• No results found

Afstemming vraag en aanbod Obstetrie & Gynaecologie BIJLAGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afstemming vraag en aanbod Obstetrie & Gynaecologie BIJLAGEN"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Obstetrie & Gynaecologie

BIJLAGEN

Geert-Jan Ketelaar Faculteit Bedrijfskunde

(2)

Inhoudsopgave

Bijlage A Herkomst ziekenhuizen,...3

Bijlage B Relatie kenmerken patiënt en zorgbehoeften...4

Bijlage C Patiëntengegevens verpleegafdelingen K3VA en L3VA...5

Bijlage D Methodiek Werkdruk en Herstel bij Afwijkende Werktijden...6

Bijlage E De San Joaquin-methode...7

(3)

Bijlage A Herkomst ziekenhuizen,

periode november 2004 – november 2005

Naam ziekenhuis Type ziekenhuis Aantal herkomsten

Antonius Ziekenhuis Sneek 2de lijn 18

Betesda Ziekenhuis Hoogeveen 2de lijn 9

Bronovo Ziekenhuis Den Haag 2de lijn 1

Delfzicht Ziekenhuis Delfzijl 2de lijn 7

Diaconessenhuis Meppel 2de lijn 4

Diakonessenhuis Doorn 2de lijn 9

Gemini Ziekenhuis Den Helder 2de lijn 1

Jozeflokatie Deventer 2de lijn 1

Martini Ziekenhuis v. Ketwich 2de lijn 11

Martini Ziekenhuis v. Swieten 2de lijn 3

MC Leeuwarden 3de lijn 39

Medisch Spectrum Enschede 2de lijn 6

Nij Smellighe Drachten 2de lijn 31

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal 2de lijn 13

Saxenburg Ziekenhuis Hardenberg 2de lijn 5

Scherper Ziekenhuis Emmen 2de lijn 19

Sint Lucas Winschoten 2de lijn 10

Sionsberg Ziekenhuis Dokkum 2de lijn 4

Sophia Zwolle 3de lijn 3

Spaarne Ziekenhuis Heemstede 2de lijn 3

Twenteborg Ziekenhuis Almelo 2de lijn 10

Weezenlanden Zwolle 2de lijn 2

Wilhelmina Ziekenhuis Assen 2de lijn 21

Ziekenhuisgroep Twente Hengelo 2de lijn 18

Herkomst onbekend 9

Totaal 257

Provincie Aantal herkomsten

Drenthe 44

Friesland 92

Gelderland 1

Groningen 44

Overijssel 62

Noord-Holland 1

Zuid-Holland 1

(4)

Bijlage B Relatie kenmerken patiënt en zorgbehoeften

Wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat er een relatie bestaat tussen vroeggeboorte en:

- de leeftijd van de moeder en dan zowel bij jongere als oudere moeders. In een grafiek uitgezet blijkt er een U-vormig verband tussen leeftijd en vroeggeboorte te zijn (Pickering en Deeks, 1991; Van Enk et al, 2000);

- meerlingzwangerschap (Visser en Bruinse, 1997);

- roken (Meyer, 1977; Kline et al, 1989). Roken tijdens de zwangerschap kan leiden tot abnormale ontwikkeling van de placenta, voortijdige bevalling en groeivertraging, en is mogelijk verantwoordelijk voor 15 procent van alle vroeggeboorten (Andres en Day, 2000);

- ontsteking van het tandvlees en de weefsels rond de tanden (parodontitis of periodontitis) (Jeffcoat et al, 2003);

- IVF e.d. (Helmerhorst et al, 2004);

- eerdere abortus, moeders die eerder een abortus ondergingen, hebben bij volgende zwangerschappen een 1.7 keer grotere kans op een vroeggeboorte voor 28 weken. Vaak is dit het gevolg van PPROM (Moreaua);

- kort geboorte-interval, een korte tijd tussen twee zwangerschappen verhoogt de kans op een vroeggeboorte (Smits en Essed, 2001). De kans op een extreme vroeggeboorte (na 24 tot 32 zwangerschapsweken) is zelfs ongeveer twee keer zo groot onder vrouwen die binnen een half jaar na de geboorte van een eerste kind weer zwanger zijn (Smith, Pell en Dobbie, 2003);

- korte baarmoederhals (Iams et al., 1996); evenwel bestaat er geen onderzoek waaruit blijkt dat onder een zekere lengte van de baarmoederhals altijd een vroeggeboorte optreedt en evenmin bestaat er onderzoek waarin wordt aangetoond dat boven een bepaalde lengte van de baarmoederhals vroeggeboortes uitblijven.

(5)

Bijlage C Patiëntengegevens verpleegafdelingen K3VA en L3VA Bron: PeopleSoft, uit Norm- en standlijst, peildatum 3 febr. 2005

Personeel K3VA

No. FTE Omschrijving

1 0,60 Seniorverpleegkundige

2 0,50 Seniorverpleegkundige

3 0,50 Seniorverpleegkundige

4 0,80 Seniorverpleegkundige

5 0,70 Seniorverpleegkundige

6 0,60 Seniorverpleegkundige

7 0,60 Seniorverpleegkundige

8 0,52 Seniorverpleegkundige

9 0,60 Seniorverpleegkundige

10 0,60 Seniorverpleegkundige 11 0,40 Seniorverpleegkundige 12 0,60 Seniorverpleegkundige 13 0,60 Seniorverpleegkundige 14 0,50 Seniorverpleegkundige 15 0,50 Seniorverpleegkundige 16 0,90 Regieverpleegkundige 17 1,00 Regieverpleegkundige 18 0,90 Regieverpleegkundige 19 0,90 Regieverpleegkundige 20 0,67 Regieverpleegkundige

21 1,00 Hoofdverpleegkundige

22 0,80 Verpleegkundige

23 0,67 Verpleegkundige

24 0,50 Verpleegkundige

25 0,50 Verpleegkundige

26 0,80 Verpleegkundige

27 0,80 Verpleegkundige

28 0,90 Verpleegkundige

29 0,70 Verpleegkundige

30 0,67 Verpleegkundige

31 0,67 Verpleegkundige

32 0,90 Verpleegkundige

33 0,80 Verpleegkundige

34 0,67 Verpleegkundige

35 0,90 Verpleegkundige

36 0,89 Leerling verpleegkundige 37 0,89 Leerling verpleegkundige

Personeel van L3VA.

No. FTE Omschrijving

1 0,60 Seniorverpleegkundige

2 1,00 Seniorverpleegkundige

3 0,60 Seniorverpleegkundige

4 0,60 Seniorverpleegkundige

5 0,50 Seniorverpleegkundige

6 0,50 Seniorverpleegkundige

7 1,00 Seniorverpleegkundige

8 0,60 Seniorverpleegkundige

9 0,80 Seniorverpleegkundige

10 0,70 Seniorverpleegkundige 11 0,80 Seniorverpleegkundige 12 0,70 Seniorverpleegkundige 13 0,67 Seniorverpleegkundige 14 1,00 Regieverpleegkundige 15 0,70 Regieverpleegkundige 16 0,80 Regieverpleegkundige 17 0,80 Regieverpleegkundige 18 0,80 Regieverpleegkundige 19 1,00 Regieverpleegkundige 20 0,90 Regieverpleegkundige

21 1,00 Hoofdverpleegkundige

22 0,44 Leerling verpleegkundige

(6)

Bijlage D Methodiek Werkdruk en Herstel bij Afwijkende Werktijden

Gezond roosteren is gebaseerd op de methodiek Werkdruk en Herstel bij Afwijkende Werktijden, kortweg de WHAW-methode. Deze methode is ontworpen door Prismant, in samenwerking met de sectie Experimentele en Arbeidspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij hebben speciaal voor de gezondheidszorg een methode ontworpen die ervoor moet zorgen dat er meer regelmaat en voorspelbaarheid komt in het rooster.

De methodiek gaat uit van de volgende criteria. Het is daarbij de bedoeling dat de roosters aan zoveel mogelijk criteria voldoen:

1. Vermindering van het aantal nachtdiensten tot 2 hooguit 3;

2. Beperkt aantal gelijksoortige diensten achter elkaar;

3. Na iedere nachtdienstperiode minimaal 48 uren vrij;

4. Gegarandeerde hersteltijd van tenminste 12 uren per 24 uren;

5. Voorwaartse rotatie;

6. Niet beginnen met een nachtdienstperiode;

7. Vroege dienst niet beginnen voor 07.00 uur;

8. Beperking van de lengte van de dienstenreeks;

9. Overlap van diensten;

10. Zoveel mogelijk besteedbare vrije tijd in de weekeinden;

11. Zoveel mogelijk vaste doordeweekse avonden vrij;

12. Zoveel mogelijk maaltijden in gezinsverband; en

13. Zoveel mogelijk regelmatigheid in het rooster (niet te lange duur van de roostercyclus).

Een belangrijke criteria is het voorwaarts roosteren. Bij voorwaarts rooteren begint de volgende dienst steeds op dezelfde tijd of later. Een verpleegkundige draait daarom nooit een vroege dienst na een late dienst. Hierdoor ligt tussen de verschillende reeksen diensten altijd vijftien uur rusttijd. Alleen bij de opeenvolging van nachtdienst naar vroege dienst ligt achtenveertig uur rusttijd. Uit onderzoek (niet alleen in de gezondheidszorg) blijkt op deze manier veel minder gezondheidsklachten voorkomen. Een vrij weekend betekent bij gezond roosteren vrij van 18.00 uur vrijdagavond tot 07.30 uur maandagochtend. Een late dienst op vrijdag voor je vrije weekend kan dus niet. Roostermogelijkheden zijn onder andere: drie late diensten op vrijdag, zaterdag en zondag, twee of drie vroege diensten, drie nachtdiensten.

Bij een klein aantal nachtdiensten achter elkaar, blijft het bioritme voornamelijk 'dag-georiënteerd', Hoe meer

(7)

nachtdiensten er achter elkaar worden gedraaid, hoe meer het lichaam zich probeert aan te passen aan de veranderde tijdsindeling. Als er vervolgens vrije dagen volgen, treedt er opnieuw een sterke verstoring op en moet het lichaam zich aanpassen, met alle klachten van dien. Veel mensen voelen zich pas op de tweede of derde vrije dag weer goed. Daarom wordt aanbevolen om het aantal aaneengesloten nachtdiensten te beperken tot twee of hooguit drie. Vooral op langere termijn betekent dit een veel minder groot risico voor de gezondheid.

Bovendien is de kwaliteit van de vrije dagen veel beter; minder vermoeidheid en vrijwel geen aanpassingsklachten.

(8)

Bijlage E De San Joaquin-methode

Bij deze methode worden patiënten – op basis van negen indicatoren – ingedeeld in vier zorgcategorieën (zie tabel I). Voor het scoren van de zorgintensiteit is een inschatting van de verpleegkundige nodig, wat wel zorgt voor enige subjectiviteit. De methode is vrij flexibel en er kunnen extra zorginhoudelijke informatie en verpleegkundige diagnoses worden toegevoegd. Het beperkte aantal indicatoren maakt de uitvoering vrij eenvoudig.

Tabel I. Zorgcatergorieën en indicatoren San Joaquin-methode,

bron: Sermeus W., The Belgian Nursing Minimum Data Set and nursing intensity. Acta Hospitalia 1993;33:57-70.

zorgcategorieën San Joaquin indicatoren San Joaquin - minimale zorg - activiteit onafhankelijk - gemiddelde zorg - gedeeltelijke hulp bij bad - meer dan gemiddelde zorg - gedeeltelijke hulp bij houding - intensieve zorg - volledige hulp bij houding

- gedeeltelijke hulp bij voeding

- volledige hulp bij voeding

- infuus

- observatie om de één à twee uur

- constante observatie

Werkwijze San Joaquin

De zorgindicatoren in de San Joaquin-methode zijn een selectie uit 94 zorgen aan de patiënt en worden weerhouden als de meest fundamentele aspecten van de zorg. Deze indicatoren worden kritische factoren genoemd omdat ze hoofdaandeel van de informatie geven over de totale verzorging. De 94 zorgaspecten worden tevens teruggevonden in studies die zijn gebeurd in Saskatchewan in Canada (Williams, 1977; Goldstone, 1980).

Het instrument is een prototype evaluatiemethode, waarbij door het aanstrepen van een beperkt aantal criteria, berekend wordt tot welke categorie de patiënt behoord. Door middel van meting wordt de gemiddelde hoeveelheid zorg die met elke patiëntencategorie overeenkomt bepaald.

Patiëntencategorieën

Aan de hand van het instrument worden de volgende 4 patiëntencategorieën onderscheiden:

 Categorie 1: de minimale zorg of zelfzorg;

 Categorie 2: de gemiddelde zorg

 Categorie 3: meer dan gemiddeld zorg

 Categorie 4: intensieve zorgen Categorie 1: de minimale zorg of zelfzorg

(9)

De patiënt heeft supervisie en aanmoediging nodig van de verplegenden om te voorzien in de persoonlijke zorg.

Hij kan instaan voor persoonlijke hygiëne zelfs wanneer hij een infuus, katheter of andere types van sondes heeft. Hij kan onafhankelijk zijn in zijn rolstoel.

Categorie 2: de gemiddelde zorg

De patiënt heeft supervisie, aanmoediging en hulp nodig van de verplegenden om tegemoet te komen aan de persoonlijke noden. Hij vereist hulp bij één of meerdere van de volgende activiteiten: baden; houding in bed of rolstoel; mobiliteit; en voeding. Hij kan frequent toezicht op intraveneuze therapie, vitale tekens, enz... nodig hebben.

Categorie 3: meer dan gemiddeld zorg

De patiënt heeft supervisie, aanmoediging en bijna volledige hulp nodig van de verplegenden om aan zijn noden tegemoet te komen. Hij vereist volledige hulp bij één of meer van de volgende activiteiten: baden; houding in bed of rolstoel; mobiliteit; en voeding. Hij vereist meestal frequentere observatie en het nagaan van de medische situatie.

Categorie 4: intensieve zorgen

De patiënt vereist alle hierboven opgesomde zorgen samen met constante monitoring en observatie van de medische toestand.

Zorgindicatoren

Om de patiënt door middel van de classificatie in één van de 4 categorieën in te delen, wordt gebruik gemaakt van 9 zorgindicatoren die betrekking hebben op de activiteiten van het dagelijkse leven zoals baden, mobiliteit en voeding ofwel op meer specifieke verpleegactiviteiten zoals het hebben van een infuus of het nodig hebben van observatie. Dit is concreet gestalte gegeven in de patiëntclassificatievorm die toelaat om de patiënten- categorie op een eenvoudige wijze te berekenen (figuur I)

Figuur I. De patiëntenclassificatievorm,

bron: Dierickx, H., Sermeus, W., Patiëntenclassificatie, Zorgenbehoefte als basis van staffing, Acco Leuven/ Amersfoort, 1985.

(10)

1. Indien een indicator relevant is voor de te classificeren patiënt, dan wordt op de horizontale lijn alle voorafgedrukte vakjes aangestreept.

2. In verticale richting worden alle aantal aanstrepingen onder iedere categorie opgeteld.

3. De kolom met het grootste cijfer onderaan, bepaald de categorie tot welke de patiënt behoort.

4. Omcirkel deze categorie bovenaan.

N.B. 1. Zowel in categorie I, II als III bevinden zich voorafgedrukte aanstrepingen ( [ v ] ; 0,5).

Dit zijn correctiefactoren. Hierdoor wordt reeds gewicht gegeven aan een bepaalde categorie. Bij het maken van een totaal per kolom moeten deze correctiefactoren steeds worden meegeteld.

2. Onderaan het classificatie-instrument is er ruimte voor het noteren van een opmerking.

Hierdoor is het mogelijk een patiënt in een hogere categorie onder te brengen dan cijfermatig wordt bepaald. Dit wordt dan ook door de verplegende die de classificatie invult, verantwoordt door een korte opmerking.

De verschillende zorgindicatoren die gehanteerd worden door het bepalen van de patiëntencategorie worden als volgt beschreven:

1. Activiteit onafhankelijk

De patiënt kan zelf zijn dagelijks toilet doen (met waskom aan bed of in bad of douche) met een minimum aan supervisie. Deze patiënten staan in voor eigen hygiëne zelfs wanneer zij een infuus, O2 enz. .... hebben. De patiënt komt uit bed zonder hulp.

2. Gedeeltelijke hulp bij bad

De patiënt kan zichzelf beginnen wassen doch kan zich niet volledig wassen. Hij heeft hulp nodig om een bad of douche te nemen en heeft aanmoediging en supervisie nodig tijdens (bed-)bad. Hierbij wordt niet verstaan de hulp die nodig is bij het alleen maar wassen van de rug. Ook niet wanneer volledige bedbad gegeven moet worden.

3. Gedeeltelijke hulp voor houding

De patiënt kan meehelpen bij draaien of zich verplaatsen in bed. Hij kan niet alleen van bed naar stoel of omgekeerd. Hij heeft hulp nodig voor het behouden van een juiste positie, bijvoorbeeld door tractie of voetsteun.

4. Volledige hulp voor houding

De patiënt heeft volledige hulp nodig voor het draaien en voor de houding in zijn bed of stoel. Hij moet voor de verplaatsingen van bed naar stoel e omgekeerd volledig geholpen worden. Hij niet helpen bij het wassen.

5. Gedeeltelijke hulp voor voeding

De patiënt kan zichzelf voeden na hulp bij het openen van de verpakking, het snijden van vlees en dergelijke. Hij kan supervisie en aanmoediging nodig hebben bij het eten.

6. Volledige hulp voor voeding

(11)

De patiënt moet gevoed worden of heeft voortdurend toezicht en aanmoediging nodig bij het eten tengevolge van slikmoeilijkheden, krijgt sondevoeding of heeft een gastrostomie.

7. Infuus

Dit houdt I.V.-medicatie in om de 6 uur of lopend infuus. Elk infuus dat moet worden opengehouden, of dat frequent toezicht vereist moet hiermee worden aangeduid; zelfs indien de patiënt zich onafhankelijk kan bewegen.

8. Observatie om de 1 à 2 uur

De patiënt vereist observatie van symptomen en wordt gevolgd (behalve voor wat betreft infuus en voor wat betreft om de 2 à 4 uur vitale parameters opnemen). Voorbeeld: output per uur; neurologische tekens om de 15 minuten; vitale tekens tot ze stabiel worden na operatie of na diagnostische interventie; of hyperactiviteit.

9. Constante observatie

Alle observatie om redenen onder punt 8 vermeld of gebruik van speciale apparatuur of problemen die bijna constante observatie vereisen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De onzekerheid van de zorgvraag en de onvoorspelbaarheid van de werklast van de beide verpleegafdelingen van Obstetrie en Gynaecologie, worden bepaald door het aantal

De kwaliteit van de geleverde zorg moet transparant zijn voor patiënten en zorgverzekeraars om hen in staat te stellen te kiezen voor kwalitatief goede zorg en deze in te kopen..

De minister wil bevorderen dat de te verlenen zorg beter tussen zorgverleners wordt afgestemd, meer wordt georganiseerd rond de patiënt en zoveel mogelijk dichtbij huis (in de

Op dit punt in de beleidsontwikkeling zou het goed zijn als de minister per onderwijssector zijn visie op vraagsturing voor de verschillende onderwijs - sectoren expliciet maakt:

Wij hebben onze conclusies over de knelpunten in de afstemming tussen zorgverleners en de consequenties daarvan voor de kwaliteit van de zorg voor chronisch zieken in drie

Volgens zowel de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) als het ministerie van VWS worden de belangen van de cliënt op het gebied van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid

We show some examples of remote sensing applications to study biodiversity, ecology, water quality and land use/land cover changes, which benefits from existing data and

De politie is hier erg blij mee en samen met de gemeente en de dorpsraden wordt het opzetten van een Buurtpreventie Appgroep (BPA) dan ook gestimuleerd. Voor het opzetten van