• No results found

65 plussers online

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "65 plussers online"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe verloopt bij 65-plussers de informatievoorziening via

internet en de communicatie via sociale media bij vragen

over gezondheid en persoonlijk welbevinden?

Bo van Heek Kim Hofmeijer

329935 110338

Bachelorrapport Sociaal Pedagogische Hulpverlening Academie mens en maatschappij

Saxion Enschede

(2)

65-plussers online

Onderzoek onder ouderen naar het gebruik van internet en sociale media op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden.

Auteurs en studentnummers: B. van Heek (329935) K. Hofmeijer (110338)

Opdracht: Leerpakket 9.2 bachelorrapport

Intervisiedocent: M. Planteijdt

Opdrachtgever: M. van de Dijk

Opleiding: Sociaal pedagogische hulpverlening

Toetscode: T.AMM.37555

Academie mens & maatschappij Saxion Hogeschool Enschede Enschede, 10-06-2014

(3)

VOORWOORD

Voor u ligt het bachelorrapport dat is uitgevoerd in opdracht van het kenniscentrum Gezondheid, Welzijn en Technologie van Saxion. Dit rapport betreft het resultaat van het onderzoek naar het gebruik van internet en sociale media onder 65-plussers die thuiszorg ontvangen.

In dit rapport is er gebruik gemaakt van eerdere onderzoeken, de theorie is met toestemming van deze auteurs overgenomen. Tevens is hier toestemming voor verleend door M. Engelbertink (Saxion). Om te zorgen dat de theorie nog steeds up-to-date is, zijn alle bronnen gecontroleerd. Tevens hebben wij nog eigen informatie toegevoegd, deze is herkenbaar doordat deze tekst begint met (*).

Bij deze willen wij graag een aantal personen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit bachelor rapport. Allereerst zijn dat de ouderen die tijd hebben

vrijgemaakt om mee te werken aan de interviews. Vervolgens is dat Marit van de Dijk, werkzaam bij het Kenniscentrum Gezondheid, Welzijn & Technologie en tevens onze opdrachtgever. Zij heeft ons tijdens het gehele proces begeleid en in de goede richting gestuurd. Wij zijn haar dank verschuldigd voor de tijd en moeite die ze hierin heeft gestoken. De tweede persoon die wij willen bedanken is Jilles Kors, hij heeft op vele momenten met ons mee gedacht en een nuttige bijdrage geleverd aan het onderzoek. Daarnaast gaat onze dank uit naar Marjolein Planteijdt, zij heeft ons gedurende het onderzoek deskundige begeleiding geboden, voorzien van zinvolle feedback en zij heeft verbeteringen aangedragen.

Bo van Heek & Kim Hofmeijer Enschede, 10-06-2014

(4)

SAMENVATTING

Door de toenemende vergrijzing en door de maatschappelijke ontwikkelingen wil de overheid de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van ouderen vergroten (Rijksoverheid, 2012). De ontwikkelingen richting gezondheid 2.0 zullen zich meer richten op het gebruik van internet om zelfmanagement te stimuleren onder ouderen (Raad voor Volksgezondheid & Zorg, 2010). Er wordt door zorginstanties meer gebruik gemaakt van arbeidsbesparende

vernieuwingen in de zorg. Een investering hierin is het gebruik van eHealth. Onder het begrip eHealth vallen verzameltermen voor toepassingen van ICT, internet en mobiele technologie voor gezondheid, welzijn en zorg (Rijksoverheid, 2012). eHealth kan de toegankelijkheid van de zorg vergroten en het kan een hulpmiddel zijn om tegemoet te komen aan de toenemende zorgvraag. Afhankelijkheid van de hulpverlener kan hierdoor worden verplaatst naar afhankelijkheid van technologieën. Carintreggeland is één van de zorgorganisaties in Twente die zorg- en

hulpverlening biedt aan ouderen (Carintreggeland, 2012). Carintreggeland heeft behoefte aan een inventariserend onderzoek naar het internetgebruik onder ouderen. Met de resultaten uit het onderzoek kan de dienstverlening van Carintreggeland afgestemd worden op de doelgroep.

Het doel van dit onderzoek is om Carintreggeland inzicht te geven in het gebruik van internet en sociale media onder ouderen. Op de lange termijn kan Carintreggeland stappen ondernemen die het zorgaanbod kunnen versterken en verbeteren op het gebied van internet en sociale media. De onderzoeksgroep heeft onderzoek gedaan naar de volgende centrale vraagstelling: hoe verloopt bij thuiswonende 65-plussers die thuiszorg ontvangen de informatie-voorziening en de communicatie via internet en sociale media, op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden?

Om de centrale vraagstelling van het onderzoek te kunnen beantwoorden, heeft er voorafgaand aan het praktijkonderzoek een literatuuronderzoek plaatsgevonden. Het literatuuronderzoek heeft inzicht gegeven in begrippen als internet, sociale media, thuiszorg, ouderen, gezondheid en persoonlijk welbevinden. Door middel van het literatuuronderzoek konden er vragen worden geformuleerd voor een gestructureerde vragenlijst die is afgenomen tijdens het

praktijkonderzoek. De gestructureerde vragenlijsten zijn afgenomen onder twintig ouderen die thuiszorg ontvangen. Het praktijkonderzoek heeft plaatsgevonden bij de ouderen thuis, hiervoor is gekozen zodat de ouderen in de eigen omgeving konden blijven.

Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat een meerderheid van de onderzochte ouderen tegenwoordig gebruik maakt van internet. Internet wordt vooral gebruikt voor het opzoeken van informatie op websites. Ook e-mailen veel ouderen. Daarnaast wordt internet gebruikt om spelletjes te spelen, online te winkelen en te internetbankieren. Tweederde van de ouderen zoekt via internet vragen op over gezondheid en/of persoonlijk welbevinden. Zij doen dit omdat het een snelle manier is om aan informatie te komen en omdat de informatie actueel is. Sociale media wordt door een groot gedeelte van de ouderen, die gebruik maken van internet, gebruikt. Zij onderhouden via sociale media contacten met familie en vrienden. Een minderheid van de ouderen gebruikt geen internet. De reden is dat zij niet weten hoe een computer werkt en doordat zij geen interesse hebben.

Uit de conclusies is naar voren gekomen dat ouderen behoefte hebben aan persoonlijk contact met zorgverleners. Internet wordt door ouderen gebruikt om op een snelle manier aan actuele informatie te komen op het gebied van gezondheid en/of persoonlijk welbevinden. De

aanbevelingen die aan Carintreggeland zijn gedaan, hebben betrekking op de wensen en behoeften die de onderzochte ouderen hebben aangegeven. Veel ouderen willen leren hoe internet en sociale media werken. Dit kan worden gedaan door het aanbieden van een computercursus of een handleiding over hoe internet en sociale media werken. Tevens zijn ouderen bang dat de privacygegevens verspreid worden via internet. Een mogelijke oplossing is dat Carintreggeland een besloten website biedt aan ouderen waar zij vragen kunnen stellen over

(5)

gezondheid en/of persoonlijk welbevinden. Met dit onderzoek kan er een bijdrage geleverd worden aan Carintreggeland, maar ook aan andere zorginstellingen om de wensen en behoeften van ouderen tegemoet te komen.

(6)

INHOUDSOPGAVE

1

INLEIDING

1

1.1 Aanleiding 1 1.2 Projectkader 3 1.3 Doelstelling 3 1.4 De hoofd- en deelvragen 3 1.5 Samenvatting 4 1.6 Leeswijzer 4

2

THEORETISCH KADER

5

2.1 Inleiding 5

2.2 Definitie internet en sociale media 5

2.3 Vormen en functies sociale media 7

2.4 Vormen en functies via internet bij gezondheid en persoonlijk welbevinden 9

2.5 Kenmerken levensfase van 65-plussers 13

2.6 Aspecten gezondheid en persoonlijk welbevinden die van belang zijn voor 65-plussers 15 2.7 Kenmerken die een rol spelen bij het gebruik van internet en sociale media bij 65-plussers

16

2.8 Conclusies vergelijkbaar soort onderzoek 17

2.9 Samenvatting 18

3

METHODE VAN ONDERZOEK

20

3.1 Inleiding 20

3.2 Type onderzoek 20

3.3 Onderzoekspopulatie 21

3.4 Betrouwbaarheid en validiteit 22

3.5 Interne en externe geldigheid 24

3.6 Procedure 24

3.7 Ethische overwegingen 24

(7)

4

RESULTATEN

27

4.1 Inleiding 27

4.2 Gebruik van internet en sociale media door 65-plussers 27

5

CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN DISCUSSIE

41

5.1 Inleiding 41 5.2 Conclusies deelvragen 41 5.3 Conclusie hoofdvraag 45 5.4 Aanbevelingen 47 5.5. Sterkte-zwakteanalyse onderzoek 48 5.6 Discussie 49

REFERENTIES

51

BIJLAGEN

56

Bijlage I Aantal mensen dat thuiszorg ontvangt 57

Bijlage II Informatiebrief ouderen 59

Bijlage III Gestructureerde vragenlijst 60

Bijlage IV Labels kwalitatieve vragen 65

Bijlage V Bewijs van kunnen 68

Bijlage VI Model overeenkomst onderzoeksopdracht 74

Bijlage VII Evaluatieformulier opdrachtgever 76

(8)

1 INLEIDING

In het eerste hoofdstuk (1.1) kunt u de aanleiding van dit onderzoek lezen. In paragraaf 1.2 staat het projectkader beschreven, hierin staan de kaders waarbinnen het onderzoek plaats gevonden heeft. Vervolgens wordt in paragraaf 1.3 de doelstelling en het korte- en lange termijn doel beschreven. Op basis hiervan is in paragraaf 1.4 de hoofdvraag geformuleerd. Om deze te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld deze zijn ook te vinden in paragraaf 1.4. Hoofdstuk 1 zal worden afgesloten met een leeswijzer (1.5).

1.1 Aanleiding

Vanaf 2011 neemt het aantal oudere 65-plussers in Nederland toe van 2,6 miljoen, naar 4,6 miljoen in 2039, deze groep wordt dus bijna tweemaal zo groot. Dat betekent dat er meer ouderen zijn ten opzichte van jongeren. De oorzaak van de vergrijzing is onder andere te vinden in het geboortecijfer na de tweede wereldoorlog (1945-1955), dit noemt men de babyboom. De groep die in deze periode geboren is wordt ook wel de protestgeneratie genoemd, tegenwoordig is een deel van deze groep 65-plussers met pensioen. Een andere oorzaak van de vergrijzing heeft te maken met welvaart en een betere gezondheidszorg die zorgt voor een hogere levensverwachting. In de komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (de dubbele vergrijzing). Naast de

vergrijzing neemt de demografische ontwikkeling ‘ontgroening’ toe. Dat betekent dat het aantal geboortes afneemt, waardoor er minder jongeren in de totale bevolking zijn (CBS, 2011). De toenemende vergrijzing heeft de laatste jaren geleid tot veel maatschappelijke

ontwikkelingen. Een recente ontwikkeling is dat de overheid ouderen zo lang mogelijk thuis wil laten wonen om zo de kostenstijging in de zorg te kunnen beperken (Schippers, 2012). In onderstaande tabel ziet u een overzicht van de kosten van de zorg in Nederland:

Bron: CBS (2013)

Een daarmee samenhangende actuele ontwikkeling is de invoering van Welzijn Nieuwe Stijl. Deze manier van werken probeert een omslag te bewerkstelligen van aanbodgericht naar vraaggerichtheid. Een belangrijk uitgangspunt van Welzijn Nieuwe Stijl is, dat er gekeken wordt naar de eigen kracht van burgers en van ouderen (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en sport, 2012). Centraal hierbij staan de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van ouderen. (Rijksoverheid, 2012). Gezondheid 2.0 is een nieuwe maatschappelijke

ontwikkeling waarbij de patiënt participeert in communities (bijvoorbeeld een forum of fora) die hem of haar ondersteunen in zijn activiteiten om gezond te blijven, weer gezond te worden of te leren omgaan met een aandoening of beperking. De ontwikkelingen richting gezondheid 2.0 zullen zich steeds meer richten op het gebruik van internet om zo zelfmanagement te stimuleren onder ouderen (Raad voor Volksgezondheid & Zorg [RVZ], 2010). Er wordt door zorginstanties in gezondheid 2.0 steeds meer gebruik gemaakt van elektronische persoonlijke

(9)

gezondheidsdossiers die door de patiënt zelf beheerd worden. Mogelijk worden er tevens websites ingericht om patiënten digitaal toegang te geven tot gegevens, informatie over gezondheid en zorg, afspraken te plannen en te e-mailen met zorgverleners. Door het toenemende gebruik van internet is er de mogelijkheid om toegang te hebben tot sociale (zorg)netwerken. Voor zelfmanagement is dit belangrijk, gedrag heeft immers bij veel aandoeningen gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van ouderen (RVZ, 2010).

Door de vele maatschappelijke ontwikkelingen wil de overheid zorgen voor meer productiviteit en arbeidsbesparende vernieuwingen in de zorg. Een investering hierin is het gebruik van eHealth. eHealth is een verzamelterm voor toepassingen van ICT, internet en mobiele

technologie voor gezondheid, welzijn en zorg (Rijksoverheid, 2012). De officiële definitie van eHealth is: ''Het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, met name internettechnologie, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren.'' (GGZ centraal, 2010).

EHealth kan de toegankelijkheid van de zorg op verschillende manieren vergroten en kan een hulpmiddel zijn om tegemoet te komen aan de toenemende zorgvraag (van der Velde, Cihangir, & Borghans, 2008).

Verschillende vormen van eHealth kunnen bijdragen aan zelfstandigheid, zelfmanagement en empowering van mensen. Tevens gebruiken burgers in toenemende mate sociale media om zich te laten informeren over zaken die met gezondheid, ziekte en zorg te maken hebben en om ervaringen te delen met lotgenoten (Gryps, 2013). Sociale media geeft patiënten de mogelijkheid om informatie met elkaar uit te wisselen. Sociale media zijn verzamelingen van toegankelijke online media op internet waar mensen verschillende vormen van informatie kunnen creëren. Mensen vinden meningen van anderen belangrijk en dit is een indicator om de aangeboden zorg te toetsen. Op deze manier participeert de patiënt en krijgt hij meer mogelijkheden voor

zelfmanagement (RVZ, 2010).

Dit onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksproject genaamd 'eCOPD'. Dit project is tot stand gekomen tussen Carintreggeland en het Kenniscentrum Gezondheid, Welzijn en

technologie. Het doel van dit project is om de zelfredzaamheid van zelfstandig wonende ouderen met COPD te bevorderen.

In verband met de privacy mag Carintreggeland geen persoonlijke gegevens van de zelfstandig wonende ouderen met COPD kenbaar maken. Voorafgaand aan dit onderzoek zijn er twee groepen onderzoekers geweest die onderzoek hebben gedaan naar hetzelfde onderwerp.

Han, Katik, & Ongunyurt (2012) en Nicolai, Veltkamp & Wolters (2013) hebben ondervonden dat er binnen Carintreggeland te weinig animo onder de ouderen bestaat om deel te nemen aan een onderzoek. Han et al. (2012) hebben er destijds voor gekozen om ouderen in een bibliotheek te onderzoeken en Nicolai et al. (2013) hebben er destijds voor gekozen om ouderen in een wijkcentrum te onderzoeken. Dit onderzoek is uitgevoerd bij thuiswonende ouderen, welke thuiszorg ontvangen. Zelfstandigheid en ouderen zijn, buiten het ziektebeeld COPD om, belangrijke kenmerken die overeen komen met de doelgroep die Carintreggeland wil laten onderzoeken. Het onderzoek, dat door de huidige onderzoeksgroep gedaan wordt, zal voor een gedeelte hetzelfde format hebben als het onderzoek '65 plussers online' van Han et al. (2012) en als het onderzoek ’55 plussers online’ van Nicolai et al. (2013). De conclusie van de hoofdvraag uit de eerdere onderzoeken zal worden vergeleken met de resultaten die uit dit onderzoek verkregen worden. De hoofdvraag uit het onderzoek van Han et al. (2012) is als volgt

geformuleerd: Hoe verlopen bij 65 -plussers de informatievoorziening en de communicatie via internet en sociale media, op het gebied van gezondheid en welzijn? Voor Carintreggeland is het van belang om inzicht te krijgen in de verschillen en overeenkomsten van het internetgebruik en het gebruik van sociale media onder ouderen in verschillende gemeenten.

(10)

1.2 Projectkader

Het onderzoek heeft plaats gevonden binnen het kenniscentrum Gezondheid, Welzijn en Technologie van Saxion. Het onderzoek richt zich op het gebruik van internet en sociale media op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden onder thuiswonende 65-plussers die thuiszorg ontvangen.

1.3 Doelstelling

In deze paragraaf staan de korte- en lange termijndoelstellingen beschreven die voor het onderzoek gesteld zijn.

1.3.1 Korte termijn-doelstelling

- Inzicht krijgen in het gebruik van internet en sociale media onder thuiswonende 65-plussers, die thuiszorg ontvangen.

- Inzicht krijgen in de wensen en behoeften van thuiswonende 65-plussers, die thuiszorg ontvangen, bij het gebruik van internet en sociale media betreft vragen over gezondheid en persoonlijk welbevinden.

1.3.2 Lange termijn-doelstelling

- Bijdragen aan het versterken en verbeteren van het zorgaanbod van Carintreggeland op het gebied van internet en sociale media.

1.4 De hoofd- en deelvragen

In deze paragraaf staat de hoofdvraag van het onderzoek beschreven. De deelvragen die tot het beantwoorden van de hoofdvraag leiden worden in deze paragraaf tevens toegelicht.

De hoofdvraag:

“Hoe verloopt bij thuiswonende 60-plussers die thuiszorg ontvangen de informatie-voorziening en de communicatie via internet en sociale media, op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden?”

De deelvragen:

1. Wat houden internet en sociale media in?

2. Welke vormen van sociale media zijn er en welke functies kunnen daaraan ontleend worden? 3. Welke vormen van informatievoorziening via internet zijn er op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden en welke functies kunnen daaraan ontleend worden?

4. Wat zijn kenmerken van de levensfase van 65-plussers?

5. Welke aspecten op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden zijn voor 65-plussers, die thuiszorg ontvangen van belang?

6. Welke kenmerken spelen een rol bij het gebruik van informatievoorziening via internet en de communicatie via sociale media bij 65-plussers die thuiszorg ontvangen?

7. Hoe maken ouderen van 65-plus, die thuiszorg ontvangen tegenwoordig gebruik van internet en sociale media?

8. Welke wensen en behoeften hebben 65-plussers, die thuiszorg ontvangen bij het gebruik van internet en sociale media betreft vragen over gezondheid en persoonlijk welbevinden?

(11)

1.5 Samenvatting

In deze paragraaf is een samenvatting gegeven van de aanleiding, de doelstelling en de hoofd- en deelvragen van het onderzoek.

Doordat het aantal ouderen in onze samenleving sterk is toegenomen en zal blijven toenemen, heeft Nederland te maken met een vergrijzing. Verder heeft Nederland relatief hoge

geboortecijfers en relatief lage sterftecijfers, wat bijdraagt aan de vergrijzing. Door deze

vergrijzing wil de overheid ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen om zo de kostenstijging in de zorg te kunnen beperken. Het invoeren van Welzijn Nieuwe Stijl zorgt er voor dat de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van ouderen moet worden vergroot. De overheid wil zorgen voor meer productiviteit en arbeidsbesparende vernieuwingen in de zorg. Dit wordt onder andere gedaan door middel van het gebruik van eHealth. Hierdoor wordt de zelfstandigheid en zelfmanagement van de ouderen vergroot. Tevens draagt eHealth draagt bij aan het gebruik van nieuwe technologieën op het gebied van informatie en communicatie. Een voorbeeld hiervan is het internetgebruik onder ouderen. In Nederland is het gebruik van internet en sociale media onder 65-plussers sterk toegenomen.

Het Kenniscentrum geeft aan het van belang te vinden om te onderzoeken hoe ouderen op afstand ondersteund kunnen worden om zo zelfstandig mogelijk te leven. Het doel van dit onderzoek is om op de lange termijn een bijdrage te kunnen leveren aan het versterken en verbeteren van het zorgaanbod van Carintreggeland op het gebied van internet en sociale media. Het tweede lage termijn doel is het bevorderen van de autonomie van 65-plussers.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 staat de inleiding van dit onderzoek beschreven. Hierin worden de aanleiding, doelstellingen en vraagstellingen beschreven. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 2 antwoord gegeven op de theoretische deelvragen. Met behulp van de informatie die verkregen is uit het theoretisch kader, zijn de vragen van de gestructureerde vragenlijst opgesteld. In hoofdstuk 3 wordt de methode van het onderzoek beschreven. Hierin staat het type onderzoek, de

onderzoekspopulatie en de betrouwbaarheid en validiteit beschreven. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten weergegeven. Deze resultaten zijn verkregen door gestructureerde vragenlijsten af te nemen onder de respondenten. Vervolgens zijn conclusies getrokken en zijn er aanbevelingen gedaan, deze worden weergegeven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 5 worden tevens een sterkte-zwakteanalyse en een discussie beschreven. Op deze manier wordt het overzicht van het onderzoek inzichtelijk gemaakt.

(12)

2 THEORETISCH KADER 2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is het theoretisch kader afgebakend door middel van verschillende bronnen uit de literatuur. Er is antwoord gegeven op de theoretische deelvragen om op deze manier

relevante begrippen geoperationaliseerd te krijgen. Dit is van belang om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Paragraaf 2.2 geeft antwoord op de deelvraag: Wat houdt internet en sociale media in? Paragraaf 2.3 geeft antwoord op de deelvraag: Welke vormen van sociale media zijn er en welke functies kunnen daaraan ontleend worden? Paragraaf 2.4 geeft antwoord op de deelvraag: Welke vormen van informatievoorziening via internet zijn er op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden en welke functies kunnen daaraan ontleend worden? Paragraaf 2.5 geeft antwoord op de deelvraag: Wat zijn kenmerken van de levensfase van 65-plussers? Paragraaf 2.6 geeft antwoord op de deelvraag: Welke aspecten op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden zijn voor 65 plussers van belang? Paragraaf 2.7 geeft antwoord op de deelvraag: Welke kenmerken spelen een rol bij

het gebruik van informatievoorziening via internet en de communicatie via sociale media? In paragraaf 2.8 zijn de conclusies beschreven van een soortgelijk onderzoek en tot slot is er een samenvatting van hoofdstuk 2 beschreven.

Het theoretisch kader is deels overgenomen van de eerdere onderzoeken van Han et al. (2012) en Nicolai et al. (2013). Bij iedere paragraaf is gezocht naar nieuwe literatuur en als deze beschikbaar was is dit toegevoegd. Tevens is er nieuwe informatie toegevoegd over internetgebruik van ouderen in Amerika.

2.2 Definitie internet en sociale media

In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 1: Wat houdt internet en sociale media in? Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

2.2.1 Wat is internet?

Internet is een breed begrip waar geen eenduidige definitie voor te hanteren is. Personen kunnen om verschillende redenen internet gebruiken en daardoor geven mensen verschillende definities aan het begrip internet. Volgens C. Laudon en P. Laudon (2010) is internet ’s werelds meest uitgebreide publieke communicatiestelsel. Volgens Van den Broeck en Cuypers (2005) is internet een wereldomvattend netwerk in meer dan 250 landen dat miljoenen computers met elkaar verbindt. Het internet kan dus gedefinieerd worden als een wereldwijd netwerk van computernetwerken die via kabels, telefoonlijnen of satellieten met elkaar verbonden zijn. Op deze manier kan er gecommuniceerd worden met elkaar. Het netwerk is openbaar en mag door iedereen gebruikt worden. Op deze manier is het mogelijk om wereldwijd met elkaar te

communiceren via de computer. 2.2.2 Ontstaan

Internet is in 1957 ontstaan voor defensiedoelen (Van der Wees, Renden, & Hertzberger, 2002). Berners- Lee bedacht het systeem van hypertext. Met hypertext kunnen teksten aan elkaar worden gekoppeld. Op deze manier wordt internet niet langer een verzameling van losse verzamelingen informatie, maar kan al die informatie aan elkaar gekoppeld worden (Van der Wees et al., 2002). Dit wordt het web genoemd. Maar het web was niet gebruiksvriendelijk genoeg. Men moest er veel van weten om te kunnen surfen en er was alleen tekst te vinden. In 1992 werd het World Wide Web (WWW) uitgevonden. Tot op dat moment bestond internet alleen nog uit de mogelijkheid om berichten te versturen en deze berichten op te slaan. Totdat er in 1993 het World Wide Web kwam. Het World Wide Web werd vernieuwd in een systeem dat ook afbeeldingen kon tonen. Ook kon het eenvoudig pagina’s weergeven. In 1996 wordt Internet Explorer geïntroduceerd.

(13)

Pas vanaf 1995 is de computer met internetaansluiting een huishoudelijk apparaat geworden in een groot deel van de westerse wereld (Bakker & Scholten, 2009). De eerste vijf jaar was een succes en particulieren maakten veel gebruik van internet. In het jaar 2000 werd het

internetgebruik minder. Voor bedrijven bleek internet een last. Mensen werden ontslagen en faillissementen en bezuinigingen konden niet worden vermeden. Sinds 2004 lijkt internet weer terug te zijn (Bakker & Scholten, 2009). De economie leefde op en heeft er voor gezorgd dat consumenten, investeerders en aanbieders weer geld in het nieuwe medium willen investeren. Door historische ontwikkelingen en internationale inspanningen is internet tegenwoordig een uniek medium dat onafhankelijk is van veel commerciële of overheidsinstellingen (De

Pelsmacker, Geuens, & van den Bergh, 2011). In april 2009 waren er wereldwijd 109 miljoen websites. Meer dan 1,6 miljard mensen beschikken over een internetverbinding. Al deze mensen kunnen tegenwoordig informatie plaatsen en reageren op internet. Dit wordt vooral gedaan door middel van sociale media. In paragraaf 2.2.4 wordt dit verder uitgewerkt.

2.2.3 Functies

Sinds internet een grote groei door heeft gemaakt dient het nu voor vele functies. Zo kan internet onder andere worden gebruikt als bibliotheek, huisbioscoop, telefooncentrale en reisbureau. Volgens Van den Broeck en Cuypers (2005) biedt internet nog meer mogelijkheden. Hieronder volgt een overzicht van deze mogelijkheden:

· Opzoeken en lezen van informatie via het World Wide Web (WWW), zoals het nieuws; · Elektronische handel (e-commerce), zoals online winkelen en internetbankieren; · Elektronische post (e-mail), bijvoorbeeld met familie, vrienden, bekenden of

professionals;

· Gebruik van nieuwsgroepen;

· Het ophalen en wegschrijven van bestanden, zoals foto’s en video’s downloaden en plaatsen;

· Gespreksgroepen (chat rooms);

· Goedkope communicatiemogelijkheid, zoals Skype; · Vrije tijdsbesteding, zoals spelletjes.

·

Naast de vele mogelijkheden dat internet biedt, ervaren mensen ook problemen bij het gebruik van internet. Uit het onderzoek van Han et al. (2012) is tevens gebleken dat er ouderen zijn die problemen ondervinden bij het gebruik van internet. De problemen die de respondenten uit dit onderzoek hebben aangegeven zijn:

· Het krijgen van ongewenste informatie;

· Het ondervinden van technische problemen met de computer; · Teveel verschillende zoekopties;

· Niet handelingsbekwaam genoeg voor het gebruik van internet.

Uit het onderzoek van Nicolai et al.(2013) blijkt dat de ouderen die geen gebruik maken van internet niet weten hoe een computer werkt of omdat ze er geen interesse in hebben. De meeste ouderen die gebruik maken van de computer gebruiken internet, dit vooral om websites te bekijken. Via deze websites zoeken ze informatie op, zoeken naar foto’s en video’s en lezen het nieuws. De meeste ouderen maken ook gebruik van e-mail. Dit om contact te houden met familie, kennissen en vrienden. De meerderheid van de ondervraagden maakt al langer dan 5 jaar

gebruik van internet en gebruikt dit dagelijks. Meer dan de helft van de ouderen maakt gebruik van sociale media. Zij houden via Facebook contact met familie en vrienden.

2.2.4 Sociale media

Sociale media zijn platformen op internet en intranet waarbij met geen of weinig tussenkomst van redactionele processen, informatie gegenereerd wordt door gebruikers en/of bezoekers (Sigterman, 2010). Anders kan worden gezegd dat sociale media een verzameling is van toegankelijke online media op internet waar mensen verschillende vormen van informatie kunnen creëren, delen en waarderen (Tiemersma, 2007). Verschillende vormen van informatie

(14)

kunnen gedeeld worden door middel van tekst, geluid en beeldmateriaal. De essenties van sociale media zijn dat er informatie kan worden gedeeld over jezelf, anderen of over een bepaald onderwerp (Social media, 2012). Sociale media zijn online omgevingen, waar een hoge mate van interactie plaatsvindt. Groepen mensen komen er samen om te communiceren over

onderwerpen die zij belangrijk vinden. Meestal is men op zoek naar personen die dezelfde interesses hebben. Volgens Wagenaar en Hulsebosch (2012) zijn er vijf manieren waarvoor sociale media gebruikt kan worden:

· Informatie scannen, zoeken en verwerken;

· Participeren in online professionele conversaties; · Aansluiten bij een netwerk;

· Eigen weblog bijhouden om zich zo te profileren door middel van specialisaties; · Samenwerken.

Sociale media heeft zowel positieve als negatieve kenmerken (Social media, 2012). Hieronder volgen een aantal voorbeelden.

Negatieve kenmerken:

· Resultaten worden vertoond op basis van gemiddelden door de werking van democratie; · Sociale media kan zorgen voor negatieve publiciteit;

· Sociale media zijn niet altijd betrouwbaar. Positieve kenmerken:

• Sociale media zijn actueel, omdat een grote groep consumenten actief is;

• De informatie van sociale media sites is altijd deelbaar en eenvoudig te verspreiden binnen een netwerk;

• Sociale media zijn geschikt voor marketing;

• Sociale media zijn snel doorzoekbaar en relatief objectief;

• Sociale media zijn eenvoudig te vinden in zoekmachines, zoals Google.

Deze paragraaf is een algemene inleiding op de definitie van internet en sociale media. In de volgende paragraaf worden de vormen en functies van sociale media beschreven.

2.3 Vormen en functies sociale media

In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 2: Welke vormen van sociale media zijn er en welke functies kunnen daaraan ontleend worden?

Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

Volgens Lijnis Huffenreuter (2011) zijn er verschillende vormen van sociale media te onderscheiden

namelijk: • Blogs; • Microblogs; • Fora;

• Social networking sites; • Wiki’s;

• Social bookmarking; • Social gaming;

• Social video, foto en muziek sharing.

Hieronder worden deze vormen van sociale media verder uitgewerkt. Blogs:

Een blog is een logboek van informatie. Personen kunnen korte artikelen plaatsen (Nieuwenhuis, 2008). Wanneer er nieuwe informatie gepubliceerd wordt op een blog, dan komt deze

informatie bovenaan de pagina te staan (Lijnis Huffenreuter, 2011). De informatie die het recents is staat bovenaan een blog. Blogs bestaan vaak uit persoonlijke ervaringen van diegene

(15)

die de blog heeft geplaatst. Men kan reageren op de blogs via comments, dit zijn reacties die door iedereen gelezen kunnen worden (Nieuwenhuis, 2008). Blogs berusten niet op de werkelijkheid maar komen voort uit iemands eigen ervaringen. Andere personen kunnen op een blog reageren om op deze manier informatie met elkaar uit te wisselen.

Microblogs:

Microblogs zijn een korte versie van bloggen (Saelens & Biccler, 2012). Bij microblogs heeft men een beperkt aantal leestekens per blogpost (Lijnis Huffenreuter, 2011). Een voorbeeld van een microblog, dat gebruikt wordt in Nederland, is Twitter. Vooral status-updates staan centraal bij het gebruik van microblogs. Bij microblogs is de informatie gebaseerd op ervaringen van personen. Door deze beperkte invoermogelijkheid zal er niet uitgebreid gereageerd kunnen worden door anderen. Door deze beperkte invoermogelijkheid is het mogelijk om dit medium te gebruiken via de mobiele telefonie (Sealens & Biccler, 2012).

Fora:

Fora zijn websites waar mensen de mogelijkheid hebben om te discussiëren. Meestal wordt eenzelfde forum bezocht door mensen die gelijke interesses hebben en dit willen delen met anderen (Optimo, 2012). Binnen een forum is er een gespreksleider die het onderwerp bepaald en het gesprek leidt. Men moet zich inloggen om aan een forum deel te kunnen nemen. Binnen fora kan men de eigen mening delen en kan men argumenten verwachten tegen de eigen mening.

Social networking sites:

Binnen sociale netwerken kan men contact leggen met andere web gebruikers, bijvoorbeeld familie, vrienden, collega’s, professionals en onbekenden (Tribal, 2013). Voorbeelden in

Nederland zijn Facebook, Hyves, Twitter en LinkedIn. Men kan op verschillende mogelijkheden communiceren met elkaar. Ook kan men berichten, foto’s en filmpjes met elkaar delen. In mei 2012 had Facebook 8,7 miljoen bezoekers en 6,5 miljoen leden (Marketingfacts, 2012). Hiermee staat Facebook bovenaan als het gaat om het aantal bezoekers en leden van sociale media. Hyves had in diezelfde periode 5,3 miljoen bezoekers en 4,4 miljoen leden. Bij Twitter zijn de

verschillen groter. Twitter had in mei 2012 4,1 miljoen bezoekers en hadden zij 1,3 miljoen leden. LinkedIn wordt vooral gezien als een zakelijk online netwerk.

Meer dan twee honderd miljoen mensen hebben een profiel op LinkedIn (LinkedIn Corporation, 2013). LinkedIn wordt vooral gebruikt door professionals om ideeën en informatie uit te

wisselen onderling. Wiki’s:

Wiki is een kennisdatabank die door iedereen kan worden aangepast en verbeterd (Brain, 2013). Het samenbrengen en delen van kennis wordt op deze manier gestimuleerd. De bekendste wiki-pagina is Wikipedia, dit is een soort online encyclopedie.

Social bookmarking:

Binnen social bookmarking kan men sites met elkaar delen die men aanbeveelt (Nations, 2013). Tevens kan men via social bookmarking kijken wat andere personen interessant vinden, welke onderwerpen populair zijn en welke artikelen nieuw zijn ontworpen.

Social gaming:

Onder social gaming vallen games die men online speelt via verschillende sociale media (de Lange-Ros, 2009). Via een game kunnen mensen samenwerken om doelen te behalen.

Voorbeelden zijn dat men andere vrienden moet uitnodigen of anderen cadeautjes moet geven om een volgend niveau te behalen. Deze vorm van gaming kan worden gezien als sociale interactie op spelenderwijs. Binnen social gaming draait het vaak om individuele vooruitgang door middel van collectieve kennis (Lijnis Huffenreuter, 2011).

(16)

Social video, foto en muziek sharing:

Men kan video’s, foto’s en muziek bekijken, delen, aanbevelen en beoordelen. Doordat gebruikers beoordelingen en aanbevelingen geven, vindt er sociale interactie met anderen plaats. Een voorbeeld hier van is YouTube. (Lijnis Huffenreuter, 2011). YouTube heeft maandelijks meer dan 800 miljoen bezoekers

(Velmerk, 2013).

In deze paragraaf zijn de vormen en functies van sociale media beschreven. In de volgende paragraaf wordt er gekeken naar de vormen en functies van informatievoorziening via internet. Dit wordt specifiek beschreven op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden. 2.4 Vormen en functies via internet bij gezondheid en persoonlijk welbevinden In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 3: Welke vormen van

informatievoorziening via internet zijn er op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden en welke functies kunnen daaraan ontleend worden?

Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

Door het uitvoeren van het literatuuronderzoek is er inzicht verkregen in wat gezondheid en persoonlijk welbevinden inhoudt en welke vormen van informatievoorziening beschikbaar zijn op internet. Tevens is onderzocht welke functies men daaraan kan ontlenen. De verkregen onderzoeksresultaten worden in deze paragraaf beschreven.

Volgens Plaisier, Broese, van Groenou en Deeg (2011) kan de samenhang tussen gezondheid en persoonlijk welbevinden als volgt omschreven worden: ''Een samenhang in de ontwikkeling van sociale en particuliere hulpbronnen en de ontwikkelingen in het gebruik van professionele zorg om op deze manier het welzijn van ouderen te verbeteren op het gebied van persoonlijk

welbevinden en gezondheid.''. Het sociale netwerk en hulp uit dit netwerk is belangrijk, zodat de hoeveelheid zorg die door professionals kan worden gegeven minder kan worden. Tevens is het investeren in sociale netwerken belangrijk om op deze manier vereenzaming tegen te gaan. Encyclo (2012) omschrijft gezondheid en welbevinden als volgt: ''Een deel van het

maatschappelijk leven waarin op professionele wijze diensten worden verleend die erop gericht zijn het persoonlijke en maatschappelijke functioneren van mensen te bevorderen en

belemmeringen die daarbij opreden zoveel mogelijk op te heffen.''.

Internet wordt onder andere gebruikt om op een snelle manier aan recente informatie te komen op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden (Brabers, Rijtsma- van Rooijen, & de Jong, 2012). Het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (2012) heeft onderzoek gedaan naar het internetgebruik als het gaat om het zoeken naar informatie over de gezondheid. Het onderzoek is gehouden onder 6000 volwassen personen die woonachtig zijn in Nederland. Uit het onderzoek is gebleken dat driekwart van de ondervraagden van januari tot en met juni 2012, minstens één keer naar informatie over de gezondheid heeft gezocht op internet. In tabel 1 zijn de onderzoeksresultaten te zien die de respondenten gegeven hebben op de vraag waarom zij op internet naar medische en/of gezondheidsinformatie op zoek gaan.

Tabel 1. Op zoek op internet

Snelste manier om aan informatie te komen 90% Omschrijvingen klachten, ziekten of aandoeningen 83% Beschikbaarheid van actuele informatie 80% Behandeling klachten, ziekten of aandoeningen 77% Oorzaken klachten, ziekten of aandoeningen 76%

Bron: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (2012).

(17)

Uit het onderzoek van Han et al. (2012) kwam naar voren dat ouderen die zoekvragen hebben op het gebied van gezondheid en welbevinden, niet alleen antwoorden willen verkrijgen voor zichzelf. Er wordt ook naar informatie gezocht voor familie, vrienden en kennissen.

Op internet kan er op verschillende manieren gezocht worden als er vragen zijn op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden. Voor het zoeken naar informatie kan er onder andere gebruik gemaakt worden van zoekmachines die op het Word Wide Web beschikbaar zijn. Zoekmachines zijn instrumenten waarmee informatie opgezocht kan worden in bepaalde

collecties. Met een zoekmachine wordt een dienst op internet bedoeld waarmee met zoekwoorden gezocht kan worden op het World Wide Web (Blacquière, 2011). De drie bekendste zoekmachines zijn:

• Google (93%); • Vinden.nl (5%);

• Bing (2%) (Blacquière, 2011).

Uit onderzoek van Blacquière (2011) is gekomen dat Google verreweg de grootste en meest populaire internet zoekmachine wereldwijd is. In Nederland bestaat het marktaandeel van Google uit 93%. Google is beschikbaar op ieder digitaal medium dat over een internetverbinding beschikt. Google streeft er naar om alle informatie uit de wereld toegankelijk en nuttig te maken (Google, 2013). Het zoeken naar informatie gebeurt door een woord of een zin in te vullen in de zoekbalk van Google. Iedere zoekopdracht wordt in minder dan een seconde gezocht, in een index die is opgebouwd uit bijna tien miljard webpagina’s. Nadat Google gezocht heeft naar de ingevoerde zoekopdracht, zal er een overzicht getoond worden met linkconnecties. Door met de computermuis op een linkconnectie te klikken, wordt er een koppeling gemaakt naar de website waar het resultaat van de zoekopdracht beschreven staat.

Bij deze manier van informatie zoeken, wordt alle informatie dat binnen het Word Wide Web bekend is getoond. De informatie dat binnen Google te vinden is kan door iedereen geschreven zijn. Daardoor is niet alle informatie betrouwbaar en geschikt als antwoord op de zoekopdracht. Google Scholar is een manier om informatie te zoeken uit wetenschappelijke literatuur zoals artikelen, boeken, onderzoeksrapporten en informatie van wettenschappelijke organisaties. Op deze manier kan er wetenschappelijke informatie gevonden worden op het gebied van

gezondheid en persoonlijk welbevinden.

Binnen het onderzoek dat Han et al. (2012) uitgevoerd hebben, is er aan de respondenten gevraagd van welke zoekmachines zij gebruik maakten. In totaal hebben achtentwintig respondenten antwoord gegeven op deze vraag. Hieruit blijkt dat alle respondenten gebruik maken van Google, 14% maakte gebruik van MSN, 7% van Yahoo, 4% van Ilse en 4% van Altavista.

Naast de zoekmachines zijn er nog andere mogelijkheden om op internet aan informatie te komen. E-mail is daar een mogelijkheid van. E-mail is de afkorting van Electronic mail (Seniorennet, 2013). In het Nederlands ook wel elektronische post genoemd. Een e-mail kan verstuurd worden naar personen en organisaties die over een e-mailadres beschikken. Om een e-mail te versturen is er een e-mailaccount nodig. E-mail is een communicatiemiddel dat de mogelijkheid geeft om als gebruikers met elkaar te communiceren (Dasselaar, 2006). Er kan door middel van het communiceren via e-mail onder andere informatie verkregen worden op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden.

Iemand met een vraag over gezondheid en persoonlijk welbevinden kan ook zonder zoekmachine naar een website gaan. Een website is een bron dat informatie bevat over uiteenlopende onderwerpen (WebXpress, 2012). Een website is op internet te vinden via een specifiek en uniek websiteadres. Dit wordt ook wel URL of domeinnaam genoemd.

Als er een webadres toegevoegd wordt aan de adresbalk van internet, kan men gelijk naar de gewenste website gaan. Een website heeft drie hoofdfuncties namelijk:

• Het aanbieden of lezen van informatie;

(18)

• Het uitwisselen van ideeën, meningen of ervaringen met anderen; • Het aanbieden van een product, dienst of transactie (Kruk, 2013).

Het webadres dat op het gebied van gezondheid maandelijks het meest online bezocht wordt is www.gezondheidsplein.nl (Medical Media, z.j.). Deze website wordt maandelijks door meer dan 800.000 mensen bezocht. Daarbij worden er meer dan 3.000.000 pagina’s bekeken. De tien meest bezochte aandoeningen op de site zijn:

• Keelontsteking; • Hoge bloeddruk; • Blaasontsteking; • Ischias; • Buikpijn; • Diabetes; • Rugpijn; • Borderline; • Reflux;

• Overgang (Medical Media, z.j.).

Wat in de bovenstaande opsomming niet voorkomt, is het zoeken naar informatie over medicijnen en zorginstanties. Uit het onderzoek van Han et al. (2012) is gebleken dat ouderen internet als hulpmiddel zien om antwoord te krijgen bij vragen over deze aspecten.

Een website op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden is betrouwbaar als het beschikt over het zegel: ZegelGezond (ZegelGezond, 2013). Volgens Zegel Gezond (2013) is er veel mis met publieksinformatie dat over ziekte en gezondheid op internet te vinden is. Van alle Nederlandstalige internetsites die betrekking hebben op gezondheidsinformatie, is de helft niet goedgekeurd door ZegelGezond (2013). Veel van de informatie die te vinden is op de

internetsites is verouderd, onduidelijk, incompleet of onjuist.

(*) Ouderen maken de laatste jaren steeds meer gebruik van internet. In 2013 maakten 8 op de 10 65- tot 75- jarigen wel eens gebruik van internet, ruim twee keer zoveel als in 2005. Het aantal ouderen dat recent, in de afgelopen 3 maanden, internet heeft gebruikt is bijna 4 keer zoveel als in 2005. (CBS, 2013) Dit is te zien in de figuur hieronder:

(*) Deze maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van het gebruik van internet zorgen er ook voor dat zorginstellingen meer na moeten denken over het professioneel gebruiken van sociale netwerk sites zoals Twitter en Facebook. Naast deze algemene sociale media sites zijn er

(19)

ook gespecialiseerde sociale netwerksites zoals Familienet. Deze sociale netwerk site is speciaal voor ouderen. Ouderen kunnen zich via een zorginstelling inschrijven voor Familienet. Is een oudere ingeschreven dan krijgt deze een beveiligde pagina waar verzorgers en familie berichten, foto’s en documenten met elkaar kunnen delen. Bij Familienet zijn medewerkers die klaar staan om de vragen van ouderen te beantwoorden.(Hetfamilienet.nl, 2014)

(*) Een Amerikaans onderzoekscentrum PEW geeft aan dat het gebruik van internet en sociale media onder de ouderen ook in Amerika is toegenomen (PEW internet, 2010), zie de tabel hieronder. Sociale media gebruik is sterk gegroeid in alle leeftijdsgroepen in Amerika. De oudere gebruikers van internet zijn enthousiast over de sociale netwerksites. Maar e-mail blijft nog steeds bij ouderen een belangrijke manier om contact te blijven houden met vrienden en familie (PEW internet, 2010).

(*) Ook in Amerika wordt er gebruik gemaakt van sociale netwerksites. Een voorbeeld hiervan is Hello Health. Hello Health is een website waar patiënten zich kunnen inschrijven. Op deze site kunnen ze met gemak toegang krijgen tot het elektronisch medisch dossier van Hello Health. Hello Health bied onder andere de mogelijkheid tot een video chat en geschreven chat met de praktijk van de patiënt. Ook bieden ze de mogelijkheid om online in de planning te kijken en een afspraak te maken. (Hello Health, z.d.)

(*) Naast het Familie net is er in Nederland nog een sociale netwerk site die zorg op afstand bied namelijk Pal4. Op deze sociale netwerk site kunnen ouderen communiceren met zorgverleners via een videoverbinding. Pal4 speelt in op de ontwikkelingen in de zorg. Vroeger vonden ouderen zorg in het bejaardentehuis. Tegenwoordig blijven ouderen langer thuis wonen, dit wordt vanuit de overheid gestimuleerd. Vanuit deze ontwikkeling is er vraag naar slimme

(20)

oplossingen die het langer thuis wonen mogelijk maken. Pal4 bied via een Ipad zorg op afstand. Pal4 wordt op dit moment door tientallen zorg organisaties gebruikt en duizenden ouderen maken er dagelijks gebruik van. (Pal4.nl, z.d.)

In deze paragraaf is specifiek beschreven hoe er op zoek kan worden gegaan naar informatie over gezondheid en persoonlijk welbevinden op internet. Daarnaast zijn de laatste

ontwikkelingen op het gebied van zorg via internet en sociale media.

In de volgende paragraaf worden kenmerken van de levensfase van 65-plussers beschreven. 2.5 Kenmerken levensfase van 65-plussers

In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 4: Wat zijn de kenmerken van de levensfase van 65-plussers? Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

In de ‘keuzebiografie’ is er een nieuwe fase bijgekomen: actieve ouderdom. De keuzebiografie maakt het mogelijk om de participatie gedurende verschillende levensfasen te vergelijken en daarbij de samenhang tussen participatie en taken te bestuderen (Van Houtum, Cardol, & de Jong, 2012). Onder actieve ouderdom worden ouderen in de leeftijd van 65 tot en met 75 jaar bedoeld. Deze nieuwe fase is ontstaan door de gezonde levensverwachting en de dalende leeftijd om met pensioen te gaan.

2.5.1 Lichamelijke beperkingen

Tweederde van de ouderen ervaart geen lichamelijke beperkingen en meer dan de helft voelt zich gezond. 62% van de 55 tot en met 64-jarigen ervaart een goede lichamelijke kwaliteit (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu [RIVM], 2011). Van de 65 tot en met 74-jarigen ervaart 54% een goede lichamelijke kwaliteit en van de 75 plussers ervaart 30% een goede lichamelijke kwaliteit. Daarnaast ervaren 34% van de ouderen wel lichamelijke beperkingen. Ouderen ondervinden vooral beperkingen in horen, zien, mobiliteit of activiteiten in het

dagelijks leven. Vooral vrouwen ervaren lichamelijke problemen, namelijk 46% van de vrouwen tegenover 26% van de mannen. Wanneer ouderen de 80 passeren, nemen de lichamelijke beperkingen snel toe.

2.5.2 Cognitieve veranderingen

90% van de 55 tot en met 64-jarigen ervaart een goede psychische kwaliteit (RIVM, 2011). Van de 65 tot en met 74-jarigen ervaart 92% een goede psychische kwaliteit en van de 75 plussers ervaart 88% een goede psychische kwaliteit. Naarmate men ouder wordt neemt het geheugen af (Medicinfo, 2011). De kwaliteit van het geheugen verandert en bepaalde delen van het geheugen zullen minder goed functioneren. Tot het 65e levensjaar is dit echter niet opvallend. Na het 65e levensjaar gaat het verval van het geheugen geleidelijk. Het hersenvolume neemt gemiddeld met één procent per jaar af (Aleman, 2012). Vooral het terughalen van informatie, het onthouden van voornemens en afspraken, het herinneren van informatie en het omgaan met objecten wordt ingewikkelder. Factoren die van invloed kunnen zijn op de achteruitgang van het geheugen zijn de leefomstandigheden van een oudere. Een voorbeeld is dat ouderen met pensioen gaan. Hierdoor kunnen zij intellectuele uitdagingen missen en de vaardigheid verliezen om het geheugen te gebruiken. Tevens kan medicijngebruik van invloed zijn, omdat medicijnen een negatieve werking kunnen hebben op het geheugen. Ook ouderen die passief hebben

deelgenomen aan activiteiten ondervinden meer problemen in het denkvermogen, omdat het geheugen niet wordt uitgedaagd om na te denken (Dijkstra, 2009). Wat toeneemt bij ouderen is het vermogen om verbaal te reageren. De oorzaak hier van is dat ouderen meer kennis en woordenschat hebben, waardoor het vermogen tot verbaal reageren toeneemt (Medicinfo, 2011).

2.5.3 Ziekten

(21)

Ouderen zijn extra kwetsbaar voor ziekten en aandoeningen omdat er steeds sterkere achteruitgang van functies plaats vindt (Van endt-Meijling, 2008). Ongeveer de helft van de ouderen heeft een chronische ziekte (RIVM, 2011). De meest voorkomende chronische ziekten zijn: hartziekten, beroerte, artrose en diabetes. Naast chronische ziekten hebben veel ouderen ook een psychische aandoening. De meest voorkomende psychische aandoeningen zijn: dementie, depressie en angststoornissen.

2.5.4 Fysieke veranderingen

In de leeftijd van 55 jaar en ouder treden er verschillende verouderingsverschijnselen op. Deze verschijnselen kunnen impact hebben op verschillende gebieden van de oudere, dit is per oudere verschillend (Tieleman, 2007). De volgende verschijnselen treden bij iedere oudere op:

• De huid: ouderen krijgen rimpels door het dunner worden van de huid. Ook wordt het haar dunner en de kleur van het haar wordt grijs. Doordat de huid dunner wordt, herstelt de huid meestal minder snel na beschadiging.

• Lichaamslengte: door het dunner worden van botten en door het verdichten van ruggenwervelschijven neemt de lichaamslengte van ouderen af. Ook het skelet wordt dunner en brozer en hierdoor neemt de kans toe op breuken of fracturen.

• Gebit: de kauwfunctie van ouderen neemt af en dit tast de spijsvertering aan.

• Ogen: 75% van de ouderen heeft een hulpmiddel nodig om goed te kunnen zien. 23% van de ouderen is niet in staat om zonder hulpmiddel te kunnen lezen, wat hen beperkt in lezen. Hierdoor kunnen ouderen minder informatie opnemen.

• Gehoor: 17% van de ouderen heeft gehoorproblemen. Slechthorendheid kan sociaal-emotionele problemen als gevolg hebben. Ouderen kunnen minder goed communiceren en horen niet alles wat er wordt verteld. Hierdoor is de kans op vereenzaming ook groter.

• Hart en longen: het hart en de longen gaan minder goed functioneren. Dit heeft als gevolg dat een goede fysieke conditie afneemt.

2.5.5 Sociale netwerken

Het sociale netwerk heeft een positieve invloed op de gezondheid als het netwerk sociale steun geeft aan de oudere. Sociale steun is zowel emotionele steun als instrumentele steun. Emotionele steun bestaat uit het bespreken van problemen of belevenissen. Instrumentele steun is vooral gericht op praktische hulp, zoals klusjes of boodschappen (RIVM,2011). Tevens kunnen ouderen met het sociale netwerk gezondheidsinformatie uitwisselen en dit bevordert het emotionele welzijn. Een partner kan voor veel ouderen een belangrijke bron van steun zijn. Ouderen die geen partner (meer) hebben, hebben drie keer zo vaak een minder goede psychische gezondheid als ouderen die wel een partner hebben.

Mensen die sociaal geïsoleerd zijn en geen sociaal netwerk hebben, hebben een verhoogd risico op eenzaamheid (RIVM, 2008). Eén derde van de ouderen die 55 jaar of ouder is voelt zich in meer of mindere mate eenzaam (Gezondheidsplein, 2011). Sociale steun is belangrijk om eenzaamheid tegen te gaan. Wanneer ouderen naar eigen zeggen voldoende sociale steun ontvangen, bevordert dit zowel de lichamelijke als de psychische gezondheid (RIVM, 2011). 2.5.6 Zingeving

Naarmate men ouder wordt en de levensverwachting korter wordt, veranderen doelen en verwachtingen (Pot, Kuin, & Vink, 2009). Dit heeft voornamelijk te maken met biologische verouderingsverschijnselen, doordat mogelijkheden van het lichaam beperkter worden en doordat ziekten of overlijden confronteren met eindigheid van het leven. Ouderen worden zich bewust van de tijd die is geweest en de tijd die zij nog hebben. Dit bewustzijn zet aan tot het maken van een balans van het eigen leven: wat is gerealiseerd en wat wil men in de toekomst nog realiseren? Hierdoor vindt er een heroriëntatie plaats in het leven van een oudere, die iedere oudere op een eigen manier vorm geeft. Doelen en verwachtingen kunnen meer of minder belangrijk worden en meer of minder centraal komen te staan.

(22)

2.5.7 Maatschappelijke participatie

Ouderen hebben verschillende mogelijkheden om de eigen tijd invulling te geven. Dit kan door het verrichten van vrijwilligerswerk, informele hulp of het ondernemen van eigen activiteiten. Vrijwilligerswerk

Eén op de vijf ouderen gaat na de pensionering vrijwilligerswerk verrichten (Penninx, de Klerk, de Boer, & Dekker, 2008). Er is bekend dat ouderen met een hoger opleidingsniveau, een hoger inkomen, een hogere beroepsstatus, een betere gezondheid en ouderen die regelmatig naar de kerk gaan vaker vrijwilligerswerk verrichten dan ouderen die deze kenmerken niet hebben. Ouderen die gezondheidsproblemen hebben, een laag inkomen hebben en een klein sociaal netwerk hebben zijn minder actief in het verrichten van vrijwilligerswerk dan ouderen die deze kenmerken niet hebben Volgens het CBS (2010) verrichten in het jaar 2010, 43% van de

ouderen tussen de 55 en 64 jaar, 41% van de ouderen tussen de 65 en 74 jaar en 24% van de ouderen van 75 jaar en ouder vrijwilligerswerk.

Informele zorg

Informele zorg is hulp die vrijwillig en onbetaald wordt gegeven.

Het gaat om zorg die aan een hulpbehoevende wordt gegeven, die vanwege een bijzondere hulpbehoefte bepaalde activiteiten niet kan uitvoeren. Informele zorg wordt meestal gegeven door en aan mensen uit het eigen sociale netwerk (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2012). Volgens het CBS (2010) verleende 39% van de ouderen tussen de 55 en 64 jaar, 35% van de ouderen tussen de 65 en 74 jaar en 16% van de ouderen van de ouderen van 75 jaar en ouder informele hulp.

Eigen activiteiten

Ouderen van 55 jaar en ouder ondernemen vooral veel activiteiten waar de sociale interactie hoog is. 61% van de ouderen ontvangt dagelijks of wekelijks bezoek en 55% van de ouderen gaat zelf dagelijks of wekelijk op bezoek (GGZ, 2011). 23% van de ouderen onderneemt

verenigingsactiviteiten, 21% past op kleinkinderen, 60% fietst dagelijks of wekelijks en 57% wandelt dagelijks of wekelijks. 35% van de ouderen oefent een hobby uit.

In deze paragraaf zijn de kenmerken van de levensfase van 65-plussers beschreven. In de volgende paragraaf worden de aspecten beschreven die voor deze ouderen van belang zijn op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden.

2.6 Aspecten gezondheid en persoonlijk welbevinden die van belang zijn voor 65-plussers

In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 5: Welke aspecten op het gebied van gezondheid en persoonlijk welbevinden zijn voor 65-plussers van belang? Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

Volgens Han et al. (2012) gaat het bij gezond ouder worden niet alleen om het voorkomen of behandelen van ziekten en aandoeningen, maar gaat het vooral om het voorkomen en

terugdringen van beperkingen in het dagelijkse functioneren.

Voor ouderen is het belangrijk dat zij een hoge mate van persoonlijk welbevinden ervaren, ondanks de verliezen die ouderen meemaken (RIVM, 2011).

Zelfmanagement kan worden ingezet om ouderen te helpen over hoe zij gevolgen van ziekten en beperkingen zoveel mogelijk kunnen verminderen. Hierdoor wordt er steeds meer gestreefd naar zelfredzaamheid van ouderen.

Wanneer ouderen zichzelf niet meer kunnen redden dan worden zij kwetsbare ouderen genoemd (Stichting Nationale Zorg, 2011). Zelfredzaamheid is namelijk een indicator om de mate van welzijn te kunnen meten bij ouderen. Een belangrijk aspect bij zelfredzaamheid van

(23)

ouderen is het hebben van een geschikte woonomgeving. Ouderen willen graag dat de buurt toegankelijk, veilig en aantrekkelijk is (Penninx & Royers, 2008). Vooral veiligheid staat bij ouderen voorop. Letsel als gevolg van vallen komen bij veel ouderen voor (RIVM, 2011). Deze verwondingen kunnen functionele beperkingen en een verminderde kwaliteit van leven als oorzaak hebben. Het is daarom belangrijk om de omgeving aan te passen aan ouderen. Voorbeelden zijn het verlagen van stoepen, zorgen voor goede verlichting, het weghalen van snoeren of obstakels enzovoort. Tevens vinden ouderen de infrastructuur belangrijk in een woonomgeving, omdat zij graag bij winkels, bushaltes en dienstcentrums willen komen, zonder dat daar teveel inspanning voor nodig is. Ouderen zijn hierin afhankelijk van de eigen mobiliteit (Bunge, Kellert, van der Cammen, & Smilde-van den Doel, 2008). Naast de eigen mobiliteit van ouderen om zelfredzaam te blijven is ook de sociale omgeving belangrijk. Voor ieder mens is het belangrijk om een sociaal netwerk te hebben. Binnen een netwerk wisselt men informatie, sociale steun en aandacht met elkaar uit. Ook kan men samen activiteiten ondernemen. Ouderen hebben veel baat om activiteiten te ondernemen zoals gespreks- en ontmoetingsgroepen van de kerk, buurthuis of een dienstencentrum (Penninx & Royers, 2008). Toch worden er nog vaak te weinig activiteiten georganiseerd voor ouderen. Mensen met een laag budget vinden vaak dat de kosten van een activiteit te hoog zijn, waardoor zij hier niet regelmatig aan deel kunnen nemen. De kans is hierdoor groot dat zij in een sociaal isolement terecht komen (Bunge et al., 2008). Naast dat ouderen contacten onderhouden door activiteiten te ondernemen, maakt men ook steeds meer gebruik van sociale media.

2.7 Kenmerken die een rol spelen bij het gebruik van internet en sociale media bij 65-plussers

In deze paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 6: Welke kenmerken spelen een rol bij het gebruik van informatievoorziening via internet en de communicatie via sociale media bij 65-plussers? Door middel van literatuuronderzoek is deze deelvraag beschreven.

Het aantal jaren computerervaring blijkt het meest bepalend voor de diversiteit van het gebruik van internet en voor de verschillen in vaardigheden. Mannen zijn vaker online op internet dan vrouwen. Waarschijnlijk komt dit omdat mannen tijdens het werk al in aanraking zijn gekomen met de computer (Sociaal Cultureel Planbureau [SCP], 2007).

Tevens missen vrouwen die alleen een basisopleiding hebben gehad en huisvrouw zijn geweest, de basisvaardigheden voor het gebruik van internet en sociale media (Jenniskens, 2011). Het is wel erg belangrijk dat de oudere de digitale vaardigheden begrijpt. Wanneer ouderen de basisvaardigheden typen, lezen en/of schrijven missen zullen zij niet snel digitaal online gaan. Tevens hebben hoger opgeleide ouderen volgens SCP (2007) vaker een computer en/of internetverbinding in huis dan laagopgeleiden. Dit komt voornamelijk omdat laagopgeleiden minder verdienen en hierdoor kan een computer en/of internetverbinding te duur zijn. De ingewikkelde technologieën kunnen voor laagopgeleide ouderen te ingewikkeld zijn om te begrijpen, waardoor zij minder snel digitaal online gaan.

Fysieke veranderingen spelen een rol bij het gebruik van informatievoorziening via internet en de communicatie via sociale media. Dit komt voornamelijk omdat ouderen minder goed kunnen zien. Dit heeft als gevolg dat ouderen minder goed kunnen lezen en hierdoor worden zij beperkt om digitaal online te gaan (Jenniskens, 2011). De letters zijn vaak klein weergegeven en doordat er veel tekst op één pagina staat kunnen ouderen het overzicht missen. Ook kunnen ouderen rugklachten hebben. Lang zitten om informatie via internet op te zoeken is geen mogelijkheid. Doordat de rechterhersenhelft bij ouderen achteruit gaat is het voor ouderen ingewikkelder om te onthouden wat zij lezen. Deze hersenhelft is onder andere voor de verwerking van nieuwe informatie. Het is daarom belangrijk dat pagina’s kunnen worden geprint, zodat ouderen de informatie die zij hebben opgezocht later terug kunnen lezen (SCP, 2007).

Een ander kenmerk dat meespeelt om digitaal online te gaan is dat ouderen motivatie moeten

16

(24)

hebben. Wanneer er geen interesse is in het gebruik van internet en sociale media, zal de oudere er weinig gebruik van gaan maken. Ook kan het zijn dat ouderen geen meerwaarde zien in het gebruik van internet en sociale media omdat alternatieve mogelijkheden voldoen aan de

behoeften van de oudere (SCP, 2007). Voorbeelden kunnen zijn dat ouderen naar de bibliotheek of naar een buurtcentrum gaan om vragen beantwoord te krijgen en om informatie op te zoeken. Toch wordt er tegenwoordig vaak in bijvoorbeeld tijdschriften of krantenartikelen, verwezen naar internetsites. Mede door deze verwijzingen kunnen ouderen worden aangezet om digitaal online te gaan. Ook kan het zijn dat familieleden en kennissen van de oudere digitaal online zijn en dat de oudere daarom ook besluit om digitaal online te gaan (Jenniskens, 2011). Volgens het CBS (2011) hoeven ouderen niet altijd thuis online te gaan maar kan dit ook op een andere locatie. Ouderen hebben in publieke ruimtes ook de mogelijkheid om gebruik te maken van internet.

Wanneer ouderen gebruik maken van internet of sociale media dan kunnen zij bang zijn om fouten te maken. Zij kunnen denken dat de computer gemakkelijk virussen kan krijgen en dat de computer kapot zal gaan. Wanneer ouderen niet weten hoe iets werkt en wanneer er termen worden gebruikt die ouderen niet begrijpen, dan is het risico groot dat zij de site verlaten (Jenniskens, 2011). Tevens is volgens het CBS (2011) de privacy en veiligheid van ouderen belangrijk, wanneer zij gebruik willen maken van internet. Ouderen kunnen bang zijn dat de gegevens verspreid worden via internet en kunnen hierdoor besluiten om niet digitaal online te gaan.

2.8 Conclusies vergelijkbaar soort onderzoek

In deze paragraaf staan resultaten weergegeven uit een vergelijkbaar soort onderzoek van Han et al. (2012) en van Nicolai et al. (2013) Deze resultaten dragen bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag.

Han et al. (2012) hebben in juni 2012 een onderzoek uitgevoerd, dit onderzoek had betrekking op het gebruik van internet en sociale media onder 65-plussers. Zij hebben een onderzoek uitgevoerd in de bibliotheek van Hengelo onder 28 ouderen. Uit dit onderzoek is gebleken dat alle ouderen in de leeftijd van 65 jaar en ouder, e-mail gebruiken en websites bekijken. Internet wordt door ouderen het meest gebruikt om informatie op te zoeken. De meest gebruikte

zoekmachine is Google. Ook hebben alle ouderen aangegeven dat zij gebruik maakten van e-mail. Deze ouderen hebben aangegeven te e-mailen naar familie, vrienden en bekenden. Ouderen hebben aangegeven liever contacten te onderhouden via e-mail dan via chat of beeldbellen. Elf van de achtentwintig ouderen maakt gebruik van sociale media.

Alle ouderen die gebruik maken van sociale media gebruiken YouTube. Han et al. (2012) concluderen hieruit dat het voor ouderen van belang is om informatie visueel te kunnen verwerken. Alle ouderen die gebruik maken van sociale media lezen hier informatie op.

Drie ouderen plaatsen zelf informatie op sociale media en delen dit met anderen. Van deze drie ouderen zijn er twee ouderen die ook reacties plaatsen op sociale media. Eén oudere plaatst foto’s en afbeeldingen op sociale media. Vier ouderen geven aan dat zij contacten onderhouden via sociale media. Geen van de ouderen die gebruik maakt van sociale media onderhoudt contact over gezondheid en/of welzijn via sociale media. De meerderheid van de ouderen zijn passieve gebruikers. Ouderen hebben aangegeven, dat zij internet en sociale media als hulpmiddel zien maar niet als een bron. De voorkeur van ouderen gaat uit naar persoonlijk contact.

Daarnaast hebben Han et al. (2012) de wensen en voorkeuren van ouderen van 65 jaar en ouder onderzocht, bij het gebruik van internet en sociale media met betrekking op het gebied van gezondheid en welbevinden. Uit dit onderzoek is gebleken dat ouderen informatievoorziening via internet belangrijk vinden. Zij vinden het handig dat internet mogelijkheden biedt om snel aan informatie te komen over een onderwerp (Han et al., 2012). Ouderen vinden dat er een groot

(25)

aanbod informatie te vinden is op internet over verschillende onderwerpen. Het nadeel hiervan is dat veel ouderen informatie overbodig vinden of dat de gevonden informatie niet aansluit bij de vraag van een oudere. Ouderen hebben aangegeven, dat internet het leven gemakkelijker maakt. Het is handig om praktische zaken te regelen en dat scheelt veel

tijd. Bij het gebruik van internet geven ouderen aan dat zij geen behoefte hebben aan hulp of ondersteuning. Ouderen geven aan dat zij geen problemen ondervinden bij het gebruik van de computer. Uit het onderzoek van Han et al. (2012) is gebleken dat ouderen informatie over gezondheid en welbevinden opzoeken. Op deze manier kunnen zij meer kennis opdoen over aandoeningen, ziekten en medicijnen. Wanneer ouderen behoefte hebben aan meer informatie, nemen zij contact op met de huisarts of andere zorgverleners. Ouderen zoeken informatie op voor het eigen welbevinden namelijk informatie over hobby’s, vrijetijdsbestedingen en vakantie. Deze invullingen zijn van belang voor het welzijn van de ouderen. Ouderen geven aan dat zij er geen behoefte hebben dat zorginstanties meer gebruik gaan maken van internet en sociale media om diensten te verlenen. Ouderen vinden persoonlijk contact en individuele aandacht belangrijk. Zij vinden hiervoor het gebruik van internet te ingewikkeld.

Wanneer zorginstanties toch meer gebruik willen maken van internet en sociale media, dan vinden ouderen het belangrijk dat de informatie duidelijk en concreet is. Ook geven de ouderen aan baat te hebben bij een goede zoekmachine die er voor zorgt dat zij informatie snel kunnen vinden.

Nicolai et al. (2013) hebben tevens een soortgelijk onderzoek gedaan naar het gebruik van internet en sociale media onder 55-plussers. Zij hebben een onderzoek uitgevoerd binnen Dienstencentrum De Riet in Almelo onder 58 ouderen. Uit dit onderzoek is gebleken dat iets meer dan de helft namelijk 33 van de 58 ouderen gebruik maken van internet. 31 van de 33 ondervraagden maakt gebruik kijkt op websites en 31 van de 33 ondervraagden maakt gebruik van e-mail. Internet wordt door de ouderen het meeste gebruikt om informatie op te zoeken. Ook hebben alle ouderen aangegeven dat zij gebruik maakten van e-mail. Deze ouderen hebben aangegeven te e-mailen naar familie, vrienden en bekenden.

Nicolai et al. (2013) hebben aan de ouderen die gebruik maken van internet gevraagd of zij problemen ervaren bij het gebruik van internet. Hieruit blijkt 22 van de 33 ondervraagden geven aan geen problemen te ervaren. De ondervraagden konden meerdere antwoorden aangeven. Het meest aangegeven antwoord was persoonlijke problemen, namelijk 13 van de 33

ondervraagden. Deze mensen geven aan niet vaardig te zijn.

Daarnaast hebben Nicolai et al. (2013) de wensen en voorkeuren van ouderen van 65 jaar en ouder onderzocht, bij het gebruik van internet en sociale media met betrekking op het gebied van gezondheid en welbevinden. Uit dit onderzoek is gebleken dat 22 van de 33 ondervraagden informatie over gezondheid en welzijn opzoeken via internet. 16 van deze ouderen geven aan dat zij internet een snelle manier vinden om informatie te verzamelen over gezondheid en welzijn. 12 van deze 22 ouderen geven aan dat er actuele informatie te vinden is op internet. 21 van de 22 ouderen geven aan informatie te verkrijgen via zoekmachines, vooral zoekmachine Google. De ondervraagden hebben aan de hand van een schaalvraag de bruikbaarheid van de gevonden informatie aangegeven. Dit is gebeurd op een schaal van 1 tot 10, waarbij 0 niet bruikbaar is en 10 heel erg bruikbaar is. Het gemiddelde cijfer dat werd gegeven was een 7,2. Ook is de ondervraagden gevraagd of zij ideeën hebben ter verbetering van internet en sociale media. Alle 58 ondervraagden hebben hier antwoord op gegeven. 9 van de ondervraagden geven aan uitleg te willen hebben over internet en/of sociale media. Ook wordt er door 7 van de ondervraagden aangegeven met betrekking tot het filteren van informatie. Ze geven aan dat er teveel informatie te vinden is op internet. 5 van de ondervraagden geven aan dat een cursus bij kan dragen aan het verbeteren van internet. En 2 ondervraagden geven aan dat een vergoeding van een cursus de vaardigheden voor hen zal verbeteren.

2.9 Samenvatting

(26)

In deze paragraaf is hoofdstuk 2 kort samengevat.

Internet is wereld meest uitgebreide publieke communicatiestelsel en het is een

wereldomvattend netwerk dat bestaat uit meer dan 250 landen. Internet biedt verschillende mogelijkheden zoals het opzoeken en delen van informatie. Het delen van informatie met anderen wordt vaak gedaan door middel van sociale media. Verschillende vormen van informatie kan via sociale media gedeeld worden door middel van tekst, geluid en

beeldmateriaal. De essenties van sociale media zijn, dat er informatie kan worden gedeeld over jezelf, over anderen en over een bepaald onderwerp. Bekende voorbeelden van sociale media zijn: blogs, microblogs, fora, social networking sites, wiki’s, social bookmarking, social gaming en social video, foto en muziek sharing. Een voordeel hiervan is dat veel verschillende informatie gepubliceerd kan worden, waardoor deze kennis voor iedereen toegankelijk is. Een nadeel is, dat informatie door andere internetgebruikers kan worden toegevoegd en kan worden veranderd, waardoor de informatie niet op betrouwbaarheid wordt gecontroleerd.

Naast literatuuronderzoek over internet en sociale media is het ook belangrijk om te weten hoe de levensfasen van ouderen eruit zien. Iedere oudere krijgt te maken met

verouderingsverschijnselen. Deze verschijnselen kunnen impact hebben op verschillende gebieden van de oudere. Deze verschijnselen verschillen per oudere. Tevens zijn ouderen extra kwetsbaar voor ziekten en aandoeningen, omdat er steeds sterkere achteruitgang van functies is. Fysieke veranderingen treden bij iedere oudere op. De fysieke veranderingen kunnen van impact zijn op het persoonlijk welbevinden van ouderen.

Zelfmanagement kan worden ingezet om ouderen te helpen hoe zij gevolgen van ziekten en beperkingen zoveel mogelijk kunnen verminderen. Hierdoor wordt de zelfredzaamheid van ouderen gestimuleerd. Zelfredzaamheid is een indicator om de mate van persoonlijk

welbevinden te kunnen meten bij ouderen. Een aspect bij zelfredzaamheid is het wonen in een geschikte woonomgeving. Een buurt moet toegankelijk, veilig en aantrekkelijk zijn voor ouderen. Tevens is de sociale omgeving belangrijk zodat ouderen binnen een netwerk informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Ook het krijgen en ontvangen van sociale steun en aandacht is een indicator om het persoonlijk welbevinden van een oudere te kunnen meten. Daarnaast is het belangrijk om te zorgen voor het geestelijk persoonlijk welbevinden van ouderen. Het is voor ouderen belangrijk om te weten waar zij terecht kunnen met vragen over zorg en hulp. De zorg en hulp moet worden afgestemd naar de behoeften en wensen van de ouderen om het

persoonlijk welbevinden van ouderen te verbeteren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- gratis voor 65-plussers die door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkend zijn vóór 65 jaar, die een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood ontvangen

[r]

Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en hoog (HAVO, VWO, MBO, HBO en WO) 1e kwintiel (max.. Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en

De resultaten van één deelnemer zijn niet meegenomen in de resultaten, omdat diegene bij alle drie de meetmomenten geen valangst had.. De resultaten in Figuur 1 zijn van

Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en hoog (HAVO, VWO, MBO, HBO en WO) 1e kwintiel (max.. Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en

Voor lage SES: lager onderwijs of geen opleiding met een diploma afgesloten + lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals LTS, LEAO, LHNO, VMBO), middelbaar algemeen

recreatieve of culturele activiteiten

LIJN Antwerpen - Zandhoven met overstap op LIJN Broechem - Lier met halte aan het vaccinatiecentrum Rijdt van maandag tot vrijdag om de 15 min.. (vanaf