• No results found

OBSTETRIE EN GYNAECOLOGIE GRATIS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OBSTETRIE EN GYNAECOLOGIE GRATIS"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OBSTETRIE EN GYNAECOLOGIE GRATIS

Auteur: Onbekend Aantal pagina's: 1055 pagina's Verschijningsdatum: 2007-09-14

Uitgever: Reed Business EAN: 9789035229082

Taal: nl Link:

Download hier

(2)

Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie

(3)

Voortplantingsgeneeskunde is het specialisme voor onderzoek en behandeling van vruchtbaarheidsstoornissen. Het UMCG is een academisch ziekenhuis. Naast patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek, heeft het ziekenhuis het verzorgen van opleidingen tot taak. De afdeling geeft studenten, coassistenten en arts assistenten van de medische faculteit, studenten die de opleiding tot verloskundige volgen en studenten die de opleiding tot verpleegkundige volgen de gelegenheid praktijkervaring op te doen. De afdeling doet veel onderzoek. Gynaecologische Oncologie zoekt naar de beste behandelmethode bij baarmoederkanker en naar mogelijkheden voor vaccinatie tegen virussen die kanker kunnen

veroorzaken. Binnen de Voortplantingsgeneeskunde zijn twee onderzoekslijnen. Een richt zich op de invloed van leefwijzen op de vruchtbaarheid.

De andere richt zich op het bewaren van eierstokweefsel van vrouwen die kanker hebben en behandelingen ondergaan die de vruchtbaarheid bedreigen. Samen met de afdelingen Pathologie en Hematologie doet Verloskunde uitgebreid onderzoek naar kindersterfte tijdens de zwangerschap. Verder verricht de afdeling onder meer onderzoek naar overgangsklachten, draagmoederschap en seksualiteitsproblemen bij vrouwen die kanker hebben gehad aan de geslachtsorganen. Lees voor. Verloskunde en Gynaecologie. Verloskunde Gynaecologie

Voortplantingsgeneeskunde Gynaecologische Oncologie. Wetenschappelijk onderzoek De afdeling doet veel onderzoek. Deel dit:. Je komt dus in aanraking met een grote diversiteit in patiënten aanbod, waarbij zowel medisch-technisch handelen als het patiëntencontact een belangrijk onderdeel is van jouw werk.

Je bouwt een vertrouwensrelatie op met je patiënten, waarbij psychologische, sociale en ethische aspecten aan de orde komen. Naast planbare zorg is er geregeld sprake van acute situaties, zoals wanneer je met spoed een sectio bij foetale nood moet uitvoeren. Ook hoort bij dit vak dat een deel van de werkzaamheden buiten kantooruren plaatsvindt. Dit alles maakt het vak erg uitdagend! Wij zijn een grote opleidingsgroep met een brede oriëntatie, een goed netwerk en goede samenwerkingsverbanden. Wij zijn continu bezig onze opleiding te verbeteren. De opleiding tot gynaecoloog duurt 6 jaar en is sinds januari als volgt opgebouwd:. Van de opleiding vindt minimaal 2 jaar en maximaal 4 jaar in een universitair centrum plaats. De opleiding vindt voornamelijk op de werkvloer plaats. Door middel van observaties, gerichte feedback en

voortgangsgesprekken streven we gezamenlijk naar een stabiele voortuitgang in de vaardigheden die je voor dit vak nodig hebt. Wij stimuleren een actieve inbreng van de aios in het individuele opleidingsplan.

Onze opleidingsgroep verzorgt simulatietrainingen voor endoscopisch opereren en verloskundige noodsituaties en is er maandelijks een thema- onderwijsdag ingepland. Daarnaast is er discipline overstijgend onderwijs aangevuld met de mogelijkheid tot het bezoeken van congressen. Om jou op te leiden tot een diagnostisch brede en therapeutisch smalle gynaecoloog, is er sinds januari meer ruimte gecreëerd voor het ontwikkelen van aandachtsgebieden. Hiervoor bieden wij 5 differentiatiestages in het 5e en 6e jaar van de opleiding.

De differentiatiestages zullen vaak zowel in een universitair als in een niet-universitair ziekenhuis plaatsvinden. Opleider dr. Angelique Goverde Plaatsvervangend opleider dr. Jan Derks Opleidingssecretaresse mw. Els Kruiver. Neem contact op met dr. Angelique J. Goverde, opleider, 45 of e. Goverde, opleider Postbus GA Utrecht. Naar en in het ziekenhuis Afspraak maken en wijzigen Voorbereiden Ondersteuning en begeleiding Wachttijden Zorgkosten Faciliteiten Contact en route. Goed om te weten Ervaringen van patiënten Regels en rechten Meedoen aan

wetenschappelijk onderzoek Patiëntenparticipatie Cliëntenraad.

Opleidingen Opleidingen voor zorgprofessionals Medische vervolgopleidingen aios Bachelors en masters PhD opleidingen. Expertise Technologie en leren Onderwijskundige expertise Docentprofessionalisering Onderwijsstrategie.

Obstetrie en Gynaecologie

Ethische aspecten van KID, IVF inclusief daaraan gerelateerde praktijken zoals embryoresearch, eiceldonatie en hoogtechnologisch

draagmoederschap , ICSI en fertility preservation passeren de revue. Daarbij wordt regelmatig gewezen op de implicaties van PCZ in het kader van medisch geassisteerde voortplanting, bij achtereenvolgens de introductie van nieuwe technologie, de selectie van patiënten en de uitvoering van de behandeling. Al is respect voor de eigen afweging van de hulpvrager terecht het uitgangspunt, het is van belang dat ethische discussie plaatsvindt over controversiële verzoeken om prenatale diagnostiek. Een categorische afwijzing van prenatale diagnostiek van late-onset ziekten is

onhoudbaar. In het licht van de nieuwe ontwikkelingen is niet zozeer het aanbod van risicoschattende screening aan alle zwangere vrouwen problematisch als wel de klassieke leeftijdsscreening.

PGD kan, net als prenatale diagnostiek, ethisch verantwoord zijn. Ook wordt aandacht gevraagd voor de implicaties van het beginsel van respect voor autonomie in de context van prenatale diagnostiek enerzijds en PGD anderzijds. De mogelijke meerwaarde van PGS-A moet blijken uit wetenschappelijk onderzoek. Gewezen wordt op enkele ethische vragen en knelpunten wat betreft whole genome sequencing and analysis in het kader van de prenatale en pre-implantatie genetische screening.

Bij conflicten kan men vluchten, toegeven, vechten of onderhandelen. Onderhandelen heeft doorgaans het beste resultaat. Het

onderhandelingsgesprek omvat drie fasen: 1 actief luisteren:. Transculturele communicatie betreft niet voornamelijk communicatie met migranten of mensen met een andere etniciteit. Transculturele communicatie gaat over communicatie met anderen. Vanuit de kennis over de eigen culturele achtergrond kan de ander in zijn of haar eigen culturele context centraal gesteld worden. Als men niet weet hoe de ander over iets denkt kun je daarnaar vragen. Dikwijls is het effectief eerst een vertrouwensband te creëren door vragen te stellen die door de ander goed beantwoord kunnen worden; waarin de ander als het ware de autoriteit is.

Het is niet nodig en vaak zelfs onduidelijk om met een ander zeer omzichtig om te gaan omdat hij anders is. Zo is het ook niet nodig met iemand confronterend om te gaan omdat hij anders is. Kennis van andere culturen is nuttige bagage, maar mag nooit leiden tot generalisaties en vooringenomenheid. Een standpunt vooraf zal altijd op individueel niveau geverifieerd moeten worden. In de patiëntenzorg, evenals in andere sectoren, worden fouten gemaakt. Deze kunnen op twee manieren worden benaderd, via de persoonsbenadering en via de systeembenadering. Bij de persoonsbenadering wordt primair gekeken naar het individu dat de fout heeft gemaakt en als gevolg daarvan nogal eens met schuld beladen wordt.

(4)

Fouten worden in deze benadering sterk toegeschreven aan het falen van de persoon en kunnen shame and blame veroorzaken. De

systeembenadering vertrekt vanuit het besef dat mensen fouten zullen maken, kijkt primair naar de context of naar het systeem waarin individuen werken en tracht deze context te verbeteren om zo fouten te voorkomen. Fouten worden hier allereerst gezien als een gevolg van het falen van het systeem dat bijgestuurd kan worden.

In de benadering van fouten en patiëntveiligheid is het van belang dat er een focusverschuiving plaatsvindt van het individu naar de taak en de omstandigheden waarin de fouten voorkomen. Dit betekent dat onderzoek in dit domein zich moet richten op het trachten te begrijpen van het menselijk gedrag en de sociale interacties in complexe en dynamische omgevingen. Daarvoor kunnen ook aanknopingspunten worden gevonden in de tuchtrechtspraak. Daarom is in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan leerzame casuïstiek uit de tuchtrechtspraak over gynaecologen.

Evidence-based medicine in de obstetrie, gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde.

In dit hoofdstuk kwamen aan de orde de belangrijkste aspecten van een klinisch-wetenschappelijk artikel, waar men op moet letten bij het beoordelen van de bruikbaarheid van een nieuwe diagnostische test, een prognostisch model, een artikel over causatie en etiologie, of een artikel over een nieuwe therapie. Het komt telkens neer op drie vragen: Zijn de resultaten van dit onderzoek valide? Wat zijn de resultaten? Zullen de resultaten mij van pas komen bij de zorg voor mijn patiënten? De genetische ontrafeling van aandoeningen die raakvlakken vertonen met voortplanting, is voor monogeen overervende aandoeningen veel verder gevorderd dan voor multifactoriële aandoeningen.

Hoewel monogeen overervende aandoeningen veel minder vaak voorkomen dan multifactoriële aandoeningen, zijn de herhalingskansen over het algemeen veel groter. Chromosomale diagnostiek schuift steeds verder op in de richting van de moleculaire DNA-diagnostiek: via fluorescentie-in- situ-hybridisatie FISH , MLPA multiplex ligation dependent probe amplification en QF-PCR quantitative fluorescence polymerase chain reaction naar array-technieken zoals array-CGH comparative genomic hybridization. Voor de DNA-diagnostiek geldt dat onderzoek naar een bekende mutatie die al eerder in de familie is vastgesteld, vrij simpel en snel is. Het zoeken naar een nieuwe mutatie, bijvoorbeeld in de relatief grote BRCA- genen die betrokken zijn bij erfelijke vormen van borstkanker, is zeer tijdrovend. Bij de prenatale diagnostiek zijn er landelijk vastgestelde indicaties voor het verrichten van cytogenetisch onderzoek of DNA-diagnostiek van het ongeboren kind.

Chromosomale translocaties zijn van belang, bijvoorbeeld bij herhaalde miskramen en downsyndroom. Bij multifactoriële aandoeningen moet altijd rekening worden gehouden met monogeen overervende subvormen van een bepaalde aandoening. Op het Y-chromosoom bevindt zich de testis- determining factor TDF. In een embryo waarin TDF tot expressie komt, ontwikkelen de gonaden zich tot testes. Door de testes wordt

antimüllerhormoon AMH geproduceerd, dat de buizen van Müller in regressie doet gaan. Door de testis geproduceerd testosteron stimuleert de uitgroei van de buizen van Wolff, en na conversie tot dihydrotestosteron DHT de ontwikkeling van de sinus urogenitalis in mannelijke richting.

Bij afwezigheid van TDF worden de gonaden ovaria. Door het ontbreken van AMH groeien de buizen van Müller uit, en bij afwezigheid van testosteron gaan de buizen van Wolff in regressie. Bij afwezigheid van DHT ontstaan uitwendige vrouwelijke genitaliën. Ter illustratie van afwijkende geslachtelijke ontwikkeling zijn klinische beelden besproken die geassocieerd zijn met disorders of sex differentiation , gonadale dysgenesie en aangeboren afwijkingen van de uterus en de vagina. De organen die bij de voortplanting zijn betrokken, de ovaria, de uterus en de vagina, moeten aan zeer verschillende functionele eisen voldoen. De relaties tussen vorm en functie, alsmede de topografische anatomische aspecten vormen essentiële basiskennis voor het lichamelijk onderzoek, voor het inzicht in de fysiologie van zwangerschap en bevalling alsmede voor de gynaecologie.

Het benige bekken speelt daarin een belangrijke rol met betrekking tot de ophanging van de organen, maar ook als beperkende factor met betrekking tot het geboortekanaal. Het ovarium, het orgaan waar de eicellen rijpen, is nauw verbonden met de tuba uterina. De verschillende onderdelen van de tuba uterina spelen een specifieke rol in het proces van bevruchting en de initiële ontwikkeling van de bevruchte eicel en dragen zorg voor het transport van de morula naar de baarmoederholte. De baarmoeder zelf is een dikwandig gespierd orgaan waarin het embryo c.

De vagina verbindt de baarmoeder met de buitenwereld en speelt een rol als paringsorgaan en als geboortekanaal. Deze structuren zijn met de wanden van het bekken verbonden door middel van bindweefsel, waarlangs ook vaat- en zenuwvoorziening plaatsvinden, en spierweefsel. Dit laatste, de zogenoemde bekkenbodemspieren, vormt een complexe constructie waarin de ondersteuning van de bekkenorganen gekoppeld is aan functies met betrekking tot continentie voor urine en feces. Eveneens nauw verbonden met de bekkenbodem is het erectiele weefsel van de genitalia. In dit hoofdstuk worden maatschappelijke en demografische veranderingen besproken die van invloed zijn op de verloskunde.

Nationale en internationale definities, alsmede het belang van goede eenduidige definities met betrekking tot sterfte van moeder en kind komen aan de orde. Wanneer wordt volgens de definities van geboorte gesproken? Wanneer bestaat er verplichting het geboren zwangerschapsproduct bij de burgerlijke stand aan te geven? Hoe zit het met de naamgeving van het pasgeboren kind? De landelijke Perinatale Registratie op initiatief van de beroepsgroepen wordt besproken. Welke demografische ontwikkelingen zijn van invloed op het aantal bevallingen? Wat zijn de regels rond zwangerschapsafbreking?

De wetgeving met betrekking tot zwangerschap en geboorte wordt besproken. En welke wetgeving is er rondom zwangerschap in relatie tot arbeid? De rol van de beroepsvereniging met betrekking tot kwaliteit van verloskundige zorg en de toegenomen wens om externe verantwoording af te leggen wordt besproken en het gebruik van nieuwe kwaliteitsindicatoren hierbij. Onder de aandacht wordt gebracht dat de perinatale sterfte in Nederland hoger is dan in de meeste andere Europese landen. Zowel de moedersterfte als perinatale sterfte onder allochtonen in Nederland significant hoger is dan onder de oorspronkelijk Nederlandse bevolking. Ook wat het abortuspercentage betreft steekt de allochtone groep ongunstig af. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een bespreking van de unieke Nederlandse verloskundige organisatie. Uniek omdat verloskundigen, huisartsen en gynaecologen in Nederland met grote onderlinge afhankelijkheid zorg verlenen bij zwangerschap en bevalling.

Uniek omdat bijna een vierde van de bevallingen in Nederland thuis plaatsvindt. Door verloskundigen en huisartsen vindt aan de hand van door de drie beroepsgroepen opgestelde selectiecriteria, een selectie plaats voor optimale verloskundige zorg. Zwangeren met een laag risico zullen deze zorg in de eerste lijn huisarts of verloskundige ontvangen, terwijl zwangeren met een hoog risico op problemen in de zwangerschap of bevalling

(5)

naar de tweede lijn gynaecoloog zullen worden doorverwezen.

Dit unieke Nederlandse systeem zorgt voor een goede verloskundige hulpverlening en voorkomt onnodige medicalisering, maar gaat ook gepaard met een groot aantal overdrachtsmomenten. Het belang van een goede onderlinge samenwerking ketenzorg tussen de drie beroepsgroepen wordt naar voren gebracht. Een belangrijk deel van de zorg rondom de zwangerschap moet al voor de bevruchting worden verleend omdat het anders geen invloed kan hebben op de belangrijke vroege fase van de zwangerschap. Die zorg wordt preconceptiezorg genoemd.

Dit is een goed voorbeeld van zogenoemde primaire preventie en anticiperende geneeskunde, waarbij het optreden van afwijkingen en ziekten bij de moeder en het kind wordt voorkómen door het verminderen of wegnemen van risicofactoren. Bovendien biedt preconceptiezorg een echtpaar de gelegenheid om op basis van goede informatie en risicoafweging een besluit te nemen een zwangerschap na te streven dan wel daarvan bewust af te zien. Preconceptiezorg moet bestaan uit een algemene risico-evaluatie betreffende de medische en verloskundige voorgeschiedenis,

familieanamnese vooral erfelijke en aangeboren aandoeningen en het gebruik van tabak, alcohol, drugs en geneesmiddelen. Bovendien is er dan de gelegenheid tot interventie waardoor de kans op een ongunstige zwangerschapsuitkomst zo klein mogelijk wordt gemaakt. Omdat de foetus zich in de baarmoeder bevindt en daarom alleen maar indirect en intermitterend vervolgd kan worden, vallen de door de zwangerschap geïnduceerde veranderingen bij de moeder meer op dan die bij de foetus.

Echter, de moederlijke veranderingen worden bijna volledig door placentahormonen aangestuurd. Deze zorgen ervoor dat het moederlijk organisme zodanig verandert dat het intra-uteriene milieu voor het zich ontwikkelende kind geoptimaliseerd wordt. Hieruit volgt dat uitblijvende moederlijke zwangerschapsveranderingen oorzaak dan wel gevolg kunnen zijn van een suboptimale placentafunctie. Uit recent onderzoek blijken vele zwangerschapscomplicaties al met een gestoorde placentatie vanaf de implantatie te beginnen.

Alleen met een beter inzicht in de normale placentaontwikkeling kan men bij zwangerschapscomplicaties die een gevolg zijn van een inadequate placentafunctie, de pathogenese beter leren begrijpen. Met een beter inzicht in de foetale groei en ontwikkeling wordt niet alleen het continuüm met de neonatale ontwikkeling inzichtelijk, maar kunnen ook tijdens de zwangerschap allerlei foetale functies in de context van de nog onvoltooide rijping geplaatst worden, zonder ze meteen op basis van onbegrip als afwijkend te classificeren. De zwangerschap is een periode waarin vanuit de foetoplacentaire eenheid het moederlijk organisme zodanig wordt veranderd, dat enerzijds de omstandigheden voor groei en ontwikkeling van het kind optimaal zijn en anderzijds dat de moeder voorbereid wordt op de baring en de lactatieperiode nadien.

Bij deze veranderingen worden de cardiovasculaire en metabole reserves van de moeder aangesproken en wordt ook het bewegingsapparaat in toenemende mate belast. Bij voldoende reserves — zoals meestal het geval is — dient men de zwangerschap te beschouwen als een variant van gezond zijn, waarbij van het moederlijk lichaam een extra inspanning wordt verwacht, die het normaal gesproken goed kan opbrengen. Door kennis van de fysiologische veranderingen in het moederlijk lichaam kan men de klachten die door die veranderingen kunnen ontstaan, beter interpreteren en dus ook onderscheiden van symptomen die relevant zijn bij het ontstaan van zwangerschapscomplicaties. In dit hoofdstuk wordt de zorg voor de gezonde zwangere beschreven. Een zwangerschap is een unieke situatie. In korte tijd verandert er veel in de leefwereld van de vrouw, vinden er grote lichamelijke veranderingen plaats en ontstaat een geheel nieuwe toekomstverwachting.

De verloskundige zorg is gericht op tijdig herkennen en voorkómen van problemen die een goed verloop en een optimale afloop kunnen bedreigen.

De grootste en belangrijkste problemen zijn voor het kind asfyxie rond de geboorte, vroeggeboorte, laag geboortegewicht en met aangeboren afwijkingen geassocieerde problemen, en voor de moeder de nog deels vermijdbare sterfte door hypertensieve aandoeningen, bloedverlies, trombo-embolie en infecties en daarnaast de kans op iatrogene schade door medische interventies bij vermeende stoornissen rond zwangerschap en baring. Prenatale zorg is doelgerichte anticiperende geneeskundige zorg. Vanwege de existentiële betekenis van zwangerschap en geboorte, is deze incompleet zonder goede psychosociale zorg en zonder respect voor de individuele wensen en noden van de vrouw en haar naasten.

Verschillen in achtergrond, cultuur en in uitkomstwaardering vereisen ruimte voor individueel verschillende keuzen van de vrouw.

Daarom moet veel aandacht worden besteed aan voorlichting en counseling. De meeste zwangerschappen verlopen volstrekt normaal. Dat betekent enerzijds dat men attent moet zijn op meer en minder zeldzame zwangerschapscomplicaties en anderzijds moet waken voor

medicalisering, onnodig onderzoek en onnodige en overhaaste interventies. De prenatale zorg heeft in Nederland een geheel eigen karakter door de eerstelijnspositie van de verloskundige. De verloskundige in ons land is, in tegenstelling tot in het merendeel van de landen om ons heen, een zelfstandig bevoegde medische beroepsbeoefenaar. De verloskundige of de huisarts heeft de bevoegdheid en draagt verantwoordelijkheid voor de zorg voor normaal verlopende zwangerschappen en bevallingen bij vrouwen met een laag risico op complicaties. De indicaties waarop overleg en door- en terugverwijzing van en naar de gynaecoloog plaatsvinden, zijn goed omschreven in het Verloskundig Vademecum dat door de

verloskundig actieve beroepsgroepen gezamenlijk is opgesteld.

Er zijn geen belangrijke financiële drempels voor heen- en terugverwijzing en veelal is er een keuzemogelijkheid voor de vrouw om te bepalen waar zij gaat bevallen: thuis, poliklinisch in een ziekenhuis of in een geboortecentrum. Uit onderzoek is gebleken dat het doel van de prenatale zorg voor die zwangeren evengoed bereikt kan worden met minder intensieve prenatale zorg bijv.

Voor zwangeren met specifieke problemen of risicofactoren, ook die tijdens de zwangerschap aan het licht komen, moet de prenatale zorg worden aangepast. De wijze waarop dat in die bijzondere situaties moet, is veelal omschreven in richtlijnen, standaarden en standpunten van de

Nederlandse en buitenlandse beroepsverenigingen van artsen, verloskundigen en gynaecologen. Nadrukkelijk kunnen zwangeren bij wie in de loop van de zwangerschap toch niets aan de hand blijkt, onder leiding van de verloskundigen bevallen. Sinds de introductie van de realtime echoscopie is de verloskundige zorg fundamenteel veranderd.

Het fysisch-diagnostisch onderzoek van de zwangere buik, bijvoorbeeld ter bepaling van de ligging van het kind, is een vaardigheid die

langzaamaan betekenis zal verliezen. Alhoewel de effecten van de introductie van de echoscopie op populatieniveau niet goed aantoonbaar zijn, is de betekenis voor de individuele patiënt onbetwist. Ook is het inzicht in de fysiologie en pathologie van de zwangerschap erdoor toegenomen. De driedimensionale echoscopie en andere mogelijkheden tot digitale beeldverwerking bieden belangrijke nieuwe diagnostische mogelijkheden. De

(6)

snelle diffusie van deze techniek deze wordt snel goedkoper en de uitbreiding van de expertise leiden tot een lagere drempel voor echoscopisch onderzoek.

Het vroeger ontdekken van afwijkingen en complicaties, veelal nog zonder dat daarvoor behandelingsmogelijkheden bestaan, heeft de aard van de prenatale zorg al veranderd. De getalsmatige betekenis van de prenatale zorg voor de preventie van ongunstige uitkomsten van zwangerschap en baring is niet goed bekend. Hoeveel gevallen van perinatale sterfte en morbiditeit en van maternale complicaties kunnen er mee worden

voorkomen? Duidelijk is wel dat deze complicaties vaker voorkomen als er sprake is van substandard care , dat wil zeggen prenatale zorg die niet voldoet aan de gangbare kwaliteitsnormen.

In de praktijk is vooral winst te halen uit verbeteren van het proces van de zorgverlening, mogelijk meer dan in de inhoud van de zorg. Zeker is ook dat niet alle complicaties met prenatale zorg zijn te voorkomen. In dat spanningsveld zal de prenatale zorg zich blijven bevinden. Het moet niet leiden tot eindeloze medicalisering, maar ook niet tot nihilisme. Beide vergroten immers het risico van een ongunstige afloop, die met adequate zorg had kunnen worden voorkomen. Foetale bewaking beoogt de volgende vraag te beantwoorden: Hoe voelt de foetus zich en hoe is het met de foetale conditie gesteld?

Deze vraag is moeilijk te beantwoorden omdat de foetus in de baarmoeder slechts indirect toegankelijk is. Foetale hartslagregistratie

cardiotocografie, CTG en echoscopie zijn de belangrijkste methoden. Het doel van foetale bewaking is het tijdig onderkennen van een afnemende foetale conditie, waarna een interventie bijv. Foetale bewaking is vooral van belang in situaties waarin er aanwijzingen zijn dat de foetale conditie bedreigd wordt, dus bij gecompliceerde zwangerschappen. Kennis van de anatomie van het ongeboren kind en het baringskanaal, van de passage van het kind door het baringskanaal en van de verschillende fasen van de baring zijn voorwaarden om de baring professioneel te kunnen

begeleiden. Bevallingen worden in ons land geleid door verloskundigen, huisartsen en gynaecologen.

In het belang van de zwangere vrouw en haar kind is een intensieve en goede samenwerking tussen alle betrokken professionals essentieel. Aan het begin van de zwangerschap dient er een plan gemaakt te worden voor de begeleiding van de zwangerschap en de bevalling. Bereikbaarheid en beschikbaarheid van alle betrokkenen bij de verloskundige zorg dient er 24 uur per dag en zeven dagen per week te zijn. Vanaf het begin van de baring dient er een hulpverlener bij de barende aanwezig te zijn. Dit geldt zowel voor een thuisbevalling als voor een poli klinische bevalling in het ziekenhuis. In dit hoofdstuk worden veelvoorkomende of ernstige afwijkingen van de baring besproken. De beschreven complicaties zijn divers van aard. Aandacht wordt besteed aan etiologische aspecten, diagnostiek, epidemiologie, beleid en preventie. Speciale aandacht is er voor achtergronden van en inzichten in het beleid bij een foetus in stuitligging en bij het optreden van schouderdystocie, aangezien dit zowel veelvoorkomende als gevaarlijke complicaties zijn.

Om deze reden wordt bovendien nauwgezet aandacht besteed aan de correcte toepassing van hierbij vereiste handvaardigheden. Ook de methoden voor het inleiden van de baring en technische en beleidsaspecten van kunstverlossingen komen in dit hoofdstuk uitgebreid aan de orde.

De kraamperiode is een indrukwekkende periode. Zowel op psychosociaal als op lichamelijk gebied vinden in korte tijd veel veranderingen plaats die een grote invloed hebben op de kraamvrouw. Om de vrouw in deze periode te kunnen begeleiden heeft de zorgverlener een bepaalde basiskennis over de fysiologie van de kraamperiode nodig. Pas dan is het mogelijk een vrouw tijdens deze periode te begeleiden en pathologie te kunnen onderscheiden van fysiologie. Borstvoeding is bij uitstek geschikt als voeding voor zuigelingen. Het is goedkoop, altijd beschikbaar en milieuvriendelijk. Flesvoeding is een geschikt alternatief, maar uit vele onderzoeken blijkt dat borstvoeding voordelen heeft en onder andere de kans op diabetes, cara, eczeem en gastro-enteritis bij de zuigeling vermindert.

Prolactine stimuleert de melkproductie en oxytocine stimuleert de contractie van de myo-epitheliale cellen rondom de alveoli en de ductuli, waardoor de melk wordt uitgescheiden. Tijdens de lactatie wordt de hypothalamus-hypofyse-ovariumas onderdrukt, met als gevolg de onderdrukking van ovulatie en menstruatie lactatieamenorroe. Begeleiding van een vrouw tijdens de kraamperiode vereist naast een goede medische attitude vooral begrip voor de unieke psycho-emotionele situatie waarin zij zich bevindt. Het puerperium is potentieel een gevaarlijke periode voor de moeder. Door de uitstekende gezondheidszorg en goede infrastructuur is de maternale mortaliteit in West-Europa en in de Verenigde Staten gedaald tot ongeveer 10 per De pathologie van de kraamperiode is afhankelijk van de conditie van de patiënt en van de manier van bevallen. Koorts, abnormaal bloedverlies, aandoeningen van de urinewegen, trombose inclusief longembolie, en psychische stoornissen zijn de belangrijkste problemen van vrouwen in de kraamperiode.

Waakzaamheid van goed opgeleide zorgverleners kan in de meeste gevallen ernstige morbiditeit voorkomen. Meerlingzwangerschappen komen de laatste decennia frequenter voor dan in het verleden. Uitstelgedrag en het toegenomen gebruik van ovulatie-inducerende middelen bij

fertiliteitsbevorderende behandelingen zijn hiervan de oorzaak. De toename heeft grotendeels betrekking op dichoriale meerlingen, hetgeen voor de prognose relatief gunstig is. Het vroegtijdig vaststellen van een meerlingzwangerschap en in het bijzonder van de chorioniciteit staat aan de basis van een goede begeleiding.

Bij de preventie spelen zorgvuldige indicatiestelling bij fertiliteitsbehandelingen en vrouwen de gelegenheid bieden een zwangerschap eerder te realiseren een rol. De keuze tussen geen onderzoek, prenatale screening of prenatale diagnostiek kan het beste door de ouders zelf worden gemaakt. De keuze voor prenatale diagnostiek wordt zelden lichtvaardig gemaakt, onder meer vanwege het proceduregerelateerde risico. Tien procent van de uitslagen van prenatale diagnostiek is afwijkend. Niet alle afwijkende uitslagen zijn aanleiding tot zwangerschapsafbreking. De begeleiding hoort thuis bij gynaecoloog, klinisch geneticus, genetic counseler, maatschappelijk werker, huisarts en verloskundige.

Een spontane miskraam is een frequent voorkomende complicatie van de zwangerschap die meestal berust op aanlegstoornissen van de vrucht.

Als de dreigende miskraam doorzet, wordt het zwangerschapsproduct vaak binnen een week na het eerste bloedverlies volledig uitgestoten.

Operatief ingrijpen is dan niet nodig. Bloedverlies, gepaard gaand met onderbuikspijn, kan ook het gevolg zijn van een EUG en andere

gynaecologische aandoeningen. Vroeggeboorte is een van de belangrijkste determinanten van perinatale sterfte en neonatale morbiditeit. Het is dan ook van belang dreigende vroeggeboorte tijdig te onderkennen en zo nodig te behandelen. Relatief nieuw is de echoscopische meting van de cervixlengte. Vrouwen met een korte cervix hebben een verhoogde kans op vroeggeboorte, vooral als ze klachten hebben die wijzen op een

(7)

dreigende vroeggeboorte.

Vermeldenswaard is dat grootschalige introductie van weeënremmende middelen β-sympathicomimetica geen merkbare invloed heeft gehad op de incidentie van vroeggeboorte in de westerse wereld. In combinatie met tijdig toegediende corticosteroïden hebben weeënremmers een gunstig effect op de incidentie van neonatale sterfte en morbiditeit. Serotiniteit kan het gevolg zijn van de natuurlijke biologische variatie van de duur van de zwangerschap of van een verkeerd berekende termijn. In de praktijk is het onderscheid hiertussen niet altijd mogelijk. Serotiniteit gaat gepaard met een verhoogde kans op perinatale sterfte. Op grond daarvan worden de baring bij vrouwen vaak voor de 42e week ingeleid. Hyperemesis gravidarum kan het gevolg zijn van psychogene en somatische aandoeningen, maar doorgaans is de oorzaak niet bekend. Na ziekenhuisopname nemen de klachten meestal direct in ernst af, zonder enige vorm van behandeling.

Een mijlpaal in de verloskunde vormt de preventie van immunisatie van de rhesus D -negatieve vrouw door toediening van anti-D-immunoglobuline na de geboorte van een rhesus D -positief kind. Deze vorm van profylaxe werd in Nederland eind jaren zestig geïntroduceerd en heeft geleid tot een flinke daling van de incidentie van nieuwe Rh D -immunisaties. Het in ingevoerde programma, waarbij aan alle Rh D -negatieve zwangeren, zonder levende kinderen, anti-D-immunoglobuline anti-D wordt toegediend bij een zwangerschapsduur van 30 weken, heeft tot een verdere daling van het aantal nieuwe sensibilisaties geleid. Inmiddels kan aan de hand van foetale rhesus D- typering in maternaal serum meer gericht anti-D worden toegediend. Als sprake is van rhesussensibilisatie kunnen met echoscopisch onderzoek tekenen van ernstige foetale anemie worden vastgesteld.

Door middel van intra-uteriene bloedtransfusie kunnen de ernstige gevolgen van deze bloedarmoede grotendeels worden voorkomen. Jarenlang intensief onderzoek heeft het inzicht in de ontstaanswijze van hypertensieve complicaties in de zwangerschap sterk verbeterd. Pre-eclampsie — de meest bekende hypertensieve complicatie — is een verraderlijk ziektebeeld met soms ernstige consequenties voor de gezondheid van moeder en kind. De pathogenese van vroege pre-eclampsie vóór de 34e week lijkt met een deficiënte placenta-aanleg te beginnen.

Zolang de vervolgens beperkte placentafunctie blijft voldoen aan de aanvankelijk nog bescheiden vraag naar zuurstof en voedingsstoffen, blijft ook het ziektebeeld latent. Zodra de vraag het aanbod overtreft, ontstaat er intervilleuze hypoxie die gepaard gaat met het bovenmatig vrijkomen van antiangiogenetische factoren, vrije zuurstofradicalen en trofoblastmicropartikels.

In de circulatie veroorzaken deze stoffen systemische endotheeldisfunctie en daarmee circulatoire stress en de daaruit voortvloeiende symptomen zoals hypertensie, proteïnurie en gegeneraliseerd oedeem. Bij het HELLP-syndroom staan een gestoorde leverfunctie en trombopenie op de voorgrond, terwijl bij eclampsie een hypertensieve encefalopathie het klinisch beeld domineert. Afgezien van de — overigens zeldzame — levensbedreigende hersen- en leverbloedingen, treedt er binnen enkele dagen na de bevalling vrijwel altijd een verbetering van de algemene gezondheid van de moeder op. De prognose van het kind wordt vooral bepaald door de mate van vroeggeboorte, de ernst van de groeiachterstand en het feit of het kind intra-uterien korte of langere tijd aan een zuurstoftekort heeft blootgestaan. Pre-eclampsie heeft vele gezichten en kan soms fulminant verlopen.

Daarom dient men bij iedere bloeddrukstijging tijdens de zwangerschap na te gaan of die al dan niet een signaal is van een beginnende hypertensieve complicatie. Pijnloos bloedverlies tijdens de tweede helft van de zwangerschap kan het gevolg zijn van placenta praevia. De diagnose wordt gesteld met behulp van echoscopie. Een littekenuterus is een risicofactor voor placenta praevia. De rol van OLVG is daarin volkomen duidelijk en de doelen kunnen in onze opleiding ruimschoots worden behaald. In OLVG bieden wij differentiaties op het gebied van gynaecologie endoscopie , uro-gynaecologie en verloskunde. Maar ook combistages met een zwaartepunt op bijvoorbeeld menopauze zijn mogelijk. Urogynaecologie en bekkenbodem. Benigne gynaecologie.

OLVG, locatie Oost mevr. Kaaijk E: e. OLVG, locatie West mevr. Moll E: e. Uw dossier online inzien? Zoek nogmaals. Opleidingen voor zorgprofessionals Medische vervolgopleiding Obstetrie en Gynaecologie. Het vakgebied Het opleidingsprogramma Differentiaties De opleidingsgroep Contact Het vakgebied OLVG is een van de grootste perifere ziekenhuizen van Nederland met een groot aantal poliklinische contacten en klinische opnames. In OLVG doe je bekwaamheden op, waardoor je na afronding van je opleiding: obstetrie op hoog niveau beheerst; in staat bent om diensten te doen en een spoedsectio of een EUG zelfstandig te kunnen starten; in staat bent om in de breedte van het vak van de obstetrie en gynaecologie polikliniek te doen diagnostisch breed ; een portfolio hebt opgebouwd dat bekwaamheid toont voor een aantal electieve basisingrepen met daarnaast ingrepen passend bij een differentiatie therapeutisch diep ; goede basisvaardigheden hebt op het gebied van communicatie, samenwerking, organisatie, maatschappelijk handelen en reflectieve professionaliteit; basisvaardigheden hebt in wetenschapsbeoefening en levenslang leren.

Differentiaties In OLVG bieden wij differentiaties op het gebied van gynaecologie endoscopie , uro-gynaecologie en verloskunde. Verloskunde 4.

Urogynaecologie en bekkenbodem 2. Voortplantingsgeneeskunde 5. Oncologie 3. Benigne gynaecologie 6. Gynaecologie voor de oudere patiënt 7. Perinatologie De opleidingsgroep Opleider Plaatsvervangend opleider Leden opleidingsgroep dr. Kaaijk dr. Moll dr. Bergwerff drs. Dawson drs. Groenendijk dr. Hazewinkel dr. Hermsen dr. De Hundt drs. Janszen drs. Kamphuis dr. Moll dr.

Obstetrie en gynaecologie

Het vak behoort tot de snijdende specialismen en als gynaecoloog zul je dus soms ook chirurgisch moeten ingrijpen. Tijdens de opleiding dient de aios tenminste eenmaal een voordracht te houden of een wetenschappelijk artikel te publiceren. Obstetrie en gynaecologie is een erkende vervolgopleiding. Zij houden in de gaten wie welke opleiding volgt. Ook controleren ze of de arts in opleiding aan alle eisen voldoet om de titel te mogen voeren en of deze de titel in de toekomst mag behouden. Het Medisch profielenboek bevat informatie over de dagelijkse praktijk van artsen uit de medische specialismen.

In het onderdeel obstetrie en gynaecologie geven artsen aan hoe hun keuzeproces is verlopen en hoe tevreden zij hiermee zijn. Verder lees je hoe deze groep artsen hun werk beleven en waarderen. Door verder gebruik te maken van deze website gaat u hiermee akkoord. U kunt uw

(8)

toestemming altijd intrekken via 'Cookie instellingen aanpassen'. Voor meer informatie over cookies zie onze privacyverklaring. Op deze laatstgenoemde polikliniek vinden de zwangerschapscontroles en de prenatale diagnostiek plaats. Het Fertiliteitscentrum is buiten Isala gesitueerd, in een apart gebouw op loopafstand van het hoofdgebouw. Hier zijn naast drie gynaecologen en twee klinisch embryologen, twee klinisch psychologen ook vier fertiliteitsartsen werkzaam.

Aios Het brede werkterrein én de aanwezigheid van een aantal topklinische functies, bieden jou als aios een uitdagende leeromgeving. Als je voor jouw keuzestage voor Isala kiest, is het mogelijk om te kiezen voor oncologie, perinatologie, prenatale diagnostiek, minimaal invasieve

gynaecologie, seksuologie en fertiliteit. De opleiding tot gynaecoloog duurt zes jaar. De eerste twee jaar daarvan vindt plaats in een niet-universitair ziekenhuis. De volgende twee jaar volg je in het UMC Groningen, en het vijfde en zesde jaar weer in een niet-universitair ziekenhuis. Het zesde jaar kun je ook gebruiken om in een van de clusterziekenhuizen of elders een specifiek aandachtsgebied te ontwikkelen. Het opleidingscurriculum bestaat uit stages in de aandachtgebieden obstetrie, perinatologie, algemene gynaecologie, oncologie en voortplantingsgeneeskunde. De opleiders in de betrokken ziekenhuizen maken clusterbrede afspraken over de invulling van de opleiding.

In de regio Noord- en Oost-Nederland wordt veel aandacht besteed aan curriculumopbouw en onderwijsvernieuwing en is de opleiding persoonlijk toegesneden op de wensen van de aios. Na jouw registratie als specialist kun je je verder specialiseren in een van de subspecialisaties perinatologie, oncologie, bekkenbodem of voortplantingsgeneeskunde. Heb je vragen? De medewerkers van Bureau arts-assistenten van de Isala Academie staan je graag te woord. Zij zijn op werkdagen te bereiken tussen 8. Contact en locatie Isala Academie. Deze website plaatst cookies.

Dit doen we om onze site gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van het bezoekersgedrag.

https://s3.ap-northeast-1.amazonaws.com/uploads.strikinglycdn.com/files/aeb799e1-cead-46fe-85d3-f282458ca7ef/how-to-eat-around-the- world-tips-and-wisdom-240.pdf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten

De stijging van het gemiddeld aantal lopende uitkeringen voor en na verlof is tussen 2017 en 2019 groter dan die bij de toekenningen (vergelijk met tabel 3.1), wat erop wijst dat

• Als u niet getrouwd bent of geen geregistreerd partnerschap heeft maar het kind wel heeft erkend: een uittreksel van de erkenning van het kind. Is het kind nog

Als er bij uw ontslag uit het ziekenhuis nog geen controleafspraak is gemaakt en u moet wel voor controle komen, dan kunt u de volgende dag zelf het secretariaat gynaecologie

Opname wordt meestal geadviseerd bij klachten, ernstige zwangerschapshypertensie (onderdruk hoger dan 100), eiwit in de urine, afwijkende bloeduitslagen, een duidelijke

Tot slot kan de bekkenbodemspier ook te gespannen zijn, waardoor de bekkenbodemspier op het moment van de drukverhoging niet meer extra kan aanspannen en er zo toch urineverlies

Dit helpt niet voor de verzakking, maar de ingang van de vagina wordt wat nauwer gemaakt.. De gynaecoloog maakt een snee aan het begin van

Zijn mening getuigt niet alleen van een grote onwetendheid maar vooral van een gebrek aan respect voor de medemens. Als je kiest voor een job, moet je geen andere jobs