• No results found

FYSISCHE EIGENSCHAPPEN HET ZEEWATER. Dr. Max Gillbricht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "FYSISCHE EIGENSCHAPPEN HET ZEEWATER. Dr. Max Gillbricht"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE

FYSISCHE

EIGENSCHAPPEN

HET

ZEEWATER

Dr. Max Gillbricht

Vertikale registrering van temperatuur (t°C) en doorzichtigheid (Delta EK/m) nabij New-foundland tijdens de zomer (diepte 280 m)

(2)

Tafel Ijsberg van de Antarktische Oceaan, (beeld 1)

15

(3)

Zeewater is samengesteld uit 96,5 v^ater, zouten en andere oplossmgs- p r o d u k t e n . Deze éne vaststelling maakt het ons reeds mogelijk er verschillende andere Ie f o r m u l e r e n . Z o weten w i j zeer goed dat w a t e r een uitzonderlijk hoge soortelijke w a r m t e heeft. Z i j is bijvoorbeeld tienmaal hoger dan die van ijzer.

Het kan d a a r e n b o v e n , binnen de grenzen der n o r m a l e v o o r w a a r d e n van de a a r d t e m p e r a t u u r , bevriezen en v e r d a m p e n . Tijdens deze trans- formaties komt er heel w a t energie v r i j of w o r d t er, ten overstaan van de massa, heel w a t v e r b r u i k t . W e l n u , de zee beslaat een aanzien- lijk deel van het a a r d o p p e r v l a k (70,8 % ) met een gemiddelde diepte van 3.790 m. H a a r gewicht bedraagt 1,419 X 10'« ton

(1.419.000.000.000.000.000 t o n ) . Deze cijfers geven slechts een idee van de geweldige hoeveelheden w a t e r der oceanen van de a a r d b o l . O m de temperaturen ervan op een w a a r n e e m b a r e wijze te w i j z i g e n , zijn er dus energietransformaties vereist. Men zou over de ver- b r a n d i n g s w a a r d e van ongeveer 141.000.000.000.000 ton stookolie moeten kunnen beschikken om de w a r m t e van het ganse zeegebied met één g r a a d op te drijven (bij wijze van v e r g e l i j k i n g bereikte de w e r e l d p r o d u k t i e van minerale olien m 1963 1.304.546 metrieke t o n ) . Aldus oefenen de oceanen een zeer grote nivelerende invloed uit op de temperatuurverschillen op het a a r d - o p p e r v l a k . Het best gekende voor- beeld van dit verschijnsel is het verschil tussen het zacht klimaat der oceanen en dit van de kontinenten met zijn sterk uitgesproken k o n - trasten.

Het zeewater komt echter nooit tot stilstand, het is steeds in beweging en verplaatst zich d i k w i j l s over v e r r e afstanden. N a t u u r l i j k verschilt de v e r w a r m i n g van het o p p e r v l a k van de ene klimaatzone tot de andere.

Hieruit volgt dat de grote zeestro- mingen eveneens grote w a r m t e - strommgen met zich b r e n g e n . Dit brengt een afkoeling van de t r o p e n - gebieden met zich t e r w i j l de hogere breedtegraden niet alleen w a r m e r w a t e r k r i j g e n , doch tevens de w e r - king van een hogere luchttempera- t u u r o n d e r g a a n .

Keren we nu terug naar het eigen- lijke zeewater. Indien zijn tempera- tuur v e r a n d e r t , dan verandert zijn

densiteit (soortelijk gewicht) zich tegelijkertijd • w a r m w a t e r is lichter dan koud w a t e r . Daarenboven bevat het zeewater zouten, w a a r v a n de hoeveelheden m "/„o (g/kg) w o r d e n uitgedrukt. Het zoutgehalte der oce- anen bedraagt gemiddeld 35 °/oo en het verhoogt de densiteit van het zeewater aanzienlijk. W a n n e e r het tussen watermassa's tot een treffen k o m t , " s c h u i v e n " zij over m e k a a r heen, naargelang hun densiteit. In kustwater met sterke getijstromingen ontstaat een b e l a n g r i j k mengsel, w a a r d o o r deze w a a r n e m i n g be- moeilijkt w o r d t . In de grote oceanen kunnen deze verschijnselen noch- tans zeer i n d r u k w e k k e n d a a n d o e n . Het best bekende voorbeeld ervan is het wegvloeien van het w a t e r van de Middellandse Zee naar de A t l a n - tische O c e a a n . De (Europese) M i d - dellandse Zee IS een gebied w a a r i n de v e r d a m p i n g de neerslag en de toevoer overtreft en het w a t e r een tamelijk hoge w a r m t e g r a a d b e r e i k t . H i e r d o o r is het w a t e r van de Middellandse Zee veel w a r m e r , r i j k e r aan zouten en z w a a r d e r dan dit van de Atlantische O c e a a n . Een oppervlaktestroom vloeit bestendig van de Atlantische Oceaan naar de Middellandse Zee langs de Straat van G i b r a l t a r en maakt de d o o r v e r d a m p i n g ondergane verliezen goed. T e g e l i j k e r t i j d trekt e r , in tegenovergestelde richting een diep- testroom v o o r b i j de drempel van G i b r a l t a r . Dit w a t e r valt, als een geweldige onderzeese w a t e r v a l , van 400 m tot op een diepte van 1.000 m in de Atlantische Oceaan tot het zijn densiteit heeft bereikt. Het w a r m e , z o u t r i j k e w a t e r verspreidt zich m deze diepe laag en k a n , dank zij deze kenmerkende hoedanigheden, over een lange afstand w a a r g e n o - men w o r d e n .

O p grote diepten trekt het w a t e r soms over een onderzeese bergketen heen om in een aangrenzend bekken te v l o e i e n . O p de bodem vindt men er slechts het w a t e r dat zich o o r - s p r o n k e l i j k aan de oppervlakte be- vond en langs de laagste pas er in gelukt IS er binnen te d r i n g e n . De diepte w a a r o p het v o o r b i j t r e k t (za- deldiepte) kan met juistheid bepaald w o r d e n w a n n e e r men de verdeling der densiteiten van de watermassa's, w e l k e zich langs beide zijden van de drempel bevinden, in vertikale richting als basis neemt. Men kan zich nauwelijks preciezer a a n w i j z i n -

(4)

Station 139 1^81958

200 —

400

600-

200

20^

400

-600

T T

22h 3 0 ' ' MG2

logB

Relative Tageshelligkeit Ban der Meeresoberflache

logB

Boven : Laag voor stijgende ultra-klankpeiling, in de centrale Atlantische Oceaan, tijdens de zomer , de registreringen nabij de oppervlakte komen voort van onderwatermeettoestellen.

Onder: licht van de relatieve dag, aan het zeeoppervlak, (beeld 2)

gen indenken met betrekking tot de berg keten.

Heel wat belangrijker voor ons is de betekenis der densiteitsverschillen nabij het oppervlak. Indien het water niet teveel doorwoeld wordt, slaagt de zon er, op de lage breedtegraden en gedurende de zomer ook op hogere breedtegraden, in op korte tijd temperatuurlagen op te stellen.

De bovenste laag is vlak, warm en licht. Wanneer twee soorten water

"overeenschuiven" kan zich een gelijkaardig verschijnsel voordoen, maar het zoutgehalte kan, samen met de temperatuur, ook zijn rol spelen. Dit kan, gedurende bepaalde perioden van het jaar, zeer goed waargenomen worden in het wes-

telijk deel van de Baltische Zee.

's Zomers dringt het zeer zoutrijk koud water, van de Noordzee af- komstig, in de onderste lagen bin- nen, terwijl het zoutarme warme water van de Baltische Zee weg- vloeit. Op de trefpunten bespeurt men gelijkaardige densiteitsverschil- len tussen het oppervlak en de bodem. Sinds geruime tijd is men er nochtans van op de hoogte dat temperatuur, zoutgehalte en densi- teit in zulk water geen wijzigingen ondergaan. Men ontmoet eerder een bovenste en een onderste laag, waartussen de overgang duidelijk merkbaar is. Vermits men vroeger slechts afzonderlijke monsters, ge- nomen bij middel van flessen water

(beeld 2) kon nemen, kon men zich onmogelijk juiste gegevens verschaf- fen met betrekking tot de struktuur van deze lagen. De moderne regis- treertoestellen hebben de vroegere opvattingen nochtans bevestigd. Nu is een zo scherp afgetekende grens maar stabiel wanneer er zich geen vermenging heeft voorgedaan. Deze vaststelling geldt vanzelfsprekend ook voor alle in water opgeloste stoffen. Dit maakt de identifikatie mogelijk van de laag bij middel van nogal verschillende waarne- mingen. De twee watermassa's zijn inderdaad volledig gescheiden. Bij het op de bodem vallen, dwarsen de organische deeltjes, die in de bovenste laag tot stand kwamen,

17

(5)

Eeuwige

hernieuwing van het water van al de zeeën van de aardbol...

het scheidmgsvlak. Deze scheidings- lijn heeft voor gevolg dat de boven- ste laag op de duur geen plant- aardige voedende bestanddelen meer bevat terwijl in de diepten alle zuurstof verbruikt is. Het klas- sieke voorbeeld, dat dit laatste verschijnsel illustreert, is de Zwarte Zee, waarvan het bodemwater een hoog gehalte aan zwavelwaterstof bezit.

Ook de praktische visvangst dient rekening te houden met de verdeling der lagen. Zo geschiedt de haring- vangst, ter hoogte van IJsland, daar waar het koude poolwater door een dunne laag warm water van de Atlantische Oceaan bedekt wordt.

Onder die voorwaarden vertoeven de vissen in grote hoeveelheden even onder het oppervlak. Deze beperkte zone verplaatst zich be- stendig. Eertijds bezaten de IJsland- vaarders slechts kleine sloepen.

Daar de haring zich verplaatst met het water dat hem bevalt, hing het sukses van de vangst af van het

dichterbijkomen of het zich verwij- deren van dit water ten opzichte van de IJslandse kust.

Uit de schoollessen m fysika weten WIJ nog dat water zijn grootste densiteit bereikt op 4° C. Dit is met zo bij het zeewater dat zout bevat, waarvan de densiteit stijgt tot op het bevnezingspunt (—1,9°). IJs- vorming op de zee is dus moeilijk omdat elke waterkolom tot op het bevnezingspunt dient afgekoeld. Het IJS, dat men op de oceanen tegen- komt, komt vooral van het vasteland voort. Ook de geweldige tafelvor- mige ijsbergen van de antarktika (beeld 1), evenals hun arme neefjes uit het noorden, zijn overblijfselen van gletsjers. Het komt eerder zelden voor van het betwistbaar geluk - op een zeeijsveld te verdwa- len - te kunnen genieten. Dit ijs heeft een struktuur welke geheel verschilt van die welke wij kennen van de binnenwateren. Daar het zeeoppervlak beweegt, leidt de in- vloed van het zout vooreerst tot het ontstaan van een ijsbrij die vervolgens ronde schijven vormt, voorzien van opgerichte randen (pannekoeken of ijsschotels). Later kunnen er nog ijsschotsen uit voort- komen die, naar de kust toe, ijs- banken vormen.

Deze sterke temperatuurverlagmg onder de hoge breedtegraden maakt het water aan het oppervlak tege- lijkertijd zo zwaar dat het naar de bodem zakt. Hieruit volgt een on- ophoudende hernieuwing van het

T e m p e r a t u u r

water van alle zeeën van de aardbol.

Dit geschiedt op een ritme dat snel genoeg is om de dieren op de bodem de zuurstof te leveren die zij nodig hebben. Het feit dat men op de bodem der tropische zeeën eveneens water van polaire oorsprong (vooral antarktisch) vindt, verklaart hier de lage bodemtemperatuur van minder dan 2° C.

Te dien opzichte is deze tot op de bodem voelbare afkoeling van groot belang voor de kustwaters. Terwijl de bewoners van de binnenzeeën zich met bekommeren om de strenge winters, omdat zij zich steeds m een temperatuur van 4° C verheugen, wordt deze uitzonderlijke situatie een werkelijke katastrofe voor de dieren die op de bodem van de zee- bochten leven.

Zo heeft men, vóór de Duitse kusten van de Noordzee, gedurende de winter 1962/1963, tijdens ver door- gedreven opzoekingen onderstaan- de minima kunnen waarnemen : Als vergelijking beschikt men daar- enboven over gemiddelden van tal- rijke jaren van hetzelfde maritiem gebied. Na wat wij hoger hebben uiteengezet, baart het verrassing te moeten vaststellen dat men juist bij uiterste temperaturen geen gelijk- matige afkoeling tot op de bodem bekomt. Dit wordt verklaard door het feit dat op dit gebied de hoger beschreven anomalie van de tem- peratuur van het water laat uit- schijnen dat reeds een lichte ver- hoging van het zoutgehalte dezelfde invloed heeft op de densiteit als een grote temperatuurverlagmg.

Een heel lichte verhoging van het zoutgehalte met betrekking tot de diepte, zoals zij zich steeds nabij de kust voordoet, volstaat om een verhoging van de temperatuur naar de bodem te bereiken, indien de lagen met dezelfde densiteit gesta- bilizeerd blijven.

Een temperatuurverhoging beïn- vloedt de densiteit meer bij hoge dan bij lage temperaturen, zoals onder- staand tabel aantoont:

In deze gevallen is de buitengewone afkoeling echter, zelfs op grote diepten, van zulk belang dat weinig organismen het kunnen overleven.

Men bevindt zich dan in die toestand waarin alle twee jaar de soorten, die de koude met kunnen verdragen, uitgeroeid worden , en het gebied dient dan opnieuw bevolkt. Hieruit volgt dat er geen sprake kan zijn

m i n i m a v a n de _ - j j u • • _ . B uf g e m i d d e l d m i n i m u m D i e p t e in m e t e r uuitse boen? , m a a n d - 1927/36

"^ in de N o o r d z e e j i_i i i j \ 1962/1963 '•*'"'* " « ' g ° " ° " d )

O —1,72 +3,28 5 1,63

10 1.63 3.4 20 1,39 3.6 22 1,33 3.6

24 3,6 25 1,08 3,7

30 0,67

32 3.6 35

0.46

40

0.47

44 3.7 45

0.27

50

0,28

(6)

van bestendige biologische v e r h o u - d i n g e n .

H o g e r hebben w i j reeds bondig gesproken over de v e r w a r m i n g die in de eerste plaats van de zonnestra- len v o o r t k o m t . In feite zijn de lange- golf-warmtestralen er niet toe in staat in het w a t e r te d r i n g e n . Z i j v e r w a r m e n rechtstreeks slechts een heel dunne laag van enkele centi- meters. Het ultraviolet licht d r i n g t eveneens niet diep d o o r , m a a r dan toch nog beter dan het u l t r a r o o d licht. D a a r m e e vergeleken laat het w a t e r het zichtbaar licht heel goed d o o r . In de blauwe spektraalstrook (475 m i k r o n e n ) kan 1 % van de intensiteit van het o p p e r v l a k een diepte van 140 m b e r e i k e n . Dit is tegelijkertijd de laagste grens van

het plantenleven. Deze cijfers heb- ben vanzelfsprekend slechts betrek- king op de helderste oceanen en ook is de lichtverdeling hier gans verschillend van w a t w i j over 't a l - gemeen gewoon z i j n . D o o r de lichtbreking aan het o p p e r v l a k w o r - den de stralen gedeeltelijk weer- kaatst en zij die binnendringen vallen meer loodrecht dan in open- lucht. Juist is dat het o p p e r v l a k zelden tot rust komt en elke bewe- ging der golven maakt het bepalen van de richting van het licht natuur- lijk m o e i l i j k .

Z o w i j anderzijds de heldere, dus v r i j e en o n v r u c h t b a r e , oceaan ver- laten om ons naar de kust te begeven of ten minste naar streken w a a r t a l r i j k e m i k r o - o r g a n i s m e n en hun

Een water

met een met een temperatuur van zoutgehalte van

met dezelfde densiteit als een

water met een met een temperatuur van zoutgehalte van

• 1.5 14,5 29,5

35 °/oo 35 »/oo 35 °/.o

- 0 , 5 15,5 30,5

35,04 %o 35,28 °/oo 35,46 °/oo

afval het w a t e r bezoedelen, doen de zaken zich anders v o o r . In dit geval komen ontelbare verstrooide deeltjes tussenbeide en in deze

" n e v e l " is het nauwelijks mogelijk een lichtrichting te bepalen. De w a a r n e m e r ziet langs alle kanten een sterk diffuus licht. Evenzo kan men in troebel w a t e r de v o o r w e r p e n , die zich op een afstand bevinden, niet meer duidelijk onderscheiden.

Vermits deze stand van zaken nor- maal Is in de bewoonde zeeën, kunnen de dieren de ogen slechts gebruiken v o o r het zien op korte afstand, w a t het geval is bij de vissen. In zulke v o o r w a a r d e n d r i n g t het licht n a t u u r l i j k niet zo goed d o o r zoals hoger a a n g e h a a l d . In de stroommondingen met geringe hel- l i n g , die veel neerslag met zich v o e r e n , bevindt de grens van 1 % zich d i k w i j l s slechts op enkele centi-

meters van het o p p e r v l a k . M a a r v o o r heel het zuidelijk gedeelte van de Noordzee mag men aannemen dat de grens van 1 % van het licht van het o p p e r v l a k zich gemiddeld

o p ongeveer 10 meter bevindt. Ten overstaan van het helder w a t e r geschiedt er een verplaatsing naar het geel van de kleur van het meest d o o r d r i n g e n d licht. Dit ver- schijnsel w o r d t gedeeltelijk ver- k l a a r d d o o r het feit dat het korte- golf-licht d o o r de kleine deeltjes beter verspreid w o r d t . Het d o o r de stromen met krachtige stromingen aangevoerde w a t e r heeft een geel- achtige k l e u r . Dit is v o o r a l het geval w a n n e e r het van moeras- achtige o o r s p r o n g Is.

Bij zulke Ingewikkelde v o o r w a a r d e n zijn slechts twee opzoekingsmetoden m o g e l i j k . De eerste tracht het k l i - maat te beschrijven van het onder- zees licht, t e r w i j l de andere er zich mee tevreden stelt de optische kwaliteiten van het w a t e r te bepalen en d a a r d o o r de verschillende w a - termassa's te onderschelden en er de besluiten uit te h a l e n . Bij deze tweede veronderstelling is de meet- techniek zeer eenvoudig. Een be- stendige lichtbron en een foto- elektrische cel zijn voorzien van

(7)

een speciale onderzeezoeker. De stroom tussen de lichtkamer en de meetkamer maakt dan een meet- middel uit v o o r de toestand van de zuiverheid van het v/ater. De aldus bekomen k u r v e n onderscheiden zich d o o r hun struktuur over 't algemeen zeer w e i n i g van degenen, die van andere registrermgen v o o r t k o m e n

(vb. de t e m p e r a t u u r ) . Z e e r d i k w i j l s v e r o o r z a a k t de ondoorzichtigheid een onbetwistbaar m a x i m u m in de nabijheid van de o v e r g a n g s l a a g , w a a r u i t men mag besluiten dat zich h i e r i n deeltjes m grote hoeveel- heid hebben opgehoopt. Dit leidt tot het besluit dat organische deel- tjes zich met lichter w a t e r van de

bovenste laag laden en dat zij enkele tijd in de overgangslaag r o n d d r i j v e n ; zij gewennen zich dan aan het o m r i n g e n d e w a t e r om ten slotte op de bodem neer te z i n k e n . T e r w i j l het licht m het w a t e r slechts een betrekkelijk oriëntatiemiddel is en trouwens enkel m a a r de richting aangeeft w a a r i n het o p p e r v l a k zich bevindt, heeft het geluid d i k w i j l s een zeer grote w a a r d e , vermits het w a t e r het uitstekend als geleider dient. H e r i n n e r e n w i j eraan dat de snelheid van het geluid ongeveer 1500 m/sek bedraagt. W i j weten sinds lang dat v o o r a l de o r g a n i s m e n , die op grote diepten leven, licht kunnen v o o r t b r e n g e n . De recente opzoekingen beginnen het belang te o n d e r k e n n e n van de rol die het geluid speelt bij de zeedieren. Een positieve oriëntatie van het geluid over lange afstanden is echter met m o g e l i j k . Het zeewater is niet overal hetzelfde en de wijzigingen van t e m p e r a t u u r , zoutgehalte en d r u k - king beïnvloeden de geluidssnelheid.

H i e r u i t volgt dat het geluid zich met m rechte lijn v o o r t p l a n t , zodat de vaststellingen met betrekking tot een geluidsbron, op grote afstond gelegen, bijgevolg slechts betrekke- lijk z i j n .

Het IS gebleken dat er zich in de oceanen, op ongeveer 1.000 m diepte, een laag bevindt met zeer z w a k k e geluidssnelheid, w a a r h e e n zich de geluidsgolven richten die hoger of lager liggen. Indien er m deze laag een geluid w o r d t voort- gebracht, kan het ze slechts ten dele v e r l a t e n . De geluidsgolven, m bundels v e r e n i g d , d o o r l o p e n lange afstanden. Dit verschijnsel w o r d t uitgebaat om als hulpsignalen te dienen bij op deze diepte v e r o o r -

De ultra-klank

"ontdekt"

de visbanken, ja, zelfs

afzonderlijke vissen

zaakte ontploffingen. In dit geval kan het geluid nog goed opgevangen w o r d e n , zelfs d o o r zeer ver ver- w i j d e r d e waarnemingsstations. De plaats, w a a r de ontploffing zich heeft v o o r g e d a a n , w o r d t bepaald d o o r de ogenblikken van de kaptatie in de verschillende stations. De diepteschatting d o o r ultra-geluids- peiling is gekend. Z i j maakt de studie mogelijk van de zeebodem over grote uitgestrektheden, w a t met behulp van de oude metoden praktisch o n m o g e l i j k bleek. Z o men de gevoeligheid van de ontvanger v e r h o o g t , is het mogelijk de vis- b a n k e n , ja zelfs de afzonderlijke vissen, op te sporen. D e r g e l i j k e toestellen w o r d e n over 't algemeen g e b r u i k t d o o r vissers m volle zee.

In volle zee stelt men d a a r e n b o v e n , bij middel van ultra-geluidspeilers, over grote uitgestrektheden lagen vast die zich 's nachts juist onder het waterpeil bevinden en over dag tot op 250 a 500 meter d a l e n . Het betreft hier ongetwijfeld dieren die v o o r daglicht gevoelig zijn en zich naargelang zijn variaties ver- plaatsen.

Er zijn verscheidene o r g a n i s m e n die zich op dergelijke wijze gedragen en a a n v a n k e l i j k was het zeer moei- lijk de soorten te d e t e r m i n e r e n , die v e r a n t w o o r d e l i j k zijn v o o r de d o o r de peiler-echo geleverde a a n w i j z i n - g e n . De beste registrering w o r d t bekomen w a n n e e r de (akoestische) densiteit van het l i c h a a m , dat de echo levert, zoveel mogelijk ver- schilt van die van het w a t e r . O p die basis, en ingevolge g e l i j k a a r d i g e w a a r n e m i n g e n , is men er meer en meer van overtuigd dat v o o r a l de met gas gevulde zwemblazen van de kleine vissen de registreringen geven. O o k de schilden van de kreeften doen zich bij gelegenheid o p m e r k e n . De d i k w i j l s zeer t a l r i j k e

kleine inktvissen ontsnappen aan deze w a a r n e m i n g . D a a r b i j maakt een opgevangen echo het niet mo- gelijk te besluiten dat men zich aan de aanwezigheid van een uitge- breide bevolking mag v e r w a c h t e n . O m een bestendige registrering te bekomen zijn er slechts weinig individuen n o d i g .

De beschreven voorbeelden kunnen v o o r nu volstaan. W i j moeten er ons inderdaad steeds van bewust zijn dat de mens nog m a a r aan het begin staat van zijn kennis van de k e n m e r k e n van de zee. In dit opzicht kan dit artikel enkel m a a r onze huidige opvatting w e e r g e v e n . Misschien w e r d veronachtzaamd wat later als essentieel zal aangezien w o r d e n . . . Misschien zullen o o k an- dere aspekten met de tijd aan belang inboeten... Dat weten w i j met.

BIBLIOGRAFIE

Dieinch, G und Kalle (1957) Altgemeine Meereskunde.

Editions Bornfraeger, Berlin.

Goedecke, E (1958) Uber Hohe und Ein- tritlszeit der Exireme sowie deren Schwank- ungen im millleren Jahresgang von Tempera- tur, Salzgehalt und D/ch/e des Wassers in der Deuischen Bucht.

Disch Hydr. Ztschr. II, 4.

Hersey, J. und R. Backus (1962) Sound scattering by marine organisms.

The Sea I. Interscience Publishers, New Yorkj London.

Jerlov, N (1951) Optical studies of ocean waters. Repts. Swedish Deep Sea Expdn. 3,

Physics und Chemistry I.

Joseph, J (1958) Die Trubungsverhaltnisse in der Irminger See im Juni 1955 und ihre hydrographischen Ursachen. Ber. Dt. Wiss.

Komm Meeresforsch 14, 4

Joseph, J. (1959) Uber die vertikalen Tern- peratur- und Trubungsregistnerungen in einer 500 m machtigen Deckschicht des nordtichen Nordatlantischer Ozeans. Dtsch Hydr. Ztschr Erg-Heft B 3

Severdrup, H , Johnson, M. und Fleming, R (1955) The Oceans.

Prentice-Hall, New York.

De golf van de Adour te Bayonne bij kalm weder (Atlas foto R Perrin)

(8)

? « a - < w * » T ^ a t i « ^

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze uitgangspunten hebben tot gevolg dat er verschillende stijgingspercentage zijn ten aanzien van de verhogingen..

Kanttekening Een technisch gevolg van deze wijziging is de aanpassing van de incidentele bijdrage voor de voorbereiding op de Omgevingswet van 2021 conform het

Ten opzichte van de in de begroting ingeboekte opbrengsten van de tariefsverhogingen, waarbij rekening is gehouden met de macro­economische doorwerking 1 , vallen deze gerealiseerde

[r]

[r]

Bovendien zijn de 3 overige lijnen zwaarder (150 en 380 kV) dan deze met de betreffende te verhogen mast en we vermoeden dat de zwaardere lijnen ook hogere masten hebben

Naar aanleiding van een enquête die het Front voor Huurders van Sociale Woningen het afgelopen jaar uitvoerde, antwoordde 82 % van de huurders van so- ciale woningen bevestigend op

Het protocol van samenwerking tussen de Vlaamse regering en de sociale partners van de vis- serijsector trad in werking op 1 maart 2002 en liep tot 28 februari 2004.. Dit protocol