• No results found

Advies 2010/15 CBN : afschrijvingsmethoden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Advies 2010/15 CBN : afschrijvingsmethoden"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

Advies 2010/15 CBN : afschrijvingsmethoden

INHOUD

p. 1/ Advies 2010/15 CBN : afschrijvingsmethoden

p. 4/ MAR : Minimumindeling van het

Algemeen Rekeningenstelsel – Klasse 5

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft in oktober 2010 advies 2010/15 over de afschrijvings- methoden gepubliceerd. Dit advies vervangt de vroegere adviezen (versnelde afschrijvingen) en 112/3 (afschrijving van vaste activa waarvan de reële waarde de boekhoud- kundige waarde overtreft).

Het advies 2010/15 van de CBN is opgebouwd uit vier gro- te delen en we baseren onze analyse op die structuur : – waarderingsregels;

– af te schrijven waarde;

– afschrijvingsperiode;

– afschrijvingsmethodes.

1. Waarderingsregels

Artikel 28, § 1van het KB van 30 januari 2001 schrijft voor : «Elke vennootschap bepaalt de regels die, met na- koming van de bepalingen van dit hoofdstuk, doch reke- ning gehouden met haar eigen kenmerken, gelden voor de waardering van de inventaris bedoeld in artikel 9, § 1, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de onder- nemingen, en, onder meer, voor de vorming en de aanpas- sing van afschrijvingen (...)».

Artikel 45, 1e lid van datzelfde besluit omschrijft afschrij- vingen als ‘de bedragen ten laste van de resultatenreke- ning genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiks- duur beperkt is, ten einde hetzij het bedrag van deze op- richtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aan- schaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij wor- den aangegaan» terwijl de artikelen 61 en 64 voorzien in een uitzondering en versnelde afschrijvingen toestaan.

De artikelen 46 tot 48 van het KB van 30 januari 2001 vermelden eveneens :

– De afschrijvingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

– De afschrijvingen en waardeverminderingen zijn specifi ek voor de actiefbestanddelen waarop ze be- trekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volko- men identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen geacteerd wor- den.

– De afschrijvingen en de waardeverminderingen moe- ten stelselmatig worden gevormd en mogen niet af- hangen van het resultaat van het boekjaar (in het verleden boekten sommige ondernemingen geen af- schrijvingen om reeds vastgestelde verliezen niet te verzwaren).

De oprichtingskosten worden enkel op het actief geboekt indien ze niet ten laste worden genomen tijdens het boek- jaar waarin ze werden gemaakt. Ze worden afgeschreven over maximaal vijf jaar, met uitzondering van de kosten bij uitgifte van leningen (over de looptijd van de ermee verband houdende lening).

Voor de immateriële en materiële activa laat de Commis- sie voor Boekhoudkundige Normen zich, onzes inziens, leiden door de IAS/IFRS-normen door te verwijzen naar het bestaan van toekomstige economische voordelen en door materiële vaste activa te omschrijven als activa die worden aangehouden voor gebruik in de productie of le- vering van goederen en diensten, voor verhuur aan der- den of voor bestuurlijke doeleinden.

De CBN vergelijkt zo vaste activa met een voorraad po- tentiële productprestaties die over meerdere boekjaren geleidelijk aan opgebruikt worden.

(2)

De afschrijvingen worden alleen toegepast op vaste ac- tiva waarvan de nuttigheidsduur (immateriële vaste ac- tiva) of de gebruiksduur (materiële vaste activa) beperkt is in de tijd. De CBN herinnert eraan dat het KB van 30 januari 2001 geen minimale afschrijvingsperiode be- paalt, tenzij de beperking van de afschrijvingsduur van de oprichtingskosten die we eerder vermeldden en de verplichting om een verantwoording op te nemen in de toelichting indien de afschrijving van de kosten voor on- derzoek en ontwikkeling of van goodwill over meer dan vijf jaar gespreid wordt.

Hoewel artikel 28, § 1van het KB van 30 januari 2001 bepaalt dat de afschrijvingsregels worden vastgesteld door het bestuursorgaan, worden in de praktijk vaak de afschrijvingsperiodes gehanteerd die in het Com.IB 1992 worden vooropgesteld. Een muziekpartituur is een voor- beeld van een immaterieel vast actief dat niet afschrijf- baar is, de grond is een voorbeeld van een materieel vast actief dat niet afschrijfbaar is (deze elementen zijn niet opgenomen in het advies van de CBN).

Voor geherwaardeerde vaste activa adviseert de CBN om af te schrijven over de vermoedelijke restlevensduur van het goed (cf. ook art. 57, § 2 van het KB van 30 januari 2001).

De CBN vermeldt dat het is toegestaan – maar niet ver- plicht – om afschrijvingen terug te nemen indien het toe- gepaste afschrijvingsplan te snel bleek (rekening 7601 van het MAR). Wij raden deze techniek af want volgens het Com.IB 1992 (nr. 61/99) zou de latere afschrijving ten belope van de waarde van de terugneming niet lan- ger fi scaal aftrekbaar zijn «aangezien de totale fiscale af- schrijving de aanschaffings- of beleggingswaarde van het betrokken bestanddeel niet mag overtreffen».

Omgekeerd worden aanvullende of uitzonderlijke af- schrijvingen geboekt onder de ‘uitzonderlijke kosten’, in- dien op de inventarisdatum blijkt dat de boekwaarde van een vast actief hoger is dan de gebruikswaarde ervan.

Indien deze aanvullende afschrijvingen systematisch moeten gebeuren, moet het afschrijvingsplan worden gewijzigd om de geboekte afschrijvingen beter te doen aansluiten bij de economische levensduur van het goed.

Tot slot vereist artikel 28, § 2 van het KB van 30 januari 2001 dat de waarderingsregels worden gewijzigd, in het bijzonder door middel van aanvullende afschrijvingen, indien er niet meer van kan worden uitgegaan dat de vennootschap haar bedrijf zal voortzetten.

2. Af te schrijven waarde

De af te schrijven waarde of grondslag is gelijk aan de, eventueel geherwaardeerde, aanschaffi ngswaarde (cf.

art. 45 van het KB van 30 januari 2001).

Er moet geen restwaarde worden afgetrokken, en de CBN wijst erop dat dit niet in strijd is met de bepalingen van het KB van 30 januari 2001, noch met de Vierde Richtlijn.

Het (oude) CBN-advies 112/3 wordt nagenoeg volledig overgenomen : de afschrijving van een bebouwd on- roerend goed (gebouw) weerspiegelt immers zelden de markt- of vervangingswaarde ervan aangezien de boek- houdkundige nettowaarde veel lager is. De vraag werd gesteld of het afschrijvingsplan voor een vast actief met beperkte gebruiksduur mag of moet toegepast blijven voor zover deze activa op blijvende wijze tot de exploita- tie van de onderneming zijn bestemd.

De CBN herinnert eraan dat het principe van de afschrij- vingen is dat de aanschaffi ngswaarde van het goed wordt gespreid over de waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur ervan, en dat het afschrijvingsbeleid dus moet worden behouden. Niets belet om vervolgens tot herwaardering over te gaan.

3. Afschrijvingsperiode

De afschrijvingsduur moet in het begin geschat worden.

Ze is het gevolg van het feit dat het goed slijt, zowel fy- sisch (technische slijtage) als intellectueel (economische slijtage of veroudering).

De economische levensduur van vaste activa kan worden uitgedrukt in tijdseenheden, verbruikseenheden of een combinatie van beide :

– de zuivere duurtijd : de afschrijving wordt uitgedrukt in een aantal jaren;

– duur in verbruikseenheden (of technische afschrij- ving);

– een combinatie van de twee vorige duurtijden.

Merkwaardig genoeg heeft de CBN het niet over het al dan niet toepassen van afschrijvingen prorata temporis.

Het fi scale aspect wordt niet besproken terwijl alleen een afschrijving die op de levensduur is berekend fi scaal wordt aanvaard.

4. Afschrijvingsmethoden

De CBN stelt vier methodes voor, en verduidelijkt daar- bij dat de laatste fi scaal aanvaard is : lineair, degressief, progressief en versneld

Lineaire afschrijvingsmethode

(ook constante afschrijving genoemd)

Bij de lineaire afschrijvingsmethode wordt gelijkmatig afgeschreven naar tijd en/of gebruik tijdens de afschrij- vingsperiode.

(3)

Indien de afschrijving wordt berekend naar de tijd, dan is de afschrijvingsannuïteit gelijk aan de af te schrijven waarde gedeeld door het aantal jaren dat het actief ver- moedelijk zal gebruikt worden.

Voorbeeld

Een drukkerij koopt een drukpers voor 100 000 euro (aankoopprijs, inclusief alle bijkomende kosten). De eco- nomische levensduur van de drukpers wordt geraamd op vijf jaar. Het afschrijvingspercentage is bijgevolg ge- lijk aan 100/5=20 %. De lineaire afschrijvingsannuïteit bedraagt 20 000 euro.

Indien de afschrijving wordt berekend volgens de be- drijfsdrukte, is de afschrijving gelijk aan de pro rata van het gebruik (bv. gebruikte eenheden gedeeld door potentieel geproduceerde eenheden).

Bij de ‘gemende’ methode wordt het hoogste bedrag van de toevoeging aan de afschrijvingen in aanmerking ge- nomen, berekend naar de tijd of op basis van de eenhe- den.

Deze twee methodes worden fi scaal niet aanvaard (maar ze worden beschreven in de internationale IAS/IFRS-nor- men).

Boekhoudkundige degressieve afschrijvingsmethoden

Bij de degressieve afschrijvingsmethode dalen de af- schrijvingskosten tijdens de afschrijvingsperiode. Het eerste gebruik veroorzaakt als het ware een grotere veroudering dan het latere gebruik (nvdr : dat is vaak zo op economisch vlak, bv. de verkoopwaarde van een computer daalt meer tijdens het eerste jaar, aangezien regelmatig nieuwe, krachtigere computers op de markt komen).

De degressieve afschrijvingsmethoden zijn boekhoud- rechtelijk aanvaardbaar voor zover ze overeenstemmen met de spreiding van de aanschaffi ngsprijs over de ver- moedelijke levensduur van het actief.

Voorbeeld

We gaan uit van dezelfde basisgegevens, behalve dat de onderneming beslist om de drukpers af te schrijven op basis van een afnemend percentage van het totaal af te schrijven bedrag.

Gedurende vijf jaar wordt respectievelijk 28 %, 24 %, 20 %, 16 % en 12 % van 100 000 euro afgeschreven.

Opmerking : dit voorbeeld van de CBN is niet in over- eenstemming met het Belgisch belastingstelsel van de degressieve afschrijvingen, dat wordt beschreven in het deel van advies 2010/15 dat handelt over de versnelde afschrijvingen.

Een andere degressieve afschrijvingsmethode (zie titel : methoden – in het meervoud) is de degressieve afschrij- ving SOFTY; de lijst is dus niet volledig.

Progressieve afschrijvingsmethoden

We kunnen stellen dat dit het omgekeerde is van een degressieve methode.

Voorbeeld (zelfde basisgegevens)

Jaarlijks wordt respectievelijk 12 %, 16 %, 20 %, 24 % en 28 % van 100 000 euro afgeschreven.

Opmerking. De vraag werd gesteld of een onderneming ook kan opteren voor een geplande spreiding van de aanschaffi ngsprijs van haar vaste activa via afschrij- vingen, volgens een progressief systeem, in het bijzon- der wanneer de aanschaffi ng van het goed (of van de gebruiksrechten op het goed) gebeurt via een specifi eke fi nanciering die loopt over de volledige vermoedelijke gebruiksduur van het betreffende vast actief en waarbij vaste annuïteiten worden betaald. In het advies 112-5 had de Commissie geantwoord dat de kost van de afschrijvin- gen gekoppeld is aan het gebruik van de vaste activa. Ze kan niet worden terzijde geschoven en worden vervan- gen door de tenlasteneming van de terugbetaling van de schulden die zijn aangegaan voor de fi nanciering van de betreffende vaste activa.

Versnelde afschrijvingsmethoden

Tot voor kort lieten de economische expansiewetten toe dat in de drie Gewesten (momenteel alleen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) versnelde afschrijvingen werden toegepast ten belope van het dubbel van de lineaire af- schrijving, en dit over het algemeen gedurende drie jaar.

De CBN herinnert eraan dat wanneer de toepassing van een plan voor versnelde afschrijvingen meebrengt dat er aanzienlijk sneller wordt afgeschreven, er in de toelichting melding moet worden gemaakt van het ver- schil tussen het gecumuleerd bedrag van de geboekte afschrijvingen en dat van de economisch verantwoorde afschrijvingen. Tevens moet de invloed worden aange- geven van de tijdens het boekjaar of tijdens vorige boek- jaren geboekte afschrijvingen die hoger zijn dan de economisch verantwoorde afschrijvingen op het bedrag van de afschrijvingen in de resultatenrekening van het boekjaar (cf. art. 61, § 1 en 64, § 1 van het KB van 30 ja- nuari 2001).

5. Conclusie

Dit CBN-advies brengt de boekhoudkundige regels in herinnering. U zult in deze herlezing van het boekhoud- recht zeker enkele elementen hebben aangetroffen die tot refl ectie aanzetten.

Stéphane MERCIER Erkend boekhouder-fiscalist BIBF

(4)

MAR : Minimumindeling van het Al- gemeen Rekeningenstelsel – Klasse 5

Klasse 5 van de MAR maakt deel uit van het actief op korte termijn (dat in principe minder dan één jaar wordt aan- gehouden). Klasse 5 bevat de rekeningen die op de balans vermeld zijn als «Geldbeleggingen» en «Liquide middelen».

De waarderingsregels worden uiteengezet in het KB van 30 januari 2001, in hoofdzaak in de artikelen 73 tot 75.

Waarderingsregels

De rekeningen van klasse 5 worden gewaardeerd op grond van hun aanschaffi ngswaarde, namelijk de aan- schaffi ngsprijs, de vervaardigingsprijs of de inbreng- waarde. De bijkomende kosten in verband met de aan- schaffi ng van geldbeleggingen kunnen ten laste worden genomen via de resultatenrekening van het boekjaar waarin ze werden gedaan.

Wat gebeurt er bij de inventaris ?

De waarde van de geldbeleggingen – en in mindere mate van de liquide middelen, ook al liet de crisis van 2008 het ergste vermoeden – kan verhoogd of verlaagd zijn.

Waardevermindering

Op geldbeleggingen en liquide middelen worden waarde- verminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aan- schaffi ngswaarde. Die ontwaarding wordt vastgesteld via het debet van rekening «6510 Toevoeging aan waardever- minderingen op vlottende activa» (Financiële kosten).

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de geldbeleggingen en liquide middelen om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.

Waardevermeerdering

Alleen fi nanciële vaste activa kunnen geherwaardeerd worden (geldbeleggingen niet). Bij geldbeleggingen of li- quide middelen is het alleen mogelijk om een waardever- mindering terug te nemen, tot ze volledig opgebruikt is.

Analyse van rekening «50 Eigen aandelen»

De «eigen aandelen» zijn aandelen die een vennootschap heeft gekocht, als het haar eigen aandelen betreft : het

gaat dus om een aankoop en geen «terugkoop». Met het oog daarop legt het Wetboek van Vennootschappen zeer strenge voorwaarden op, met name :

– een maximum van 20 % van de waarde van het ge- plaatst kapitaal;

– een beslissing van de algemene vergadering;

– de aanwezigheid van uitkeerbare winst;

– de vorming van een onbeschikbare reserve, gelijk aan de waarde die op het actief voorkomt (nettoboekwaar- de van de aandelen).

Voorbeeld

De balans van de vennootschap SATC vertoont een ge- plaatst kapitaal van 100 000,00 euro, een wettelijke re- serve van 10 000,00 euro en een overgedragen winst van 50 000,00 euro, vertegenwoordigd door 1 000 aandelen.

Als tegenwaarde daarvan beschikt ze over een bankreke- ning waarop 160 000,00 euro staat.

Als er geen correctie moet verricht worden (bv. de waar- de van de eventuele «Oprichtingskosten» aftrekken), bedraagt de boekwaarde van het effect 100 000,00 + 10 000,00 + 50 000,00 = 160 000,00/1 000 = 160,00 euro.

Op 15 februari koopt de vennootschap 20 % van haar aandelen in tegen boekwaarde, hetzij 200 aandelen tegen 160 euro/aandeel = 32 000,00 euro. Daar er geen andere reserves zijn dan de wettelijke reserve, moet, voor de ont- trekking aan de overgedragen winst, gebruik gemaakt worden van de rekeningen voor de resultaatverwerking (wat volledig verantwoord is, want er is een beslissing van de algemene vergadering).

Boekingen in het financieel dagboek

500 Eigen aandelen 32 000,00

550 aan Bank 32 000,00

Boekingen in het dagboek voor diverse verrichtingen 140 Overgedragen winst 32 000,00

790 aan Overgedragen winst van het vorige boek- jaar

32 000,00

6921 Toevoeging aan de overige reserves

32 000,00 1310 aan Onbeschikbare

reserve voor eigen aandelen

32 000,00

(5)

Analyse van rekening «51 (Andere) aandelen»

De aandelen die een onderneming bezit worden onder

«Financiële vaste activa» dan wel onder «Geldbeleggin- gen» opgenomen, naargelang het doel van de aanschaf- fi ng ervan : een duurzame deelneming tot stand brengen dan wel een belegging doen.

Roerende waarden, aangeschaft met het oog op het ge- nereren van een inkomen, zijn «geldbeleggingen». Deze inkomsten komen voort van de geïnde dividenden (of in- teresten) en/of van de meerwaarden, verwezenlijkt bij de wederverkoop van deze effecten.

Subklasse «51 Aandelen» is onderverdeeld in 510 Aan- schaffi ngswaarde, 511 Niet opgevraagde bedragen (cf.

fi nanciële vaste activa) en 519 Geboekte waardevermin- deringen.

Voorbeeld

Onderneming SATC koopt aandelen op de beurs als be- legging. De waarde ervan bedraagt 1 000,00 euro, de kosten van de verrichting bedragen 20,00 euro. We boe- ken deze verrichting in het dagboek (op 27 februari).

Boeking in het dagboek

510 Aandelen 1 000,00

656 Diverse fi nanciële kosten 20,00

550 aan Bank 1 020,00

De rechten verworven in het kader van een Tax shel- ter-overeenkomst, moeten op dezelfde rekening worden geboekt. In advies 2010/7 stelt de CBN immers : «De vennootschap die investeert in het in aanmerking ko- mend werk ondersteunt een specifiek project, namelijk de productie van een welbepaald werk, en niet de algemene werking van de productievennootschap. Het betreft een specifieke investering, meestal vreemd aan haar eigen ac- tiviteit, die beperkt is in de tijd. Bovendien is, in het kader van de Tax shelter-bepalingen, geen stabiele financiële, in- dustriële of commerciële band tussen beide ondernemin- gen vereist.»

De Commissie suggereert in voormeld advies om de be- naming van rekening 51 te wijzigen in «Aandelen en niet vastrentende beleggingen».

Voorbeeld

Vennootschap SATC ondertekent een kaderovereen- komst in de audiovisuele sector die in overeenstemming is met de voorschriften van het Wetboek van de Inkom- stenbelastingen.

Ze investeert op 18 maart N 100 000 euro, waarvan 40 % in de vorm van een lening en 60 % in de vorm van rech-

ten. Aangezien 150 % van het bedrag vrijgesteld is, doet ze volgende boeking :

689 Overboeking naar de belas- tingvrije reserves

150 000,00 132 aan Belastingvrije reser-

ves

150 000,00

Noot : de omstandigheid dat er voor het belastbaar tijd- perk tijdens hetwelk de bedragen voor de uitvoering van de kaderovereenkomst worden aangewend geen of niet genoeg winst is, heeft geen weerslag op deze boeking.

De leningen worden bij de storting van de toegezegde bedragen als volgt geboekt :

41 291

Vorderingen op ten hoogste een jaar of

Vorderingen op meer dan een jaar : Overige vorderingen

40 000,00

550 aan Bank 40 000,00

De verworven rechten worden als volgt geboekt :

51 Aandelen 60 000,00

550 aan Bank 60 000,00

Analyse van de rekening

«52 Vastrentende effecten»

Vastrentende effecten zijn effecten die inkomsten gene- reren, zoals obligaties, kasbons, enz., die recht geven op een interest.

Deze effecten kunnen ook bij de fi nanciële vaste activa ondergebracht worden en het advies 147-1 van de CBN vermeldt dat als criterium voor opneming onder die post het feit geldt dat de vordering bestemd is voor een duur- zame ondersteuning van de bedrijfsuitoefening van de onderneming waarop deze vordering bestaat (tussen beide ondernemingen moeten stabiele financiële, indus- triële en commerciële banden bestaan). Zo niet moet ge- bruik gemaakt worden van rekening 52 van de MAR.

Vastrentende effecten worden gewaardeerd tegen aan- schaffi ngswaarde. Als de interest gekapitaliseerd wordt, moet het op het debet van de rekening ingeschreven be- drag, in principe, op het einde van elk jaar aangepast worden.

Zerobonds, bijvoorbeeld, zijn obligaties met een nomina- le rentevoet van 0 %. De interest kan evenwel actuarieel berekend worden, aangezien de terugbetalingswaarde, op de vervaldag, hoger is dan de uitgifteprijs van deze obligaties.

Voorbeeld

Een effect met een nominale rentevoet van 7 % en een terugbetalingswaarde van 11 000,00 euro wordt aange-

(6)

kocht tegen 10 000,00 euro. De resterende looptijd is vijf jaar. De nominale interest wordt jaarlijks uitgekeerd op de vervaldag. Bereken de marktrente en bereken de jaar- lijkse aanpassing van de aanschaffi ngswaarde van het effect, van het begin van het jaar van aankoop (N0) tot het begin van het jaar N5.

De hiernavolgende tabel geeft impliciete rente, die wij steeds «verborgen rente» of «actuariële rente» zullen noemen, aan.

Vervaldagwijzer Begin 0 Begin 1 Begin 2 Begin 3 Begin 4 Begin 5 Actuariële

waarde van het effect in jaar ...

10 000 10 192,45 10 388,60 10 588,53 10 792,30 11 000,00

Verschil 192,45 196,15 199,93 203,77 207,70

De interest kan impliciet afgeleid worden uit het ver- schil tussen de terugbetalingswaarde en de aanschaf- fi ngswaarde van het effect.

Voor de duidelijkheid van het voorbeeld, veronderstellen we dat de effecten aangekocht werden op 3 januari door een onderneming die haar rekeningen afsluit per 31 de- cember van elk jaar.

De dag van aankoop (jaar N0), met name op 3 januari van jaar N0

2852/

520

Vastrentende effecten 10 000,00

550 aan Bank 10 000,00

We stellen dat de interesten geïnd worden in het begin van volgend kalenderjaar.

Op 31/12 van jaar N0

491 Verkregen opbrengsten 595,00 6700 Verschuldigde of gestorte

belastingen en voorheffi ngen

105,00 751 aan Opbrengsten van

vlottende activa

700,00 2852/

520

Vastrentende effecten 163,58 6700 Verschuldigde of gestorte

belastingen en voorheffi ngen

28,87 751 aan Opbrengsten uit

vlottende activa

192,45

Noot : de ondernemingen hebben steeds de mogelijkheid om het verschil tussen de aanschaffi ngswaarde en de te- rugbetalingswaarde van deze effecten, prorata temporis, in resultaat te nemen of geen aanpassing te doen als het verschil verwaarloosbaar is.

Een jaar na de aankoop (2 januari van het jaar N1)

550 Bank 595,00

491 aan Verkregen opbrengsten 595,00

Op 31/12 van jaar N1

491 Verkregen opbrengsten 595,00 6700 Verschuldigde of gestorte

belastingen en voorheffi ngen

105,00 751 aan Opbrengsten van

vlottende activa

700,00 2852/

520

Vastrentende effecten 166,73 6700 Verschuldigde of gestorte

belastingen en voorheffi ngen

29,42 751 aan Opbrengsten uit

vlottende activa

196,15

En zo voort...

Op het einde van jaar N5 komt de waarde vermeld op het debet van rekening «2852/52 Vastrentende effecten»

overeen met de terugbetalingswaarde.

De verborgen rente, zijnde het verschil tussen de terug- betalingswaarde en de aanschaffi ngswaarde van het ef- fect, wordt pas geïnd op de vervaldag.

Analyse van de rekening

«53 Termijndeposito’s»

Subklasse 53 bevat de termijndeposito’s. Een onderne- ming die op een bepaald ogenblik te veel cash heeft, kan besluiten om bepaalde bedragen «op termijn» uit te zet- ten, wat inhoudt dat de onderneming geld uitleent aan een fi nanciële instelling en de terugbetaling van haar vordering op een welbepaalde datum overeenkomt. Het contract kan (maar moet niet) op de vervaldag verlengd worden. De rente kan vast zijn over de hele termijn, of variabel. Voor dergelijke belegging werd geen maxi- mumduur vastgesteld, zodat beleggingstermijnen van meer dan een jaar dus mogelijk zijn (cf. rekening «530 Termijndeposito’s op meer dan één jaar»).

De boekhoudkundige verwerking van sommige termijn- deposito’s wordt ingewikkeld gemaakt omdat het geld wordt gestort, bv. 10 000,00 euro, om vervolgens, drie maanden later, terug te komen voor 10 085,00 euro, waarbij een stuk in «bijlage» vermeldt dat de interest 100,00 – 15 % roererende voorheffi ng, hetzij 85,00 euro, bedroeg, of exact het verschil tussen 10 085,00 euro en 10 000,00 euro.

Wanneer er verscheidene termijndeposito’s zijn, moet de boekhoudprofessional nog aandachtiger zijn.

Analyse van de rekening «54 Te incasseren vervallen waarden»

Subklasse 54 van de MAR ten slotte bevat de tegoeden die nog niet op het debet van een rekening liquide mid- delen (bv. bank) zijn geboekt, omdat de onderneming het geld nog niet op haar bankrekening heeft ontvangen.

(7)

Voorbeelden :

– een van een klant ontvangen cheque werd bij de bank gedeponeerd maar werd nog niet geïnd, zelfs onder voorbehoud;

– er werden obligaties verkocht en de opbrengst van de verkoop moet nog op het debet van de bankrekening van de onderneming komen.

De MAR bepaalt nochtans dat de vervallen waarden die aan een kredietinstelling ter incasso werden overge- maakt, eveneens mogen geboekt worden op rekening

«55 Kredietinstellingen».

Analyse van rekeningen 55 tot 58 van de «Liquide middelen»

Zoals vermeld in artikel 95, § 1 van het KB van 30 ja- nuari 2001, omvatten de liquide middelen, behalve de kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, al- leen de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen. Behalve voor de rekeningen 55, voorziet de MAR niet in een reke- ning waardeverminderingen.

Bankrekeningen : rekeningen 55 of 56

De mutaties die verband houden met een bankrekening moeten steeds worden ingegeven op basis van de num- mers van de uittreksels, en nooit op basis van de num- mers van de verrichtingen, want dat zijn interne refe- renties van de fi nanciële instelling.

Als een cheque werd uitgeschreven om een leverancier te betalen, moet gebruik gemaakt worden van de rekening

«Uitgeschreven cheques». Dat zal over het algemeen al- leen echt nodig zijn op het einde van het boekjaar, met name wanneer de cheque nog niet is afgenomen van de stand van de bankrekening, en pas in het begin van vol- gend boekjaar zal worden afgenomen.

Rekening «56 Postcheque- en girodienst» werkt als een gewone bankrekening. Voor rekening 56 heeft de MAR nochtans niet in een rekening «Geboekte waardevermin- deringen» voorzien, ongetwijfeld omdat De Post (zeker in de tijd dat de Dienst der Postcheques nog bestond) een instelling is die van de Staat afhangt en men ervan zal uitgegaan zijn dat de Staat sowieso zijn borg zou nako- men.

Kassen

Alle contant betaalde verrichtingen moeten respectie- velijk ingeschreven worden in het verkoopdagboek (bij de verkoper) en het aankoopdagboek (bij de koper), om vervolgens, eventueel met een globale boeking, over- gebracht te worden naar het kasboek. Dergelijke boe- king zal de inschrijving van de bedragen in de daartoe

bestemde roosters van de btw-aangifte vergemakkelij- ken.

De onderneming kan over verschillende kassen beschik- ken. Dat zal bijvoorbeeld nodig zijn als ze over verschil- lende verkooppunten beschikt. Overeenkomstig artikel 6, 2de lid van de boekhoudwet, is een dagelijkse globale in- schrijving toegelaten. Niets belet de boekhoudprofessio- nal om slechts één inschrijving per maand te doen.

Verwerking bij de verkoper :

57 Kas ...

400 aan Klanten ...

Noot : het is verboden een boeking te gebruiken van het type «57 Kas aan 70 Verkopen». Zulks vloeit onder meer voort uit de btw-KB’s.

Verwerking bij de koper :

440 Leveranciers ...

57 aan Kas ...

De uitgaande bedragen staan voor :

– betalingen van leveranciers (bv. vorige boeking) of lo- nen;

– geldoverdrachten naar de bank (het kasboek vermeldt in principe deze bedragen, die vervolgens op de bank- uittreksels voorkomen);

– betalingen gedaan met Bancontact (de praktijkerva- ring wijst uit dat de cliënten uiterst zelden deze be- dragen vermelden. Er moeten één of meer specifi eke rekeningen «Interne overboekingen» aangelegd wor- den;

– betalingen met een Visa- of andere kredietkaart. In dat geval moet de verbonden rekening van de bankkosten gedebiteerd worden. Ook hier moeten subrekeningen

«58 Interne overboekingen» aangelegd worden;

– niet-verantwoorde uitgaande bedragen (wat alleszins moet vermeden worden, als men wil voorkomen dat de belastingadministratie toepassing maakt van de bij- zondere aanslagregeling geheime commissielonen).

Er is ook een rekening «578 Kassen-zegels» voorzien.

Wij menen dat het gebruik ervan aangewezen is als de onderneming, op balansdatum, nog voor een aanzienlijk bedrag zegels in bezit heeft.

Interne overboekingen

De interne overboekingen (rekening 58 van de MAR) zijn feitelijk een «tegenrekening» die het mogelijk maakt om rekeninguittreksels die betrekking hebben op twee verschillende rekeningen van dezelfde onderneming te verwerken. Dergelijke overboeking is dus «intern» om- dat ze binnen de onderneming gebeurt. Soms blijven er echter verschillen met betrekking tot de waardedatum

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

bestaan, vooral als de rekening van de begunstigde een buitenlandse rekening is.

Voorbeeld

Een overschrijving van 1 000,00 euro, uitgaande bij Bank 1 op 15 februari, wordt op de rekening bij Bank 2 gestort op 17 februari N :

Boekingen in twee fi nanciële dagboeken 58 Interne overboekingen 1 000,00

55001 aan Bank 1 1 000,00

55002 Bank 2 1 000,00

58 aan Interne overboekingen 1 000,00

Rekening 58 moet op balansdatum in principe gesal- deerd worden, hoewel dat geen verplichting is (een op 30 of 31 december via Visa gedane verrichting, bijvoor- beeld, zal vaak op het eerste uittreksel van de maand ja- nuari worden vermeld). In dergelijk geval zal de reke- ning op 31 december een debetsaldo vertonen (gesteld uiteraard dat dit de datum van afsluiting van de jaar- rekening is).

De praktijk wijst uit dat bepaalde bewegingen geen in- terne overboekingen zijn, maar wel degelijk transfers van of naar de privérekening van de bestuurder of zaak- voerder, en meer uitzonderlijk de betaling van een leve- rancier of een storting door een klant.

Niets belet trouwens om een andere tegenrekening (59) te openen, om de bewegingen van buitenlandse bijkantoren af te zonderen, alvorens deze cijfers opnieuw op te nemen met het oog op de opstelling van de jaarrekening.

En bij de latere verkoop ?

Een verkoop kan uiteraard alleen betrekking hebben op geldbeleggingen. Bij de verkoop van een belegging moe- ten we :

– vooreerst eventueel een waardevermindering terug- nemen (rekening 6511 van de MAR) ten belope van de geboekte waardevermindering;

– de verwezenlijkte meerwaarden op het credit van re- kening «752 Meerwaarden op de realisatie van vlot- tende activa» opnemen;

– de geleden minderwaarden op het debet van rekening

«652 Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa» opnemen.

Voorbeeld

Verkoop van aandelen (beleggingen) op 15 januari N Aanschaffi ngswaarde : 1 020,00 euro

Voorheen geboekte waardeverminderingen : 500,00 euro

Verkoopprijs : 1 600,00 euro

Boeking in het dagboek

550 Bank 1 600,00

519 Geboekte waardeverminderin- gen op aandelen

500,00

510 aan Aandelen 1 020,00

6511 Terugneming van ge- boekte waardevermin- deringen op aandelen

500,00

752 Meerwaarden op de realisatie van vlottende activa

580,00

Stéphane MERCIER Erkend Boekhouder-fiscalist BIBF

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het volgende lid van artikel 3 bepaalt dat de Koning bevoegd is om de modaliteiten te bepalen waaronder de documenten die in het Rijksarchief werden

”Elk toestel dat dient voor kansspelen in een kansspelinrichting klasse IV, moet uitgerust zijn met een intern toezichtsysteem dat de communicatie moet verzekeren van de

Het ontwerp van koninklijk besluit (KB) dat ter advies aan de Commissie wordt voorgelegd beoogt onder meer de vaststelling van de gegevens betreffende de

TURTELBOOM, Minister van Binnenlandse Zaken, de Commissie een dringend advies over een wetsontwerp tot invoering van een identificatie- en registratieverplichting bij

Betreft: Advies uit eigen beweging betreffende het wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake

Artikel 6 van het voorontwerp van wet (gedwongen afname door onderzoeksrechter) maakt enkel melding van „een persoon tegen wie er aanwijzingen van schuld

8. Artikel 18 van het voorontwerp beoogt artikel 10, §2, eerste en tweede lid, WVP te vervangen door de volgende bepalingen: “Elke persoon heeft het recht om, onder de voorwaarden

Op grond van artikel 1 wordt het «Agence wallonne à l'exportation» (Waals Exportagentschap) gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid,