvrager er- mee instemt dat een overleg plaatsvindt met de bevoegde belastingautoriteit of (iii) indien de aan- vrager ermee instemt dat over de voorliggende ver- richting of situatie een aanvraag om voorafgaande beslissing in fiscale zaken wordt voorgelegd aan de DVB.18 In dat laatste geval komt een overleg tot stand tussen het college en de DVB.

Ten slotte is een aanvraag uitgesloten indien es- sentiële elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een vluchtland dat niet samenwerkt met de OESO of de beschre- ven verrichting of situatie geen economische sub- stantie heeft in België. Wellicht is dit steeds een deelverzameling van de aanvragen die voorname- lijk fiscaalrechtelijke gevolgen ressorteren, doch op deze uitsluiting zijn geen uitzonderingen voor- zien. Deze uitsluitingen zijn woordelijk overgeno- men uit de wet van 24 december 2002: de DVB kan zulke aanvragen evenmin behandelen. In een fis- cale context zijn deze uitsluitingen evident. Door deze gevallen ook uit te sluiten van aanvragen voor het College binnen de CBN wordt vermeden dat een aanvraag wordt ingediend bij de CBN om de lou- tere reden dat het niet kan bij de DVB.

Procedure

a. Aanvragen

Een onderneming kan enkel een Individuele Be- slissing inzake Boekhoudrecht aanvragen over een concreet project waarvan de realisatie ernstig wordt overwogen.19 Het bevoegde bestuursorgaan of een door het bestuursorgaan gemachtigde per- soon kan de aanvraag indienen namens de ven- nootschap en dient de aanvraag dan ook te onder- tekenen.20

17 Tenzij het fiscaal recht uitdrukkelijk afwijkt van het boekhoudrecht, primeert het boekhoudrecht. Zie o.m. A. KIEKENS, «Vooruitbetaalde huur: primauteit van het fiscaal recht op het boekhoudrecht», Huur 2016, afl. 1, 7-8; B. COLMANT, «Verband tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht van de ondernemingen: enige aanknopings- punten en bedenkingen», Accountancy & Taks 2006, afl. 1, 25-26.

Het voorbeeld van A. KIEKENS gaat over een voor meerdere jaren vooruitbetaalde huur. Boekhoudkundig wordt die kost gespreid over de jaren waarvoor de huur betaald werd m.b.v. overlopende rekeningen. Fiscaal wordt die kost in het jaar dat deze daadwerkelijk betaald werd volledig ten laste genomen. Vermits het fiscaal recht op dit vlak uitdrukkelijk afwijkt van het boekhoudrecht, dient het fiscaal uitzonderingsregime (of specifiek fiscaal regime) te worden gevolgd. De formulering van de uitzondering in de wettekst doet dan ook enigszins vreemd aan: het is precies de primauteit van het fiscale uitzonderingsregime op het boekhoudrecht die dient te worden «er- kend» in plaats van omgekeerd.

18 Art. III.93/1, § 4 WER.

19 Geen louter theoretische vragen. DOC 54 2090/001, 8.

20 Art. III.93/1, § 2 WER; DOC 54 2090/001, 8.

De aanvraag moet worden gemotiveerd en bevat minstens volgende gegevens21:

– de identiteit van de aanvrager en van eventuele betrokken partijen of derden;

– een beschrijving van de activiteiten van de aan- vrager;

– een beschrijving van de voorgenomen bijzondere situatie of verrichting; en

– een verwijzing naar de wettelijke of reglementai- re bepalingen waarop het antwoord moet slaan en die het college dus dient te interpreteren.

Indien andere aanvragen over hetzelfde onderwerp werden ingediend bij een (binnenlandse of buiten- landse) overheid, dienen deze aanvragen en even- tuele beslissingen meegedeeld te worden bij de aanvraag. Het mag daarbij niet gaan om een admi- nistratief beroep of gerechtelijke handeling tussen de Belgische Staat en de aanvrager, aangezien in dat geval een aanvraag voor het college uitgesloten is (zie hierboven). Het kan bijvoorbeeld wel gaan over een aanvraag tot een fiscale ruling van de DVB.

Zolang het college geen Individuele Beslissing in- zake Boekhoudrecht heeft uitgevaardigd, moet de aanvraag geüpdatet worden met elk nieuw element dat betrekking heeft op de voorgenomen situatie of verrichting.

b. Antwoordtermijn

Het college beoordeelt bij ontvangst van de aanvraag eerst of het dossier volledig is. Binnen vijftien dagen vanaf dat de aanvraag volledig is, licht het college de aanvrager in op welke termijn zij een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht zal vellen.

Die termijn bedraagt in principe twee maanden van- af de datum waarop het dossier alle nodige elemen- ten bevat om een beslissing af te leveren, doch de aanvrager en het college kunnen van deze termijn in onderling overleg afwijken.22 Een aanvrager kan dus verzoeken om een kortere (of langere) antwoord- termijn. De termijn van twee maanden is indicatief.23

Aangezien de termijn indicatief is en pas ingaat wanneer het dossier volledig geacht wordt, heeft het college enige speling.

21 Art. III.93/1, § 2 WER; een aanvraag voor de DVB moet dezelfde gegevens bevatten (art. 21 van de wet van 24 december 2002).

22 Art. III.93/1 § 3 WER; ter vergelijking: de termijn bij de DVB be- draagt drie maanden (art. 21 van de wet van 24 december 2002).

23 DOC 54 2090/001, 9.

(4)

c. Publicatie

Alle gevelde Individuele Beslissingen inzake Boek- houdrecht zullen op anonieme wijze worden gepu- bliceerd op de website van de CBN.24

Rechtsgevolgen

a. Geldigheidstermijn

De Individuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht zullen een geldigheidstermijn bepalen die maxi- maal vijf jaar bedraagt. In specifieke gevallen kan het college hiervan afwijken en een langere ter- mijn dan vijf jaar bepalen.25

Hierop zijn enkele uitzonderingen voorzien. De In- dividuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht gel- den niet langer indien:

– de voorwaarden in de Individuele Beslissing in- zake Boekhoudrecht niet of niet langer vervuld zijn;

– blijkt dat de aanvrager de situatie of de verrich- ting onvolledig of onjuist heeft omschreven of essentiële elementen niet werden verwezenlijkt op de door de aanvrager omschreven wijze;

– het interne of supranationale recht gewijzigd wordt dat van toepassing is op de beoogde situ- atie of verrichting; of

– blijkt dat de Individuele Beslissing inzake Boek- houdrecht niet in overeenstemming is met het interne of supranationale recht.

Deze laatste uitzondering lijkt het nut van een In- dividuele Beslissing inzake Boekhoudrecht toch enigszins te ondergraven. Het is precies de be- doeling dat het college het boekhoudrecht inter- preteert. Het is niet duidelijk op welke manieren kan «blijken» dat de beslissing niet in overeen- stemming is met het recht (anders dan door een wetswijziging, wat immers een andere uitzonde- ring uitmaakt). Zou de niet-overeenstemming kun- nen blijken uit een later advies van de CBN, die het boekhoudrecht anders interpreteert? Of wordt met deze uitzondering gedoeld op interpretatieve wetten? Kan dit enkel «blijken» door gebeurtenis- sen die zich later in de tijd voordoen, of ook door vroegere gebeurtenissen die het college (in dat ge- val ten onrechte) niet in overweging zou hebben

24 art. III.93/1, § 6 WER; www.cnc-cbn.be.

25 Art. III.93/1, § 5 WER juncto art. 13 van het gewijzigd KB van 3 sep- tember 2017.

genomen? Het verslag aan de koning bij het KB verschaft evenmin duidelijkheid.

Ten slotte is de Individuele Beslissing inzake Boek- houdrecht niet meer geldig wanneer de aanvrager zelf rechtstreeks of onrechtstreeks de voornaamste gevolgen van de voorgenomen situatie of verrich- ting wijzigt. Dit is een duidelijke antimisbruikbe- paling.

b. Bindend?

Of en in welke mate een Individuele Beslissing inza- ke Boekhoudrecht (tijdens de geldigheidstermijn) bindend is, wordt in de nieuwe wet niet vastgelegd.

In de parlementaire voorbereiding staat dat het bestuursorgaan van de aanvrager niet gebonden is door de beslissing en er dus van kan afwijken.

Evenmin is de rechter gebonden door een Individu- ele Beslissing inzake Boekhoudrecht.26 Net als de adviezen van de CBN, zullen de Individuele Beslis- singen van het college alleszins gezaghebbend zijn.

Belangrijke vraag is dan nog of de boekhoudkun- dige rulings bindend zijn voor de fiscus.

Gelet op de analogie met de fiscale rulings, ligt daar wellicht een ijkpunt voor die beoordeling. Fiscale rulings zijn evenmin als boekhoudkundige rulings bindend ten aanzien van hoven en rechtbanken, maar zijn wel bindend voor de fiscus. In juni 2004 werd deze regel zelfs ingeschreven in de wet van 24 december 2002: in artikel 23 wordt bepaald dat de ruling de FOD Financiën bindt voor de toekomst, met enkele uitzonderingen. Deze uitzonderingsge- vallen zijn dezelfde gevallen als de hierboven om- schreven gevallen waarin de Individuele Beslissin- gen inzake Boekhoudrecht niet langer gelden.27

De DVB is evenwel een instelling die afhangt van de FOD Financiën en daarom is het ook logisch dat de FOD Financiën gebonden is door de beslissingen van de DVB. De CBN daarentegen is een autonome instelling gefinancierd door een bijdrage die iedere vennootschap betaalt die haar jaarrekening neer- legt bij de Nationale Bank.28 De CBN maakt wel deel uit van de uitvoerende macht, net als de DVB.29

26 DOC 54 2090/001, 8.

27 Doch uiteraard met betrekking tot het fiscale recht en niet het boek- houdrecht.

28 Die bijdrage stijgt overigens ingevolge de nieuwe wet en het nieuwe KB van 2,23 euro naar 3,40 euro.

29 DOC 54 2090/001, 5.

(5)

De parallel in de bewoordingen in de wet vormt een argument om te stellen dat de Individuele Beslis- singen inzake Boekhoudrecht bindend zijn voor de fiscus, doch voorzichtig is wellicht aan te nemen dat de Beslissingen ook ten aanzien van de fiscus enkel gezaghebbend zijn.

Besluit

De wetgever reikt een nieuw instrument aan die de rechtszekerheid in het boekhoudrecht ten goede

zal komen. De procedure kan in theorie alvast snel en soepel verlopen. Afwachten is nu of de proce- dure de brede verspreiding zal kennen over onder- nemingen, groot en klein, die de wetgever beoogt.

Gwen BEVERS en Sophie DECKERS Schoups Advocaten

Heeft u(w klant) ook zoveel

openstaande klantenvorderingen?

Het is een oud zeer, en door diverse crisissen van- daag nog pijnlijker: klanten die bijna systematisch (veel) te laat betalen, zelfs vaak zonder dat er sprake is van enige betwisting. Niet goed, want zo wordt u(w klant) bankier van de eigen klant, wat ook niet de bedoeling kan zijn. Naar de rechtbank lopen schrikt meestal af, wegens wellicht bijkomende kosten en al zeker tijdrovend. Aan dit laatste euvel heeft de «Potpourri I-wet»1 nu goed twee jaar gele- den, veranderingen willen brengen door in het Ge- rechtelijk Wetboek een nieuw hoofdstuk te voegen:

«Invordering van onbetwiste geldschulden»2, en dit zonder gerechtelijke tussenkomst. Maar (hoe) werkt dat nu in de praktijk?

1. Inleiding

Ten einde een oplossing te vinden voor de reeds tientallen jaren aanslepende gerechtelijke achter- stand doordat de rechtbanken overstelpt werden met invorderingen van veelal onbetwiste geldschul- den, werd door de wetgever een nieuwe procedure in het leven geroepen waarbij de invordering er- van – sinds 2 juli 20163 – dus zonder gerechtelijke

1 Wet van 29 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie (BS 22 oktober 2015), art. 32 ev.

2 Invoeging in Vijfde deel, Titel I, van een Hoofdstuk I, quinquies.

3 Art. 8 van het KB van 16 juni 2016 tot vaststelling van de inwer- kingtreding van de artikelen 9 en 32 tot 40 van de wet van 19 ok- tober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, en tot uitvoering van de artikelen 1394/25 en 1394/27 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 22 juni 2016.

tussenkomst kan geschieden. De onbetwiste geld- schulden die via deze eenvoudige weg kunnen in- gevorderd worden, betreffen voornamelijk «B2B»- schulden (zie hierna).

Deze (optionele) procedure bestaat naast de klas- sieke procedure, waarbij men nog steeds voor de rechter moet verschijnen om een vonnis te beko- men, om de betaling van een schuldvordering af te dwingen (lees «een uitvoerbare titel bekomen»).

Huidig artikel tracht de lezer een beknopt en duide- lijk overzicht te geven van deze snelle niet-gerech- telijke procedure, maar ook om de economische beroepsbeoefenaar te begeleiden bij het maken van de afweging voor welke procedure hij voor zichzelf of zijn klant moet kiezen respectievelijk adviseren.

Voor de invorderende boekhouder mag het belang van een goede – overigens sinds 1 december 2013 verplichte4 – opdrachtbrief niet onderschat wor- den. Klare afspraken daarin (ook over conventi-

4 Nieuw reglement van plichtenleer – KB van 22 oktober 2013 (BS 21 november 2013). Zie ook website BIBF onder ‘Leden en stagiairs’ –

‘Beroep’ – ‘Opdrachtbrief’, met allerhande modellen. Zie ook art. 49/1 wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (ingevoegd bij art. 22 wet 3 september 2017, BS 11 septem- ber 2017): «De externe boekhouder, de externe boekhouder-fiscalist, de externe stagiair boekhouder, de externe stagiair boekhouder-fiscalist maken, samen met hun cliënt, een opdrachtbrief op, die uitvoering van iedere prestatie voorafgaat. Deze opdrachtbrief omschrijft op een evenwichtige wijze de wederzijdse rechten en plichten van de cliënt en de beroepsbeoefenaar. Het Beroepsinstituut legt in de plichtenleer de inhoud van de opdrachtbrief, zowel de verplichte als de verboden bepa- lingen, vast».

(6)

onele interesten en schadebedingen) verhogen de kans op een geslaagde invordering.

In het eerste werkjaar (midden 2016-midden 2017) raamt SAM-TES5 in het Jaarverslag 2016 bij extra- polatie dat er 25 000 dossiers6 zullen behandeld wor- den, waarvan ongeveer de helft zouden leiden tot een onmiddellijke betaling. De andere helft zou wat langer duren, met meer formaliteiten, maar slechts 2,5% zou finaal toch via gerechtelijke weg moeten ingevorderd worden. Toch wel fenomenale cijfers.

2. Overzicht van de nieuwe procedure tot invordering van

«onbetwiste B2B geldschulden»

Welke schulden kunnen via niet-gerechtelijke weg worden gerecupereerd?

Het zijn de artikelen 1394/20 tot 1394/27 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) die de nieuwe niet- gerechtelijke procedure regelen. De essentie ervan staat vermeld in artikel 1394/20 Ger.W. en luidt als volgt: «Elke onbetwiste schuld die een geldsom tot voorwerp heeft en die vaststaat en opeisbaar is op dag van de aanmaning kan, ongeacht het bedrag ervan, vermeerderd met de verhogingen waarin de wet voor- ziet en de invorderingskosten alsmede, in voorko- mende geval en ten belope van ten hoogste 10% van de hoofdsom van de schuld, alle interesten en strafbe- dingen, in naam en voor rekening van de schuldeiser op verzoek van de advocaat van de schuldeiser door een gerechtsdeurwaarder worden ingevorderd, (…).»

De te recupereren schuld betreft dus elke onbetwis- te schuld die een geldsom tot voorwerp heeft én die vaststaat én opeisbaar is op de dag van de aanma- ning. De geldsom mag bovendien worden vermeer- derd met (1) de verhogingen waarin de wet voorziet7, (2) invorderingskosten (= gerechtsdeurwaarders- kosten8) en (3) verhoging van 10% van de hoofdsom van de schuld (= interesten en strafbeding).

5 Het juridisch maatschappelijk kenniscentrum, afgekort als SAM- TES, opgericht door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Jaarverslag 2016 SAM-TES, te raadplegen op https://www.gerechts- deurwaarders.be/sam-tes.

6 Waarvan 87% ‘Vlaamse’ dossiers. SAM-TES verwacht dat Brussel en het zuiden gaan bijbenen, zodat het aantal dossiers nog serieus zal stijgen.

7 De «verhogingen waarin de wet voorziet» hebben o.m. betrekking op de verhogingen voorzien in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Zie voor een bespreking van deze wet: Pacioli nr. 133 van 31 december 2002.

8 Niet de advocatenkosten.

Welke schulden kunnen niet worden gerecupereerd via niet-gerechtelijke weg?

Zijn uitgesloten, schulden van of ten aanzien van (1) publieke overheden, (2) schuldeisers of schul- denaren die niet zijn ingeschreven in de KBO, (3) particuliere schulden (zijnde, schulden buiten het kader van een ondernemingsactiviteit), (4) schul- den uit faillissement, gerechtelijke reorganisatie, collectieve schuldenregeling, en andere vormen van wettelijke samenloop en (5) niet-contractuele verbintenissen tussen partijen (tenzij deze tevens het voorwerp zijn van een overeenkomst of schuld- bekentenis tussen partijen of schulden betreffende gemeenschappelijk eigendom van goederen). Al bij al toch wel wat uitsluitingen, maar voor invorde- ring van niet-betwiste erelonen van de cijferberoe- pen staat het vast dat de niet-gerechtelijke invorde- ringsprocedure kan worden gevolgd.

Samengevat: de niet-gerechtelijk procedure is slechts toepasselijk op geldschulden van professio- nelen met betrekking tot hun professionele rechts- verkeer in de ruime zin.

Hoe moet men dan praktisch te werk gaan?

Stap 1: overleg met de ‘eerste rechter’ m.n.

de advocaat

De procedure invordering van onbetwiste geld- schulden kan enkel worden opgestart op verzoek van de advocaat van de schuldeiser9 die de gerechts- deurwaarder vraagt om in te vorderen. Een advo- caat is een soort «eerste rechter», die moet vaststel- len of inderdaad aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan, en die kan beslissen om de procedure bij de gerechtsdeurwaarder al dan niet in te leiden.

Stap 2: betekening van een aanmaning door de gerechtsdeurwaarder

Zo’n aanmaning moet op straffe van nietigheid een hele resem aan informatie en stukken bevatten, en dat zijn er toch wel wat:

– een duidelijke beschrijving van de verbintenis waaruit de schuld is ontstaan (bv. boekhoudkun- dige prestaties Q3 2017, specifiek omschreven);

– een duidelijke beschrijving en verantwoording van al de bedragen die van de schuldenaar ge-

9 Art. 1394/20 Ger.W.: «op verzoek van de advocaat van de schuldei- ser».

(7)

eist worden, met inbegrip van de kosten van de aanmaning en, in voorkomend geval, de wette- lijke verhogingen, interesten en strafbedingen (check of het strafbeding/schadebeding evenals eventuele conventionele interesten bij niet- of laattijdige betaling werden voorzien in de op- drachtbrief en algemene voorwaarden);

– de aanmaning om te betalen binnen de maand en de wijze waarop de betalingen worden verricht;

– de mogelijkheden waarover de schuldenaar be- schikt om op de aanmaning te reageren, nl. door al dan niet te betalen, betalingsfaciliteiten aan te vragen, of de schuld op gemotiveerde wijze te betwisten;

– de inschrijving van de schuldeiser en de schul- denaar in de KBO (of in een ondernemingsdata- bank van andere Europese lidstaten);

– ten slotte dienen bij de aanmaning de bewijstuk- ken van de schuldeiser ter verantwoording van diens vordering te worden gevoegd (dit is de bundel die normaal gezien ook aan een rechter moet worden voorgelegd), evenals een antwoord- formulier ten einde de schuldenaar toe te laten de schuld desgevallend te betwisten.

Stap 3: ingeval van niet-betaling binnen de maand

Ofwel vraagt de schuldenaar betalingsfaciliteiten, ofwel geeft hij de redenen te kennen waarom hij de schuldvordering betwist d.m.v. een formulier dat wordt gehecht aan de aanmaning. Het is natuur- lijk ook wel goed mogelijk dat hij simpelweg niet reageert.

De niet-gerechtelijke invorderingsprocedure stopt wanneer de schuldenaar betaalt (wat natuurlijk de bedoeling is) of hij de schulden gemotiveerd betwist. In dat laatste geval gaat het immers niet meer over onbetwiste schulden, zodat enkel nog via de gerechtelijke weg kan worden ingevorderd. Dit laatste is toch wel wat vreemd en spijtig, wanneer het facturen of erelonen betreft, die ‘gemeenrechte- lijk’ niet tijdig werden betwist, zeg maar niet bin- nen de maand werden betwist nadat deze werden verstuurd door de schuldeiser. Dura lex sed lex. An- derzijds zou de praktijk uitwijzen dat slechts 2,5%

van de dossier ingediend in het eerste jaar, moes- ten worden beslecht voor een rechter (zie hiervoor).

De invorderingsprocedure voor onbetwiste geld- schulden wordt opgeschort indien de schuldeiser

en schuldenaar het eens raken over betalingsfaci- liteiten. Deze kan dan worden hervat bij niet- of laattijdige betaling.

Stap 4: het antwoordformulier wordt tegen ontvangstbewijs naar de

gerechtsdeurwaarder gestuurd

De gerechtsdeurwaarder stelt vervolgens dan de schuldeiser in kennis van de redenen van betwis- ting dan wel van de betaling. Ingeval een afbeta- lingsplan wordt toegekend zal de procedure dus worden geschorst. Indien er wordt betaald, neemt de procedure logischerwijs automatisch een einde, zonder verdere formaliteiten.

Stap 5: proces-verbaal van niet-betwisting

Indien de schuldenaar de schuld niet of niet geheel voldoet, noch betalingsfaciliteiten heeft gevraagd of gekregen of nagekomen, noch de redenen heeft te kennen gegeven van betwisting van de schuld, stelt de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting op ten vroegste 8 dagen na verstrijken van de desbetreffende termijn van een maand. Nu alles meer en meer wordt gedigitali- seerd, kan zo’n proces-verbaal van niet-betwisting er dus zijn na 38 of 39 dagen, wat (zeer) snel is.

Stap 6: uitvoerbare titel

Uiteindelijk wordt het proces-verbaal op verzoek van de gerechtsdeurwaarder uitvoerbaar verklaard door een Magistraat, lid van het Beheers- en Toe- zichtscomité bij het CBB10.

Vanaf dat ogenblik beschikt het voornoemde pro- ces-verbaal nagenoeg over dezelfde juridische af- dwingbaarheid als een vonnis afgeleverd door een rechter.

De schuldenaar kan tegen de uitvoering van het proces-verbaal van niet-betwisting opkomen door een rechtsvordering in te stellen voor de bevoegde rechtbank. De uitvoering van het proces-verbaal van niet-betwisting wordt in dat geval geschorst.

Een volledig uitgevoerde invordering geldt als da- ding voor de gehele schuld, met inbegrip van alle

10 Het Centraal Bestand van berichten van beslag, delegatie, over- dracht, collectieve schuldenregeling en protest.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

eventuele wettelijke verhogingen, interesten en strafbedingen.11

3. Een efficiëntere invordering?

De nieuwe procedure tot invordering van onbe- twiste geldschulden werd geadverteerd door de wetgever en gerechtsdeurwaarders als zijnde snel en goedkoop met de garantie van rechtszekerheid en een betere cashpositie voor de schuldeiser.

Maar is dat wel zo? Net zoals in de klassieke proce- dure voor de rechter, bent u voor een stuk afhanke- lijk van de goede wil van de verwerende partij om tot een oplossing te komen. Is het de schuldenaar daarentegen te doen om zoveel mogelijk tijd te rek- ken teneinde uitstel van betaling te bekomen, dan biedt de nieuwe procedure via de gerechtsdeur- waarder evenmin garantie tot succes. Een gewiek- ste schuldenaar kan er voor zorgen dat men zowel de nieuwe invorderingsprocedure als de klassieke procedure voor de rechter dient te doorlopen, het- geen aan de doelstelling van de wetgever compleet voorbijgaat. Daar waar de wetgever uitgaat van een sneller resultaat voor de schuldeiser dat een rechtstreeks gevolg heeft voor diens cashpositie, kan de houding van de schuldenaar/verweerder spijtig genoeg tot het omgekeerde leiden.

11 Art. 1394/24, § 4 Ger.W.

Deze vrees blijkt echter niet uit de hiervoor aange- haalde cijfers van SAM-TES, die in ieder geval zeer hoopgevend zijn. De niet-gerechtelijke procedure vergt voor de advocaat en de gerechtsdeurwaarder minder inspanning (en erelonen), en dient o.i. zeker voor de (gemeenrechtelijk) niet-betwiste facturen of erelonen te worden doorlopen waarvan het bedrag van de hoofdsom eerder aan de lage kant ligt. Gaat het daarentegen om aanzienlijke schulden waarbij de kans op betwisting reëel is na tussenkomst van een advocaat en/of gerechtsdeurwaarder, dan stapt men beter onmiddellijk naar de rechter, eventueel voorafgegaan door een bewarend beslag.

Best overlegt de schuldeiser vooraf met de advo- caat, over de werkwijze en het kostenplaatje. Bij de behandeling van dergelijke dossiers is het niet ongebruikelijk dat er een forfaitair bedrag per dos- sier wordt afgesproken als ereloon van de advocaat en dat er van zodra er betwisting is, wordt gewerkt per uurtarief.

Leo DE BROECK, Advocaat De Broeck Van Laere &

Partners, Prof. Fiscale Hogeschool Nicolas GOUDENHOOFT, Advocaat Balie Brussel

Rechtzetting

In het artikel «Teruggaaf van gefactureerde en reeds aan de Staat betaalde btw bij wanbetaling van klanten» van Sandrina Procek en Vanessa Huynh, gepubliceerd in Pacioli 452, is een fout geglipt bo- venaan pagina 8.

De zin «Het bedrag exclusief btw dat niet werd be- taald door de klant (en dat overeenstemt met de uit-

gereikte verbeterende stukken) moet worden ver- meld in vak 62 ‘diverse btw-regularisaties in het voordeel van de aangever’.» moet gelezen worden als volgt: «De btw berekend op het bedrag exclu- sief btw dat niet werd betaald door de klant (en dat overeenstemt met de uitgereikte verbeterende stuk- ken) moet worden vermeld in vak 62 ‘diverse btw- regularisaties in het voordeel van de aangever’.»

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De CBN benadrukt tot slot ook nog dat bij een eventuele latere uitkering van de liquidatiereser- ve rekening moet worden gehouden met de wet- telijke beperkingen die gelden

Tot slot vereist artikel 28, § 2 van het KB van 30 januari 2001 dat de waarderingsregels worden gewijzigd, in het bijzonder door middel van aanvullende afschrijvingen, indien er

dat JHWH een volk uit het land Egypte verlost heeft, maar een andermaal hen, die niet tot geloof gekomen waren, verdelgd heeft; en dat Hij engelen, die aan hun oorsprong

 Dat Satans engelen actief zijn in het kwade (2 Korinthiërs 12:7; Openbaring 12:4), en dus niet inactief gebonden in de afgrond..  Dat Satan de beschikking had van één derde

In de eerste drie maanden van dit jaar werden in België 445 aangiften gedaan van euthanasie.. ‘Een opvallend cijfer’, zegt professor Wim Distelmans (VUB), voorzitter van de

In de meeste gevallen (73%) gaat het om euthanasie vanwege een kanker of een ‘ernstige verminking’ waarbij de levensverwachting laag wordt ingeschat.. Levensbeëindigingen waarbij

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

Voor de kennismakingslessen die nu helaas fysiek niet door kunnen gaan verzorgen we een passende online variant, zodat alle leerlingen de mogelijkheid hebben om de sfeer en